Een Nederlandse cineast die altijd succes heeft HENK VAN DER LINDENS Disco-duel van Herman Stok gaat in ieder geval door TWINTIGSTE JEUGDFILM „Nuttig correctief op platenproduktie" Nieuwe hoop voor kinderlozen ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1968 Erbij 19 H. C. Amuseren Henk van der Linden (Van een onzer verslaggevers) GERUISLOOS IS DEZE ZOMER een nieuwe Nederlandse speelfilm in première gegaan, waarvan nu reeds mag worden aangenomen dat zij haar geld dik zal opbrengen. Een uitzondering dus op de regel dat over de Nederlandse film meer wordt geschreven dan dat ernaar gekeken wordt. Voor cineast Henk van der Linden is die uitzondering regel. Hij heeft in vijftien jaar tijd en in zijn eentje films gemaakt die stuk voor stuk kassuccessen werden en allemaal nog in roulatie zijn. Zijn jong ste rolprent die „De man met het zwarte masker" gedoopt is en evenals de rest van zijn oeuvre bestemd is voor kinderen moet weer „jaren mee gaan" Funès bijvoor' 'd. Of een goede western, niet ?ooi- en smijtwerk van de Itah- aar een John Ford. Of een spe naar niet zo'n lood zware zor komst, waar je zelf een eind oet breien. Tati vind ik leuk, ai zijn laatste film vond ik niet zo daverend. Maar ik bewonder zijn vakmanschap. Het is heel moeilijk om een goeie klucht te maken. Vol gens mij krijg je iemand eerder aan het huilen dan aan het lachen! Hij heeft vaak met de idee gespeeld, ook eens een film voor volwassenen te maken. „Maar gezien de ontwikkelin gen van de laatste tijd kijk ik wel uit. „Schoenmaker blijf bij je leest, zeg ik maar. Waarom zou ik me in een avon tuur steken?" Per slot is hij geen 31 meer zoals in 1956 DE PAUSELIJKE banvloek over de pil heeft de strijd rond de geboorten- beperking weer in volle omvang doen oplaaien. Kranten, damesbladen en kerkblaadjes stonden vol verhitte discussies en een aantal katholieke vrouwen zal nu stellig de anti-babypil afzweren. Maar de kans is groot dat al het pro- en contra-geschrijf bij vele andere vrouwen het omgekeerde effect zal sorteren. Bij vrouwen vooral, die nog geen pillen slikten, maar het „ding nu toch ook wel eens willen pro beren" al ivas het alleen maar uit nieuwsgierigheid. Vandaar ook dat de pillenindustrie zich geen zorgen maakt over het taboe van Rome. Zij ziet er eerder gratis reclame in WAT BIJ al die disputen wel eens vergeten wordt, is het feit dat er ook vele vrouwen zijn die naar een eigen kind verlangen maar het niet krijgen kunnen. Honderdduizenden vrouwen zelfs, die het moederschap ontberen moeten omdat zij „onvruchtbaar" zijn. Maar ook voor hen is er hoop. Op een in Würzburg gehouden gynaecologisch congres is nog eens naar voren gebracht dat totale on vruchtbaarheid bij de vrouw een fictie is. Er zijn alleen bepaalde functie stoornissen in het vrouwelijk organis me die kinderzegen in de weg staan. De voornaamste stoornis is het uitblij ven van het zogenoemde „springen" van het eiblaasje (de ovulatie) waar door bevruchting van de eicel uit blijft. De medicus moet dan trachten, de eierstok tot regelmatige ovulatie te stimuleren. Daartoe staan hem twee mogelijkheden ten dienste. De eerste bestaat uit toediening van het middel clomiphen, de andere is een therapie met hormonen, gewonnen uit een her- senaanhangsiel, de hypophyse-klier, die direct op de kiemklieren werken en de eiafstoting bevorderen. DIE MIDDELEN waren al lang be kend en men oogstte er redelijk suc ces mee. Een bezwaar was alleen, dat ze te goed werkten. In plaats van één baby kwamen er namelijk veelvuldig twee- of drieling-geboorten voor bij aldus behandelde vrouwen en dat was volgens de meeste dames wel wat te veel van het goede ineens. DE HEIDELBERGSE hoogleraal Zandler heeft nu op het congres in Würzburg een door hemzelf uitgedok terde methode toegelicht, die hem in staat stelt, van tevoren te bepalen welke vrouwen wel met clomiphen of hypofyse-hormonen behandeld kunnen worden en welke niet. Zijn methode bestaat uit een in- en uitwendig onder zoek met reactieproeven. Zijn de indi caties gunstig, dan kan de patiënte zon der risico van meerling-geboorten met een der genoemde preparaten behan deld worden en zal (volgens Zandlers ervaringen) toch in 80 van de 100 gevallen de gewenste (eenling-)zwan- gerschap tot stand komen. „EEN KIND gaat naar de bioscoop om geamuseerd te worden. Het wil wat lachen, het wil wat spanning. Het stelt niet de eisen die volwassenen aan een jeugdfilm stellen". Wat dat betreft zit de kritiek die soms op zijn werk wordt geoefend Van der Linden aardig hoog, al vervolgt hij op rustige toon: „Ja, d'r wordt wel eens gezegd: De kinderen nemen er niks van mee, of: er zit geen opvoedkundig element in. Ik zeg dan: kinderen moeten niet in de bios coop worden opgevoed, ik wil ze alleen maar amuseren. En dat lukt me wel, anders komen ze niet jaar in, jaar uit terug". „De grootste fout die je als jeugd- filmer kunt maken, is dat je de kin deren niet serieus neemt. Denk niet dat kinderen wel alles slikken. Je moet je er even goed met hart en ziel aan ge ven alsof je voor volwassenen te werk gaat". De ernst straalt van hem af. Henk van der Linden, die 43 jaar is, heeft trouwens meer van een vriendelijke boekhouder die moeilijk uit de plooi is te brengen dan van een driftig ci neast. Zijn films zijn dan ook niet driftig. Integendeel, er wordt hem wel eens een erg trage montage verweten. „Ik doe bewust kalmaan, kinderen moeten de handeling heel goed kun nen volgen. Zo komt het dat sommige volwassenen wel eens zeggen: Er zit ten trage momenten in. Maar dat is gewoon de noodzaak, vooral in het be gin van het verhaal, om het kind dui delijk te maken: zo zit het in elkaar". HIJ WERKT volgens beproefde for mules, in principe dezelfde als in het begin. Henk van der Linden, zoon van een Hoensbroekse bioscoopexploitant, trok rond met een reisbioscoop. Hij kwam op den duur jeugdfilms tekort. Maakte er toen zelf maar eentje van een uur. „Ik had het geluk dat-ie met een aansloeg. Hierdoor geïnspireerd, maakte hij in 1952 zijn eerste bioscoop film-op-lengte: „Drie jongens en een hond". Weer succes. En weer een (Van onze r.t.v.-medewerkster) OVEP ..DISCO-DUEL" van Herman Stok is de laat ste tijd deining geweest. Toch heeft de KRO besloten na vier pi c ef uitzendingen dit tv-programma vanaf ok tober eens per maand gewoon voort te zetten. Want ondanks de wat zuinige opmerkingen van enkele pla- tenheren is er bij de KRO officieel geen enkele ongun stige reactie van de platenmaatschappijen binnenge komen Trouwens ook niet van de artiesten of andere deelnemcnden. HERMAN STOK, nog steeds onver moeibaar bezig met de lichte muze, vindt die proefperiode noodzakelijk om de reacties van publiek, platenmaat schappijen en pers af te wachten om zo nodig correcties aan te brengen. Komen die correcties er? „Nauwelijks, op één ding na: Er zijn te veel „panel"-leden drie is meer dan voldoende. Een gaat er dus uit. Wie is nog onbekend: wellicht wordt het hele panel veranderd". „IK ZOU twee dingen willen zeggen. Het bestaansrecht van Disco-duel is gebaseerd op de wansmaak-produkten die er op de markt komen In de twee de plaats is het bepaald geen tiener - orogramma", zegt Stok De artiesten die in Disco-duel optreden, zingen play back. Dat is hier vereist, want het produkt dat de kijker kan kopen moet beoordeeld worden, niet wat een ar tiest op een bepaald moment in de studio presteert. De platenmaatschappijen komen er in het algemeen niet te best af, ook al omdat ze dit programma onderschat hebben. Dat blijkt al uit het feil dat ze zich nauwelijks voorbereid hebben de eerste keer. Bij de eerste twee opnamen, achter elkaar opgenomen, had ik niet gezegd op welk punt mijn aanval gericht zou zijn. Dat bleek een soort ramp te zijn." „De tweede keer heb ik dat wel ge daan, maar ook toen kwamen de pla- tenmensen nauwelijks beter uit de bus Hun weerwoord komt niet uit de verf, ze staan met de mond vol tanden. Onze aanvallen mogen "dan wel eens wat hard aankomen, iedereen die crea tieve produkten levert, kan kritiek ver wachten". „ER IS HIER en daar, voorname lijk door Jaap Stamer van Phono gram, iets gezegd over niet meer mee willen doen, geen platen beschikbaar stellen etc. Dat valt allemaal wel mee. Phonogram hlijft meedoen, en al zou dat niet het geval zijn, dan is er nog geen man overboord: dan wijst de KRO een soort gratis verdediging aan. De platen, ook van eventuele niet-wil- lenden, worden toch in behandeling genomen; ze worden gekozen uit een lopend repertoire. „WE HEBBEN niet de bedoeling, alleen maar platen waarop iets aan te merken valt, uit het aanbod te pakken. Maar helaas liggen de zaken zo, dat er op zoveel platen iets aan te merken valt", zegt Herman Stok. En daar heeft hij gelijk in. Wat niet wegneemt dat wij daar toch nog een kleine op merking bij willen maken. Platenma- ken is geen liefhebberij, maar een keiharde business. Waar vraag is, komt vanzelf aanbod. Zo goed als er in meubelfabrieken slechte, lelijke en smakeloze stoelen, tafels en banken kunnen worden ge maakt, zolang er nog etalages vol wan smakelijk aardewerk bestaan, eenvou dig omdat er behoefte aan bestaat, zo lang zullen platenmaatschappijen het zelfde vraag- en aanbodspel bedrijven. Platenmaatschappijen weten ook de stok achter de deur van hun aandeel houders en de commissarissen. Waar geld in gestoken is, moet dat geld er liefst dubbel en dwars uitkomen. Een leuk stel mensen die ge zellig meedoen" een opname uit de film „Sjors op het pira- teneiland"). Met een uitzondering: een Nederlandse Robinson Crusoë, die nog moet worden uitgebracht. „Die speelt op een tro pisch eiland en daarom heb ik hem in Spanje gedraaid, aan de Costa Brava." Maar de volgende film, twee jongens in een oude auto, wordt weer in Limburg opgenomen. Het wordt een avonturenfilm, gesitueerd in een Zuid amerikaans land tijdens een revolutie. „Dat die jongens in Limburg rondrij den, zie je niet. Het is een kwestie van de juiste plekjes zoeken en dan de camera zo instellen dat je er niets vreemds aan ziet. We hebben hier ook wel cowboyfilms opgenomen." Van der Linden vertelt, meermalen aanbiedingen van de televisie te heb ben gekregen uit Duitsland, België en Nederland. „Nederland pas nog. Ik heb zelfs wel eens aanbiedingen uit Ameri ka gekregen om een jeugdserie te ma ken. Maar u weet hoe dat gaat. Dan moet je 24 afleveringen van een half uur maken, steeds met een eigen ver haal en dat lijkt me toch geen prettige manier van werken. Ik zou binnen de kortste keren de managerziekte krij gen." Er is hem ook wel eens gevraagd zijn films op de tv te vertonen. „Daar voel ik niets voor, dan maak ik mijn bioscooproulatie kapot." CINEAST VAN DER LINDEN ziet ook graag wat anderen maken. „Ik ga heel vaak naar de bioscoop, elke keer dat er in Heerlen of Maastricht een goede film is. Als ik in Amsterdam moet zijn voor het een of ander, ga ik altijd naar de bioscoop. Ik zie graag een goed gemaakte komedie. Louis de Herman Stok WAT WIL Herman Stok dan met Disco-duel? „Wellicht gaan de artiesten en de platenmaatschappijen naar aanleiding van onze critiek wat bewuster ten op zichte van hun eigen werk staan. Het publiek heeft daar recht op, want de door ons besproken platen zijn even duur als (vaak betere) buitenlandse versies. Je betaalt gewoon de volle mep en dat terwijl de meeste platen alleen maar z.g. „cover versies" ziin. „EN WAT dat gedreig van niet mee doen betreft: dat is voor mij een dui delijke zaak. Wie zich terugtrekt, be wijst daarmee, niet achter zijn eigen produkten te staan. Vinden de platen maatschappijen mijn programma hin derlijk, dan is er maar één voortref felijke remedie om Disco-duel uit de ether te krijgen: laten ze dan alle platen zo goed maken dat er niets meer op en aan te merken valt. Dan is er niets te bediscussiëren voor ons en dan bloedt de zaak vanzelf dood". „ZE MOETEN wel lang mee, want bij elke film duurt het jaren voordat je uit de kosten bent. Mijn films moe ten het voornamelijk hebben van de va kanties, dus u begrijpt het wel," aldus Van der Linden. Hij vertelt dat de pro- duktiekosten zijn verdriedubbeld sinds hij begon. „Als ik nu nog moest be ginnen met het maken van jeugdfilms, zou ik geen kans zien om het rendabel te maken". Zegt verder dat hij zich nu kan redden dankzij de lange levens duur van vroegere produkten. Zo is zijn film Pietje Bel thans vijf jaar oud en Dik Trom in het circus" dateert zelfs van tien jaar geleden. In de zomermaanden duiken in de bioscopen bovendien nog oudere werk stukken van deze „Rex-filmproduktie" op. IN ZIJN bungalow in het Limburgse gehucht Thull vertelt Henk van der Linden alias Rex-Filmproduktie (nog steeds een eenmanszaak, maar mijn vrouw en mijn vader helpen mee) over de eenzame positie die hij in het Neder landse filmbedrijf inneemt. Concurren ten heeft hij niet. Zelfs buitenlandse jeugdfilms, hoe knap gemaakt ook („in kleur, met prima acteurs") deren hem niet. „De Rank-jeugdfilms, die echt wel de naam hebben, liepen hier enorm slecht, die worden practisch niet meer vertoond. Er zijn Spaanse, Tsjechische, Deense jeugdfilms geweest, maar mijn films zijn de enige die zich hier hebben gehandhaafd. „De sleutel van dat succes? „Weten wat de kinderen willen zien". delijk op papier heb, ga ik opeens op een middag iets heel anders schrijven, dat dan het scenario wordt. Met een groot woord zou je dat inspiratie kun nen noemen". HIJ HEEFT een vaste groep ac teurs: „een gezellig stel mensen, die graag meedoen, amateurs meest. Een ambtenaar van de staatsmijnen, een nachtwaker, een huisvrouw, een ge pensioneerde mijn-politieagent. Twee beroepsmensen heb ik er bij: Jan Kruik en Herman Lugerink; die o.a. een paar keer heeft meegespeeld in de televisie-serie Maigret. Maar de hoofdrolspelers zijn kinde ren die ik uit de omgeving recruteer. Mijn eigen twee kinderen hebben ook vaak meegespeeld." Zijn grootste sucaessen: Pietje Bell („die heeft enkele jaren geleden in het Rotterdamse Cineac 52 weken ge draaid!"), Robin Hood en de Sjors en Sjimmie-serie. Het grote publiek komt op namen af, het „kleine" ook. „In hetzelfde jaar maakte ik „Robin Hood en zijn schelmen" en „Het verraad van de zwarte roofridder". Zelf vond ik de laatste beter, maar de eerste draait beter. De figuur Robin Hood spreekt het kind aan, leeft al bij het kind. De reclame is eigenlijk al ge maakt met alleen maar een naam als Robin Hood of Pietje Bell". Toch zegt hij, daar niet speciaal op te mikken, „Te goedkoop", vandaar dat hij nooit een Ivanhoe-film heeft gemaakt. AL ZIJN FILMS heeft hij in het Zuidlimburgse landschap gedraaid. nieuwe film. Zo ging dat een paar jaar: 's winters de reisbioscoop en 's zomers filmen. „Toen het echt begon te lopen en er meer vraag naar mijn films kwam, kwam ik op een tweesprong: door gaan met de reisbioscoop, waar toen echt nog een goede boterham in zat, of alleen jeugdfilms maken, wat veel meer avontuur was. Ik heb toen, dat was rond 1956, die sprong wel durven maken. Eigenlijk in het donker, mag ik wel zeggen." Zijn films waren en zijn éénmans- spektakels, alleen het laboratorium werk geeft hij uit handen. Verder doet hij alles zelf: scenario, regie en came ra. Van gebrek aan ideeën heeft hij geen last. „Ik weet nu al wat ik vol gend jaar ga maken. Ik begin met een grondgedachte: zo'n film moet het worden. Iets in Robinson-Crusoëstijl, denk ik bijvoorbeeld, een jongen op een eiland. Daar ga ik verder op bor duren. Soms zit ik maanden te pieke ren over een verhaal en als ik het ein- Van der Linden als regisseur in actie aan de Costa Brava, waar vorige zomer een Nederlandse Robinson Crusoë-film werd opgenomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 19