„Elektra" en zeebaden als opwindende nieuwigheden Uit overgroot moeders tijd ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1968 Erbij 19 De wintertuin van Krasnapols- ky, badend in elektrisch licht, was dè sensatie van Amsterdam. Pennestrijd Badhuisgek Han Wieleck Badhuis (Van een onzer redacteuren STOOMBOTENspoorwegen, telegraaf, telefoon, petroleum-, gas- en elektrisch licht, fietsen, auto's, wa terleiding, onze overgrootouders raakten niet uitge praat over al deze „nieuwigheden" zoals zij ze noem den. Velen waren wild enthousiast, maar zeker even zovelen stonden critisch tegenover al deze moderne dingen. „De Economist" schreef nog in 1858 dat „in alle steden waar 's avonds kunstlicht werd gevonden, naar de bevelen van de postadministratie tot 10 uur 's avonds brieven werden besteld, de klacht gehoord wordt dat het veelvuldig ontvangen van brieven nim mer rust geeft en het afdoen van zaken van den da- gelijkschen arbeid in niet geringe mate stoort" Wedloop Belediging Telegraaph Dienstrijwïel Niet over rozen Gastlicht Elektra Telegraaf zaal in het postkantoor van Amsterdam rond de eeuwwisseling. Badschone in Scheveningen, tachtiger jaren. Doorgaans wer den alleen de voeten gebaad Brievenbesteller anno 1855. Al leen zij met een „jaarwedde" van f300 of hoger mochten een uniform dragen. Hoe Nederland rond sprong in de Nieuwe 1850 Tijd om hun dorst te lessen bepaalden de toenmalige hoofdstedelingen zichlie ver tot bier, oude klare en koffie, in de zekerheid dat je daar althans ge zond bij bleef Wel begon water zo langzamerhand „in" te raken als hulpmiddel ter ver hoging van de lichaamshygiëne, een punt waarover onze voorouders zich voordien niet erg druk maakten. Het eerste „openbare badhuis", een schepping van de Scheveningse visser Jacob Pronk, was reeds in 1818 verrezen op de plek waar thans 't Kurhaus staat, 't Simpele houten gebouwtje was nauwe lijks meer dan een gelegenheid tot om kleden voor diegenen die een „zeebad" wilden nemen. Maar ondanks de pri mitieve inrichting bleek het in een gro te behoefte te voorzien. De toeloop van badlustigen was zelfs zo groot, dat al spoedig tot uitbreiding moest worden overgegaan. AANVANKELIJK bemoeide de ge meente Den Haag zich niet met Jacob Pronk's badhuis-onderneming. Maar toen steeds meer mensen naar het Scheveningse strand kwamen en zelfs „eenige Vorstelijke Personagiën" er waren wezen pootjebaden besloot men, een eigen badhuis te gaan run nen. Op 1 mei 1828 opende het (ge meentelijke) „Grand Hotel des Bains" zijn poorten voor de badgasten. Het bleef tot 1883 bestaan en genoot een drukke klandizie. Toch heeft de ge meente er nooit veel aan overgehou den, omdat er voortdurend verbouwd moest worden, terwijl ook de concur rentie niet stil zat. Hotel Garni en het Oranje-Hotel, beide particuliere onder nemingen, snoepten veel badgasten weg. Er ontstond zelfs een felle dis cussie die de Haagse bevolking in twee kampen verdeelde. De ene partij „Sche- veningen Vooruit", wilde het oude bad huis nadat een voorstel, het voor een paar ton te verbouwen was ver worpen aan particulieren verkopen, de andere partij wenste het oude ge zellige badhuis te behouden. HET WAS er inderdaad gezellig. Er was een groot terras met een fleuri ge muziektent. In het begin speelde daarin de „Jagerskapel" hoornmuziqk, daarna zwaaide de directeur van het Haagsche Muziekcorps, Bottgorchek er de „dirigeerstok". Dit was een lan ge dwarsfluit, die hij in machtige soli ook wel bespeelde. Maar meestal door kliefde hij er het luchtruim mee, met zulke enorme zwaaien, dat men hem al spoedig de „badhuisgek" noemde. Wanneer het muziekcorps van Bott gorchek speelde, kon het voorkomen, dat de dirigent midden in een walg op een speciale manier heftig met de dwarsfluit op zijn lessenaar timmerde. De musici stopten dan en zetten met een het „Wien Neerlands bloed" in. Dat was het teken voor alle bezoe kers dat koningin Sophia in het ge meentebadhuis was gearriveerd om een uurtje van de zeelucht te genieten. De behoudende partij verloor tenslot te de strijd om het badhuis. In 1883 verkocht de gemeenteraad de hele be doening aan een belangengroep die zich ontwikkelde tot de Maatschappij Zeebad-Scheveningen. Direkt daarop begon de afbraak van het badhuis en de vervanging daarvan door een Kur haus, dat zou „voldoen aan alle daar aan. in de meest bekende en gezoch te buitenlandse badplaatsen gestelde eisen." SEPTEMBER 1885 werd het Kur haus feestelijk ingewijd; precies een jaar later, op dezelfde dag ging het in vlammen op. Negen maanden later, in juni 1887, werd het verbouwde kur haus heropend en stroomden uit alle landen van Europa en uit Amerika dui zenden badgasten jaarlijks naar Sche- veningen.De badplaats was gebo ren. de koene waagde bloemkelken! Den Haag deed het be scheidener. Op 23 augustus 1884 meld den de kranten dat „eenige conduc teurs van de Haagsche tramwegmaat schappij gisteravond voor het eerst voorzien waren van lichtgevende lan tarentjes en dat waarschijnlijk spoe dig alle conducteurs zo'n draagbare elektrische lantaarn zouden krijgen. OOK OP het gebied der watervoor ziening veranderde er iets. Op het platteland beschikte men over het wa ter van meren, plassen en sloten dat over het algemeen geen gevaren voor de gezondheid opleverde. Maar in de grote steden lag de situatie anders. Tot halverwege de vorige eeuw moest b.v. in Amsterdam drinkwater nog in sche pen aangevoerd worden. Maar omdat dit „schuitwater" geld kostte, gebruik ten de meeste hoofdstedelingen liever water uit de ook toen bepaald onfrisse grachten. Pas in 1853 ging Amsterdam vooral dankzij het onvermoeid ijveren van Jacob van Lennep, zuiver water betrekken uit de Haarlemse duinen via een buizennet. Dat duinwater kon, zoals de promotors van het plan trots bekend maakten „zonder meer" gedronken worden een aanbeveling die nauwe lijks indruk gemaakt zal hebben. Want ROTTERDAM was aldus de eerste stad met elektrische huisverlichting, de primeur van de elektra had zes jaar tevoren, Amsterdam gehad, want toen in 1878 de „kop van de Handelskade" gebouwd werd, zorgde ene B. K. Croon, eigenaar van een technisch bureau aan het Rokin, „voor elektrisch licht bij de nachtelijke werkzaamheden door middel van een stoomdynamo", aldus „Het Nieuws van de Dag". In 1881 werd er in het koffiehuys Krasnapolsky door het ingenieursbu reau Mijnsen en Co geëxperimenteerd met elektrische verlichting volgens het „stelsel-Jamin". De proeven waren be vredigend en op 7 juli 1882 gaf de Ne derlandse Electriciteitsmaatschappij (die in Rotterdam aohter het con- cessienet gevist had) de eerste demon stratie met 60 elektrische lampen bij Krasnapolsky en in 1883 was de grote zaal van het later zo beroemde hotel aan de Dam verlicht met 350 gloeilam pen (systeem Edison) in porceleinen EN DIT terwijl hier de posterijen ten opzichte van het buitenland be paald achterlijk te noemen warën. In de „Amsterdamsche Courant" schreef in 1845 iemand „Ik heb opgemerkt dat in Engeland bij alle boek- en papier verkopers kleine, met het borstbeeld van koningin Victoria gestempelde pa piertjes in den vorm van ouweltjes verkrijgbaar zijn, tegen betaling van een penny of Hollandschen stuiver, dien zij weder met het land verreke nen, evenals bij ons de zegelverkoo- pers in het klein. Als men zulk een stempeltje, dat van achteren met een laagje gom is bestreken, op een brief plakt (enveloppen werden toen nog weinig gebruikt) is hij gefrankeerd en spaart men dus de moeite uit, van iemand met groot of klein geld naar het postkantoor te zenden. Ook behoeft de brieven-besteller nooit naar geld te wachten, als hij den brief afgeeft." Hoe eenvoudig die Engelse „papier tjes" ook mochten zijn, het zou nog zeven jaar duren eer ze ook in ons land werden toegepast, officieel fran keerzegels geheten, maar door het pu bliek lange tijd „kopjes" genoemd. Tot 1852 was het frankeren van brieven al lerminst regel. Pas bij de invoering van de zogenaamde „begunstigde fran kering" (juli 1870) werd dit het geval. Tot dat moment werd namelijk de op vatting gehuldigd, dat frankeren be ledigend was, daar dit de schijn wekte alsof de geadresseerde het porto niet kon betalen. diezelfde dag om 9 uur 's avonds „reeds" de veilingberichten van de firma Wijt gedrukt voor zich kregen. DIT EERSTE handelstelegram was mede reclame voor de firma. In 1851 kreeg de Nederlandsche Telegraaf Maatschappij concessie om twee kan toren in Amsterdam en Nieuwediep te openen. Een jaar later werden de eerste rijkstelegraaf kantoren ge opend. Particulieren maakten er de eerste tijd maar spaarzaam gebruik van en nog jaren daarna liepen velen in dorpen de telegrambesteller na. als deze zo'n „ijlboodschap" ging bezor gen, benieuwd wie er zo iets buiten gewoons als een telegram kreeg en waarom De Telegraafwet van 1852 regelde de aanleg van een lijnennet door het hele land met aansluitingen naar het bui tenland. Vooral in 1859 werd hiervan druk gebruik gemaakt, toen de Oosten rijkse legers in Italië werden terugge slagen. Bij die gelegenheid liep het aantal telegrammen op tot zo'n 1500 per dag, terwijl het normale daggemiddel de in dat jaar 863 was. derlandse automobilist, de Nijmege- naar M. W. Aernijs bezitter van een Benz met twee koperen kaarslantaarns in vijf dagen de 350 kilometer van de autofabriek in Mannheim naar huis reed, werd in Amersfoort de eerste Eysink-auto geboren. Ook dit vervoer middel ging niet over rozen. In de herfst van 1898 precies 70 jaar ge leden moest in Amsterdam nog wor den aangetoond, dat een automobiel niet gevaarlijker was dan een rjjtuig bespannen met paarden, voordat de vroede vaderen een paar Fransen ver gunning gaven om propaganda voor de auto te maken. EEN COMPLETE omwenteling maakte in enkele decennia de verlich ting door. In 1800 brandde in de mees te huizen nog een vetkaars op een bla ker in het voorhuis en in de keuken een zaadolielampje. In de andere ka mers gebruikte men talkkaarsen, die bij feestelijke gelegenheden door was kaarsen werden vervangen. Smeer kaarsen verlichtten ook de kerken, de scholen en de uitstalkasten van de winkels. De kaarsen moesten herhaal- VAN DE briefkaarten, die in 1870 werden ingevoerd wilden de meeste mensen niets wegen, omdat men de postdirecteur en zijn huisgenoten ver dacht van te grote belangstelling in het wel en wee van hun plaatsgeno ten. In 1850 was de briefpost, die door Napoleon was ingesteld, gereorgani seerd. Er was gelegenheid eenmaal per dag post te verzenden via de pos terijen die een staatsmonopolie had den. Maar velen maakten liever ge bruik van de diensten van schippers of vrachtrijders, omdat een brief dan sneller op de plaats van bestemming was. Brievenbussen bestonden nog al leen in de grote steden. IN 1881 was er weer een nieuwigheid. In Amsterdam werd de Nederlandsche Bell Telephone Maatschappij opge richt". Het Amsterdamsch Weekblad" van 30 januari 1881 schreef erover: „Een hotel bijvoorbeeld, dat eene te- lephonische verbinding heeft zal den vleeschhouwer, die elk ogenblik zijn orders ontvangen kan, verkiezen boven een naan^wien een expresbestelling te voet gezonden moet worden de neeringdoenden zullen allicht ondervin den, dat bestellingen, waarop zij reken den, nu dan bij anderen worden ge daan. Pas tien jaren nadat de stoomtrein veel later dan in Engeland, Duits land, Frankrijk en België hier zijn eerste rit maakte, konden er telegram men worden verzonden. Het woord telegraaf was hier wel bekend, maar uit een droevig verleden. Want in de Franse tijd had men in Nederland op poorten en torens palen met bewegen de armen (telegrafen) geplaatst, waar mee bij helder weer, vrij snel be richten konden worden overgebracht. Deze toestellen waren in 1813 na het NADAT IN 1868 de Deventer smid Hendricus Burgers, velocipèdes was gaan bouwen naar Frans model werd binnen een jaar de eerste Nederland sche Rijwielfabriek gesticht die aan de lopende band fietsen ging produce ren. De Amsterdamse posterijen bestel den „reeds" 22 jaar later bij wijze van proef 29 fietsen. Zij bleken nogal duur in het onderhoud te zijn, in hoofdzaak echter, aldus een ambtelijk rapport, „door onkunde van de berijders". In Den Haag deed in 1906 de eerste rij wielagent zijn intrede. De toenmalige hoofdcommissaris schreef naar aanlei ding daarvan aan zijn commissarissen „dat slechts die politie-ambtenaren een „rijwiel" als dienstvoertuig konden krijgen, die met kop en schouders boven de anderen uitstaken en van wie ook verwacht kon worden, dat zij dit uiterst snelle vervoermiddel met zorg en omzichtigheid zouden berij den." AUTO'S verschenen ook op de smal le en slecht-geplaveide wegen. Notaris Backx in Wieringen en fotograaf Zim- mermann uit Den Haag waren in 1896 de eerste trotse bezitters van respec tievelijk een Daimler en een Benz. De eerste auto's in ons land waren van Duitse afkomst, maar wij bleven het antwoord op het auto-ritaire optreden van onze oosterburen niet schuldig. In het jaar 1897, toen de derde Ne- delijk „gesnoten" worden omdat de pit zelf niet mee opbrandde en het licht was pover. VERBETERING bracht het gaskous- je. Gasbereiding uit steenkolen werd reeds in 1783 door Jan Pieter Mincke- lers in Maastricht bedreven maar pas in 1816 brandde het voor het eerst proef in Amsterdam, waarbij de ko ning aanwezig was. Nog in 1850.koes terden velen vooroordelen tegen gas als huisverlichting, maar in die jaren wer den toch ook de eerste gasfabrieken gebouwd. De primeur kreeg Leiden in 1848. Petroleum werd eerst in 1864 als straatverlichting gebruikt, daarna kwam het in de huizen. En net waren bij wijze van spreken de mensen aan „peterolie" en gas gewend of er was al weer iets nieuw: het „elektra". DE EERSTE poging om een elektri sche centrale op te richten dateert van 1884, toen de NV Electriciteitsmaat schappij -Sysiteem De Khotinsky in Rotterdam een geïsoleerde ko peren kabel legde om de stroom van een op een schip opgestelde accumula tor naar een aantal huizen in de Wijn haven te brengen. Op 12 oktober 1882 had de Rotterdamse raad een verzoek van de Nederlandsche Eleotriciteits Maatschappij (uit Amsterdam), om elektrische kabel onder de trottoirs aan te mogen leggen aangenomen ondanks de woorden van het raadslid Muller: „Alles wat op de toepassing en de kos ten van het electrisch licht betrekking heeft, kunnen wij even goed van el ders vernemen. Daartoe behoeft een Amsterdamse maatschappij niet naar Rotterdam te komen." Met 32 stem men tegen 1 stem werd het voorstel aanvaard. In februari 1883 kreeg een Haagse, een jaar later ook een Rot terdamse maatschappij vergunning „voor electriciteitsproeven" en onder grondse kabelaanleg in de Maasstad. MAAR de wedloop om de concessie werd door Amsterdam verloren teen B. en W. van Rotterdam in 1884 op bezoek gingen om het bedrijf op het Noordeiland te bezichtigen. Men bekeek er het ketelhuis en een lokaal waar in een stoommachine van 150 pk en een grote Edison-dynamo waren opgesteld. De bezoekers moesten hun horloges afgeven, omdat deze „in de nabijheid van de dynamo stil zouden blijven staan en voorgoed onbruikbaar worden!" In dit bedrijf werden de accu's geladen die vervolgens per schuit naar de af nemers die aan de waterkant moes ten wonen werden vervoerd. De accu op de schuit werd gekoppeld aan een „doos" op de wal, vanwaar een ko peren kabel de electrische stroom naar het pand bracht. De accu's leverden slechts stroom voor een avond en nacht 's Morgens werden ze opgehaald en 's middags weer opgeladen afgeleverd. Iedereen was verrukt over dit won der der techniek. vertrek van de gehate bezetters ver nield. Aanvankelijk werd de telegraaf bij ons gebruikt als een alarmsysteem voor de veiligheid bij de spoorwegen, maar de heer Wenckebach, die in 1849 de wijzertelegraaf langs de Holland- sche Spoorweg aanlegde, zorgde er in later jaren ook voor, dat de Rotter damse firma Wijt en Zoon als eerste handelsberichten „per draad" kon ver zenden. Maar omdat in september 1849 nog slechts langs de spoorlijn Amsterdam- Den Haag telegraafdraden waren aan gelegd moest het eerste handelstele gram over de koffieveilingen in Amsterdam uit Rotterdam per ij- tuig naar Den Haag worden gtbracht, want 's avonds reed er ook geen trein meer. De Amsterdamse kooplieden wa ren noohtans stomverbaasd toen zij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 19