ARCHITECT J. P. KLOOS:
Bezwaar tegen
Moeder de Gans-
romantiek
h
a
m
m
4 ët
m
„Het evenwicht tussen constructie,
materieële en geestelijke functie
kenmerkt werkelijke bouwkunst"
J
§m mm wRMSl
Én 1 -
m
idf§
■fr Ziekenhuizen
Beginselvast
Nogal actueel
Glas en beton
Voorzichtig
Bescheidenheid
IS
4
X. '<-
-
W $$6
ppnP!i|P|K^.kWj I L«ui'j wmm
Woningen in Haarlem-
Schalkwijk
HAARLEM Van de verschil
lende in Haarlem wonende archi
tecten hebben slechts enkelen zo
veel in de stad zelf gebouwd, dat
ze hun stempel op het stadsbeeld
hebben gedrukt. Van de ouderen
was het misschien Lieven de Key,
van de modernen is het J. B. van
Loghem, die nog het gemakkelijkst
in Haarlem zijn „terug te vinden".
Evenals velen van zijn Haarlemse
collega's zal men van J. P. Kloos
slechts weinig in of bij Haarlem aan
treffen. Slechts de laatste tijd kan men
werk van hem in Haarlem zien, name
lijk een aantal woningen in Schalkwijk
en het bejaardentehuis „De Heemha
ven" in Heemstede. Voorts bejaarden
woningen in Zwanenburg, en een
werkplaats met woningen in Hoofd
dorp.
Dit alles samen is slechts weinig als
men het vergelijkt met het volledige
oeuvre van deze bouwmeester, die zich
vooral heeft toegelegd op ziekenhuis-
bouw: Juliana-ziekenhuis in Terneu-
zen (1951-1954), Prins Irene-ziekenhuis
in Almelo (1956-1960), uitbreiding van
de Engelbergstichting (1960-1964), Dia-
conessenhuis in Groningen (1959-1965).
Allemaal grote opgaven, doch hierme
de is de lijst geenszins volledig. Ver
melding verdienen vooral nog dè bouw
van het Rijnlands Lyceum (1939, uit
breidingen 1951-1952 en heden), de
Montessorischool te Oegstgeest (1953-
1954), waterleidinggebouwen in Castri-
cum en Vogelenzang (1953-1958), een
geweldige loods in het Westelijk Haven
gebied van Amsterdam, een school in
Amstelveen, woningen in Amsterdam.
Een respectabele hoeveelheid en dat
nog wel terwijl Kloos een zeer begin
selvaste figuur is, die jaren lid van
een groep functionalistische architecten
is geweest, de C.I.A.M. (Congrès Inter-
nationaux d'Architecture Moderne).
Wat wilden deze bouwmeesters?
Kloos zelf geeft hier antwoord op
in het blad van de Nederlandse afde
ling: „De 8 en Opbouw" van 13 juni
1936. Hij is dan 31 jaar.
„Ik heb", zo zegt hij, „principieel
niets tegen romantiek, integendeel, ech
ter alleen dan wanneer die romantiek
in het betreffende gebouw „ter zake
dienende" is. Ik heb niets tegen
romantiek van ons eigen leven, want
dat is onze geestelijke stimulans, en
tot vorm en kleur gebracht is het de
kristallisatie van innerlijke quintessen
ce. Maar ik heb alles tegen de niet
ter zake dienende romantiek van Moe
der de Gans bij de welbekende „lan
delijke bouwkunst" met zijn geijkte at
tributen als (tijdelijk) minder brand
gevaarlijk rieten dak, als zodanig mis
bruikte ruitjes, luiken en regentonnen
Dit wijst bij het individu op gebrek aan
geloof in eigen leven, want het is een
vlucht uit de levende werkelijkheid,
een vlucht naar het sprookje uit de kin
dertijd. Collectief wijst het op gebrek
aan geloof in eigen tijd en toekomst. De
samenhang tussen de drie factoren:
constructie, materiële functie en gees
telijke functie, het onderling evenwicht,
het feit, dat bij het ontbreken van één
dezer factoren de twee overige ondenk
baar zijn, dit alles was en is steeds
kenmerkend voor werkelijke bouw
kunst".
Het artikel, dat dertig jaar geleden
door een dertigjarige werd geschreven,
is nog steeds actueel. De „landelijke
bouwkunst" bestaat nog: de regenton
nen, die geen dienst doen, omdat er wa
terleiding is, de sierlantarens van
koper, die er uitzien alsof er kaarsen
in moeten branden, maar die voorzien
zijn van een elektrische lamp, de loze
pompen, kortom allerlei attributen, die
niet bij het huis horen, geen functie
meer hebben, maar die men aanbrengt
Pomp- en filterstation in Castricum.
omdat men in het verleden wil leven
en zoals Kloos zegt, het heden piet
aanvaardt: gebrek aan geloof in eigen
tijd en toekomst.
Er is wel iets veranderd: de functio
nele architectuur is bij een aantal be
oefenaars van de bouwkunde mode ge
worden. De voormalige traditionele ar
chitecten zijn veel glas en beton gaan
gebruiken omdat dit door de opdracht
gever „gevraagd" werd. Het lijkt als
of zij de vroegere beginselen van de
C.I.A.M. overgenomen hebben. In wer
kelijkheid hebben ze geïmiteerd en de
attributen misbruikt. Zij hebben glazen
wanden gebruikt op plaatsen waar dit
niet goed was, omdat het daarachter
gelegen vertrek juist tamelijk koel
moest zijn. Zij hebben kortom niet be
grepen wat de aanhangers van de
C.I.A.M. wilden en daardoor de „mo
derne" architectuur in diskrediet ge
bracht.
Kloos heeft er geen last van gehad
omdat hij, vertrouwende op de juist
heid van het standpunt waarvan hij
uitging, de vorm van het door hem te
bouwen werk voorzichtig heeft bena
derd: „Ik meen, dat de architect door
analyse en beschouwing zo lang en
zo diep moet doordringen in de doel
stelling (de functies) en de voorhanden
middelen (constructies), dat in hem
een „abstract" beeld van het project
ontstaat.
Dit abstracte beeld is de kiem van
de schepping, die hij tot stand moet
brengen". Hij vindt ook, dat het beeld,
dat zich op die wijze vormt aanvanke
lijk niet te duidelijk mag zijn, maar
langzaam moet uitkristalliseren. In dit
verband is hij dus verwant aan ir. W.
van Tijen, die eveneens zegt, dat een
opgave naar een vorm moet groeien.
Deze wijze van werken brengt een
zekere bescheidenheid met zich mee
en ondanks het feit, dat Kloos dikwijls
gebouwen van grote omvang heeft ont
worpen, zijn zij gespeend van monu
mentaliteit. De architect wil zich niet
laten gelden doch blijft op de achter
grond. Dit wil niet zeggen, dat hij on
verschillig is voor de vorm. Deze heeft
zijn volle aandacht maar zij moet re
gelrecht voortkomen uit de opgave,
uit het programma van eisen. En het
moet vooral ook een degelijk gecon
strueerd en bruikbaar bouwwerk zijn.
R. Blijstra.
Woningen met bovengrondse overdekte straten langs
gebouwd zijn in Amsterdam-Osdorp.
gevel,
Kinderspeelterras bij het ziekenhuis in Kampen.
mm*»
Een van de eerste ontwerpen: Huisje in Wiessel bjj Apeldoorn (1933).
Het Rijnlands Lyceum in Wassenaar.