m\ nnor
=De zwaardvis van Sesimbra
PANDA EN DE SUPERSCHAT
POLLE, PELLI EN PINGO
ngestipt
Q
m
w
9
Ons vervolgverhaal
n
DONDERDAG 1 AUGUSTUS 19 6 8
Feuilleton door
JAIVIES GOLDMAN
Garcia de León
Kees Stip
65)
„Mijn enkel, geloof ik". Hij bevoel
de haar enkel en hield op toen ze ge
schrokken haar adem inhield. „Nee,
ga door. Kijk hoe erg het is."
Hoe moest hij weten hoe erg het
was.
De enkel leek niet gebroken. Hij
voelde voorzichtig naar gebroken been
deren. Hoe voelde je dat een been
gebroken was? „Het er goed uit".
Voorzichtig met trillende vingers,
masseerde hij haar enkel.
Het was verscheidene minuten late
Het was verscheidene minuten later,
het de honden betrof. Het verschil
zat hem niet in de klank of het volu
me van het gejank, maar in de rich
ting. Het kwam pal van voren. Ze
moesten een boog beschreven hebbei^
ze waren omgekeerd.
„Verdomme", zei hij; en dan, „neem
me niet kwalijk".
„Help me overeind".
Hij deed wat ze vroeg. Ze stond en
bracht haar gewicht gedeeltelijk over
op haar linkerenkel, daarna nog wat.
De pijn schoot omhoog in haar zij.
„En?"
„Als ik wat op je kan leunen gaat
het wel". Ze nam zijn arm. Ze gingen
op weg. Een stap, twee. Toen klauw
de ze haar vingers in zijn arm.
Hij bleef staan. „Te pijnlijk?"
„Luister".
Ze liepen weer recht op de honden
af. „Onmogelijk. Het komt door de
wind".
„Het waait niet". Dat was zo. Ze
stonden te luisteren. Het ene moment
klonk het geblaf van achteren en het
volgende moment klonk het recht
van voren.
„Twee meutes. Twee troepen hon
den".
„Dat kan niet. Wie zoekt er nog
meer naar ons?"
„Ik weet het niet".
„Wat moeten we doen?"
Het was een redelijke vraag. Een
ogenblik wenste hij dat zijn vader
bij hem was; of Monty. Zij zouden
weten wat er moest gebeuren, zij
zouden hem helpen. Hij kneep zijn
ogen dicht, steeds stevinger; toen
lachte hij.
„Waldorf?" Er klonk enige paniek
in haar stem.
„Het moeras".
„Wat is er met het moeras?"
„Wat is er met het moeras?"
„Daar hadden we allang moeten zit
ten God zegene alle gangsterfilms.
„Met honden bereik je niets in het
water".
De brij kwam tot boven hun knieën
Ze leunde zwaar op hem. De hon
den schenen achter te raken, maar hij
was er niet zeker van. Hij zag niets
dan modder om zich heen; hij moest
blijven lopen. Hij was eerst doods
bang geweest voor alligators, maar
behalve zij zelf scheen er geen le
ven in het moeras te zijn. Het was
een langzame tocht vol verrassingen.
Nu eens lag er blokken en boom
stammen onder de oppervlakte, waar
ze met moeite tegenop en overheen
klommen, dan weer waren er gaten
en kuilen waar ze in wegzakten- Het
was zo mogelijk nog erger als de bo
dem vlak was; de modder trok en
zoog als levend geworden lijm.
Hannah was lange tijd, zwijgend en
met op elkaar geklemdde tanden,
door blijven lopen. Even tevoren was
de pijn nog ondraaglijk geweest. Toen
begon de pijn af te nemen, weg te
trekken, te verdwijnen. Toen ze niets
meer voelde slaakte ze een zucht.
Daarna moest Waldorf haar dragen.
Het moeras ontsloot zich nu. Voor
hen uit was een grote open vlakte, die
veel weg had van een meer. De onvol
groeide bomen en klimplanten liet hij
achter zich, terwijl hij steeds langza
mer de open vlakte in ging.
Hij besefte dat hij halt moest hou
den.
Het was eenvoudig onmogelijk om
verder te gaan. Hij bleef staan, wan
kelde en keek om zich heen. Het was
niet tot hem doorgedrongen dat het
werkelijk een meer was en de onon
derbroken watervlakte kwam als een
volkomen en verschrikkelijke verras
sing. Er waren grenzen en die had hij
bereikt. Sprakeloos, wezenloos, draai
de hij helemaal rond en nog eens.
Tenslotte zag hij de bomen. Daar mid
den in het meer, op een afstand van
minder dan vijftig meter, stonden drie
grote bomen. Zo had hij ze nooit eer
der gezien. Ze waren hoog, recht,
enorm en hadden een dicht geblader
te. Als hij daar zou komen. Hij be
gon +e lopen met 'n bewusteloze Han
nah in de armen. Als zijn hart het
niet begaf zou hij het halen: ik ge
loof dat ik het kan, ik geloof dat
ik het kan, ik geloof
Hij leunde tegen de dichtstbijzijnde
boom en keek naar haar. Hij kon
haar niet optrekken of naar boven
duwen; ze zou moeten klimmen. Ze
kon het niet, maar ze zou wel moe
ten. Hij schudde haar heen en weer.
Na een poosje opende ze haar ogen.
Ze keek hem aan. „O liefje, wat zie
je er moe uit!"
„Klimmen?"
„Hmmm?"
„Kun je klimmen?"
Ze zag de boom en glimlachte. „In
Ohio hadden we een boom. Ik was
er dol op".
De laagste tak van enige dikte
scheen hoog boven hen te zitten; twee
tot drie meter. Maar als ze nu eens
tegen de boom leunde terwijl ze op
zijn schouders stond, zich uitrekte en
zich optrok.
Hij legde het haar uit en ze knikte
ernstig.
Haar gewicht drukte verschrikkelijk
op zijn schouders. Waldorf boog zijn
hoofd achterover. Ze haalde het. Uit
haar gebukte houding kwam ze over
eind; toen stond ze rechtop.
„Pak die tak" zei hij schor. Ze
strekte haar armen omhoog. Haar
handen sloten zich om de tak.
„Trek je op. Ik zal duwen". Hij
zette zijn voeten stevig neer en pro
beerde haar trillend van inspanning
naar boven te duwen. Hij deed zijn
uiterste best.
„Ik kan het niet.O, ik kan het
niet".
Het water kwam tot aan zijn mid
del. Hij voelde dat hij erin weggleed.
Ze zouden verdrinken in ongeveer een
meter water. Het was even oneervol
als t verdrinken in een badkuip. Hij
kokhalsde. Het gewicht op zijn schou
ders werd lichter. Was hij bezig
flauw te vallen, het bewustzijn te
verliezen?
Hij keek naar boven. Hannah ging
omhoog. Haar voeten raakten hem
niet meer. Ze zou zich wel op die
tak werken. Een lange, sterke, hari
ge arm was uit 't gebladerte te voor
schijn gekomen en trok haar nu om
hoog.
(Wordt vervolgd)
Senhor José Pinto Braz is eigenaar
van hotel Espadarte (Zwaardvis) in
Sesimbra. Eigenaar wil natuurlijk
zeggen exploitant, maar ik ben meer
geneigd hem als een volmaakt gast
heer te zien. Wanneer men ergens de
indruk krijgt logé te zijn is het hier.
Een hotel met tachtig kamers maakt
een heel stuk organisatie uit, senhor
Braz kan echter zo druk niet zijn of
hij besteedt aandacht aan de gering
ste wens van een gast, voorkomt die
liever.
Elf jaar gelden stond hij nog aan de
draaibank, toen besloot hij in zijn ge
boorteplaats (achtduizend inwoners, vijf
endertighonderd vissers met duizend boot
jes) een pension te beginnen. Het is uitge
groeid tot het huidige (middenklasse) ho
tel, hij mag welgesteld worden genoemd,
toch zal hij zijn eenvoudige afkomst nooit
vergeten. De politiek van Portugal blijft
ons heel wat bedenkingen geven, char
mante mensen heeft het land in over
vloed opgeleverd en senhor Brax verdient
in onze waardering hoog genoteerd te
staan.
Sesimbra, zo'n vijfendertig kilometer
ten zuiden van Lissabon, kan per bus,
door een prachtig beboste streek, worden
bereikt. Onderweg zie ik hier en daar
bakjes tegen de pijnbomen hangen, ze
worden gemolken voor de hars ,een grond
stof voor terpentijn. Op een andere plaats
staan ontschilde kurkeiken en ik moet
weer denken aan een van die kinderlijk-
poëtische uitdrukkingen van de Portugees:
de kurkeik bloost van schaamte. Na de
ontschilling droogt het sap in de boom
roodachtig op, vandaar.
Het stadje wordt tegen de noordenwind
beschermd door de vriendelijke heuvels
van Arrabida. Als toeristenoord is het
nog grotendeels onontgonnen gebied. Wie
echter eenmaal door de hellende straatjes
met hun verrassende doorkijkjes heeft ge
lopen, het dagelijks gedoe van de arme
maar altijd goedgehumeurde vissers heeft
gadegeslagen, zal er met een zekere
nostalgie aan terugdenken. De bevolking
moet keihard werken voor een onder al
gemeen Europees peil liggend bestaan
(tweemaal per etmaal uit vissen is nor
maal om wat geld te sparen voor de
slechte maanden), veel ontspanning kent
ze niet, maar sombere gezichten zijn zeld
zaam.
In de kleine restaurantjes is het goed
eten: nooit smaakt vis beter dan zo van
de zee op het bord. Er wordt hier nog
veel met de lijn gevist, wat betekent dat
ze anders dan netvis geen tijd in het
ruim blijft liggen maar zeevers aan de
afslag komt. „In Lissabon hebben ze twee
speciale banken voor de vis uit Sesim
bra", vertelt senhor Braz, „die brengt
meer op."
Op een vrijdagmorgen moet ik er al
vroeg uit. Als onderdeeltje van een groep
van vijfentwintig klim ik aan boord van
(alweer) de Espadarte, die ons naar
Troia, een schiereiland ruwweg tegenover
Setubal, zal brengen. We blijven onder
de hoge kust, verderop de zee in wordt
het aanmerkelijk winderiger. De speed
boat gaat mee: mochten er onderweg on
wel worden, vooral na de barbecue kan
dat gebeuren, dan kunnen ze snel naar
het hotel worden teruggebracht.
Twee uur duurt de trip, halfweg begint
de man met de accordeon te spelen. Ik
grabbel mee in een bak met „begeleidings
instrumenten" als kleppers en kunstig ge
sneden stukken hard hout, waarvan de
naar beneden gewelfde bovenkant bezet
is met koperen nagels. Met behulp van
een stuk gespleten bamboe strijk ik wel
dra over die spijkers het ritme van de
muziek mee. Senhor Braz doet niet alleen
maar of hij schik heeft, hij geniet als
het grote kind dat hij in zijn hart nog
is.
„Troia heeft zeventien kilometer strand
doceert hij, „het is onbewoond maar op
een bepaalde plaats is wel enige acti
viteit, daar liggen de oesterputten. De
beste oesters van Portugel worden er ge
kweekt, als je in het najaar de Parijse
straatstalletjes ziet verschijnen, tien te
f.O». MAffTCN TOONPe
33-99
33. Joris Goedbloed haastte zich naar het schip en
klom aan boord. „Gelukkig is het vloed geworden
prevelde hij. Dit vaartuig drijft en dat betekent dat
ik me zonder teveel moeite terug kan trekken!" Zo
mompelend startte hij de motor, en zette deze op volle
kracht. „Spoedig zal ik dit land achter me hebben gela
ten," sprak hij opgelucht tot zichzelf. „En daarmee die
lastige pottekijkertjes. Ze zouden toch maar hinder
lijk worden als ze zagen hoeveel plezier ik ging maken
met hun geld!" Toen betrok zijn gezicht echter. „Ik heb
het gevoel dat dit schip niet opschiet.mompelde hij.
„Merkwaardig Het was echter niet zó vreemd. Hij
had namelijk vergeten om het meertouw los te maken,
zoals Panda ontdekte toen hij met Bill Dollar terugkeer
de. „Het schip ligt nog vast," zei hij., Joris wilde er he
lemaal niet vandoor, zoals ik dacht. Het is eigenlijk he
lemaal niet aardig van me, om hem steeds niet te ver
trouwen."
Visafslag op het strand van Sesim
bra.
gen een dat de beste oesters van Troia
afkomstig zijn."
Hij blijft voortdurend de aandacht ves
tigen op punten aan de kust: een oud
Franciscaner klooster, nu eigendom van
de Duque de Palmeda, die een groot ge
deelte van Arrabida's kust bezit en perio
diek dorpelingen op geweldige feesten ont
haalt, een herstellingsoord voor tubercu
lose kinderen (tb is nog een van Portu-
gals staatsvijanden), de huizen en haven
van Setubal. Er is al een lange gele land
tong te zien, Troia. Een half uur later
metamorfoseren de bemanningsleden zich
in koks. Goedkeurend kijk ik naar de
kisten wijn en frisdranken die van boord
worden gehaald, gefascineerd volg ik de
verrichtingen van de mannen die sardi
nes op een open vuur roosteren. Er kan
worden gezwommen, intussen worden kis
ten in een halve cirkel onder een pinheiro
een den als een paraplu, geschaard. De
tocht heeft hongerig gemaakt, er is een
overvloed aan vlees, kip, vis, groente
komaan, nog een oestertje zal er wel in-
blijven.
Weer zien we de bemanning in een
nieuwe rol: er wordt gedanst en gezongen,
vissersliederen met vreemde, Moors aan
doende intervallen, er vindt een algehe
le verbroedering plaats. „Zo stil als van
daag zal het over een paar jaar niet zijn."
zegt senhor Braz een beetje treurig, „er
zijn al plannen hier een paar hotels te
bouwen. Weet je wie hier veel grond heeft
gekocht? Kubizek. de voormalige presi
dent van Brazilië." Laten we dankbaar
zijn, denk ik, dat hij nog wat geld in het
buitenland had staan. Zuidamerikaanse
staatshoofden zitten na een ambtsperiode
trouwens nooit erg krap
Wat doet men met de avonden in Se
simbra? Men wandelt wat, kijkt naar de
groepjes vissers die voor hun huizen zit
ten en urenlang met oneindig geduld de
nylon lijnen ontwarren, ze daarna met
een aasje gereedmaken voor de volgen
de vangst. Of men zit op een terrasje
en drinkt de verrukkelijke en belachelijke
goedkope koffie. Maar eerst gaat men
naar de leilao, de visafslag op het strand.
Ik heb er nooit genoeg van kunnen krij
gen. De vissen, tong, heilbot, roodachtig
ronde en zilverig platte die wel anderhal
ve meter kunnen halen, liggen in keurige
rijen zoodjewijs in het zand of op de plat
te kisten. De afslager een officiële func
tie en Sesimbra telt er vier beweegt
zich van zoodje naar zoodje, handelaren
verzamelen zich rondom hem. Dan begint
hij in een ongelooflijk rad tempo prijzen
af te ratelen, hoog beginnend en snel
dalend, slechts eindigend als iemand „ja"
roept. Het kan gebeuren dat twee zich te
gelijk melden, maar nee, dan is er altijd
een die een fractie van een seconde vroe
ger heeft toegehapt de afslager is on
feilbaar. Ik had dit al eens in Nazaré mee
gemaakt en later geprobeerd zijn pres
tatie in het Nederlands te herhalen. Maar
het is onmogelijk die snelheid ook maar
in de verste verte te benaderen.
De kok van Espadarte heeft een reus
achtige heilbot bemachtigd, 's Avonds
vormt de vis met kleine lampjes achter
de ogen en in een smakelijke omlijsting
van groen en tomaten, het pièce de mi
lieu op de tafel in de eetzaal.
Bij de visafslag: een flinke vracnt
aan twee vissen.
Het geheugen is een handig ding om
mee op reis te nemen, maar de mees
te mensen vergeten het. Daarom is het
heerlijk dat er binnenkort overal ben
zine-automaten komen waar je
's nachts kunt tanken. Ze werken door
de inworp van geldstukken. En dat is
het zwakke punt. Want wie niet aan
benzine denkt, denkt meestal ook niet
aan geld voor benzine. Zo ging het ten
minste met mij, toen ik diep in de
nacht met een om hulp roepende benzi
nemeter de enige totnogtoe bestaande
benzineautomaat bereikte.
Dadelijk zag ik dat het apparaat ver
beterd was. Want terwijl ik vergeefs
in mijn zakken grabbelde viel mijn oog
op een opschrift: „Geen geld op zak?
De noordkredietbank vertrouwt u op
uw eerlijke gezicht. Houd dit gezicht
van voren en van opzij voor de came
ra, steek uw vingers in de vingeraf-
drukopnemer en schuif het ingevulde
contract in de schuifla, na het te heb
ben ondertekend, waarbij u gebruik
kunt maken van de bijgevoegde bloed-
prikker. Druk dan op de knop en u ont
vangt 100,- in contanten".
Ik deed het en jawel hoor: een bun
deltje van tien tientjes. Een Moedeer
lijke bank, dacht ik, op mijn vinger
zuigend. Maar ik begon mijzelf ervan
te verdenken dat ik alles uit mijn duim
zoog, toen ik naast deze automaat een
andere automaat zag staan, die de
vorm van een deur had en waarop ik
las:
„Automatisch motel. Waarom u nog
langer moegemaakt achter het stuur
u verrukkelijk kunt uitslapen in on
ze beddekoets? Tarief 2 x f 10. Volau
tomatische behandeling inbegrepen".
Ik wierp twee tientjes in de gleuf en
werd met deur en al naar binnen ge
draaid, waarna een gecompliceerd stel
sel van grijparmen mij ontkleedde,
baadde en in bed schoof als een brood
in een oven. Ik sliep zeer aangenaam
en droomde dat ik dit allemaal droom
de. Zachte muziek hielp mij uit de
droom.
Twee leren vuisten op hefbomen
tilden mij voorzichtig overeind. Ver
baasd keek ik rond, maar werd tot de
orde geroepen door de automatische
ontbijtopbedbrenger die mij het eerste
lepeltje ei in het oor stak. Gelukkig
wist ik mij snel aan de verdere be
handelingstechniek aan te passen, zo
dat ik, behoudens een kleine verwisse
ling van de tandenpoets- en de schoen
poetsmachine, geen verdere vergissin
gen beging. Met witte schoenen en een
mahoniebruine glimlach verliet ik het
motel, maar blijkbaar door een andere
deur, want ik bevond mij in een stad
waar, vooruitlopend op de toekomst
verwachting, alle winkels vervangen
waren door automatieken. Voor drie
tientjes trok ik er een paar nieuwe
schoenen uit, maar daarna begon één
van mijn kiezen zo'n pijn te doen dat
ik hem door een plombeerautomaat
moest laten behandelen. Eerst kwam
er een boor naar buiten die mijn kies
uitholde. Vervolgens opende zich een
vakje met kokend lood boven mijn
mond. waarbij een stem de vraag stel
de: „Zal ik hem maar vol doen?"
Tot mijn ontuitsprekelijke opluchting
werden deze woorden uitgesproken
door de pompbediende van de gewone
benzinepomp waarnaast ik met mijn
auto stond. „Hoera, een mens!" riep
ik, en spreidde mijn armen naar hem
uit. Hij vluchtte naar binnen en stelde
een sirene in werking.
In het politiebureau heb ik dit ver
haal driemaal moeten vertellen. Want
de politie gelooft je niet automatisch.
ADVERTENTIE!)
De matras
waarop U
wérkelijk
uitrust!
Van
DRAKA.
(6AAN juuie i/Asr de
T0666 IN.JUIME MOE
TEN IN BAD'
WAT 21JN WE TOCH
EEN BRAVE JONGENS
EN DAAR WORDEN
WE DAN OOK VOOR
i BECOOND
DANWtl
OP0N2E
EIGEN
MANIER!
HET IS TOCH
ZEKER 6EEN
NIEUWJAAR
'G/e MOETEN NA-
TUURIIJK WEC6E-
J^vHooRZAANZIJN
- -j
oi—\V(
- -> N
MAAR IÉMAND MOET HIER A
JOCH ACHTER ZITTEN. Hé...IK
SCHIJN EINDELIJK BEETT6
HEBBEN!
NEE! dat zou CHRIS NIET
DOEN...ACS HIJ ME KEUT WIL-
DE AFTR066EIEN ZOU HU ME
NOOIT BRODELOOS MAKEN DOOR
DE JACHTHAVEN TB RUÏNEREN.
O HO. IK HEB EEN
KANJER GEHAAKT
Sam LE.Fr
A lltö/llUAJHJ
PIB_
1203. HET VREEMDE WAS. dat Bram
meer bereikte door niets te zeggen dan
door allerlei argumenten aan te dragen,
waardoor Willem-van-de-Vlampijp ertoe
gebracht zou worden de trein terug te
rijden naar het museum.
„Misschien", zei Willem nadenkend,
„misschien had ik het toch beter niet
kunnen doen".
„Misschien'zei Bram.
Waarschijnlijkzei Willem, „waar
schijnlijk zullen ze erg boos op me zijn".
„Zeer waarschijnlijk", zei Bram.
„En eigenlijk", zei Willem, eigenlijk
is het niet ongevaarlijk om zomaar zon
der dienstregeling te gaan rijden".
Eigenlijk wel", zei Bram en het be
wijs werd meteen geleverd doordat ze
bijna bij een verlaten en onbewaakte
overweg een zwerver van de kapotte
sokken reden.
„Ik stop ik ga terug", zei Willem
ferm ,maar het was al te laat. De trein
wilde niet meer stilhouden En uur na
uur drong de locomotief steeds dieper
een verwilderd landschap over verroeste
spoorstaven binnen.