Bergen blijven gevaarlijk
I
I
s
4ft-. I
m3a
wmÊmm
Maar door een goede voorbereiding
kan men zich ertegen wapenen
ZATERDAG 27 JULI 1968
HAARLEM Het ongeluk met de twee Utrechtse
alpinisten in het Berninamassief heeft weer eens de
nadruk gelegd op de grote gevaren, die bergbeklim
mers bedreigen. Van oudsher worden die gevaren
onderscheiden in subjectieve en objectieve. Objectieve
gevaren zijn moeilijk te bestrijden. Slecht weer kan
men niet tegenhouden, een rotsblok dat uitbreekt even
min. Het gebeurde dezer dagen nog op de Hornfelli-
stock, toen een student met een vriendin daar aan het
klimmen was. Een blok brak onder zijn voeten af zodat
de student een val van dertig meter maakte. Hij over
leefde de val niet. Zijn vriendin werd niet meegesleurd
en behield zodoende het leven. Dit wijst al op een mo
gelijkheid ook objectieve gevaren te bezweren: voor
goede zekering zorgen.
Doodzonden
Doping
Te hoog gegrepen
Wondermiddel
Trieste lijst
111
A s»
mtm
mWB
Würcfo
forteuc*qrat
sta.
Noodlottige sneeuw
Nooit gevonden
Kees Maas
Voor Nederlanders, die hun vakan
tie in het bergland gaan doorbrengen
zullen gevallen als het laatste niet veel
voorkomen. De doorsnee vakantie
ganger gaat tochten maken, meestal
over gebaande paden. Natuurlijk be
staan ook daar objectieve gevaren: het
weer, lawines, steenslag enzovoorts. Zij
zijn alleen te bestrijden door er reke
ning mee te houden. Bij slecht weer
moet men omkeren, en nog belang
rijker is het om zoveel begrip voor
metereologie te krijgen dat men de
weersomslag tijdig ziet aankomen. Cf
lawinegevaar bestaat is meestal ook
wel van te voren te bekijken, en in elk
geval moet men er naar vragen aan
iemand die het weten kan. Er. tegen
steenslag kan een helm een uitkomst
zijn. Het mag dan een' vreemd gezicht
zijn, maar toch dragen steeds meer
klimmers in de Alpen een helm, die
glucose, maar louter als uiterste red
dingsmiddel.
Men kan bij een moeilijke beklim
ming in zulke uitzonderlijke omstan
digheden geraken, dat dit hartstimu-
lerend middel de enige mogelijkheid
is het er levend af te brengen. Het be
tekent evenwel dan tevens het einde
van de vakantiepret, want elke huis
arts zal u wijzen op de sterke reactie,
die van het gebruik van het middel
het geval is. Het is overigens in Neder
land in apotheken niet eens te koop.
Men krijgt uit de berichten echter
niet de indruk dat de twee Utrechters
in een uitzonderlijke situatie verkeer
den. De Neue Zürcher Zeitung meldde
de dag na het ongeval uit Pontresina,
dat de Nederlanders de Bovalhut om
drie uur 's morgens hadden verlaten,
op weg naar de Italiaanse schuilhut
sifa- iP^H
in het geheel niet zwaar hoeft te zijn.
Waarom op een fabrieksterrein wel en
in de bergen niet?
Subjectieve gevaren zijn er ook vol
op en dit zijn altijd dingen waartegen
men iets kan doen. Men kan zich goed
kleden en uitrusten, men kan tevoren
weten of men gezond is, men kan leren
hoe men zich in de bergen moet ge
dragen. Onlangs is een nieuw boek
van de bekende Oostenrijkse gids
Willy Wechs verschenen, waarin deze
berggids en bergredder tal van goede
wenken geeft voor het gedrag in de
bergen. Dit zijn de tien doodzonden
in de Alpen:
1. Zorgeloosheid voor wat betreft
kleding en uitrusting.
2. Onderschatting van de moeilijk
heden van de tocht en het gebied.
3. Het in de wind slaan van adviezen
van ervaren alpinisten over de
moeilijkheden van de voorge
nomen tocht en ophanden zijnde
weersomstandigheden.
4. Zo maar op tocht gaan en alles
aan het toeval overlaten, waarbij
het er niets toe doet of we alleen
gaan of in gezelschap van anderen.
5. Vergeten, voordat wij op tocht
gaan, in het dal te laten weten
welke tocht we gaan maken en waar
we 's avonds denken aan te ko
men.
6. Onderweg onze plannen en het
eindpunt van onze tocht wille
keurig wijzigen.
7. Gebaande paden verlaten om de
tocht te bekorten.
8. „Eventjes" een rotspartijtje be
klimmen.
9. Zonder training en onbekend met
het gebied er alleen op uit trek
ken.
10. Meer wagen dan wij lichamelijk
kunnen opbrengen is de grootste
zonde tegen onszelf en tegenover
anderen.
Deze laatste regel is bij uitstek van
toepassing op de twee Utrechters, van
wie het wel vrijwel vaststaat dat zij
ten gevolge van doping zijn omge
komen. Dat bergbeklimmers opwek
kende middelen gebruiken is op zich
zelf niet zo bijzonder. In de standaard
uitrusting van alpinisten zit coramin-
Op de voorgrond de Bovalhut van
waar de twee Utrechtenaren hun
tocht begonnen. De weg gaat links
langs de rotsklomp omhoog tot het
kleine zwarte puntje, dat men
bovenaan de foto omhoog ziet
steken, de Crast d'Agüzza.
Marco e Rosa aan de voet van de zuid
graat van de Piz Bernina. De weers
omstandigheden waren niet bijzonder
gunstig: op een hoogte van 340Ó meter
waaide een sterke wind. Vlak onder de
Crast d'Agüzza zonk de oudste Neder
lander in elkaar. De gids zag geen
kans hem naar de hut te dragen, ging
toen hulp halen en kreeg drie Italia
nen mee. Toen zij bij de Utrechters
arriveerden bleken zij beiden dood te
zijn.
Een dag later meldde de correspon
dent uit Pontresina dat opwekkende
middelen waarschijnlijk de dood had
den veroorzaakt.
„Men verdacht alleen al daardoor
de Nederlanders, omdat in het bijzon
der de zestigjarige Hickmann ondanks
zijn leeftijd zeer vrolijk gestemd klom.
Bijna moeiteloos ging hij omhoog, tot
hij ineens in elkaar stortte", aldus de
correspondent.
Het gebruiken van opwekkende mid
delen bij een tocht van hut tot hut is
een onbegrijpelijke zaak. Als men een
tocht niet aankan is er maar één
methode: omkeren. Dit klemt te meer
daar de Utrechters waarschijnlijk een
dag later ook nog de beklimming van
de top van de Bernina hadden willen
volvoeren. Hoe zij dit hadden willen
doen na een dag tevoren dope te heb
ben gebruikt is onbegrijpelijk.
Het ongeval van de Utrechters is een
typisch voorbeeld van mensen die te
hoog grijpen en iets willen doen dat
zij lichamelijk niet aankunnen. Het is
natuurlijk niet het meest voorkomende
geval, en zeker niet wat het dope
effect betreft. Maar dat tallozen ieder
jaar aan een tocht beginnen, die voor
hen te zwaar is en daardoor niet al
leen hun eigen genoegen maar ook dat
van anderen bederven is zeker.
In Willy Wechs boek vindt men tal
loze voorbeelden van de tien dood
zonden, waarvan we er hier enkelen
willen overnemen. In de bergen
schijnt de zon heel fel en velen pro
beren dan zo snel mogelijk bruin te
branden. Wechs beschrijft een geval
van een zeer eigenwijze zonnebader:
„In de Silvrettagroep was ik eens
getuige van een onverstandig zonne
bad met dodelijke afloop. Wij kwamen
op een stralende, heldere maartdag de
Dreilanderspitze af en hadden bij die
afdaling van de hoge Jamtalferner
veel plezier in de hoge stuivende poe
dersneeuw. Nadat mijn „Seilschaft"
de hoge ijsreep gepasseerd was wacht
ten wij op onze metgezellen van de
volgende „Seilschaft".
Toen viel mijn oog op een klein
vuurrood puntje diep beneden ons op
een tegenoverliggende zijmorene van
de gletscher. Het viel me op door zijn
onnatuurlijke kleur. Dat hoorde daar
niet thuis, maar wat zou het zijn? Ook
de anderen konden er niets uit op
maken en dus voerde ik de verdere
afdaling er dicht langs: er lag een
poedelnaakte man, die zo te zien sliep.
Pas nadat we hem een paar keer had
den geroepen, bewoog hij zich en voeg
de ons toe dat we naar de duivel kon
den lopen. Ik was zo vrij op te mer
ken dat hij een gevaarlijke zonnesteek
zou oplopen. Dat was zijn zaak, zei hij
en wij moesten hem met rust laten.
Toen ging hij weer liggen en draaide
ons zijn blanke zijde toe. Dit gebaar
was overduidelijk. In de Jamtalhut
troffen wij het gezelschap van deze
zonaanbidder aan, het roosterde zich
voor de hut.
Zij meenden ook dat door een veel
vuldig verblijf aan zee en in de bergen
deze maartse zon hen geen kwaad kon
doen. Toen echter 's avonds de een
zame zonnebader van de gletscherrand
nog niet terug was, gingen wij op
onderzoek uit. Halverwege kwam hij
ons tegemoet, wankelend door koorts
rillingen, en hij sprak wartaal. In de
hut ontdekten wij dat zijn hele lichaam
met brandblaren was overdekt. Hij kon
nauwelijks meer uit zijn ogen kijken,
zo gezwollen was zijn gezicht. De man
was daarboven in slaap gevallen en
had zich een derdegraadsverbranding
op de hals gehaald, waarbij in de loop
van de nacht een longontsteking kwam.
Ondanks alle pogingen van een arts
om hem te redden en het onmiddellijk
wegvoeren van de patiënt, overleed hij
binnen een etmaal aan zijn zonnesteek,
respectievelijk de verbranding van de
huid".
Dat de vertaling wel wat te wensen
overlaat is uit dit fragment wel duide
lijk maar we nemen het gaarne op de
koop toe omdat de schrijver zoveel
nuttige dingen vertelt. Zo geeft hij bij
voorbeeld een praktisch middel tegen
verbranding: stamp enkele rauwe, ge
schilde en goed gewassen aardappelen
tot een papje. In een scljone doek wordt
het vocht er voor het grootste deel
uitgeperst. De pap die overblijft leg
gen we dik op de verbrande plekken,
een doek eroverheen en dan slapen.
Wechs verklaart ook uitvoerig waar
om het plukken van alpenbloemen zo
schadelijk is. Hij vertelt dat een berg-
bloem, waarvan de natuurlijke levens
loop onderbroken wordt, veel tijd
vaak tot twaalf jaar nodig heeft om
zich opnieuw te ontwikkelen. Een edel-
weissplant waarvan de bloemen zijn
afgeplukt bloeit weliswaar het jaar
daarop weer, maar wordt van jaar tot
jaar zwakker tot hij afsterft, omdat de
wortelstok de terugloop van sappen
van de plant nodig heeft om weer op
nieuw actief te kunnen worden.
Maar terug naar de ongelukken,
waarvan 95 percent voor rekening
komt van toevallige en ongeoefende
bergtoeristen. In de afgelopen vijftien
jaar moest de reddingsdienst van de
Beierse bergwachten op de volgende
wijze worden ingezet:
82.624 maal eerste hulp bij onge
lukken.
26.229 reddingen en bergingsacties
van mensen, die in nood geraakt wa
ren.
888 bergingen van omgekomenen.
76 acties bij lawineongelukken.
1.238 opsporingsacties naar vermis
ten.
1.475 maal loos alarm.
30.443 acties ter' bescherming van
plant en dier.
Wechs beschrijft een bergstation van
een kabelbaan:
„Je huivert als je ziet wat er alle
maal uit de gondels stroomt. Op meer
'•"'fel™
liiö?*#1!
'S'a.iWi
Dit is de beroemde Briancograat van de Bernina, een dankbaar onderwerp voor prentbriefkaarten. In tegenstelling tot de
afgebeelde alpinisten zouden twee onlangs omgekomen Utrechters de graat hebben moeten afdalen, nadat zij de top via
de andere zijde hadden beklommen. Zij hebben echter geen kans gezien zelfs maar de beklimming te beginnen omdat voor
hen het einde vlakbij de Marco e Rosahut kwam. Op de tekening hieronder ziet men van rechts naar links de noodlots
route van Bovalhut naar Marco e Rosahut. (Beide illustraties uit „In Eis und Urgestein" door Walter Pause, import Schroder
en Dupont, Amsterdam)
A i A .w- h...
"v
■'JZ >1 Jtl:;
jP-
i
-:-w
dan 2.000 meter hoogte komen ze daar
naar boven alsof ze naar een thé-
dansant gaan: dames met hoge hakjes
of open sandaaltjes en in een jurkje,
waarvan je alleen bij het zien al begint
te rillen; de heren net zo, het gewone
kostuum van thuis en alledaagse
schoenen met gladde zolen.
Ook dit zou er nog mee door kunnen
als deze mensen direct van de gondel
naar het terras of het restaurant van
het berghotel gingen en er mee te
vreden zouden zijn vanaf deze veilige
plaats van het uitzicht te genieten.
Maar lang niet alle bergstations zijn
met een hotel gecombineerd en o wee
als deze volslagen en onvoldoende uit-
Hier de Crast d'Agüzza van dicht
bij. Rechts in cirkel de Marco en
Rosahut, waarnaar de twee op weg
waren.
y
geruste mensen het erop wagen, nu ze
toch eenmaal boven zijn, een beetje de
buurt te verkennen of de tocht naar
het dal te voet te maken. Maar al te
velen hebben zulk onverstand met de
dood bekocht. Hier een paar voor
beelden:
Een jonggetrouwd paartje was op
huwelijksreis in Oberstdorf. Op de
laatste dag van hun verblijf kreeg de
jonge man zin nog een paar goede
bergfoto's te maken. Hij had het over
de Nebelhorn. In zijn stadskledij, op
lage schoenen met gladde kunststof
zolen trok hij er op uit en kwam niet
terug. De volgende dag werd hij ge
vonden, niet op de Nebelhorn maar op
de Riffenkopf, dus in een heel andere
richting. Bewusteloos en met gescheur
de kleding lag hij op een lawineveid
met een gapende hoofdwond en bedekt
door de „Neuschnee", die 's nachts ge
vallen was. Uit het spoor, dat zijn val
had achtergelaten, bleek dat hij op
grote hoogte was uitgegleden en over
een aantal rotswanden naar beneden
was gestort. Vervolgens was hij dwars
door elzestruiken, waarin zijn kleren
aan flarden gescheurd werden, gerold
om tenslotte honderden meters verder
op het lawineveid te blijven liggen.
Doordat de man snel kon worden ge
opereerd behield hij het leven.
Een ander begaf zich met de kabel
baan op de Nebelhorn. Het was mooi
weer en volgens de wegwijzer was het
slechts drie uur lopen tot op de Groszer
Daumen (2279 meter). Op de top van
de Daumen kwam hij waarschijnlijk in
de nevel terecht, want hij raakte de
weg kwijt en vond geen wegwijzers
meer en toen de nacht viel zocht hij
beschutting in een hoek van de rotsen
vlak onder de kam van de top. Voor
hem werd het een nacht zonder mor
gen. Sneeuw dekte hem toe. Wel werd
hij gezocht en later ook gevonden,
maar het was te laat.
Een eenzame wandelaar daalde eens
de Jubileumweg in de Allgau beneden
de Kugelhorn af over een alm zonder
pad in de richting van Schrecksee-
Hinterstein. Boven de Schreckalp brak
hij zijn enkel. Het gebeurde laat in de
herfst en daarom werden de Alpen
niet meer druk bezocht. Geen men»
hoorde het hulpgeroep van de ongeluk
kige. 's Nachts veranderde het weer
plotseling: sneeuw en daling van de
temperatuur. Een jager vond de man
in het voorjaar op een vlakke weide.
Er was niet naar hem gezocht, hij was
niet vermist, omdat hij zich nergens
had aangemeld.
Behalve door alleen op pad te gaan
had deze man nog een andere alpen-
zonde bedreven: hij was niet op zijn
pad gebleven. We moeten ons niet
laten verleiden tot het verlaten van
het pad, al staan er nog zulke mooie
bloemen of is er een ideaal fotoplekje.
Het afsnijden van bochten kan nood
lottig zijn als wij die niet tot het ein
de kunnen overzien.
De man van ervaring vertelt in het
dal aan zijn hospes en zijn vrouw waar
hij heengaat en blijft onvoorwaardelijk
op het aangegeven pad. Hij schrijft
zich in het „toppenboek" en de gasten
boeken in, die in ieder onderkomen
uitgestald liggen.
Zo vertelt Wechs het ene geval na
het andere. Vele slachtoffers van de
bergen zijn nooit gevonden, anderen te
laat. Hij heeft zijn boek niet geschre
ven om de mensen af te schrikken.
Want in het tweede deel voert hij zijn
lezers mee langs vele wegen en paden,
door dalen en over toppen, maar steeds
zo dat het een genoegen blijft.
Het boek is geschreven voor degene,
die genoegen wil beleven in de ber
gen, niet voor degenen, die prestaties
zonder meer willen leveren. We zou
den haast willen stellen, dat iedereen
die de bergen intrekt zich dit boek
moet aanschaffen. Ook voor gerouti
neerde bergwandelaars staan er nog
tal van nuttige wenken in. Juist tiu
vele reisbureaus in hun voorlichting
aan de cliënten, die reisdoelen >n de
bergen uitkiezen, schromelijk tekort
blijken te schieten, is dit een zeer wel
kom boek.
„Voettochten in de Alpen" door Willy
Wechs (Hoelofs en Van Goor, Amersfoort).