Padvinder in een onkenbare wereld Hugo Raes: „De lotgevallen" Pools Festival ging doorondanks muzikale en andere spanningen r ZATERDAG 19 OKTOBER 1968 Erbij 18 NEDERLANDSE LITTERATUUR Hugo Raes Reis .- -»s- Omslag van „De lotgevallen". Wezens V oedingsbodem W. J. Lukkenaer DE MEEST spectaculaire mani festatie in de Berliner Festwochen van dit jaar was ongetwijfeld de nieuwste opera van Luigi Dalla- piccola: „Odysseus". Het werk is een officiële opdracht van het cura torium van de Festwochen, en is tot stand gekomen op instigatie van de intendant van de Deutsche Oper in Berlijn, Gustav Sellner, die ook de regie verzorgde. Dalla- piccola schreef zelf het libretto, evenals dit bij zijn vorige opera's het geval was, omdat hij „als com ponist de vrijmoedigheid niet zou hebben om een andere persoon bij het tekstschrijven zó te beïnvloe den", zoals hij het uitdrukte. En Dallapiccola herinnerde in dit ver band aan een opmerking van Schönberg: „Een operalibretto is pas klaar als de muziek klaar is, en soms nog later". Streng Brahms Berliner Philharmoniker Britten Toneel Edith Schouten HET twee en veertigste festival van de International Society for Contemporary Music viel dit jaar samen met het twaalfde Poolse muziekfeest Warszawska Jesien", de Warschauer Herhst. In het offi ciële programmaboek waren in to taal tussen 21 en 29 september achttien concerten en een filmvoor stelling aangekondigd; vijf van de concerten vormden tezamen het ISCM-festival, de rest vormde de Warszawska Jesien. BERLINER FESTWOCHEN: EEN NIEUW BOEK van de Vla ming Hugo Raes is een gebeurtenis in de Nederlandse letteren zoals de jaarlijkse collectie van Courrèges er een is in de Parijse modewereld. Er is veel rumoer om hem heen pagina's in de kranten, televisie uitzendingen, het gesprek van de dag en het beeld is te bewogen om het scherp te kunnen taxeren. Zo werd vorig jaar „Bankroet van een charmeur"een bundel verhalen samengeraapt uit klappers waar ze op enkele na beter in begraven hadden kunnen blijven, door een aantal critici „het beste in 1967 verschenen boek" gedoopt. De schrijver, onlangs schuchter op de beeldbuis, lijkt aan deze rage niet schuldig. Hij maakt niet de indruk al een genie te willen zijn, maar produceert rustig verder. Daarbij zit hij met een grote handicap: zijn boeken zijn koopwaar en worden hem uit de vingers getrokken voor ze zijn uitgerijpt. Papier is gedul dig. Raes. dat blijkt ook weer uit zijn jongste roman, „De lotgeval len"'), heeft of neemt niet de tijd tot zelfkritiek laat niet bezinken wat hem in een opwelling is ont schoten. Zijn boek is een circustent, geen kasteel. Toch toont het de pre tentie meer te zijn dan de impro visatie die het is gebleven: het is een poging tot epiek en symboliek. IN DIE POGING dacht ik hem het best te kunnen vergelijken met een van de grote episch-symboli- sche schrijvers van deze eeuw: Tolkien, auteur van „In de Ban van de Ring". Geen wonder als „De lotgevallen" het moeten afleg gen tegen dat meesterwerk. Nie mand zal het de Vlaming kwalijk nemen als hij zijn meesterproef nog niet heeft afgelegd. Er zijn ander zijds naast overeenkomsten genoeg verschillen om de vergelijking zin vol te maken. BEIDE BOEKEN beschrijven een reis. Maar bij Raes is er geen vast reisschema, geen tevoren be kend doel. Bij Tolkien vormt een welomschreven opdracht die on mogelijk schijnt 'maar tenslotte wordt uitgevoerd het raam waar binnen de gebeurtenissen zich vol trekken. Niet het doel is onbekend, alleen de weg waarlangs het be reikt kan worden. Er zijn méér vaste uitgangspunten. In beide ver halen spelen landkaarten een rol, maar bij Tolkien is de kaart een toevoegsel naast de tekst, een ob- jektieve geografische notatie van de hele verhaalwereld. Het platte grond je bij Raes reikt niet verder dan de route van de eerste blad zijden. Later vinden de lotgenoten nog wat militaire stafkaarten, daar is echter al helemaal niet meer uit wijs te worden. De wereld van Raes is veel onbepaalder, lijkt principieel onbepaalbaar, terwijl Tolkiens wereld concreet is, be trouwbaar. zij het buiten het ver haal ofwel onbestaanbaar, ofwel definitief verleden tijd, prehistorie. De aarde die de lotgenoten in het boek van Hugo Raes bewandelen is er eerder een van de profetie, van de toekomst, van nog niet helemaal te vatten mogelijkheden, van de science fiction. Ook de voorwerpen, de gereed schappen, worden bij Tolkien niet geïmproviseerd. Ze zijn aanwezig aan het begin van elke etappe, worden geschonken vaak met het oog op de gevaren die aan hogere machten de alwetende epische verteller bekend zijn. Bij Raes wordt bijvoorbeeld een mes aanwe zig gesteld op het ogenblik dat het nodig is. DE VERHAAL WEZENS van Tol kien zijn, en ook dat geeft zijn le zers houvast, voor het merendeel niet door hemzelf bedacht. Het zijn elfen, dwergen, trollen, draken, to venaars. Hij voegde er wat van ei gen vinding aan toe, maar dat kan het gevoel van vertrouwdheid niet wegnemen. In zijn wereld zijn bo vendien de machten van het goede en die van het kwade met elkaar in evenwicht, bij Raes overwegen en overwinnen de boze, de duivelse, de monsterachtige. Maar zijn tocht genoten zijn aardser, alledaagser dan die van Tolkien, waar bijvoor beeld het ontbreken van seks een eigenaardigheid is, die ze misschien epischer, maar zeker minder men selijk, lichamelijk, maakt. Als gevolg van een opdracht, waarvan de strekking niet wordt meegedeeld, begeven de zwervers van Raes zich op weg in een land vol verschrikkingen die hen er ten slotte onder krijgen. Uit een vreem de aandrift geven ze telkens een vertrouwde omgeving op om het avontuur, dat ze vernietigt, te zoe ken. De verschrikkingen, vaak sati risch, vaak van een gruwelijke zwar te humor, vormen het beste gedeel ten van het boek. Daarin boeit Raes altijd, één keer (de dood van de electrische jongen) ontroert hij zelfs. Maar het improviseren, waar in hij veel weg heeft van een fil mer als Godard, verleidt hem her haaldelijk tot kinderachtigheden, gewilde nonsens en taalflauwitei- ten, die aan het geheel niets posi tiefs toevoegen. DOOD, verrotting en de sfeer van nachtmerries vormen de inspi ratie, de voedingsbodem van Raes. Kunst is in die wereld een machte loze woekering, als zij de dood niet rechtstreeks te niet doet door de anti-dood te scheppen. Wanneer de reisgenoten de figuur ontmoeten die dit presteert, is het aanschou wen van de overwonnen vernieti ging voor hen niet meer dan een episode, een lotgeval als andere op hun reis naar het einde. Ze kun nen wel kiezen, maar tussen welke mogelijkheden? „Een eindeloos lijkend verkram pen in een hartaanval, het zich voe len stikken? Het zich voelen, zien, weten doodbloeden? Het zich voelen verpletteren of in stukken rijden? Doodgeknuppeld worden? Opbran den? Zich doodschijten aan tyfus of cholera? Gillend en klauwend doodgaan in de razernij of uitput ting van de kanker? Met het hoofd omlaaggehangen totOf plots in een opengaande grond verdwijnen bij een aardbeving, zich voelen be delven, verstikken, zand in de mond en de keel. Opgesloten in een wa gen onder water, zonder de raam- jes open te krijgen of de geklem de verwrongen deuren, of ver strikt blijven in wieren en water planten, of door het drukverschil het bloed uit je zien spuiten wanneer je uit de diepte toch nog de rusti ge waterspiegel bereikt". Geen vrolijke wereld, wel een öoek, dat je hoe geïrriteerd of geschokt ook uitleest, de nieuwe Raes. Uitgeverij de Bezige Bij. „ODYSSEUS" had succes in Ber lijn, het publiek voelde zich kennelijk geraakt door deze geëngageerde mu ziek, door een Odysseus die Dallapic cola hier aktualiseerde tot een modern mens, eeuwig op zoek naar laatste waarheden en naar zichzelf, tot hij rust vindt bij de eenzaamheid van de zee. „Mein Herr, Du! Nie mehr ein- sam sind nun mein Herz und das Meer", zijn de laatste woorden van de opera, die in de oorspronkelijke Italiaanse tekst overigens wat com pacter zijn gehouden. Odysseus heeft in Dallapiccola's versie zijn thuis komst bij Penelope niet als thuis komst kunnen ervaren. DE muziek, streng twaalftoons, heeft naast hier en daar wat wijdlopigheid en af en toe een scheut Schönberg, Richard Strauss en Debussy, momen ten die tot het beste horen van wat Dal lapiccola geschreven heeft. Bovendien fascineert de constructie van het werk, doordacht tot in details. Dalla piccola verklaarde in Berlijn, na deze opera geen andere meer te kunnen schrijven. Oorspronkelijk zou Fischer-Dieskau de titelrol gezongen hebben, maar nu hij voor het gehele komende seizoen zijn opera-verplichtingen heeft afge zegd als gevolg van zijn auto-onge luk in april, of als een voorzichtig vooruitgrijpen op een eventueel defi nitief besluit om op te houden viel de eer te beurt aan Erik Saedén. Deze Zweedse bariton bleek over voldoende vókale middelen te beschikken om de bepaald niet eenvoudige partij te zin gen, maar aan een overtuigend reali seren van Odysseus kwam hij niet toe. Wat overigens ook een respektabele opgave is. Catharine Gayer als Nau- sikaa en Hildegard Hillebrecht als An- tikleia, en ook Jean Madeira als Circe en als Melantho, maakten meer de in druk zich persoonlijk voor hun partij te interessere.n Voor de in menig op zicht goed gelukte, soms zelfs verras sende décors en kostuums was Fer nando Farulli verantwoordelijk. EEN evenement in deze Festwochen was ook de Brahms-cyclus met de Berliner Philhermoniker onder Von Ka- rajan. In vier concerten werden de vier symfonieën, het Deutsches Re quiem, het vioolconcert en het piano concert in Bes uitgevoerd. We hoor den een volstrekt magistraal piano spel van Géza Anda, in zijn melo dische, niet zozeer dramatische opvat ting een volmaakte eenheid vormend met het orkest. In het Requiem was het typisch, enerzijds de met Von Kara- jans intenties overeenkomende so praan van Gundula Janowitz, ander zijds de met profetische geladenheid klinkende bariton van Fischer-Dieskau te horen. Toch was het geheel indruk wekkend te noemen, Von Karajan cele breerde voor zijn doen uiterst rustig de „Schönklang" van dit werk. In de opera klonk enkele dagen later het requiem van Verdi, met de operasterren Pilar Lorengar, Christa Ludwig, Carlo Bergonzi en Ezio Fla- een vreemde indruk als de helft van dit publiek achter de rug van de zan ger zit, nog afgezien van de grootte van de ruimte. De zaal, met het po dium laag in het midden, en met het publiek in blokken op verschillende hoogten, tot in de nok toe, is nu een maal voor orkestconcerten ontworpen, Aurèle Nicolet, begeleid door Karl Richter, was het ook aan zijn stan ding verplicht om dit concert in de Philharmonie te geven. Erika Köth daarentegen, gaf haar liederenavond in de Hochschule für Musik. Het plezierige van de Berliner Fest wochen tegenover andere festivals, is dat het tijdens het normale seizoen plaatsvindt, en bovendien in een we reldstad, zodat er elke avond een roy- gello als solisten. In tegenstelling tot het „Von Karajan-Requiem" mocht hier na afloop geapplaudisseerd worden, waar de bezoekers een enthousiast gebruik van maakten. Lorin Maazel, die het operakoor en -orkest leidde, had kennelijk niets tegen de wat ope- ra-achtige atmosfeer waarin hij het requiem gebracht had. DE KERKOPERA'S „The burning fiery furnace" en „The prodigal son" van Benjamin Britten kregen in de Festwochen een zeer lofwaardige uit voering van de English Opera Group van Covent Garden. De achttien zan gers en de acht instrumentale solis ten wisten de naïeve direktheid van Brittens muziek voortreffelijk weer te geven. Dat deze opera's met de bij ons bekende term „lekespel" niets van doen hebben, werd duidelijk: de muziek en de handeling zijn voor leken gemakkelijk te volgen, maar om indruk te kunnen maken moet de uit voering vooral niet in handen van leken worden gelegd. Colin Graham als regisseur had vooral van het han- denspel veel werk gemaakt. En stem men als die van Bernard Dickerson, Robert Tear en John Shirley-Quirk verdienen ook een vermelding apart. Het Amadeus-kwartet gaf een Schu- bert-programma in de Philharmonie, een zaal die voor kamermuziek be paald niet geschikt bleek te zijn. Dit bezwaar gold nog meer bij de liede renavond van Fischer-Diskau: bij lied kunst, waar hel contact tussen kunste naar en publiek veel directer is dan bij instrumentale muziek, maakt het ale keus is, naar genre én naar toe gangsprijzen. Overigens liggen de prij zen voor de duurste manifestaties de opera en de Karajanconcerten hier vijftig percent lager dan bij voorbeeld in de Festspiele van Salz burg of München, ook als het dezelfde werken in dezelfde of vergelijkbare bezettingen betreft. Brahms' requiem was in dezelfde uitvoering te horen in de laatstgehouden Salzburger Oster- festspiele, en Figaro werd in Berlijn, evenals in de Salzburger Festspiele van augustus, uitgevoerd onder lei ding van Karl Böhm, die hier samen werkte met onder andere Evelyn Lear Thomas Stewart, Pilar Lorengar en Lisa Otto. Uiteraard was er op toneelgebied ook het een en ander te doen in Ber lijn, niet minder dan zeven premières liepen er in deze weken van stapel, waaronder „Wir bombardieren Re gensburg" van de Amerikaan Joseph Heller en „Kean" van Dumas in de bewerking van Sartre. We maakten een voorstelling mee van Peter Nicols' Ein Tag im Sterben von Joe Egg. Wat de intendant van het Schlosspark-The- ater, Boleslaw Barlog die ook aan de Deutsche Oper regisseert hier aan invallen demonstreerde, was be paald buitengewoon. Met het echtpaar Bri en Sheila, hier Horst Bollmann en Lieselotte Rau, kon hij dan ook wel het een en ander aanvangen. Vooral Bollmann bleek een acteur van klas se, iemand die kans zag zijn buiten gewone en toch zo menselijke rol vol komen waar te maken. Het Residentie-orkest onder leiding van Bruno Maderna leverde een Neder landse bijdrage. Helaas was de Phil harmonie voor deze gelegenheid nau welijks voor de helft bezet, wat waar schijnlijk ook aan het programma lag: louter modern. Jan van Vlijmen werd hier voorgesteld met zijn Serenata II voor fluit (voortreffelijk gespeeld door Koos Verheul) en orkest. Der Tages- spiegel schreef vriendelijk, dat dit het beste werk was, dat ooit in Berlijn van een Nederlands musicus was gespeeld, wat voor verschillende interpretatie vatbaar is. De Fünf Satze für Streich- orchester van Webern werden geconcen treerd gespeeld, en de Sechs lyrische Gesange van Nabokov werden door de Stockholmse sopraan Barbro Ericson met veel volume, maar met weinig zeg gingskracht de zaal in gezongen. Het enige werk na de pauze, de Figures- Doubles-Prismes van Pierre Boulez, maakte de meeste indruk. Na een har telijk applaus besloot Maderna het ze ventien minuten durende stuk te bis seren, wat een paar bezoekers te mach tig werd: ze ging tijdens het stuk weg. De enige indruk die Berlijn van Ne derland kreeg in deze weken, was dit overigens niet: het Nederlands Dans theater had er twee avonden, en ook Felix de Nobel was er met zijn Neder lands Kamerkoor .De nieuwe Natio- nalgalerie. in de onmiddellijke nabij heid van de Philharmonie, werd ge opend met een tentoonstelling van Mon driaan, die tachtig werken omvat. De Berliner Festwochen van het vol gende jaar zullen een nieuwigheid bren gen: een internationaal dirigentencon cours, als een van de opvallendste acti viteiten van de juist in het leven geroe pen Herbert von Karajan-Stiftung, die dezer dagen officieel door de Berlijnse Senaat werd erkend. In verband hiermee gaf Von Karajan een persconferentie. Het doel van de stichting, die in Ber lijn en in Salzburg kantoren zal ope nen, is: het verband nagaan tussen ener zijds verschillende takken van weten schap, voornamelijk de physiologie, de psychologie en de akoestiek, en ander zijds de praktische muziekbeoefening. De resultaten van de onderzoekingen zullen de interpretatiekunst in het al gemeen ten goede moeten komen. VON KARAJAN: „We merken bij audi ties altijd, hoe verschrikkelijk slecht er muziekonderwijs gegeven wordt. Er ko men mensen met 'n bijzondere begaafd heid, die niets behoorlijks presteren, en dat geldt niet alleen voor orkestmusi ci. Met Gundual Janowitz heb ik per soonlijk een tijdlang dagelijks gerepe teerd in Wenen, omdat de intendant van de opera indertijd meende haar niet te kunnen handhaven. En nu blijkt ze top-klasse te kunnen zijn. De manier waarop een mens muziek in zich op neemt, moet beter bestudeerd worden, terwille van de pedagogie, en ook ter- wille van de psychotherapie. Nu de muziek in de laatste decennia doorge drongen is tot de grote massa, lijkt zo'n research me van groot belang te zijn, zodat ook werkelijk zoveel moge lijk mensen met muziek bereikt worden. En wat het dirigentenconcours betreft, we zullen alleen prijzen uitreiken als er iets wordt gepresteerd dat werkelijk bijzonder is. Het is de bedoeling om een stimulans te geven tot prestatiever betering." Von Karajan gaf zijn stichting 'n begin kapitaal van honderdduizend mark mee en hoopt op de financiële steun van velen. DOOR „omstandigheden buiten de wil van de organisatoren" moest het programma drastisch worden gewij zigd. Hoewel de vlaggen van alle lan den van waar werken werden uitge voerd broederlijk te zamen boven het podium hingen van de Sala Koncerto- wa Filharmonii Narodowej, de West- duitse naast de Oostduitse en de Ame rikaanse van de Russische slechts ge scheiden door de Franse en de Neder landse vlag, was het internationale ka rakter van het feest sterk aangetast door bovengenoemde omstandigheden. Het laat zich gemakkelijk raden, dat de gebeurtenissen van de 21ste augus tus en de daarop volgende opschorting van de culturele contacten met de lan den van het Oostblok door een aantal westerse landen het de organisatoren van het Festival noch aangenamer noch ook gemakkelijker hebben ge maakt althans nog met een interessant programma te komen. THE SHOW must go on. Uitgaande van het mijns inziens juiste principe dat men juist in periodes van interna tionale spanning de culturele en per soonlijke banden zo sterk mogelijk moet proberen vast te houden, heeft men de beide festivals laten doorgaan, zij het dan dat een aantal concerten verviel en vele programmawijzigingen noodzakelijk bleken. Zij het ook, dat de normale festivalsfeer, die in het zo onwaarschijnlijk gastvrije Warschau altijd zeer sterk is, dit keer plaats had gemaakt voor een wat gespannen at mosfeer. Waarvan overigens de geluk kig toch nog vrij veel buitenlandse gasten geen last hebben gehad de Pool blijft onder alle omstandigheden gastvrij en behulpzaam. Een aantal interessante gebeurtenis sen viel dus uit het programma weg. Er bleven uiteindelijk twaalf concer ten en een balletvoorstelling over, vijf envijftig muziekwerken en twee bal letten, veertien Poolse en drieënveer tig buitenlandse werken. En als geheel moet zeker gezegd worden dat de kwa liteit van het gebodene bijzonder hoog was. Meestal werden voortreffelijke krachten gewijd aan de uitvoering van zeer middelmatige werken. Maar, ge lukkig, er waren in het geheel een aantal lichtpunten. Dan denk ik in de allereerste plaats aan een werk, dat ook in de wandel gangen unaniem hoog werd geprezen, aan „Iris" van de Deen Per Nörgaard. „Iris" is voor mijn gevoel een onaan tastbaar meesterwerk, dat ik zo spoe dig mogelijk op de lessenaars zou wil len zien liggen van onze grote orkes ten, niet alleen omdat ik het zo graag nog eens zou willen horen, maar voor al ook omdat het maar zelden gebeurt dat men werkelijk de kans heeft iets totaal nieuws te brengen, dat tevens op het allereerste gehoor volkomen vertrouwd is. IK DENK verder aan het optreden van de Amerikaanse trombonist Stuart Dempter, die diepe indruk maakte met zijn interpretatie van Sequenza V van Luciano Berio en aan de drie pianisten Zygmunt Krauze, George Frémy en John Tilbury, die met werken van Morton Feldman en Terry Riley op twee concerten schandaal verwekten. Tijdens hun uitvoering van de Two Pieces for three pianos (bijzonder mooie muziek als men gespannen zit te luisteren) van Feldman was op een gegeven moment het kabaal in de zaal zo groot dat ze moesten stoppen en de vleugels dichter bij elkaar moeten zet ten, omdat ze elkaar niet meer konden horen. De zaal bleef lawaaiig, maar de pianisten maakten het stuk af. Wat betreft de werken van niet- Poolse origine denk ik dan verder nog aan de „Jubulus" van de Belg André Laporte, een stuk met kwaliteiten, en aan het uiterst muzikaal gemaakte Crescendo e diminuendo voor klave cimbel en strijkorkest van de Rus Edi son Denisow. Denisow is een van de, nog weinig talrijke vertegenwoordi gers van een nieuwe stroming in de Russische muziek en hij is, voor zover dat van hieruit is na te gaan, een van de interessantste verschijningen in de Russische muziek van vandaag. Cres cendo e diminuendo is een betrekke lijk pretentieloos stuk, maar het han teert een aantal verworvenheden van de hedendaagse muziek op een zo na tuurlijke wijze, dat het volkomen dui delijk wordt dat ook in Rusland de muziek haar eigen weg vervolgt. DE POOL is een chauvinist en hel is dan ook ondenkbaar dat een festival in Polen geen Poolse muziek zou be vatten. En omdat de Poolse muziek van vandaag op een gemiddeld hoog ni veau staat mag de bezoeker er mees tal wel op rekenen een paar goede Pool se stukken te horen. Ik persoonlijk vond het jammer, dat de twee voor mijn gevoel beste levende Poolse componisten, Henryl Nikolaj Górecki en Bogualaw Schèffer, respectievelijk niet en met een zwak electronisch werk vertegenwoordigd waren. De on vermijdelijke Penderecki kon dat met zijn Capriccio voor viool en orkest uiteraard niet goedmaken, evenmin als Szalonek, Szabelski, Luciuk, Baird en nog een aantal anderen dat kon den. De verrassing kwam echter toch. En wel twee keer op één concert, het kamermuziekconcert van woensdag 25 september. Eerst maakte de bariton Jerzy Artysz furore met het hoogst merkwaardige quasi-theater Spirale I per uno van Leoncjusz Ciuciura en onmiddellijk daarna liet Zygmunt Krau ze met zijn ensemble Warsztat Muzycz- ny zijn eigen Polichromie horen, dat na de clowneske toestand, die Artysz op het toneel nad aangericht voor een poëtische verstilling zorgde, zoals ik die in de hedendaagse muziek nauwe lijks ken. Resumerend: Nprgaard. Denisou, Laporte, Riley, Feldman, Ciuciura en Krauze redden het Festival, dat ge houden werd onder moeilijke en onge lukkige omstandigheden, onder om standigheden, die zich misschien mede laten begrijpen uit wat een Poolse ar beider met wie ik op het station Wars- zwa Gdanska in gesprek raakte tegen me zei. Nadat ik hem in m(jn zeer ge- beloofde, een belofte, die ik mede op dat hij aan mij geen goede gespreks partner had, omdat ik nu eenmaal Ne derlander was en nauwelijks Pools verstond, vroeg hij me in slecht, maar toch zeer verstaanbaar Engels: als u weer thuis bent, wilt u dan tegen ieder een zeggen, dat het Poolse volk alleen maar vrede wil en geen invasies in welk land dan ook. Hetgeen ik hem beloffde, een belofte die ik mede op deze plaats inlos. R0b du Bois

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 18