De slag om het kijkers volk
BETAALD VOETBAL
IN NEDERLAND
zaak van miljoenen guldens
maar ook van stille armen
m
m
DAT GEDRAM OVER VOETBAL
DOOR RINUS
FERDINANDUSSE
lx
it 1 H
Voetbalkrant 1968
17
il uli
Verwend
Lasten zwaarder
i8 f I x B
HAARLEM Is voetbal
nog altijd de grote trekpleis
ter voor de massa? Het is
een vraag welke de Europese
voetballeiders in steeds ster
kere mate gaat bezig houden
De berichten over teruglo
pende aantallen toeschou
wers zijn, vooral uit Frank
rijk, ronduit verontrustend
en ook in Duitsland passeer
den het afgelopen seizoen
zoveel minder kijkers de
kassa's, dat penningmeesters
van gerenommeerde Bundes-
ligaclubs er slapeloze nach
ten aan overhielden. Is het
een tijdelijke teruggang, zo
als in Engeland, waar na een
haast catastrofale ombuiging
van de „kijkers-lijn" de loop
naar de stadions er weer
heel plezierig inzit of
Of moet gezien de be
langstelling voor het Europa
Cup-voetbal tenslotte tóch
het in de ijskast liggende
plan voor een Europese
competitie op tafel worden
gebracht, om het „kijken
naar voetbal" een nieuwe
prikkel te geven?
Dit plan is ergens wel
begrijpelijk bij de natio
nale bonden niet aangesla
gen. Bij overgaan van een
of twee clubs per land naar
zo'n competitie voor Ne
derland zouden dat op dit
moment Ajax en Feijenoord
kunnen zijn zal, door het
wegvallen van zulke „top
pers" in Nederland (die ook
in hun uitwedstrijden veel
mensen trekken) de spoeling
voor de overblij venden in de
„gewone" competitie nóg
dunner worden. En is het in
feite water naar de zee dra
gen. Daarom ook lijkt zelfs
een Benelux-competitie,
waarover eveneens driftig
van gedachten wordt gewis
seld, een nauwelijks haalbare
kaart
HOE IS NTJ de situatie in Nederland? Waar het bestuur
van de sectie betaald voetbal at zolang met het woord
„sanering" vóór op de lippen loopt, maar waar zo heel weinig
gebeurt en vele clubs heel dikwijls minder kijkers trek
kend dan amateurverenigingen bet betaalde voetbal als
het ware op afbetaling bedrijven. Waar zelfs een veelbelo
vende eredivisiecombinatie als Xerxes/DHC Delft toonde
immers geen interesse niet van de grond kon komen.
men
Van enig onbehagen is in het riante KNVB-bolwerk aan
de Verlengde Tolweg, dat uiterlijk zoveel weg heeft van een
solide oud-Indische cuituuronderneming, geen sprake.
„Ach, je leest wel over vermindering van de belangstelling,
maar de cijfers tonen aan, dat dit in Nederland beslist het
geval niet is", vertelt J. Huijbrechts, secretaris van de sectie
betaald voetbal. „We zijn zes maanden geleden begonnen met
het verzamelen van de gegevens over de laatste vijf seizoe
nen. Die zullen een nauwkeurig inzicht moeten verschaffen
over de ontwikkeling van het betaald voetbal in ons land.
In september zullen ze, statistisch per divisie gerangschikt,
verschijnen in het nieuwe KNVB-handboek".
Met het verzamelen van deze cijfers,
die nog niet compleet zijn, maar toch
al wel een goed inzicht geven, is de
heer W. K. v. d. Gumster belast. De
chef van de documentatiedienst van de
KNVB „het bijeengaren van het
materiaal is een haast uitzichtloos kar
wei, soms heb ik het gevoel dat ik be
zig ben met het schrijven van een dis
sertatie" is er bij de samenstelling
van zijn statistieken vanuit gegaan,
dat alleen de werkelijk betalende toe
schouwers van belang zijn.
In zijn berekeningen „tellen" de
houders van seizoenkaarten en de vrij-
kaartjes soms is dat wel 15 procent
van het totaal aantal toeschouwers dat
's maandags in de krant achter de wed
strijden staat vermeld niet mee. Ook
de drommen die slag leveren om een
toegangsbewijs voor de Europa Cup
wedstrijden, de kijkers bij interland-
of vriendschappelijke clubwedstrijden
blijven buiten beschouwing. De KNVB
heeft bij dit onderzoek voornamelijk
belangstelling voor het bezoek aan de
„gewone" competitiewedstrijden.
Dat zijn zoals de bondsfunctiona-
rissen het noemen de „speculatieve"
toeschouwers, het echte kijkersvolk
Het zijn de mobiele klanten in vele
gevallen wél vaste klanten, maar ze
kunnen toch van de ene dag op de an
dere zeggen: we gaan niet meer
van de semi-profclubs en uit de gege
vens, welke de heer v. d. Gumster aan
ons kwijt wilde de cijfers van tien
clubs moesten nog binnen komen is
af te leiden, dat het bezoek aan voet
balwedstrijden in ons land de stijgende
lijn nog steeds te pakken heeft.
Het (nogmaals: onvolledige) lijstje
ziet er als volgt uit:
Seizoen
aantal kijkers
1962—'63
3.800.000
1963—'64
4.000.000
1964—'65
4.300.000
1965—'66
3.700.000
1966—'67
4.400.000
In deze vijf seizoenen liep het
aantal betalende clubs terug van
64 naar 61.
Bij het trekken van toeschouwers
naar de velden speelt een combinatie
van factoren een rol. „Wij hebben rap
porten van sociologen", vertelt Huij-
brechts, „waarin haarfijn uit de doeken
wordt gedaan in welke plaatsen of ge
bieden betaald voetbal zou kunnen
worden gespeeld. Maar het is niet te
realiseren. Je kunt niet zo maar zeg
gen: nou gaan we er hier een weghalen
en er daar een neerpoten zie Xer
xes/DHC want daar is meer levens
vatbaarheid. Natuurlijk, in de grote
bevolkingscentra is meer belangstel
ling voor het voetballen.
In een club als Feijenoord bijvoor
beeld de roodwitten draaiden in het
afgelopen seizoen met een gemiddelde
van bijna 50.000 toeschouwers zit
een enorme „trek". Maar kijk nu eens
naar Rotterdam, met zijn kolossale
agglomeratie. Dan staan de aantallen
bezoekers aan de wedstrijden van de
beide eredivisieclubs Feijenoord en
Sparta toch ook weer niet in verhou
ding tot het grote geheel van de in
woners. Bovendien trekken er veel
voetbalenthousiasten uit Den Haag,
Dordrecht, Leiden en Delft naar het
Feijenoord-stadion. Eigenlijk is dat
een merkwaardige zaak. Zelfs als
Feijenoord het niet zo best doet, komt
men kijken. Waarschijnlijk spelen hier
bij de sfeer in het stadion, waar men
het gevoel heeft dicht bij het spel te
zijn en de gemakkelijke bereikbaar
heid een belangrijke rol.
In Amsterdam ligt het allemaal weer
wat moeilijker, de accommodatie van
Ajax is kleiner (24.000), maar deson
danks zijn er in het afgelopen seizoen
nog vrij veel wedstrijden geweest,
waarbij het terrein de De Meer niet
was uitverkocht. En toch is Ajax dit
seizoen voor de derde maal kampioen
van Nederland geworden. De belang
stelling is dus niet in zo'n sterke mate
aan het succes van de club gebonden
als wordt verondersteld, al werkt het
logisch bijzonder stimulerend.
Maar daar staat dan weer direct tegen
over een club als PSV, die een afgrij
selijk seizoen had, maar meer bezoekers
trok dan ooit tevoren
De heer Huijbrechts wil niet ontken
nen, dat het publiek op het ogenblik
niet bijster warm loopt voor vriend
schappelijke interlandwedstrijden
„Men wordt ook bijzonder verwend
met topwedstrijden op de TV. Als je
de ene avond Manchester United- Ben-
fica voorgeschoteld hebt gekregen die
alles heeft gebracht wat je van voet
bal kunt verlangen, ga je dan de vol
gende avond naar Nederland-Schot
land?".
Werker^ TV-uitzendingen van voet
balwedstrijden stimulerend op de pu
blieke belangstelling?
„Ja en nee", meent de heer Huij
brechts. „Een voorbeeld. In Engeland
heeft de BBC de voetbal-league een
miljoen sterling geboden voor het
recht wekelijks één voetbalwedstrijd
te mogen uitzenden. Die wedstrijd zou
dan uit het programma van zaterdag
worden gelicht en op donderdagavond
worden gespeeld en uitgezonden. Toch
heeft de league dit vorstelijk aanbod
niet geaccepteerd. Men heeft aldus ge
redeneerd: als mensen op donderdag
een wedstrijd op TV kunnen zien, zal
een groot deel van hen op zaterdag niet
naar een wedstrijd gaan kijken.
Aan de andere kant zijn er natuur
lijk evenementen, die propagerend kun
nen zijn voor de voetbalsport. De Ne
derlandse clubs keren zich dan ook
niet tegen tv-uitzendingen van voet
balwedstrijden, maar wel tegen een
zekere regelmaat daarin. De clubs zijn
nu eenmaal misschien is dat wat
sterk uitgedrukt ondernemingen die
de eindjes aan elkaar moeten knopen
omdat men voor steeds zwaardere las
ten komt te zitten. En de TV is een
concurrent
Sinds de instelling van de divisies in
het betaald voetbal in het seizoen
Huijbrechts
1956-1957 zijn de ontvangsten gestegen
van zeven naar dertien miljoen gulden
per jaar, blijkt uit de cijfers van de
heer v. d. Gumster. Desondanks is bij
heel veel clubs in het betaalde voetbal
de nood tot ver over de lippen ge
stegen en spreekt men al van „stille
armen".
„De lasten worden ook steeds zwaar
der", verzucht de heer Huijbrechts.
„Nu is weer de belasting „toegevoegde
waarde" op komst. De entreeprijzen
moeten dan weer omhoog, want het
moet toch ergens vandaan komen. Je
loopt dan de kans, dat dat weer van
invloed kan zijn op de publieke belang
stelling. Als Feijenoord, met zijn grote
aantallen toeschouwers, al voor een
exploitatietekort zit, hoe moeten an
dere clubs de zaak dan rond krij
gen
Is de KNVB tevreden met de be
zoekersaantallen in verhouding tot de
bevolkingsaanwas? De heer Huij
brechts: „Dat is een moeilijke zaak,
want wat heet tevreden
Het was op een maandagmiddag, iets
na vijven, dat ik weer eens in het café
in de Paatjessteeg kwam. Vroeger,
toen ik nog in die buurt woonde, liep
ik er vaak naar binnen, maar dat is
nu alweer zes jaar geleden. Het was
anders geworden: het rook er nu vaag
naar middageten, en dan nog van m.en-
sen die gek op rooie kool zijn. Het was
er erg veel drukker, er stonden nu
mensen op plekken waar vroeger niks
was en bovendien waren de mensen,
die er waren, ouder dan de mensen die
er toen zaten. Tenzij het huis voor be
jaarden om de hoek een vrije middag
had.
Achteraan, aan het laatste tafeltje,
was een ruime vrije plaats, omdat er
maar één man zat, een vrij zware
man, met een groot en tevens kwaad
gezicht. Hij had een volle, artistieke
snor daardoor leek zijn bolle ge
zicht op dat van een Hongaar, die zijn
viool in de tram had laten liggen.
„Mag ik hier even zitten?" vroeg ik
„Ga je gang", zei hij stug, ,,als
je maar niet over voetbal begint.
Waarom mag ik niet over voet
balzei ik, terwijl ik ging zitten,
maar hij begon meteen te protesteren:
„Zie je wel, wéér zo'n vent. Hij zit nog
niet of het woord voetbal komt uit zijn
bek."
„Sorry", zei ik, „ik weet van v.
die sport niks, ik praat er nooit over."
Hij knikte. „O.K.", zei hij, „maar
vooral op maandag is het erg. Dat
gedram over voetbal. Begrijp me goed,
ik juich het toe als mensen over voet
bal praten. Daar ben ik heel ruim in.
Als ik maar niet hoef te luisteren. En
dat komt niet, omdat ik niet van voet
bal hou, dat komt juist, omdat ik zeer
van voetbal hou. Ik hou zoveel van
voetbal, dat ik altijd over voetbal
praat. Als iemand zegt dat-ie van voet
bal houdt, dan moet je eraan twijfe
len. Als iemand zegt: ik hou van voet
bal, dan ben je op de goede weg, dan
weet-ie er wat van.
En daar zit hem juist de kneep
ik hou zoveel van voetbal, dat ik niet
naar al dat gedram van totale onbe
voegden kan luisteren. Ik zit hier in
mijn eigen stamcafé, ik zit rustig, ik
pest niemand, ik stink niet wat wil
je meer? Ik wil zelfs naar iemand
luisteren die over voetbal praat, fnaar
hij moet er verstand van hebben. Ik
moet er iets van kunnen opsteken. Ik
moet rijker huiswaarts keren. Begrijp
je?"
Ik zei dat ik het begreep.
Hij haalde zijn neus met vijf korte
rukken op, en ging verder: „Soms
spreek je mensen hier in dit café, en
die beginnen dan over voetbal. En eer
lijk, het is dan ineens of je met debie
len praat, dan rolt er ineens een hoop
onzin over de tafel. Wat zeggen ze dan
ineens over de wedstrijd van gisteren?
„Goed was-ie gisteren, hè? Hardstikke
goed". Nou, als dat over een wedstrijd
praten is doe mijn lol dan maar in de
theemuts.
En waar ik ook zo de ziekte aan
heb, dat is dat kleinerende van men
sen die over voetbal praten. Dat leer
je op school al: een goaltje maken.
Nou, als kind kan je dat zeggen, dat
mag. Maar als volwassen mens betaal
je 's zondags toch niet een paar gulden
om een goaltje te zien maken. Je be
taalt voor een goal. In mijn nabijheid
mag iemand zeggen: een juweel van
een goal. Of een piejemona van een
goal. Kan me niet schelen, maar niet
goaltje".
„Wat voor goal mag iemand tegen
u zeggen?"
„Hoe bedoel je". Hij dacht even te
rug. „O Piejemona-goal, dat is een uit-
drukking bij ons thuis. Mijn vader was
tegen het zeggen van vieze woorden,
dus hij kortte ze af. Pies je me nou
nat, begrijp je".
Hij knipte met de vingers en be
stelde nog een jonge.
„Spelertje", zei hij ineens fel, „dat
woord daar hou ik ook niet van. Zo'n
jongen doet zijn best, maar dat ver
wacht ik ook. Hij wordt er voor be
taald. Hij heeft er recht op dat ik zeg:
speler. Als bij jou thuis je warmwater
geiser 's een keer goed gefit wordt
zeg jij dan soms dat je gisteren zo'n
„lekker loodgietertje" bij je thuis had"
of als je dochter in de recordtijd van
zeven minuten voor haar leven lang
aan een zak van een jongen verbonden
wordt, praat jij dan soms over een
„lekker ambtenaartje?" Hè?
Nee, meneer, ik kijk langer rond op
deze bolle aarde dan u denkt. Ik heb in
mijn leven 58 hemden versleten, waar
van 23 in de nachtdienst. En daar
om kan ik u in gemoede zeggen: het
enige verkleinwoordje waar je als man
mee rond komt is „meisje". Als man
nen praten over een leuk meisje, dan
willen ze er mee trouwen. Dat zit snor.
Als ze beginnen over meid, of lekke
re meid, dan wordt 't buitenspel. Of
free kick. En als 't lukt passen ze de
voordeelregel toe. Nee jongen, wie met
mij over voetbal wil praten die moet
't kunnen.
Want zeg nou eerlijk: hoe kan ik
mij een beeld van een wedstrijd vor
men, als het enigste dat ik hoor is:
lekker spelertje" of „waaaaardeloze
back" of „die jongen schiet niet, die
maakt puddingvormen". Aan zulke
dingen heb ik toch niks".
Hij dronk nu geagiteerd van zijn
glaasje en stak zijn wijsvinger drei
gend naar me omhoog. „We zijn het
erover eens dat de laatste perfecte
voetbalwedstrijd de afscheidswedstrijd
van Stanley Matthews is geweest.
Daarna heeft er altijd wel iets niet ge
deugd. tenminste, voor zover ik dat
hoor. En wat mij zo benauwd maakt
is dat ik geen goed overzicht meer
heb van wat er op de voetbalter
reinen gepresteerd wordt, omdat de
mensen steeds slechter over voetbal
praten. Ze zeggen maar wat. Een goeie
indruk van een wedstrijd krijg je
nooit. Vorige week zat hier in dit cafe
een vent en die praatte over een wed
strijd die hij had gezien tussen ACH
en Rapid Workum '67. En als je
daarnaar luisterde dan leek het wel
Real Madrid tegen Manchester. Op die
manier raakt toch het hele praten
over voetbal in het slop. Wat heb ik
er dan nog aan?
„Maar u hoeft toch niet over voet
bal te praten", zei ik zwakjes.
„Wat nou? Waarom zou ik niet over
voetbal praten. Hoe kom ik er dan
achter wat op de velden plaatsgrijpt?"
„Nou, u kunt toch gewoon gaan kij
ken" zei ik, maar wel onzeker,
want ik begon hem vreemd te vinden.
>,Pfff', zei hij schamper. „Gaan kij
ken. Piejemenona. En dan voor een
paar gulden precies hetzelfde zien als
iedereen. Ik bedank je feestelijk. Doe
het maar in me spijkerbroek, dan
laat ik het wel roesten. Gaan kijken,
kom nou".
„Wat heeft 't dan voor zin om over
voetbal te praten", zei ik.
Hij boog naar me toe over de ta
fel en tikte op mijn arm. „Meneertje"
zei hij, „Zondagavond, maandag en
dinsdag zit ik hier in mijn café. En
als ik de goeie vertellers tref, maak
ik hier zeker drie of vier perfecte
wedstrijden mee. Ik krijg een schat
van informatie over spelers, veld, be
zoekersaantallen, gedrag van de
scheidsrechter en weet ik roat niet
meer. Ik weet méér van voetbal dan
iedereen hier in de buurt. Dat ga ik
toch niet verpesten door te gaan kijken
of die verhalen wel kloppen. Ik Kijk
wel uit.
Maar daarom mag ik toch 's een
keer in de put zitten, omdat ik denk
dat het hele Nederlandse voetbal naar
de mieter gaat? Want de manier waar
op ze er de laatste maanden over
praten.... Weet je dat ik vorige week
hier heb zitten luisteren naar een vent
die over paarderennen vertelde?"