IJmiiider Courant
BEAT EN „POP"
IN DIENST VAN
GODS WOORD
LEGER DES HEILS WEET OOK
NU VAN TOETEN EN BLAZEN
mm
12
f
Majoor William Palstra, hoofd van de
muziekafdeling van het Heilsleger in
Nederland, dirigent van de stafband en
student in de sociale psychologie: je
moet de tekenen des tijds verstaan.
IN DE JAREN '50 veroorzaakte de Luchtmachtkapel een schandaal door, in het
openbaar, „The Saints come marchin' in" te spelen. Nu zijn jazz en beat ge
meengoed geworden in (jeugd)-kerkdiensten en Leger des Heilssamenkom-
sten en velen geloven dat dit goed is. Immers: ook de verkondiging van het
Evangelie moet met haar tijd meegaan.
(Van onze correspondent)
AMSTERDAM Wij moeten
drie trappen op in het ietwat ver
vallen verveloze gebouw aan de
Prins Hendrikkade, dat al sedert
jaren het nationaal hoofdkwartier
is van het Leger deS Heils in
Nederland. Op de derde verdieping
ontmoeten we majoor William Pal
stra, hoofd van de muziekafdeling
van het Leger en dirigent-kapel
meester van het stafmuziekkorps.
Deze Heilsoldaat met zijn zuide
lijk uiterlijk en beweeglijke ge
baren heeft zijn kamer behangen
met platenhoezen, foto's, een af
fiche van de NAVO-taptoe plus een
„gouden plaat": de enige die het
Leger des Heils bezit, verkregen
met de jubileum-l.p. „Doe wat
terug". Majoor Palstra hij draagt
een rode blouse met zwarte das
onder het uniformjasje zegt:
„Wij zijn druk bezig, onze liede
renbundel te herzien. Veel melo
dieën krijgen moderne harmonieën.
Wij pakken ook de teksten aan, lie
deren met „Gij, arme zondaar!"
doen het niet meer. Ik kan voor
mezelf menen dat ik een zondaar
ben, maar ik heb niet het recht een
ander als zodanig aan te spreken.
Terecht zou men kunnen op
merken: „Wat verbeeldt die kerel
zich wel!"
HET LEGER DES HEILS evolueert
met de tijd mee. De soms wat be
schuldigend lijkende vinger naar de
„onbekende zondaar" wordt ingetrok
ken. En dat moet ook uit de liederen,
uit de muziek blijken. Majoor Palstra
verstaat zijn tijd en werkt graag m.ee
aan nieuwe muziekbeleving. „De
Beatles zijn ware artiesten. Eén aan
tal van hun teksten hebben naar mijn
mening zelfs litteraire waarde. Zij
hebben hun tijd begrepen", zegt hij,
als we over de ontwikkeling in de
muziek praten. Ontwikkelingen, die
ook het Leger de Heils niet onberoerd
hebben gelaten. Immers, de meetings
van het leger worden niet alleen meer
opgeluisterd door vaak goede, soms ook
minder goed getrainde koperblazers.
„Beatband", de combo en elektronisch
orgel hebben er óók hun intrede ge
daan.
MAJOOR PALSTRA noemt de na
men van een paar bekende „Salvation
Army Pop Groups": de Britse „Joy
Strings" van kapitein Joy Webb, Zwit
serse combo „Les Baladiens du Ciel",
de Engelse close-harmony-groep „Joy
Belles" en de Hollandse „Halleluja-
Sound". Veel leden van de laatste
groep studeren thans voor Heilsoffi
cier in de Leger-kweekschool. „Waar
om zouden wij deze muziek niet ge
bruiken bij de verkondiging van het
Evangelie? Als het muzikaal maar
goed is, heb ik er niets op tegen.
Ik geloof echter dat de pop-groups"
om ze gemakshalve zo te noemen, wèl
geschikt zijn voor jeugddiensten bij-
voorbeeld, maar niet voor de „stan
daard-eredienst". In de kerk wil ik
tijd en sfeer hebben om na te denken.
Sterke luidsprekerklanken zouden mij
dan wel eens kunnen hinderen".
„IK GELOOF niet dat deze combo's
zich zullen institutionaliseren. De com
bo's hebben zich te veel gebonden aan
mode-stijlen: de rock'n roll, de beat,
de rhythm and blues. Ze evolueren nu
naar de „ballad". Er is aan de combo's
ook een praktisch bezwaar verbonden:
bekijk hun bezetting: vijf man hoog
stens. Wat moet je tegen nummer zes
en zeven zeggen, die er ook bij willen?
„Sorry, we zijn vol?" Zo ontstaat er
een zeker gevaar van verdeling, op
splitsing. De zangbrigade, het muziek
korps, de gitaarbrigade hebben veel
minder beperkingen wat het lidmaat
schap aangaat. Hun bezetting kan in
theorie tot in het oneindige worden uit
gebreid".
Terugkomende op de „modestijl"
van de combo's zegt majoor Palstra:
„Laat men mij niet verwijten dat ik
conservatief ben. Wij brachten het
eerst platen uit van een koor, begeleid
door een rhythm-groep en een ham-
mond-orgel. (Later in de leger-winkel
wordt er een plaat op de pick-up ge
legd en we horen „Gods trouw is won
derbaar" voor combo en koor.) We
moeten ons echter algemener oriënte
ren en ons niet aan een bepaalde, stijl
binden. Als ik zeg „algemener oriënte
ren" dan denk ik dus aan de moderne
amusementsmuziek. Er zijn types van
orkesten zo iets als De Zaaiers bij
voorbeeld die het jarenlang goed
hebben gedaan. Ze spreken een groot
publiek aan, zijn niet mode-gebonden,
maar nochtans „modern". Die richting
zullen we ook bij ons uit moeten",
aldus de heer Palstra, die nog eens
zegt: „Dat kun je toch niet conserva
tief noemen. Op ons laatste zangers-
congres heb ik een lied in blues-stijl
laten zingen. Ik zou ook geen bezwaren
hebben tegen jazz, mits de thema's
voor de mensen een herkenningspunt
hebben. En dan weer: onder bepaalde
omstandigheden, dus als regel niet in
de normale eredienst".
DE MUZIEK in de zondagse samen
komsten die men in het Leger kent,
ziet majoor Palstra liever voorbehou
den aan het Leger-muziekkorps, dat
in feite een fanfareorkest in Engelse
bezetting is, een „brass-band" dus. „De
brass-bands zijn bij ons geïnstitutio
naliseerd", zegt majoor Palstra. Lange
tijd is het Leger des Heils de pionier
geweest van de brass-band-muziek in
Nederland. Trouwens, als men de En
gelssprekende landen buiten beschou
wing laat: zelfs pionier over de gehele
wereld. Tot in Japan en in Afrika
toe spelen de heilsmuzikanten 15.000
in totaal in korpsen met een Engel
se instrumentatie. Een feit, waarop de
Britse brassband-muzikant ook die
van buiten het Leger des Heils erg
trots is: „Brittannia rules the (musi
cal) waves"....
OMSTREEKS 1860 rezen in Groot-
Brittannië de brass-bands, de fanfare
die magistrale combinaties als bijvoor
beeld de „Black Dyke Mills Band" en
vele andere beroemde blaasorkesten
heeft voortgebracht.
DE STICHTER van het Leger des
Heils, William Booth, had omstreeks
diezelfde tijd de familie Fry, bespelers
van koperen blaasinstrumenten, inge
schakeld in de Heilslegeractiviteiten.
En het duurde dan ook niet lang of
ten zit onder andere in een juiste ver
houding van bes- en es-instrumenten,
maar ook in een specifieke toonaan-
zet en een eigen interpretatie. Het is
niet alleen de instrumentatie. Neem
onze New York Staffband: technisch
goed, maar een toon als een plank:
scherp en keihard. In Amerika vindt
men dit detoneren mooi. Zo'n orkest
mag dan een Engelse instrumenten
groep hebben, toch is het geen typische
Y' .1" ':vV; V- V?
i H
•••Tm'.'H
Beat in het Leger: de Britse Joy Strings in actie.
orkesten, als paddestoelen uit de grond
Korpsen met koperinstrumenten van
het sax-hoorn-type, maar zonder saxo
foons. Een vrij eenvoudige bezetting
van in feite maar zes verschillende
blaasinstrumenten, maar uitgebreid en
gevarieerd in solo-, eerste en tweede
partijen. Combinaties, variërend in
sterkte van even twintig tot soms veer
tig a vijftig musici. Wales was de ba
kermat, waar groot-industriëlen de op
richting van dergelijke muziekkorpsen
steunden. Ze zagen er een goede vrije
tijdsbesteding voor hun arbeiders in,
en een goede band was tevens een pri
ma visitekaartje voor de fabriek of de
mijn. Het groeide uit tot een bewe
ging, tot de „brassband-movement",
het Leger volgde de ontwikkeling op
de voet, en de brassband werd er „hèt"
orkest; zowel voor begeleiding van de
zang in de eigen bijeenkomsten, als bij
de straatprediking, later ook voor uit
voeringen, concerten. Voordien hadden
de Heilsoldaten van het eerste uur
zich beholpen met orkestjes waarin
zelfs rariteiten als zakkammetjes
met-papiertjes, penny-whistles en ook
tamboerijnen, gitaren enz. werden ge
bruikt om de aandacht van „de zon
daren" te trekken.
MAJOOR PALSTRA: „Brassband-
muziek is een Engels cultuurgegeven.
Het geheim van de heldere en tege
lijk warme klankkleur van deze orkes-
brass-band-sound. Daar komt nog wat
anders voor kijken." Majoor Palstra
legt uit, waarom de „brassbandmove-
ment" (en dus ook het Leger des Heils)
niet voor het harmonieorkest (waarin
ook houten blaasinstrumenten voorko
men) maar voor de vrij eenvoudige
koperbezetting heeft gekozen: „Het is
de gemakkelijke verwisselbaarheid
van de instrumenten. Als men het ene
kan bespelen, kan men in principe
ook het andere vrij snel leren beheer
sen. Maar zet eens een saxofonist bij
wijziging van je bezetting b.v. op
een althoorn, of een klarinettist op
een cornet! Dat is bijna niet te doen.
Die mensen moeten zich totaal om
schakelen."
Het staforkest: typisch Engelsq
brass-sound"
MAJOOR PALSTRA over de toene
ming van de belangstelling voor de
brassbandmuziek in Nederland:
„Uiteraard juich ik dit toe. We hebben
hier wel dirigenten die veel afweten
van toeten en blazen in de orkestrale
stijl, maar ik vraag me af of er men
sen van kaliber genoeg zijn om de
vereiste gerichte instructie te geven.
Want ik zei al: het is een Engels cul
tuurgegeven, dat speciale eisen stelt."
WIE met een Heisofficier over zijn
werk spreekt, kan moeilijk de geeste
lijke achtergronden van dat werk on
besproken laten. Majoor Palstra: „Mu
ziek moet bij ons altijd middel blij
ven om het Evangelie te verkondigen.
Maar je kunt je natuurlijk afvragen
of dit in de praktijk wel opgaat
voor iedereen en in alle leeftijdsgroe
pen".
„Daarom heeft onze muziek eer. be
langrijke nevenfunctie: ze is in het
korps ook een bindende factor. En
natuurlijk is ze ook een hobby van on
ze muzikanten, weliswaar in dienst van
een hoger doel, maar nochtans een
hobby. U dacht toch niet, dat al die
muzikanten tegen hun zin zitten te
spelen? Een van mijn mensen uit het
stafmuziekkorps reist al acht jaar we
kelijks uit het oosten van het land naar
Amsterdam om de repetities bij te wo
nen. Waarom doet die man dat? Al
leen maar uit religieuze overwegin
gen? Kom nou! Natuurlijk omdat hij
graag' blaast! Maar.die hobby stelt
hij in dienst van God. Dat betekent
voor onze mensen een dubbele bevre
diging: de muzikale èn de godsdiensti
ge. Dat is de essentie van het heilsmu-
zikantschap!"
„Als ik met de band optreed, moet
alles af zijn. Op een teken van de di
rigeerstok moeten alle instrumenten
tegelijk naar boven gaan. Show? Dis
cipline? Jawel, maar geen show om de
show. Het Evangelie is mij de moeite
waard om naar perfectie te streven
of, zoals men in het Leger altijd zegt:
„het beste voor het hoogste". Maar na
tuurlijk vind ik het fijn, net zoals mijn
muzikanten, als men na aflobp van de
uitvoering zegt: „Het was goed!" Na
tuurlijk vinden we succes leuk, maar
het mag geen hoofddoel worden. Als
we merken dat een muzikant hij
mag nog zo goed op zijn instrument
zijn uitsluitend op de gunst van het
publiek gaat spelen, moet hij eruit!"
ONDANKS deze vrij strenge opvat
tingen is het aantal Heilsmuzikanten in
ons land niet achteruitgegaan, maar
verhoudingsgewijze met de bevolking
meegegroeid. Majoor Palstra: „Kijk
naar Charles Aznavour: hij brengt wat
hij te brengen heeft, zo, dat je hemzelf
niet meer ziet, maar alleen hoort wat
hij te zeggen heeft. Dat is het wezen
lijke. Wij pretenderen daar ook naar
te streven, maar de techniek zit ons
wel eens in de weg!"
En techniek maar dat niet alleen
kan men het perfect musicerende 35
man sterke stafmuziekkorps van het
Leger des Heils kortelings terug van
een geslaagde tournee in Noorwegen
gerust toeschrijven. Majoor Palstra is
formeel „chef" van 1100 volwassen
muzikanten (allen amateurs), 300
jeugdmuzikanten, 2000 zangbrigadele-
den en 500 jeugdzangers. Hij vergt dus
meer van zijn mensen dan techniek en
muziek alleen.
OOK AAN zichzelf durft de heer Pal
stra die 39 jaar is, eisen te rtellen.
Naast zijn werk als hoofd van de mu
ziekafdeling en dirigent van de staf
band vindt hij de tijd voor studie aan
de zevende faculteit van de gemeente
universiteit in Amsterdam met als
hoofdvak sociale psychologie. „De ijd,
mijn werk, beide stellen vragen en ei
sen antwoorden. Daar wil ik achter
zien te komen!" zo besluit hij.