PIET VISSER VAN TELSTAR Plaats op het reservebankje is het risico van 'n contract bij Telstar V.l.n.r. Beek Theu- nissen Fens De Wit De mensen denken wel eens: Lekker baantje heeft zo'n trainer Kijk. Als trainer moet je wel proberen in de huid van de jongens te kruipen. Je moet ze zien te doorgronden en ze op hun eigen manier aanpakken. Het is fout als je de jongens allemaal in jouw eigen straatje wil drijven. Maar je moet ze natuurlijk wel in een bepaalde richting kunnen beïnvloeden. Als je geen overwicht hebt, dan kun je er beter mee stoppen. Dan wordt het leven een hel. Ik doe dit werk graag en met plezier. Maar als ik voel, dat het anders wordt, dan stop ik er mee. Anders ga je er onder door. Laat ze maar knokken Voetbalkrant 1968 7 Hans Rombouti Theo Reitsma Zijn voorzitter Zwikstra zei tegen hem: „Ik verplicht je om op vakantie te gaan. Dat heb je nodig". Maar De Visser ging niet op vakantie. „Dat kun je toch niet doen. Je moet er bij zijn. Zeker in de periode van de transfers en de eerste voorbereidingen voor het nieuwe seizoen. Als je iets wilt hereiken moet je alles op zij zetten". Vandaar dat De Visser met begrip van zijn echtgenote in Velsen wat vakantie hield. Alwaar hij bleef prakkizeren.over voetbal. Bij Telstar moet men het dan ook vooral van talent-scouting hebben. Met spijt ln zijn stem zegt hij: „Jammer, dat ik die Wijs van Middelburg uit handen moest geven. Hoe ik dat talentje leerde kennen? Ik heb zelf vroeger in Zeeland ge speeld. Ik ben er geboren. Ik heb dus nog regelmatig contact met mijn oude club Zeeland Sport (vroeger De Zeeuwen). Ze maakten me attent op die jongen. Ik heb hem ook zien spelen. Hij ging liever naar Rotterdam, omdat dat dichter bij huis was". Dat argument van de Middelburg-speler begrijpt hij: „Kijk, als trainer moet je proberen in de huid van de jongens te kruipen. Je moet ze zien te doorgronden en ze op hun eigen manier aanpakken. Het is fout, als je de jongens allemaal in jouw straatje wil drijven. Je moet ze natuurlijk wel in een bepaalde richting kunnen beïnvloeden. Als je geen overwicht hebt, dan kun je er beter mee stoppen Dan wordt het leven een hel. Ik doe dit werk graag en met alle plezier. Als ik maar even voel, dat het anders wordt, dan stop ik er mee. Anders ga je er onder door". Over het werk van psychologen bij voetbalclubs heeft de Telstar-oefenmeester zo zijn eigen ideeën. „Ik geloof er niet zo in, dat een psycholoog zo nodig met de zou je zeggen, meer stootkracht gekregen. Maar, nogmaals, ik bekijk het nuchter: op papier lijkt het allemaal heel aardig. Maar het moet op het veld eerst eens waar gemaakt worden". Het hoofdstuk Theunissen is een apart chapitre; „Die jongen moet zijn eigen taak in de ploeg hebben. Men moet nu niet denken, dat hij alles kan. Maar hij kan uitermate nuttig zijn, als hij het werk kan doen, waar hij het meest geschikt voor is. Bij Fortuna werd hem dat niet altijd mogelijk gemaakt. Dat werd geen succes. Er komt trouwens nog iets anders bij: Theunissen heeft zijn familie in Zaandam wonen. Hij wilde al naar het westen, toen hij uit Zwitserland terug kwam. Maar alleen Fortuna wilde de hoge transferprijs betalen. Hij kwam dus in Geleen terecht. Theunissen is dolblij, dat hij nu in het westen terecht komt. Dat is belangrijk. Dat is weer een remming minder voor zo'n speler". En De Visser bespeelt zijn formule: „Je moet zorgen, dat je een sluitende ploeg krijgt. Spelers, die bij elkaar passen, mentaal. Wat heb je voor materiaal en wat past daar goed bij. Dat is belangrijk in de transfertijd om te overwegen". Van daar, dat De Visser duizenden kilometers heeft afgelegd en tientallen uren heeft zitten praten, praten. VELSEN „Het is nog een lange weg, die we moeten gaan om hier een professionele voetbalinstelling te krijgen". Het is een uitspraak van Telstars oefenmeester Piet de Visser, „één bonk voetbal". De Visser kan zich soms mateloos ergeren aan de instelling van bepaalde spelers in Nederland. „Die voetballers denken er te gemakkelyk over. Voetballen is een vak, een moeilijk vak. Daar moet je je van bewust zijn. Het publiek betaalt en je moet als voetballer wat laten zien aan dat publiek. Daar heeft het recht op. Maar veel spelers gaan van het standpunt uit: de club regelt het allemaal wel. Oók de conditie, óók de verzorging van het ma teriaal en alle kleine dingen, die nodig zijn om alles te vlot te laten ver lopen. Maar die spelers vergeten, dat ze er zelf helemaal mee bezig moeten zijn. Dat ze zelf hard moeten werken om honderd percent van hun talent waar te maken. Ze moeten er hun leefwijze naar inrichten. Zich veel prettige dingen kunnen ontzeggen". Dat zit De Visser dwars: dat ze er niet alles voor over hebben om aan de top te komen. Hij zelf een man, ambitieus en hard werkend, er naar strevend om door inzet van alle krachten en kwaliteiten het hoogste te bereiken, wat mogelijk is. „Als je niet blijft jagen op een nog betere positie, op nog betere resultaten, dan ben je nergens. Dan sta je stil en zak je weg. Dan bereik je mets. Zeker niet in ons vak. Zeker niet in het voetbal". Piet de Visser met zijn 33 jaren één van de jongste, zo niet de jongste oefen- meester van een eredivisieclub is altijd bezig met voetbal. „De mensen denken wel eens: lekker baantje heeft zo'n trainer. Die kerel neemt zijn spelers een naar uur per week onder handen en voor de rest zit hij duimen te draaien. Nou ver geet het maar. Als je het goed wilt doen, ben je dag en nacht bezig. Je prakki zeert. Je peinst, waarom dit fout gegaan is en hoe je dat kunt verbeteren. Je pie kert over de mogelijkheden en moeilijkheden. Je praat met spelers en probeert hun moeilijkheden weg te nemen. Je moet altijd klaar staan voor de spelers. Je zoekt een geschikte baan voor ze, als dat nodig is. Je bemiddelt bij huisvesting. Je bent bij alle mogelijke voetbalwedstrijden, of het nu van de militaire ploeg, profs, amateurs of 'jeugd is. Je werkt voortdurend aan „scouting" het zoenen naar nieuwe spelers. Je praat. Je handelt. Kortom, je bent bezig, altijd maar bezig". En De Visser (die alle steun van zijn echtgenote krijgt: „Dat is ook een heel belangrijk ding") geeft toe: „Ik ben nog wel eens driftig. Ik sta er misschien wel om bekend. Maar ik kan er niet tegen, als ze er de kantjes aflopen. Ik zie hun instelling af aan kleine dingen: schoenen niet gepoetst, gebroken veters, slordige kleding bij de training. Het zijn schijnbaar onbeduidende zaken. Maar het tekent de instelling". Hij wil niet klagen over de situatie bij Telstar: „Het is hier, wat dat betreft een gunstige club. De meeste jongens willen er zelf ook veel aan doen. Ze accepteren het, geloof ik, ook wel, als ik ze stevig aanpak, omdat ze voelen, dat ik het voor hun eigen bestwil doe. En dat is natuurlijk belangrijk. Ze moeten weten, dat je achter ze staat. Dat je ze niet voor je eigen gein onder alle omstandigheden warmte, kou, vorst laat trainen. Ik ben in ieder geval blij, dat ik ze 's middags kan laten trainen. Bij DFC was dat anders. Daar moest bijvoorbeeld een Bennaars van 7 tot 5 uur werken. Daarna van Bergen op Zoom naar Dordrecht komen om er van 7 tot 9 te trainen. Dan was hij om half elf thuis. Dat was natuurlijk on houdbaar". DFC en Telstar: „Mist hij bij Telstar niet de achterban van een „echte" club?" De Visser: „Zakelijk gezien is het natuurlijk prima bij Telstar. Een kleine club. Een bedrijf eigenlijk van zo'n dertig man. Twee elftallen, een kleine groep ver zorgers. Een klein bestuur. Gemakkelijk te overzien. Natuurlijk mis ik wel sets. Dat is vooral de jeugd. Bij DFC en daarvoor bij Sparta was ik altijd bezig met de jeugd. Dat is heerlijk werk. Zelf de jongens opleiden om ze nog eens in het eerste te zien komen. Kijk naar een Bentzon bij Sparta. Hij liep als jongen moeilijk. Ik zei tegen hem: Je moet veel op spikes gaan trainen. Hij doet het nu nog. Hij is een zeer gewaardeerde kracht in het eerste. En leunt tegen de natio nale top. Kijk naar een Klijnjan bij DFC. Ik heb hem als jongetje getraind. Je kunt dan die jongens goed peilen en ze helpen in hun weg naar de top. En dat mis ik natuurlijk bij Telstar". spelers moet praten en van alles uitdokteren. Het is wel nuttig, als hij ze obser veert. Maar dat moet niet hinderlijk worden. En dat is het gauw bij voetballers. Ik vind, dat je als trainer de jongens goed moet kunnen pakken, op hun gemak stellen. Ik praat wel met psychologen en ik steek van die gesprekken veel op. Ik kan dat in mijn eigen, voor de jongens goed verstaanbare wijze, overbrengen. Voor een psycholoog is dat allemaal veel moeilijker". Piet de Visser heeft zich met Telstar voor het nieuwe seizoen het volgende Joel gesteld: „We moeten aantrekkelijk voetbal kunnen spelen zonder de angst om te degraderen, want dat sloopt een ploeg toch wel. We komen niet aan de top. Je moet de zaken nuchter bekijken. Als we maar nergens weggespeeld worden. Ik dacht, dat we wel aardig zaten met onze aankopen Theunissen, Beek, Fens, Mus- kee. Het zijn voorhoedespelers. Die hadden we nodig. De defensie moest te veel werk verzetten en stond steeds onder zware druk. We krijgen nu aanvallers, die de bal bij zich kunnen houden, als dat nodig is om lucht te geven. We hebben. VELSEN Dick Beek was de eerste; Ton Fens volg de; Bert Theunissen kwam ook en om voor een nog levendiger concurrentie te zorgen tekende Monne de Wit na Muskee ook voor Telstar. Met Bond en Cle ment als troeven uit het vorige seizoen heeft De Visser zo zeven spelers voor de aanvalslinie in zijn A-selectie. „Dat is goed, laat ze maar knokken voor hun plaats. Ik kan nu aan het hegin van het seizoen alle kanten uit. Fens kan in de midden linie spelen. Geestman kan in het centrum, Van Egmond kan naar achteren. Niemand is zeker van zijn plaats. Dal is goed. nogmaals, laat ze maar knokken". Telstars nieuwelingen zijn veelbelovend gestart in hun campagne om een plaats in het eerste vast te leggen. Dick Beek: „Dit is goed voor het elftal. Hoe meer concurrentie er is, des te harder moet je voor een plaats vechten. Een kern van achttien spelers moet je wel hebben voor het geval er blessures komen. Dan zijn goede reserves noodzakelijk". Eenentwintigjarige Beek heeft tot dusver in zijn voetbal leven niet veel concurrentie gehad. Bij Excelsior, waar hij vier seizoenen speelde, had hij de laatste tijd wel stevige tegenstand te duchten. „Ik maakte in het seizoen 1966-1987 25 goals. Een jaar later weten ze dat, en dan krijg je te maken met een zwaardere dekking". Het gevolg: veertien goals minder. „Ik weet dat het moeilijk is om in de spits te spelen. Er zijn er weinig die er lang geschikt voor zijn. Maar, ik hoop het toch wel zo'n tien jaar te kunnen. Het is fijn spelen Ik ga graag overal in. Als je stevig bewaakt wordt, dan moet je je dekking proberen te ontlopen. Gewoon meer lopen Spitsspeler Beek heeft inmiddels voldoende ondervinding om te weten, dat hardheid vaak ook een wapen is, waarmee tegenstanders zich proberen te verdedigen tegen aanvallers. Forse tackles heeft hij leren incasseren. „Gewoon opkijken en dan verder gaan". Ontwijken is uiteraard de beste re medie. Beek: „Sneller met de bal zijn, dat is me hier wel in korte tijd duidelijk geworden, dan kan het allemaal wat aan genamer voor me zijn". De Rotterdamse stratenmaker is de enige onder Telstars nieuwelingen, die een uitgesproken voorkeur voor de spits aan de dag legt. Monne de Wit, de 22-jarige ex-amateur van tweedeklasser ZVV, student in de economie, heeft een andere liefde, maar heeft zich daarmee tevens in een hevige concur rentie gestort. Want, voor de taak van iets teruggetrokken voorhoedespeler, achter de eerste spits en de vleugelspelers zijn vele sollicitanten. „Fijn erachter en dan zo nu en dan opkomen om doelpunten te maken" is de gemakkelijk te ver klaren voorkeur, die bij ZW en in het Nederlands amateur- elftal goed tot ontwikkeling kwam. Overigens heeft hij vorig seizoen de laatste drie maanden niet gespeeld. De Wits ac tiviteiten waren bekend. „Het gevolg was, dat ik een man netje bij me kreeg, dat graag wilde schoppen. Nou kan ik me dat wel voorstellen. Hard tacklen kan me ook niet schelen. Het kan op een faire manier, maar tegen je enkels trappen vind ik gemeen". Is Monne de Wit niet bang voor concur rentie bij Telstar? „Het zal niet eenvoudig zijn om in het eerste te komen. Maar als het niet lukt, dan weet ik ten minste, dat ik hier niet moet zijn". Evenals De Wit legde Fens, ook 22 jaar, de plannen, die AZ met hem had, naast zich neer. „Bij Telstar waren de aan biedingen het beste". Fens verliet daarom De Volewijckers en dat was hij al geruime tijd van plan. Fens die in de aannemerszaak van zijn vader werkt is duidelijk uit op het hoogste in de voetbalsport en daarin paste het spelen voor een eredivisieclub. Negentien was hij toen hij bij Ajax buiten de plannen viel. De wisseling van Rowley naar Buckingham en vervolgens naar Michels onderging Fens als een jeugdig talent, dat veronachtzaamd werd. Als ama teur trok hij naar De Volewijckers waar hij binnen drie maanden een contract verdiende. Als middenveldspeier („daar kan je veel met de bal schuiven") viel hij al vorig seizoen op. Toen hield een gevraagde transfersom van f 40.000 zijn ambities tegen. In zijn nieuwe contract liet hij echter wel een clausule opnemen, waarin voor het jaar daarop niet meer dan f 25.000 gevraagd kon worden. Zo was hij aan trekkelijk voor Telstar. Lastige Fens („ik loop wel eens wat te praten"), die vorig seizoen voor vijf wedstrijden geschorst was (Pesman van Heracles sloeg hem, hij sloeg terug) weet dat hem een gevaar bedreigt: „Ze zeggen wel eens dat ik de bal te lang bij me houd". Bert Theunissen vindt Telstars aankopen opvallend. Toch houdt iedere aankoop een risico in. Kan een jongen zich aan passen of niet. Dat geldt overal en voor iedereen". De ge routineerde 28-jarige aanvaller verwacht met Telstar een rol te kunnen spelen, zoals een Twente en Go Ahead. „Vorig jaar was het elftal qua voetbal daarmee al te vergelijken. Maar toen is er een ongelukkige beginperiode geweest en dat maakt het allemaal veel moeilijker om goed te blijven spelen". Theunissen kan men bevoegd achten om zo'n oor deel te vellen. En ook om te zeggen: ..Ajax, Feijenoord en PSV spelen de belangrijkste rollen; MVV en DOS krijgen het moeilijk".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 21