PORTRET VAN ONZE 19-DE
EEUWSE VOOROUDERS: EEN
DORSTIG, ONFRIS VOLKJE
i
Drankverbruik vaak
omgekeerd evenredig
aan lichaamshygiëne
■Hp*.
Geen angst meer voor energieverlies
in de z.g. „mannelijke overgangsjaren"
fiifll
'A'.' |j(T
Uit overgroot-
moeders tijd (I)
«Ta
ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1968
Erbij
17
m |gg
9
WÊÊfÊmmmm
RifmmWÊÊ
SöftfillftllL!
mm
-
Drankzucht
Trakteren
Vergunningenstelsel
Ongedierte
Kwakzalvers
Wonderdokter
Domburgs glorie
(Van een onzer redacteuren)
HYGIËNE was in het midden van de vorige eeuw en
nog lang daarna, amper een begrip in ons land. Toen
Dr. Mezgers duim: een ton per jaar.
een arts voorstelde om de loslopende varkens, geiten,
schapen en kippen uit het centrum van Hilversum te
weren, vond iedereen, incluis het gemeentebestuur, dat
„een eigenzinnige nieuwigheid". In Koog aan de Zaan
was een open riool, dat een kwalijke geur verspreidde.
Maar een voorstel om dit in de volksmond genoemde
„Rode Zee"-riool te dempen, ondervond hevige tegen
stand van een groot aantal Kogers die hierin een aan
slag op hun kleine neveninkomsten zagen. Het was
normaal in ons land om fruit, boter, melk en andere
aan bederf onderhevige levensmiddelen in „het stil
letje" (alias het toilet) te bewaren. De bedompte bed
steden werden bij het slapen gaan stijf dichtgedaan en
ontelbare huismoeders droogden hun kroost en zichzelf
af met dezelfde doek, waarmee zij ook hun serviesgoed
en pannen reinigden. Mensen die nooit hun voeten of
rug wasten, waren geen uitzondering. Er waren er ge
noeg die anders wilden, die de gevaren van de on
hygiënische toestanden duidelijk zagen, maar zij waren
meestal roependen in de woestijn.
f\
y-
>.!/y J
DAAR WAS de vereniging „Het
Witte Kruis", in 1875 door Jeltie van
den Bosch in Hilversum opgericht. Na
een paar maanden waren er in negen
steden en dorpen afdelingen, die tot
de „provinciale vereeniging Her. Witte
Kruis" werden samengebracht. Zij ver
zochten koning Willem III maatregelen
te treffen tegen het steeds groter wor
dende gebruik van alcohol, waterlei
dingen aan te laten leggen, vaste vuil
verbrandingen aan te wijzen, krotten
te laten opruimen en gezonde wonin
gen op het platteland te bouwen; za
ken, die alle dringend aangepast moes
ten worden. Vooral het toenemende
drankmisbruik richtte blijvende scha
de aan, in families maar ook in het
maatschappelijke leven.
ER WAS geen gebruiksvoorwerp of
zaak, die zoveel benamingen had als
de borrel, teken dat deze in de alge
mene belangstelling stond. Een spaan,
neutje, spatje, hap, drop, prop, oorlam,
lik, bovenverklikker, pierverschrikker,
diendertje, taaie, tikketanisje, opkik-
kertje, wippertje, afzakkertje werk
loze, slaapmuts, brom, jandoedel, has-
sebassie, zoopje, opfrissertje, nipper
tje, natte deken, boordevolle!je, waren
„enkele" namen voor de drank die in
stromen door de Nederlandse kelen
gingen.
Liefst 50 miljoen liter jenever ging
er in één jaar (1880) doorheen. Dat
was bijna tien liter per persoon, baby's
meegerekend. Het bierverbruik was
bijna 32 liter per hoofd. Sterke drank
men wist niet beter, hoorde overal bij.
Bij de loonuitbetalingen zowel als bij
het aanwerven van personeel. Er wa
ren 45.000 plaatsen in ons landje waar
jenever werd verkocht. Schoenmake
rijen, portiers, kruideniers, wasvrou
wen hadden er een kroegje bij. Ver
schillende schoolmeesters dreven een
proeflokaal, waarin zij tot diep in de
nacht, ook aan zeer jeugdigen, drank
schonken.
Sluis- en brugwachters hadden een
cafeetje, dicht bij hun arbeidsterrein
en geen schipper kon passeren wan
neer hij niet één of meer borrels bij
hen had gedronken. Er ging geen ge
legenheid voorbij of er werd drank
geschonken. Wanneer de oogst was
binnengehaald schonken de boeren
kannen vol jenever aan hun meiden
en knechten. In de veenkoloniën kwam
het meer dat eens voor, dat de veen
baas meer dan de helft van het loon
van zijn turfstekers inhield, omdat zij
dit bedrag reeds de voorgaande week
in zijn kroeg hadden opgemaakt aan
jenever of brandewijn.
NIEUWELINGEN in buurt, straat of
werkplaats moesten de eerste dag hun
buren of collega's op drank trakteren.
Soldaten die naar de koloniën ver
trokken, verdronken vaak in één of
twee dagen hun gehele handgeld. H^t
leven speelde zich af in proeflokalen
en drankhuizen. Veilingen, vergaderin
gen, aanwerving van arbeiders, ia zelfs
rechtzittingen werden daar gehouden.
Enige beperking 'op de verkoop van
drank was er niet. Iedereen mocht ver
kopen wat hij wilde. Velen stookten
zelf drank of verkochten de (toen nog
„witte") spiritus, de vooral door de
allerarmsten werd gedronken. De
meeste arbeiders hadden een glaasje
ronder voet bij zich, om wanneer er
ergens iets werd aangeboden, niet
„onthand" te zijn. Duizenden gezinnen
stonden diep in de schuld bij kaste
leins, maar nog erger was dat de drank
ook duizenden slachtoffers maakte.
Het aantal misdrijven, krank- en
zwakzinnigen steeg met het verbruik
van de ongecontroleerde dranken. Ve
len werden blind door slechte spiri
tualiën of stierven aan de gevolgen
van overmatig drankgebruik.
IN DEN HAAG werden per jaar
zo'n 1200 personen, die onder invloed
waren, door de politie opgebracht.
Deze lieden waren veelal lastig of ver
nielzuchtig. Hadden de dienaren van
de Haagse Hermandad iedere beschon-
kene mee naar het „posthuis" moeten
nemen, zij zouden zelf niet meer uit
de kleren zijn gekomen.
In 1881 greep de regering in Zij
legde de Tweede Kamer een wetsvoor
stel „tot regeling van de kleinhandel
in sterken drank en tot beteugeling
van openbare dronkenschap" voor. Mi
nister van Justitie Modderman sprak:
„volgens dr. T. Haakma in het Neder
lands Tijdschrift voor Geneeskunde is
in het noorden van ons land vijftig
percent van alle ellende in families,
vermogens, constitutiën en karakter te
wijten aan de spiritus. Mijn ministerie
beschikt over gegevens dat 30 percent
van alle misdrijven in het algemeen
hun oorzaak of medeoorzaak vinden in
misbruik van sterke drank. Dit cijfer
stijgt voor sommige misdaadcatego-
gorieën zelfs tot 80 percent".
DE KAMER was het in meerderheid
met hem eens. Zijn wetsontwerp werd
met 68 tegen 7 stemmen in de Tweede,
en 28 tegen 4 stemmen in de Eerste
Kamer aangenomen. Het Kamerlid
Dijckmeester was het echter niet met
de bewindsman eens. „In Nederland is
het dagelijks gebruik van sterke drank
zozeer tot gewoonte geworden, dat zeer
velen daarvan geen nadeel ondervin
den zei hij en vervolgde: .Er
zijn handwerkslieden die wij eren en
hoogachten, en gaarne in ons werk
hebben, van wie wij weten dat zij
misschien iedere dag acht a tien gla
zen jenever drinken, zonder dat wij er
iets van bemerken of dat zij met min
der ijver hun arbeid verrichten
De nieuwe wet regelde de vergun
ningen: één op 250 inwoners in een
kleine gemeente, één op 500 inwoners
in een grote plaats. Een kastelein
moest van onbesproken gedrag zijn en
Toen koning Willem III op 28 juni
1881 zijn handtekening onder de nieu
we wet zette, werd het aantal plaatsen
waar drank te krijgen was in ons land,
met één pennestreek van 45.000 tot
33.201 teruggebracht.
MAAR ER WAS nog veel te doen,
ook op medisch gebied. De minderbe
deelden waren nog steeds overgele
verd aan kwakzalvers, die hun „num
mer" zo goed verkochten, dat het ge
wone volk wel onder de indruk van
hun gaven moest komen. Velen ge
loofden steevast dat zij baat zouden
Verbetering der ziekenzorg kwam er pas na de oprichting der Kruis
verenigingen. Witte Kruis-„pleegzusters" van het eerste uur in vol
ornaat.
mocht geen mensen, die in kennelijke
staat van dronkenschap waren, in zijn
kroeg toelaten, evenmin jeugdigen on
der de zestien jaren zonder meerder
jarige geleide. Uitbetalingen van loon
of salaris, of gokken in een lokaal
waar drank werd geschonken was ver
boden.
vinden bij „duivelsdrek", wasballen of
alruinwortel, wanneer zij bijvoorbeeld
aan jicht leden. De arbeidersbevolking
werd geteisterd door aangetaste lon
gen, slechte ogen, vergroeiingen en be
dorven magen, kwalen die voortkwa
men uit hun slechte levensomstandig
heden, lange werkdagen, slechte be-
De meeste kwakzalvers waren
handig met mes en tang. Maar
pijnloos waren hun behande
lingen bepaald niet.
huizing, weinig of geen hygiëne en over
matig drankgebruik. De armen waren
zwak en er waren geen voorzieningen
om ziekten te voorkomen. Zuigelingen
werden in leven gehouden wanneer
zij al niet meteen na de geboorte stier
ven met boekweit en aardappelen,
in azijn gedoopt.
De wetenschappelijke opleiding tot
arts was gebrekkig, de geneeskunde
ronduit slecht. Dit was een der rede
nen van het succes der kwakzalvers.
Wat deze „piskijkers" aan geneesmid
delen en kuren voorschreven, tart onze
Verbeeldingskracht. „Vies behoort op
schoon" wai een van hun stelregels.
Daarom moesten de mensen die bij
voorbeeld aan nierstenen leden, hoofd
luizen slikken en werd op open won
den spinrag gelegd. Verdovende mid
delen waren er bijna niet, of het moest
opium zijn. Maar meestal moesten bij
een operatie of aderlating familiele
den het slachtoffer vasthouden. Opere
ren konden de chirurgijns die hiervoor
uit hun kapsalon werden gehaald door
gaans aardig. Met gloeiend verhitte
messen sneden zij ledematen af en
zaagden benen en botten door. Maar
de patiënt die zo'n ingreep overleef
de. stierf daarna meestal aan wond
koorts, zoals veel kraamvrouwen aan
„kraamvrouwenkoorts" ten onder gin
gen. In Wenen had dr. Semmelweisz
omstreeks 1850 ontdekt dat deze do
delijke infectie te wijten was aan het
behandelen en onderzoeken van
kraamvrouwen met ongewassen han
den. Maar het duurde toch nog wel
twintig jaar, voordat zijn wetenschap
ook tot ons land doordrong, vrijwel
gelijktijdig met de ether, het chloro
form en de bloedstelpende middelen.
TBC was een volksziekte nog in
1900 stierf hieraan iedere drie kwar
tier een Nederlander waartegen
ezelinnemelk werd aanbevolen. Melk
boeren met ezels die zij voor de deur
van een klant melkten liepen in alle
steden. Cholera geselde ons volk mee
dogenloos. Tienduizenden werden ten
grave gedragen, vooral in Rotterdam,
waar de ratten een dorado vonden in
smerige sloten en waar duizenden
mensen samenhokten, zonder water
leiding of riolering. Tegen roodvonk
waaraan vooral kinderen bezweken
gevan de artsen de raad, rode gor
dijntjes om het bed te hangen en de
patiënt rode kleding aan te trekken.
Ziekenhuizen waren al eeuwenlang
vervuilde mensenopslagplaatsen, vaak
onverlicht en vol wandluizen. In het
Haagse Burgergasthuis moest de zie
kenvader plus personeel eens verhui
zen, omdat zij het niet langer uithiel
den van het ongedierte. Verpleegsters
waren het uitschot van onze samen
leving, de slechten onder de darmen-
schraapsters, prostituées, koffiepiksters
en tabakstripsters of meisjes uit de
veenkolonie Veenhuizen. Zij verdien
den zo'n 50 tot 70 gulden per jaar
plus kost en inwoning en de opbrengst
van de kleding van overleden patiën
ten. Pas rond 1857 kwam er enige
verbetering, vooral door het voorbeeld
van Florence Nightingale en door de
wet op de geneeskunst. Toen pas be
gonnen delen van ons volk vertrouwen
in de opgeleide artsen te krijgen, al
liepen tienduizenden toch nog liever
naar een kwakzalver.
WAS DR. JOHAN MEZGER ook een
kwakzalver? Of kan men in deze Am
sterdammer een pionier van de heil
gymnastiek en massage zien? Feit is,
dat, toen de 32-jarige Johan G. Mez-
ger in 1870 in het hoofdstedelijk Am-
stel-hotel een praktijk begon, hij bin
nen korte tijd een zeer groot aantal
klanten had. Geen „cliëntele" uit de
arbeidende stand, maar patiënten uit
de hoogste kringen.
Edellieden en vorsten logeerden we
ken- of maandenlang in het Amstel-
hotel, waardoor het exploitatieverlies,
dat het anderhalf jaar tevoren ge
opende hotel had geleden, snel ver
dwenen was. De koningen van Bulga
rije en Zweden, de keizerinnen van
Oostenrijk en Frankrijk, prins Albert
van Pruisen, prins Lapouchine Demi-
dorf, het hertogelijk paar van Saksen-
Meinigen, prins Bibesco en de groot
hertog van Mecklenburg de latere
schoonvader van koningin Wilhelmina
lieten zich behandelen door dr. Jo
han Mezger. Een krant schreef: „Am
sterdammers zien tegen graven en ba
ronnen niet meer op, want met keize
rinnen en keizers, koningen en konin-
prinsen en hertogen maar niet eens te
spreken, zitten zij in de tram, als wa
ren dezen gewone kantoorbedien
den.
MEZGER werd gevierd en ver
guisd. Professor Alberdingh Thijm,
oud-patiënt van de ex-gymnastiekle
raar, schreef een lofdicht voor zijn
„weldoener". Er was Mezger-reukwa-
ter te koop, er was een Mezger-mars,
men rookte Mezger-sigaren. De mid
denstand raakte niet uitgesproken over
de kwaliteiten van deze wonderman,
die naar men schatte zo'n honderddui
zend gulden per jaar „schoon" ver
diende en ook het Amstel-hotel ..op
rozen" bracht. Evenals trouwens het
dorpje Domburg, waar Mezger in de
kapitale villa „Irama" de zomermaan
den doorbracht. Medici uit die jaren
bekeken hem als een kwakzalver. Het
Tijdschrift voor Geneeskunde waar
schuwde tegen de door Mezger ge
bruikte en in de handel gebrachte
massage-hamer. Een arts schreef: „la
ten wij dit instrument zo snel moge
lijk naar de timmermanswerkplaats
terugbrengen". En een ander: „voor
mijn gevoel is de kwakzalverij van dr.
Merzeger gedediceerd de ergste
De roem van Mezger duurde noch
tans 18 jaren. Toen vertrok hij naar
Wiesbaden, waar hij ook de dochter
van de Russische tsaar behandelde:
voor 1400 gulden per dag
Later keerde hij toch terug in zijn
Domburgse villa, waar sindsdien met
grote ijver kuur- en badhotels wer
den gebouwd. Het dorpje werd van een
slapend plaatsje snel een bloeiende,
drukbezochte badplaats.
In het witte pak, waarin hij de pa
tiënten behandelde, nam hij op zijn
zeventigste verjaardag een aubade van
de Domburgse schooljeugd in ont
vangst. Tweeëneenhalve maand later
stierf deze veelomstreden figuur. Om
streden zelfs na zijn dood. Want toen
in de gemeenteraad van Domburg een
voorstel in stemming kwam om 25 gul
den bij te dragen in de kosten van
een monument voor de wonderdokter,
toen waren er evenveel voor- als te
genstemmers.
KWAKZALVER of medicus? Nie
mand zal het ooit weten. Feit is dat
het Amstel-hotel, de Amsterdamse
middenstand en Domburg heel wat te
danken hadden aan dr. Johan G. Mez
gers duimen
PEP-PIL VOOR PAPA
(Van een medewerker)
De angst voor de zogenaamde
„manlijke overgangsjaren" heeft
om zich heen gegrepen sinds deze
uitdrukking enige jaren voor de
eerste maal werd gebezigd. Vooral
mannen tussen 40 en 50 jaar over
valt deze vrees voor een plotselin
ge verminderde potentie op het
hoogtepunt van hun werkkracht.
Men weet sinds lang, dat de oor
zaak een gebrek aan het manlijk
geslachtshormoon testesteron is.
Ook de toediening van dit hormoon
kon de gevreesde symptomen niet
doen verdwijnen. Integendeel, de
lichaamshouding geraakte in wan
orde en er traden zelfs beschadi
gingen van organen op.
ONLANGS is het een grote farma
ceutische onderneming in West-Berlijn
(Schering AG) gelukt, een preparaat
te ontwikkelen, dat niet alleen het
gebrek aan hormonen en de daardoor
optredende onprettige gevolgen zou
opheffen maar ook geen bijverschijn
selen veroorzaakt.. Tijdens jarenlang
intensief onderzoek hebben de Beiiijn-
se geleerden zich beziggehouden met
de bij oudere mannen optredende ver
minderde potentie. Zij gingen daarbij
uit van het feit, dat na het veertigste
levensjaar de produklie van het man
lijke geslachtshormoon testosteron
lanzamerhand daalt. In het algemee
wordt deze daling van de hormoon-
spiegel echter helemaal niet als een
verlies van de manlijkheid ondervon
den. Pas andere symptomatische ver
schijnselen zoals snelle vermoeidheid,
lusteloosheid, vermindering van con
centratie- en van geheugen tot aan de
zogenaamde stenocardische klachten,
die veel lijken op een angina pectoris, i
doen de lijders plotseling merken dat
zij „falen". De geneeskunde spreekt
hierben van een „energieknak", die tot
een voortdurend verkeerd handelen en
tenslotte zelfs tot neurosen kan leiden,
al men er teveel aandacht aan schenkt.
DE TOEDIENING van het ontbre
kende hormoon testosteron bracht, zo
als men in de loop van de jaren moest
vaststellen, de regelfunctie tussen de
hypofyse in de hersens en de manlijke
geslachtsklieren (gonaden) uit haar
evenwicht. De hormoonproduktie van
het lichaam hield bij een continubehan-
deling tenslote helemaal op en er tra
den leverkwalen op.
HET DOOR de Westberlijnse onder
zoekers ontwikkelde middel, dat onder
de naam „mesterolon" in de vorm
van tabletten in de handel gebracht
wordt, zou deze bijverschijnselen niet
meer kennen. Het herstelt alleen het
normale hormoon-evenwicht van het
lichaam. De beruchte „energieknak"
schijnt daarmee zijn schrik verloren te
hebben. Verder zou de geriatrie wel
eens van dit middel kunnen profiteren.
Het zou namelijk gebleken zijn, dat
ook echte bij de ouderdom behorende
ziekten, zoals hart- eri vaatziekten, sto
ringen in de doorbloeding van hart-
kransvaten en beschadigingen van de
hartspier met mesterolon succesvol
kunnen worden behandeld.