Padvinder
in een
onkenbare
wereld
Hugo Raes: „De lotgevallen"
Pools Festival ging doorondanks
muzikale en andere spanningen
r
ZATERDAG 19 OKTOBER 1968
Erbij
18
NEDERLANDSE LITTERATUUR
Hugo Raes
Reis
.- -»s-
Omslag van „De lotgevallen".
Wezens
V oedingsbodem
W. J. Lukkenaer
DE MEEST spectaculaire mani
festatie in de Berliner Festwochen
van dit jaar was ongetwijfeld de
nieuwste opera van Luigi Dalla-
piccola: „Odysseus". Het werk is
een officiële opdracht van het cura
torium van de Festwochen, en is
tot stand gekomen op instigatie
van de intendant van de Deutsche
Oper in Berlijn, Gustav Sellner,
die ook de regie verzorgde. Dalla-
piccola schreef zelf het libretto,
evenals dit bij zijn vorige opera's
het geval was, omdat hij „als com
ponist de vrijmoedigheid niet zou
hebben om een andere persoon bij
het tekstschrijven zó te beïnvloe
den", zoals hij het uitdrukte. En
Dallapiccola herinnerde in dit ver
band aan een opmerking van
Schönberg: „Een operalibretto is
pas klaar als de muziek klaar is,
en soms nog later".
Streng
Brahms
Berliner Philharmoniker
Britten
Toneel
Edith Schouten
HET twee en veertigste festival
van de International Society for
Contemporary Music viel dit jaar
samen met het twaalfde Poolse
muziekfeest Warszawska Jesien",
de Warschauer Herhst. In het offi
ciële programmaboek waren in to
taal tussen 21 en 29 september
achttien concerten en een filmvoor
stelling aangekondigd; vijf van de
concerten vormden tezamen het
ISCM-festival, de rest vormde de
Warszawska Jesien.
BERLINER FESTWOCHEN:
EEN NIEUW BOEK van de Vla
ming Hugo Raes is een gebeurtenis
in de Nederlandse letteren zoals de
jaarlijkse collectie van Courrèges
er een is in de Parijse modewereld.
Er is veel rumoer om hem heen
pagina's in de kranten, televisie
uitzendingen, het gesprek van de
dag en het beeld is te bewogen
om het scherp te kunnen taxeren.
Zo werd vorig jaar „Bankroet van
een charmeur"een bundel verhalen
samengeraapt uit klappers waar
ze op enkele na beter in begraven
hadden kunnen blijven, door een
aantal critici „het beste in 1967
verschenen boek" gedoopt. De
schrijver, onlangs schuchter op de
beeldbuis, lijkt aan deze rage niet
schuldig. Hij maakt niet de indruk
al een genie te willen zijn, maar
produceert rustig verder. Daarbij zit
hij met een grote handicap: zijn
boeken zijn koopwaar en worden
hem uit de vingers getrokken voor
ze zijn uitgerijpt. Papier is gedul
dig. Raes. dat blijkt ook weer uit
zijn jongste roman, „De lotgeval
len"'), heeft of neemt niet de tijd
tot zelfkritiek laat niet bezinken
wat hem in een opwelling is ont
schoten. Zijn boek is een circustent,
geen kasteel. Toch toont het de pre
tentie meer te zijn dan de impro
visatie die het is gebleven: het is
een poging tot epiek en symboliek.
IN DIE POGING dacht ik hem
het best te kunnen vergelijken met
een van de grote episch-symboli-
sche schrijvers van deze eeuw:
Tolkien, auteur van „In de Ban
van de Ring". Geen wonder als
„De lotgevallen" het moeten afleg
gen tegen dat meesterwerk. Nie
mand zal het de Vlaming kwalijk
nemen als hij zijn meesterproef nog
niet heeft afgelegd. Er zijn ander
zijds naast overeenkomsten genoeg
verschillen om de vergelijking zin
vol te maken.
BEIDE BOEKEN beschrijven
een reis. Maar bij Raes is er geen
vast reisschema, geen tevoren be
kend doel. Bij Tolkien vormt een
welomschreven opdracht die on
mogelijk schijnt 'maar tenslotte
wordt uitgevoerd het raam waar
binnen de gebeurtenissen zich vol
trekken. Niet het doel is onbekend,
alleen de weg waarlangs het be
reikt kan worden. Er zijn méér
vaste uitgangspunten. In beide ver
halen spelen landkaarten een rol,
maar bij Tolkien is de kaart een
toevoegsel naast de tekst, een ob-
jektieve geografische notatie van
de hele verhaalwereld. Het platte
grond je bij Raes reikt niet verder
dan de route van de eerste blad
zijden. Later vinden de lotgenoten
nog wat militaire stafkaarten, daar
is echter al helemaal niet meer uit
wijs te worden. De wereld van
Raes is veel onbepaalder, lijkt
principieel onbepaalbaar, terwijl
Tolkiens wereld concreet is, be
trouwbaar. zij het buiten het ver
haal ofwel onbestaanbaar, ofwel
definitief verleden tijd, prehistorie.
De aarde die de lotgenoten in het
boek van Hugo Raes bewandelen is
er eerder een van de profetie, van
de toekomst, van nog niet helemaal
te vatten mogelijkheden, van de
science fiction.
Ook de voorwerpen, de gereed
schappen, worden bij Tolkien niet
geïmproviseerd. Ze zijn aanwezig
aan het begin van elke etappe,
worden geschonken vaak met het
oog op de gevaren die aan hogere
machten de alwetende epische
verteller bekend zijn. Bij Raes
wordt bijvoorbeeld een mes aanwe
zig gesteld op het ogenblik dat het
nodig is.
DE VERHAAL WEZENS van Tol
kien zijn, en ook dat geeft zijn le
zers houvast, voor het merendeel
niet door hemzelf bedacht. Het zijn
elfen, dwergen, trollen, draken, to
venaars. Hij voegde er wat van ei
gen vinding aan toe, maar dat kan
het gevoel van vertrouwdheid niet
wegnemen. In zijn wereld zijn bo
vendien de machten van het goede
en die van het kwade met elkaar
in evenwicht, bij Raes overwegen
en overwinnen de boze, de duivelse,
de monsterachtige. Maar zijn tocht
genoten zijn aardser, alledaagser
dan die van Tolkien, waar bijvoor
beeld het ontbreken van seks een
eigenaardigheid is, die ze misschien
epischer, maar zeker minder men
selijk, lichamelijk, maakt.
Als gevolg van een opdracht,
waarvan de strekking niet wordt
meegedeeld, begeven de zwervers
van Raes zich op weg in een land
vol verschrikkingen die hen er ten
slotte onder krijgen. Uit een vreem
de aandrift geven ze telkens een
vertrouwde omgeving op om het
avontuur, dat ze vernietigt, te zoe
ken.
De verschrikkingen, vaak sati
risch, vaak van een gruwelijke zwar
te humor, vormen het beste gedeel
ten van het boek. Daarin boeit Raes
altijd, één keer (de dood van de
electrische jongen) ontroert hij
zelfs. Maar het improviseren, waar
in hij veel weg heeft van een fil
mer als Godard, verleidt hem her
haaldelijk tot kinderachtigheden,
gewilde nonsens en taalflauwitei-
ten, die aan het geheel niets posi
tiefs toevoegen.
DOOD, verrotting en de sfeer
van nachtmerries vormen de inspi
ratie, de voedingsbodem van Raes.
Kunst is in die wereld een machte
loze woekering, als zij de dood
niet rechtstreeks te niet doet door
de anti-dood te scheppen. Wanneer
de reisgenoten de figuur ontmoeten
die dit presteert, is het aanschou
wen van de overwonnen vernieti
ging voor hen niet meer dan een
episode, een lotgeval als andere
op hun reis naar het einde. Ze kun
nen wel kiezen, maar tussen welke
mogelijkheden?
„Een eindeloos lijkend verkram
pen in een hartaanval, het zich voe
len stikken? Het zich voelen, zien,
weten doodbloeden? Het zich voelen
verpletteren of in stukken rijden?
Doodgeknuppeld worden? Opbran
den? Zich doodschijten aan tyfus
of cholera? Gillend en klauwend
doodgaan in de razernij of uitput
ting van de kanker? Met het hoofd
omlaaggehangen totOf plots in
een opengaande grond verdwijnen
bij een aardbeving, zich voelen be
delven, verstikken, zand in de mond
en de keel. Opgesloten in een wa
gen onder water, zonder de raam-
jes open te krijgen of de geklem
de verwrongen deuren, of ver
strikt blijven in wieren en water
planten, of door het drukverschil
het bloed uit je zien spuiten wanneer
je uit de diepte toch nog de rusti
ge waterspiegel bereikt".
Geen vrolijke wereld, wel een
öoek, dat je hoe geïrriteerd of
geschokt ook uitleest, de nieuwe
Raes.
Uitgeverij de Bezige Bij.
„ODYSSEUS" had succes in Ber
lijn, het publiek voelde zich kennelijk
geraakt door deze geëngageerde mu
ziek, door een Odysseus die Dallapic
cola hier aktualiseerde tot een modern
mens, eeuwig op zoek naar laatste
waarheden en naar zichzelf, tot hij
rust vindt bij de eenzaamheid van de
zee. „Mein Herr, Du! Nie mehr ein-
sam sind nun mein Herz und das
Meer", zijn de laatste woorden van
de opera, die in de oorspronkelijke
Italiaanse tekst overigens wat com
pacter zijn gehouden. Odysseus heeft
in Dallapiccola's versie zijn thuis
komst bij Penelope niet als thuis
komst kunnen ervaren.
DE muziek, streng twaalftoons, heeft
naast hier en daar wat wijdlopigheid
en af en toe een scheut Schönberg,
Richard Strauss en Debussy, momen
ten die tot het beste horen van wat Dal
lapiccola geschreven heeft. Bovendien
fascineert de constructie van het
werk, doordacht tot in details. Dalla
piccola verklaarde in Berlijn, na deze
opera geen andere meer te kunnen
schrijven.
Oorspronkelijk zou Fischer-Dieskau
de titelrol gezongen hebben, maar nu
hij voor het gehele komende seizoen
zijn opera-verplichtingen heeft afge
zegd als gevolg van zijn auto-onge
luk in april, of als een voorzichtig
vooruitgrijpen op een eventueel defi
nitief besluit om op te houden viel
de eer te beurt aan Erik Saedén. Deze
Zweedse bariton bleek over voldoende
vókale middelen te beschikken om de
bepaald niet eenvoudige partij te zin
gen, maar aan een overtuigend reali
seren van Odysseus kwam hij niet toe.
Wat overigens ook een respektabele
opgave is. Catharine Gayer als Nau-
sikaa en Hildegard Hillebrecht als An-
tikleia, en ook Jean Madeira als Circe
en als Melantho, maakten meer de in
druk zich persoonlijk voor hun partij
te interessere.n Voor de in menig op
zicht goed gelukte, soms zelfs verras
sende décors en kostuums was Fer
nando Farulli verantwoordelijk.
EEN evenement in deze Festwochen
was ook de Brahms-cyclus met de
Berliner Philhermoniker onder Von Ka-
rajan. In vier concerten werden de
vier symfonieën, het Deutsches Re
quiem, het vioolconcert en het piano
concert in Bes uitgevoerd. We hoor
den een volstrekt magistraal piano
spel van Géza Anda, in zijn melo
dische, niet zozeer dramatische opvat
ting een volmaakte eenheid vormend
met het orkest. In het Requiem was
het typisch, enerzijds de met Von Kara-
jans intenties overeenkomende so
praan van Gundula Janowitz, ander
zijds de met profetische geladenheid
klinkende bariton van Fischer-Dieskau
te horen. Toch was het geheel indruk
wekkend te noemen, Von Karajan cele
breerde voor zijn doen uiterst rustig
de „Schönklang" van dit werk.
In de opera klonk enkele dagen
later het requiem van Verdi, met de
operasterren Pilar Lorengar, Christa
Ludwig, Carlo Bergonzi en Ezio Fla-
een vreemde indruk als de helft van
dit publiek achter de rug van de zan
ger zit, nog afgezien van de grootte
van de ruimte. De zaal, met het po
dium laag in het midden, en met het
publiek in blokken op verschillende
hoogten, tot in de nok toe, is nu een
maal voor orkestconcerten ontworpen,
Aurèle Nicolet, begeleid door Karl
Richter, was het ook aan zijn stan
ding verplicht om dit concert in de
Philharmonie te geven. Erika Köth
daarentegen, gaf haar liederenavond
in de Hochschule für Musik.
Het plezierige van de Berliner Fest
wochen tegenover andere festivals, is
dat het tijdens het normale seizoen
plaatsvindt, en bovendien in een we
reldstad, zodat er elke avond een roy-
gello als solisten. In tegenstelling tot
het „Von Karajan-Requiem" mocht hier
na afloop geapplaudisseerd worden,
waar de bezoekers een enthousiast
gebruik van maakten. Lorin Maazel,
die het operakoor en -orkest leidde,
had kennelijk niets tegen de wat ope-
ra-achtige atmosfeer waarin hij het
requiem gebracht had.
DE KERKOPERA'S „The burning
fiery furnace" en „The prodigal son"
van Benjamin Britten kregen in de
Festwochen een zeer lofwaardige uit
voering van de English Opera Group
van Covent Garden. De achttien zan
gers en de acht instrumentale solis
ten wisten de naïeve direktheid van
Brittens muziek voortreffelijk weer
te geven. Dat deze opera's met de
bij ons bekende term „lekespel" niets
van doen hebben, werd duidelijk: de
muziek en de handeling zijn voor
leken gemakkelijk te volgen, maar om
indruk te kunnen maken moet de uit
voering vooral niet in handen van
leken worden gelegd. Colin Graham
als regisseur had vooral van het han-
denspel veel werk gemaakt. En stem
men als die van Bernard Dickerson,
Robert Tear en John Shirley-Quirk
verdienen ook een vermelding apart.
Het Amadeus-kwartet gaf een Schu-
bert-programma in de Philharmonie,
een zaal die voor kamermuziek be
paald niet geschikt bleek te zijn. Dit
bezwaar gold nog meer bij de liede
renavond van Fischer-Diskau: bij lied
kunst, waar hel contact tussen kunste
naar en publiek veel directer is dan
bij instrumentale muziek, maakt het
ale keus is, naar genre én naar toe
gangsprijzen. Overigens liggen de prij
zen voor de duurste manifestaties
de opera en de Karajanconcerten
hier vijftig percent lager dan bij
voorbeeld in de Festspiele van Salz
burg of München, ook als het dezelfde
werken in dezelfde of vergelijkbare
bezettingen betreft. Brahms' requiem
was in dezelfde uitvoering te horen
in de laatstgehouden Salzburger Oster-
festspiele, en Figaro werd in Berlijn,
evenals in de Salzburger Festspiele
van augustus, uitgevoerd onder lei
ding van Karl Böhm, die hier samen
werkte met onder andere Evelyn Lear
Thomas Stewart, Pilar Lorengar en
Lisa Otto.
Uiteraard was er op toneelgebied
ook het een en ander te doen in Ber
lijn, niet minder dan zeven premières
liepen er in deze weken van stapel,
waaronder „Wir bombardieren Re
gensburg" van de Amerikaan Joseph
Heller en „Kean" van Dumas in de
bewerking van Sartre. We maakten
een voorstelling mee van Peter Nicols'
Ein Tag im Sterben von Joe Egg. Wat
de intendant van het Schlosspark-The-
ater, Boleslaw Barlog die ook aan
de Deutsche Oper regisseert hier
aan invallen demonstreerde, was be
paald buitengewoon. Met het echtpaar
Bri en Sheila, hier Horst Bollmann en
Lieselotte Rau, kon hij dan ook wel
het een en ander aanvangen. Vooral
Bollmann bleek een acteur van klas
se, iemand die kans zag zijn buiten
gewone en toch zo menselijke rol vol
komen waar te maken.
Het Residentie-orkest onder leiding
van Bruno Maderna leverde een Neder
landse bijdrage. Helaas was de Phil
harmonie voor deze gelegenheid nau
welijks voor de helft bezet, wat waar
schijnlijk ook aan het programma lag:
louter modern. Jan van Vlijmen werd
hier voorgesteld met zijn Serenata II
voor fluit (voortreffelijk gespeeld door
Koos Verheul) en orkest. Der Tages-
spiegel schreef vriendelijk, dat dit het
beste werk was, dat ooit in Berlijn van
een Nederlands musicus was gespeeld,
wat voor verschillende interpretatie
vatbaar is. De Fünf Satze für Streich-
orchester van Webern werden geconcen
treerd gespeeld, en de Sechs lyrische
Gesange van Nabokov werden door de
Stockholmse sopraan Barbro Ericson
met veel volume, maar met weinig zeg
gingskracht de zaal in gezongen. Het
enige werk na de pauze, de Figures-
Doubles-Prismes van Pierre Boulez,
maakte de meeste indruk. Na een har
telijk applaus besloot Maderna het ze
ventien minuten durende stuk te bis
seren, wat een paar bezoekers te mach
tig werd: ze ging tijdens het stuk weg.
De enige indruk die Berlijn van Ne
derland kreeg in deze weken, was dit
overigens niet: het Nederlands Dans
theater had er twee avonden, en ook
Felix de Nobel was er met zijn Neder
lands Kamerkoor .De nieuwe Natio-
nalgalerie. in de onmiddellijke nabij
heid van de Philharmonie, werd ge
opend met een tentoonstelling van Mon
driaan, die tachtig werken omvat.
De Berliner Festwochen van het vol
gende jaar zullen een nieuwigheid bren
gen: een internationaal dirigentencon
cours, als een van de opvallendste acti
viteiten van de juist in het leven geroe
pen Herbert von Karajan-Stiftung, die
dezer dagen officieel door de Berlijnse
Senaat werd erkend. In verband hiermee
gaf Von Karajan een persconferentie.
Het doel van de stichting, die in Ber
lijn en in Salzburg kantoren zal ope
nen, is: het verband nagaan tussen ener
zijds verschillende takken van weten
schap, voornamelijk de physiologie, de
psychologie en de akoestiek, en ander
zijds de praktische muziekbeoefening.
De resultaten van de onderzoekingen
zullen de interpretatiekunst in het al
gemeen ten goede moeten komen.
VON KARAJAN: „We merken bij audi
ties altijd, hoe verschrikkelijk slecht er
muziekonderwijs gegeven wordt. Er ko
men mensen met 'n bijzondere begaafd
heid, die niets behoorlijks presteren, en
dat geldt niet alleen voor orkestmusi
ci. Met Gundual Janowitz heb ik per
soonlijk een tijdlang dagelijks gerepe
teerd in Wenen, omdat de intendant
van de opera indertijd meende haar
niet te kunnen handhaven. En nu blijkt
ze top-klasse te kunnen zijn. De manier
waarop een mens muziek in zich op
neemt, moet beter bestudeerd worden,
terwille van de pedagogie, en ook ter-
wille van de psychotherapie. Nu de
muziek in de laatste decennia doorge
drongen is tot de grote massa, lijkt
zo'n research me van groot belang te
zijn, zodat ook werkelijk zoveel moge
lijk mensen met muziek bereikt worden.
En wat het dirigentenconcours betreft,
we zullen alleen prijzen uitreiken als
er iets wordt gepresteerd dat werkelijk
bijzonder is. Het is de bedoeling om
een stimulans te geven tot prestatiever
betering."
Von Karajan gaf zijn stichting 'n begin
kapitaal van honderdduizend mark mee
en hoopt op de financiële steun van
velen.
DOOR „omstandigheden buiten de
wil van de organisatoren" moest het
programma drastisch worden gewij
zigd. Hoewel de vlaggen van alle lan
den van waar werken werden uitge
voerd broederlijk te zamen boven het
podium hingen van de Sala Koncerto-
wa Filharmonii Narodowej, de West-
duitse naast de Oostduitse en de Ame
rikaanse van de Russische slechts ge
scheiden door de Franse en de Neder
landse vlag, was het internationale ka
rakter van het feest sterk aangetast
door bovengenoemde omstandigheden.
Het laat zich gemakkelijk raden, dat
de gebeurtenissen van de 21ste augus
tus en de daarop volgende opschorting
van de culturele contacten met de lan
den van het Oostblok door een aantal
westerse landen het de organisatoren
van het Festival noch aangenamer
noch ook gemakkelijker hebben ge
maakt althans nog met een interessant
programma te komen.
THE SHOW must go on. Uitgaande
van het mijns inziens juiste principe
dat men juist in periodes van interna
tionale spanning de culturele en per
soonlijke banden zo sterk mogelijk
moet proberen vast te houden, heeft
men de beide festivals laten doorgaan,
zij het dan dat een aantal concerten
verviel en vele programmawijzigingen
noodzakelijk bleken. Zij het ook, dat
de normale festivalsfeer, die in het zo
onwaarschijnlijk gastvrije Warschau
altijd zeer sterk is, dit keer plaats had
gemaakt voor een wat gespannen at
mosfeer. Waarvan overigens de geluk
kig toch nog vrij veel buitenlandse
gasten geen last hebben gehad de
Pool blijft onder alle omstandigheden
gastvrij en behulpzaam.
Een aantal interessante gebeurtenis
sen viel dus uit het programma weg.
Er bleven uiteindelijk twaalf concer
ten en een balletvoorstelling over, vijf
envijftig muziekwerken en twee bal
letten, veertien Poolse en drieënveer
tig buitenlandse werken. En als geheel
moet zeker gezegd worden dat de kwa
liteit van het gebodene bijzonder hoog
was. Meestal werden voortreffelijke
krachten gewijd aan de uitvoering van
zeer middelmatige werken. Maar, ge
lukkig, er waren in het geheel een
aantal lichtpunten.
Dan denk ik in de allereerste plaats
aan een werk, dat ook in de wandel
gangen unaniem hoog werd geprezen,
aan „Iris" van de Deen Per Nörgaard.
„Iris" is voor mijn gevoel een onaan
tastbaar meesterwerk, dat ik zo spoe
dig mogelijk op de lessenaars zou wil
len zien liggen van onze grote orkes
ten, niet alleen omdat ik het zo graag
nog eens zou willen horen, maar voor
al ook omdat het maar zelden gebeurt
dat men werkelijk de kans heeft iets
totaal nieuws te brengen, dat tevens
op het allereerste gehoor volkomen
vertrouwd is.
IK DENK verder aan het optreden
van de Amerikaanse trombonist Stuart
Dempter, die diepe indruk maakte met
zijn interpretatie van Sequenza V van
Luciano Berio en aan de drie pianisten
Zygmunt Krauze, George Frémy en
John Tilbury, die met werken van
Morton Feldman en Terry Riley op
twee concerten schandaal verwekten.
Tijdens hun uitvoering van de Two
Pieces for three pianos (bijzonder
mooie muziek als men gespannen zit te
luisteren) van Feldman was op een
gegeven moment het kabaal in de zaal
zo groot dat ze moesten stoppen en de
vleugels dichter bij elkaar moeten zet
ten, omdat ze elkaar niet meer konden
horen. De zaal bleef lawaaiig, maar de
pianisten maakten het stuk af.
Wat betreft de werken van niet-
Poolse origine denk ik dan verder nog
aan de „Jubulus" van de Belg André
Laporte, een stuk met kwaliteiten, en
aan het uiterst muzikaal gemaakte
Crescendo e diminuendo voor klave
cimbel en strijkorkest van de Rus Edi
son Denisow. Denisow is een van de,
nog weinig talrijke vertegenwoordi
gers van een nieuwe stroming in de
Russische muziek en hij is, voor zover
dat van hieruit is na te gaan, een van
de interessantste verschijningen in de
Russische muziek van vandaag. Cres
cendo e diminuendo is een betrekke
lijk pretentieloos stuk, maar het han
teert een aantal verworvenheden van
de hedendaagse muziek op een zo na
tuurlijke wijze, dat het volkomen dui
delijk wordt dat ook in Rusland de
muziek haar eigen weg vervolgt.
DE POOL is een chauvinist en hel
is dan ook ondenkbaar dat een festival
in Polen geen Poolse muziek zou be
vatten. En omdat de Poolse muziek
van vandaag op een gemiddeld hoog ni
veau staat mag de bezoeker er mees
tal wel op rekenen een paar goede Pool
se stukken te horen. Ik persoonlijk
vond het jammer, dat de twee voor
mijn gevoel beste levende Poolse
componisten, Henryl Nikolaj Górecki
en Bogualaw Schèffer, respectievelijk
niet en met een zwak electronisch
werk vertegenwoordigd waren. De on
vermijdelijke Penderecki kon dat met
zijn Capriccio voor viool en orkest
uiteraard niet goedmaken, evenmin
als Szalonek, Szabelski, Luciuk, Baird
en nog een aantal anderen dat kon
den. De verrassing kwam echter toch.
En wel twee keer op één concert,
het kamermuziekconcert van woensdag
25 september. Eerst maakte de bariton
Jerzy Artysz furore met het hoogst
merkwaardige quasi-theater Spirale I
per uno van Leoncjusz Ciuciura en
onmiddellijk daarna liet Zygmunt Krau
ze met zijn ensemble Warsztat Muzycz-
ny zijn eigen Polichromie horen, dat
na de clowneske toestand, die Artysz
op het toneel nad aangericht voor een
poëtische verstilling zorgde, zoals ik
die in de hedendaagse muziek nauwe
lijks ken.
Resumerend: Nprgaard. Denisou,
Laporte, Riley, Feldman, Ciuciura en
Krauze redden het Festival, dat ge
houden werd onder moeilijke en onge
lukkige omstandigheden, onder om
standigheden, die zich misschien mede
laten begrijpen uit wat een Poolse ar
beider met wie ik op het station Wars-
zwa Gdanska in gesprek raakte tegen
me zei. Nadat ik hem in m(jn zeer ge-
beloofde, een belofte, die ik mede op
dat hij aan mij geen goede gespreks
partner had, omdat ik nu eenmaal Ne
derlander was en nauwelijks Pools
verstond, vroeg hij me in slecht, maar
toch zeer verstaanbaar Engels: als u
weer thuis bent, wilt u dan tegen ieder
een zeggen, dat het Poolse volk alleen
maar vrede wil en geen invasies in
welk land dan ook. Hetgeen ik hem
beloffde, een belofte die ik mede op
deze plaats inlos. R0b du Bois