DIVERTIMENTO OPUS 1 - Theo Olof NEDERLANDSE MIME STAAT OP EEN HOOG PEIL Opleiding wordt per 1 september gesubsidieerd Onderhoudend Niet consequent DIVERTIMENTO van en over THEO OLOF Uitgave: Bert Bakker- Daamen N.V. W erkgem eenschap Theater Carrousel ■IlIIII ren er toen allen van overtuigd dat spelen in een orkest iets minderwaar digs was, iets voor min of meer mis lukte musici, aen laatste toevluchts oord, een vergaarbak voor gedesillu- sioneerden. Ik overdrijf nu wel een beetje, maar in grote lijnen berust deze uitlating toch op waarheid. Voor geval jij er nu nog zo over denkt, laat me je dan verzekeren dat het deel uit. maken van een goed orkest een bij. zonder boeiende, geestverrij kende er varing is, en dat de vereisten om een werkelijk eerste klas orkestmusicus te zijn alhoewel anders gericht niet onder behoeven te doen voor die van een solist. Geloof me maar, ik spreek uit ervaring." Met veel respect, maar ook met heel veel binnenpret heb ik gekeken naar de „suite pittoresque", de prachtige voorbeelden van muzieknotatie. Het grandioze idee om bij elke paar woor den van een hele lange zin een voor beeld af te drukken van de langza merhand kolderieke „notenbeelden" is bijzonder suggestief. Het allegro con moto (opgewekt met beweging - geanimeerd) is bijzonder onderhoudend geschreven. Het zijn ze ven reisverhalen over concerten van Olof zelf en ook van het Residentie-Or kest in: West-Duitsland, Noorwegen, Portugal, Italië, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Olof heeft een ma nier van vertellen, die zo direct is, dat je het gevoel krijgt dat je met hem meeloopt over het Rode Plein in Mos kou en over Times Square in New York. Er moeten mij nog twee dingen van het hart in de eerste plaats moet u niet denken, dat het mij aan respect ontbreekt voor Theo Olof, omdat ik zo maar „jij" zeg; daar is hijzelf mee be gonnen in „Daar sta je dan." Hij waar schuwt zijn lezers: „Ik kan mezelf maar op één manier au sérieux nemen. Als ik vioolspeel: „Welnu, zijn viool spel is om „U" tegen te zeggen, dat weten wij allemaal. En dan wat het Divertimento betreft, ik ben begonnen met „Daar sta je danmet je Di vertimento, beste Theo." Ik ben ervan overtuigd dat j.e „er niet mee blijft zitten." J. H. Moolenijzer GEACHTE HEER OLOF, „Voor mijn eindexamen M.M.S. ben ik bezig met het maken van een scrip tie over de „viool". Daarvoor zou ik graag uw handtekening hebben. Het zou mijn punt zeker omhoog halen. Beste mijnheer Olof, „Ik schrijf u omdat ik u eens wou vertellen hoe ik u vind spelen. N<'u dat is geweldig hoor! Ik vind u enorm spelen". En nu de climax: Geachte Mijnheer Olof, „Hierbij hoort u een jammerklacht van mij, naar aanleiding van uw spel, op maandagavond 2 april 23.15 voor de N.C.R.V. Het begon zo: „Jo, zet dat gejammer af", zei mijn vrouw. „St" zei ik „dat is Theo Olof die speelt", „nou" zei mijn vrouw, en gebruikte een lelijk woord „ik vind er geen p. an". Ik ook niet, maar dwong mij er toe het programma tot het eind toe te luisteren. Dit naar aanleiding van het kopen van het boekje. „Daar sta je dan". Ik had weieens van Olof ge hoord, maar nog nooit gehoord. Dat u met de viool weet om te gaan, blijkt wel uit uw spel. (Geen dank). Maar dat u de hedendaagse componisten ver tolk. vind ik zonde van uw gave. Ik begrijp niet hoe men zoiets mooi kan vinden. In al dat gekras is geen melo die te vinden. Ben ik nu te stom om dat te begrijpen, of heul ik niet mee met degene die alles mooi vinden wat modern is. Zeker 40 jaar lang ben ik grammofoonplaten liefhebber en van populaire muziek liefhebber, ben ik ge groeid tot klassiek. Maar van het mo derne heb ik geen begrip. Mijnheer Olof, zo zou ik maar door kunnen gaan, misschien begrijp u mij, misschien haal u de schouders op en denk „Weet hij veel". Met de meeste hoogachting, Deze openhartige betekenis vormt als het ware het slotakkoord van je com positie. Het is in zekere zin een mo dern slot, maar iedereen kan het be grijpen. Maar nu mijn critiek Dat is vreemd. Je begint je diverti mento met een ouverture. Hoewel je tenslotte verklaart dat je geen Wolf gang Amadeus van voren, noch Mozart van achteren heet, weet je toch wel dat Mozart nooit met een ouverture be gon in zijn divertimenti, waarschijnlijk gebruikte je de naam ouverture om het voorwoord een meer muzikale klank te geven. Toch is het jammer, dat je de klas sieke indeling van het divertimento niet consequent hebt volgehouden. Je begint met een allegro con moto, dat is goed, maar het tweede deel „Ka raktervariaties", het derde deel „ad li bitum", het „tutti" en de „suite pitto resque", dat zijn benamingen die niet Theo Oiof passen in een Divertimento. Dat zou Mozart nooit gedaan hebben. Het idee om jouw divertimento met een diverti mento van Mozart te vergelijken zou nooit bij mij opgekomen zijn, als je er niet zelf over begonnen was in je ou verture. Bovendien heb je nog speciaal een hoofdstuk gewijd aan de interpretatie van Mozart en daarin zeg je dingen die mij uit het hart gegrepen zijn: „Als eerste vereiste zou men kunnen stellen: geef elke noot nauwkeurig de door de componist voorgeschreven waarde, en tracht dan de opgewektheid, de milde weemoed en al die andere, niet onder woorden te brengen gevoelens, die Mo zart bij ons wakker roept, met eerlijke overtuiging te verklanken". Trouwens in het volgende hoofdstuk: „Over de opleiding" ben je ook bij zonder goed op dreef. Alle jonge men sen, die met het idee rond lopen musi cus te worden en alle vaders en moe ders incluis, wil ik aanraden dit hoofd stuk goed te lezen. „Laat het je ambi tie zijn een prima musicus te worden, om later op een fijne manier te kun nen musiceren in welke situatie dan ook, zélfs in een orkest. Ik zeg zélfs in een orkest, omdat ik min of meer van je verwacht, dat je er net zo over denkt als mijn studiegenoten en ik tijdens mijn opleidingsjaren. Wij wa- Theo Olof op het Rode Plein in Moskou, 1965. „Een voorschot van honderd roebel Hypermoderne muzieknotatie. Robert Morans Vier visioenen voor fluit, harp en strijkkwartet. DAAR STA JE DAN met je Divertimento, beste Theo. Op „daar sta je dan" volgde Henkemans met „Daar zit je dan", Henri C. van Praag met „Dat hoor je dan" en Erna Spoorenberg met „Daar lig je dan" Maar wat volgt er op een Divertimento? Meestal de pauze! Na de pauze komt de symfonie, dat wordt dus de titel voor je volgende boek en dan hoef je nooit meer een andere titel te bedenken, want je kunt ze nummeren: Symfonie I, Symfonie II, enzovoort. Je hoeft niet eens op te houden bij de Negende, want Haydn schreef er 104; je kunt dus voorlopig nog voort! Maar nu het Divertimento „De titel is zeer toepasse lijk", zeg je zelf. „Divertimento is de naam van een muzikale compositie die bestaat uit een opeenvolging van kleine stukjes van zo groot mogelijke verscheiden heid, uitsluitend gecomponeerd met het doel om te diverteren, te amuseren, om op een onschuldige ma nier aangenaam bezig te houden. Of dit Divertimento hieraan beantwoordt, geachte lezer, laat ik graag aan uw oordeel over". Ja, dit is natuurlijk vragen om een critiek, die ik overigens eigenlijk niet eens behoef te schrijven, want in „Daar sta je dan" loop je al vooruit op de conclusie door aan te geven: „Hij is de beste vio list onder de schrijvers, of de beste schrijver onder de violisten". Maar zo gemakkelijk wil ik mij er niet af maken. „Ik ga het lekker lang maken". (Theo Olof in „Daar sta je dan"). Ik ga op een omstandige manier uitleggen, dat je mij op een onschuldige manier, aan genaam hebt bezig gehouden. Letterlijk opgevat zou dit kunnen betekenen, dat ik geboeid werd door jouw onschuld, maar dat gelooft niemand, want zo onschul dig ben je niet en onschuld boeit mij niet. Toch heb ik het hele Divertimento achter elkaar uitgelezen, mis schien wel omdat ik zo benieuwd was naar het slot. Een goed slot komt altijd te vroeg en een slot moet verrassend zijn. Het coda van jouw Divertimento, ik bedoel de laatste bladzijden van jouw boekje, is ver rassend goed omdat je de afsluiting door het publiek zelf laat maken rnnnnnnnn Modern notenschrift. Igor Strawinsky's Histoire du Soldat. BEHALVE TONEELSCHOLEN telt Nederland ook opleidingen voor de „kunst met een kleine k" een merkwaardige uitdruk king in ons Nederlands taal eigen: men zou kunnen staande houden, dat kunst kunst is en dat niet het genre maar de kwali teit de grootte van de „k" dient te bepalen! Bekend door zijn openbare eindexamens is de Am sterdamse Akademie voor Klein kunst waar een docentenstaf van ervaren artiesten onder directie van Johan Verdoner jonge Nederlanders opleidt voor het moeilijke vak van cabaretier. Minder aandacht van het pu bliek trekt een andere Amster damse kunstenaarsopleiding: de Nederlandse Mimeschool. Dit in stituut ressorteert onder de veel omvattende Stichting Nederland se Pantomime, onder zakelijke directie van Hans Peeters en ar tistieke leiding van Jan Bronk een stichting, die ook buiten- de beroepssfeer heel wat activi teiten coördineert. Daar is allereerst de Mimische Werkgemeenschap, die cursus sen, lezingen en demonstraties verzorgt ten behoeve van leer krachten der lagere en middel bare scholen, die aan hun insti tuten het vak „vrije expressie" moeten doceren. Voornamelijk in de vakanties treffen docenten uit heel Nederland elkaar in het ge bouw van de Stichting aan de Amsterdamse Haarlemmernout- tuinen voor het volgen van deze cursussen. Daarnaast echter ver zorgt de Mimische Werkgemeen schap ook cursussen door het ge hele land, periodiek en inciden teel. Nauw verwant met de ac tiviteiten van de Mimische Werkgemeenschap zijn die van het, eveneens onder de Stichting ressorterende. Nederlands Mime Theater, dat zich beweegt op het terrein van experimentele speel- programma's en daarmee een il lustrerende aanvulling vormt bij de werkzaamheden van de Werkgemeenschap. DE BEROEPSOPLEIDING van aankomende mimespelers (of mimes", zoals eigenlijk de juiste term is) wordt gegeven aan het derde instituut dat de Stichting beheert: de Nederlandse Mime school. De opleiding, die twee jaar duurt, bestaat uit lessen in conditietraining, mimetechniek, mimedramatiek, compositieleer, mimografie, de (naast de abstrac te „mime" meer verhalende) pantomime, improvisatie en, voor toekomstige beroepsmimeoeda- gogen, het vak lesopbouw. De studierichtingen mimespeler en mimeped agoog lopen overigens sterk dooreen. Artistiek Stichtingsdirecteur Jan Bronk vertelt dat de oplei ding bijzonder zwaar is en dat veel aspirantleerlingen, pas van de middelbare school en nog ver blind door de „glamour" die er rond het vak hangt, zich wel eens verkijken op de strenge disci pline die de opleiding van de leerlingen vraagt. Er is een zware selectie en in het eerste cursusjaar valt er van het ge middelde aantal van tien aan komende leerlingen doorgaans zo'n vijftig percent af. BRONK, zelf leerling van Mar cel Marceau, heeft twintig jaar geleden zijn Stichting op poten gezet. Hij heeft daarvoor moeten kiezen tussen zijn eigen v.-erk ais uitvoerend kunstenaar en zijn roeping, zich toe te leggen op het scholings- en vormingswerk. Hij Rob van Reijn speelt voor de Amsterdamse lieverdjes. doet dat nu al twintig jaar lang met overgave, maar vooral zijn Nederlandse Mime School haart hem toch wel zorgen. „De nu tweejarige opleiding", vertelt hij, „zou veel langer moe ten zijn, maar we hebben geld tekort. We beschikken over zes a zeven docenten, die ook voor de Mimische Werkgemeenschap werken, maar zij zijn slechts gastdocenten: we hebben geen dagtaak voor ze. De sehool is, ten gevolge van ons geldgebrek, namelijk nog geen volledige dag school. Het is een basisopleiding; de leerlingen moeten zich zelf verder ontwikkelen door het lopen van stages". MET INGANG van 1 septem ber komt daarin verandering. Dan gaan de Mimeschool en de School voor Bewegingstheater van Frits Vogel één landelijke nieuwe vakopleiding geven die deel zal gaan uitmaken van de Amsterdamse Theaterschool. Er komt een vierjarige dagopleiding voor mimespeler en -pedagoog, waarbij onder meer ook de vak ken dans, toneel, theatergeschie denis, beeldende vormgeving, als ook moderne talen en anatomie onderwezen zullen worden. Wel gesubsidieerd is het Panto mimetheater Carrousel, de vier de activiteit van de Stichting, dat voorstellingen en instructieve programma's geeft onder de ar tistieke leiding van de bekende mimespeler („Mime", als u wilt) Rob van Reijn. Er bestaat, ver telt Jan Bronk, een leuke wissel werking tussen Carrousel en de cursussen: de laatste stimuleren om de voorstellingen van Car rousel te gaan zien; de voorstel lingen van Carrousel inspireren geregeld nieuwe gegadigden tot deelneming aan de cursussen. IN 1952 ging de eerste theater- produktie van Carrousel onder Rob van Reijn in het I.C.C.-pavil joen in het Amsterdamse Von delpark. Gedurende enkele jaren daarna maakte Van Reijn een eigen tournee en moest Carrou sel het zonder hem stellen. Sinds vorig jaar echter is hij, tot grote voldoening van het Stichtingsbe stuur, definitief teruggekeerd als artistiek leider van de theater groep. Voor wie de activiteiten van deze groep onder Van Reijns leiding gevolgd heeft, is het dui delijk: uit zulke programma's als „Zwart-Wit", de produktie waar mee Carrousel in het afgelopen seizoen op tournee is geweest, en de kinderpantomime Kastjan- ka, die dit jaar eveneens op het repertoire stond, laat zich het onmiskenbaar hoge peil aflezen waarop, dank zij de activiteitt-n van de Stichting, de Nederlandse mime in de laatste jaren is ge bracht. Bert Japin

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 16