'MÈÊm
VROUW
i
Mode tussen
Azteken en
Olympische
Spelen
Mexicaans
eten: heet
en heerlijk
mBÊBÊÊm
Topsport en levensduur
ZATERDAG 19 OKTOBER 1968
Erbij
21
(Van een medewerkster)
IN EEN LADE van haar bureau bewaart mejuffrouw
A. M. Bosch, leidster van het Maatschappelijk Advies-
en Inlichtingenbureau in Rotterdam, een oud en ver
geeld boekje dat „Een werk der duisternis" heet. Het
is „een verhaal voor meisjes die alleen op reis gaan"
en behelst de treurige historie van twee onervaren
jongedames die samen naar het buitenland reizen en
met wie het lang niet best afloopt. Ondanks het feit
dat in hun tijd in de grote steden in binnen- en buiten
land het zogenaamde stationswerk van de „Vereeni-
ging ter behartiging van de belangen der jonge meis
jes" al bestond.
hh$
I:
Het meisje van nu loopt niet
meer in zeven sloten tegelijk,
zoals gedacht werd van de on
ervaren jongedames die zich
vroeger op reis begaven en dan
beschermd moesten worden door
de „Vereeniging ter behartiging
van de belangen der jonge
meisjes".
ONGETWIJFELD komt de na
tionale ploeg van Nederland uit
Mexico terug met poncho's, som
brero's en wat er nog meer aan te
trekken en op te zetten valt. Stand
houdend tegen de vloedgolf van het
toerisme is de Mexicaanse kleder
dracht nog overal te bewonderen
De vrouwen gekleed in huipiles
(jurken) met een rebozo (stola)
om het hoofd of schouders, de man
nen gehuld in sarapes (poncho's)
en sombrero op het hoofd, zo tref
fen wij nog vaak de bevolking in
de kleine steden en dorpen aan.
Ook in de hoofdstad is dit beeld,
hoewel vrij zeldzaam, nog niet ver
dwenen.
Poncho's op de markt in alle
kleuren en motieven.
Moderne MAI-bureaus zijn vooral
op werken in buitenland gericht
ANNO 1968 KAN men de gezwollen
taal van zo'n in dodelijke ernst ge
schreven „voorlichtingswerkje" alleen
nog maar gniffelend lezen. Het moder
ne meisje dat tegenwoordig in het
buitenland gaat werken of logeren, be
schikt meestal over de nodige zelfstan
digheid en loopt niet zo gauw in zeven
sloten tegelijk. Dat laatste is mede te
danken aan de activiteiten van de
M.A.I.-bureaus in Nederland, te vinden
in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht,
-
-'-y -
Den Haag, Haarlem, Arnhem en Gro
ningen. Vooral het buitenlandse werk
van deze bureaus is in de afgelopen
jaren sterk gegroeid.
Het moderne M.AI.-werk is eigenlijk
voortgekomen uit de werkzaamheden
ter bescherming van meisjes op ouder
wetse stations.
IN DIE JAREN zijn er aan de M.A.I.-
balies, duizenden jongeren verschenen
die in het buitenland wilden gaan wer
ken om hun talenkennis te perfectio
neren en daarnaast de nodige ervaring
op te doen. „De meisjes zijn nog steeds
in de meerderheid. Voor jongens zet
ten we ons even intensief in, maar
voor hen is er veel minder emplooi",
is de conclusie bij de M.A.I.-bureaus.
„Jonge mensen wegwijs maken in
het buitenland", is een belangrijke
taak van de M.A.I.-bureaus die ver
trouwde contactadressen in het buiten
land hebben, goedkope logeergelegen
heden en „paying guest adressen" we
ten, informatie kunnen geven over toe
komstige werkgevers en penfriends, en
bemiddeling verlenen bij het zoeken
van een tijdelijke werkkring in de huis
houding in het buitenland.
IN DE ARBEIDSBEMIDDELING
buitenland zit nog altijd een stijgende
lijn. Cijfers uit diverse jaarverslagen:
in 1956 konden (alleen al door het Rot
terdamse bureau) ruim rachtig gega
digden ..au pair" in het buitenland
worden geplaatst, in 1958 waren het
er bijna 200, in 1966 ruim 330 en in
1967 een kleine driehonderdzeventig.
Van die laatste groep ging het me
rendeel naar Engeland/Schotland en
Frankrijk. Andere landen waren (in
volgorde van voorkeur) Zwitserland,
Duitsland, Scandinavië, België en
Noord-Amerika.
Veel meisjes zoeken tegenwoordig in
het buitenland een baan die met het
toerisme te maken heeft, ze werken
op campings, in hotels, en fungeren
als reisleidsters. „Er is op het ogen
blik veel belangstelling voor Spanje
maar weinig mogelijkheid tot plaat
sing".
„Daarnaast blijft er toch ook veel
vraag naar een werkkring in een
buitenlands gezin.
„Dat soort arbeidsbemiddeling gaat
nog steeds op dezelfde voet voort. Het
is wel opvallend dat de tijdsduur ver
andert. Vroeger wilde men in een be
paald land minstens een jaar werken.
Nu is er veel meer neiging om voor
een half jaar te gaan. Het blijft wel
een van de beste mogelijkheden om je
talenkennis in de praktijk te perfec
tioneren", is de ervaring van de MAI-
medewerksters.
OP DE M.A.I.-BUREAUS ziet men
nogal eens „oude klantjes" terug.
Meisjes die zich na korte of langere
tijd weer komen aanmelden voor een
betrekking waarin ze de verworven er
varing en talenkennis in de praktijk
kunnen brengen.
„De terugkeer naar Nederland eist
vaak een enorme aanpassing van jon
ge mensen die geruime tijd in het bui
tenland hebben gewerkt. Een bepaalde
baan die hen op grond van ervaringen
en capaciteiten goed zou liggen kunnen
ze vaak niet krijgen. Sommige bedrij
ven, vooral in de hotelbranche, kunnen
voor speciale functies nog wel eens
meisjes met buitenlandse ervaring ge
bruiken".
BIJ DE M.A.I.-BUREAUS heerst de
indruk dat een verblijf van Nederland
se meisjes in het buitenland nogal eens
op een huwelijk met een buitenlander
uitloopt. „Er worden zelfs aardig wat
huwelijken met buitenlanders gesloten,
maar cijfermateriaal daarover heb
ben we niet. Het lijkt erop dat Engelse
mannen de voorkeur genieten".
De M.A.I.-bureaus houden zich niet
alleen bezig met arbeidsbemiddeling
in hec buitenland bezig. Ze fungeren
ook als plaatselijke wegwijzer en
vraagbak, helpen bij het zoeken naar
huisvesting, zorgen voor begeleiding
bij de „jongeren-ontmoetingen" in bin
nen- en buitenland, en hebben flore
rende baby-oppasdiensten.
„We zijn van een beschermende naar
een voorlichtende taak gegroeid. Een
zo zakelijk mogelijke voorlichting,
waarvan jongelui gebruik kunnen ma
ken als ze dat willen. Naar mijn me
ning zou dit werk in de richting moe
ten gaan van een soort zelfbediening
uit allerlei, door ons verstrekte, objec
tieve gegevens", vindt de leidster van
het Rotterdamse bureau en vertolkt
daarmee de algemene M.A.I.-mening.
IN DE OMGANG met jongeren is er
maar één ding waar men bij M.A.I.
wel eens „heel moe" van wordt: de
Nederlandse jongeren kunnen blijkbaar
de arbeidsverhoudingen in andere lan
den niet leren accepteren,—
Als ze terugkomen hebben ze daar
door vaak allerlei ongerechtvaardigde
critiek op de landen in kwestie. Wat
arbeidsverhoudingen betreft zijn ze in
Nederland verwend. Daardoor gaan ze
naar het buitenland met bepaalde ver
wachtingen die ze daar ook gehono
reerd willen zien.
WEL TRACHT men in Mexico tot
een eigen modebeeld te komen. Zo
werkt daar als modekoning Ramon
Valdiosera, die van huis uit archeoloog
is. Hij tracht japonnen te ontwerpen,
die geïnspireerd zijn op de drachten
van de oude Azteken. Van groot be
lang is hierbij het feit dat de stoffen
meestal met de hand gemaakt zijn in
de dorpen, op ouderwetse weefge
touwen.
DEZE STOFFEN, vaak verwerkt
tot poncho's, kan men in grote hoe
veelheden op de markten en in de
speciale winkels kopen. De kleuren
zijn prachtig, de wollen stof van eerste
kwaliteit. Alleen zullen wij, Europea
nen wel even moeten wennen aan de
bijzonderheid van de met de hand ge
maakte stof, terwijl ook de typisch
Indiaanse kleurcombinaties ons niet
direct bekend zullen zijn.
De stof heeft kleine weef foutjes
in Europese zogenaamde handweef
stoffen opzettelijk door de machine ge
maakt die de Indiaanse vrouwen
trachten te voorkomen, wat natuurlijk
niet altijd lukt.
De kleuren zijn bont, maar wel met
oneindig groot gevoel voor nuances
samengebracht. Enkele jaren geleden
leek het of de nationale huisvlijt ver
drongen zou worden door de mecha-
nisch-vervaardigde, meestal inge
voerde stoffen. Maar toen ontdekten
toeristen de schoonheid van de weef
sels.
DE MEXICANEN voelden hun na
tionale trots herleven, toen het bleek
dat de vaak gehate, maar meestal na
gevolgde gringo's de poncho's bewon
derden. Even terzijde „gringo" is de
Mexicaanse scheldnaam voor de
Noordamerikaan, meer in algemene
zin voor elke blanke. Het woord is
waarschijnlijk afkomstig van „green
coat", de groene uniformen van de
soldaten van Uncle Sam.
NATUURLIJK kunnen we nu, tij
dens en na de Olympische Spelen, ook
mode-ontwerpen verwachten, die ge
baseerd zijn op wat men algemeen in
Mexico draagt. of nog beter
wat wij ménen dat men daar draagt
Dat ook de oude drachten van de In
dianen de mode-ontwerpen zullen in
spireren, is zeker.
Tortillas in de maak.
HET KON natuurlijk niet uit
blijven, de Olympische Spelen heb
ben Mexico in het middelpunt van
de belangstelling gebracht. Mexi
caans eten, mode, kunst en alles
wat uit Mexico komt, is nu „in",
van poncho tot Spaanse pepers.
Om bij het televisie-kijken in
nachtelijke uren wakker te blijven
een recept van een Mexicaans ge
recht dat zo heet is dat van insla
pen voor het toestel geen sprake zal
zijn.
MEXICO KENT TAL van bij
zondere gerechten. Het bekendst
zijn de maïspannekoeken, de tortil
las. Deze kan men met verschil
lende vullingen opdienen. En dan
hebben deze weer hun eigen naam.
Zo heten de tortillas gevuld met
kip en kaas, „enchiladas". Die met
dobbelsteentjes varkensvlees, groen
te en kaas gevuld, worden „tacos"
genoemd. Er zijn heel wat varia
ties.
Maar welk soort men ook kiest,
altijd komen de Spaanse pepers, de
„chiles" eraan te pas. Want Mexico
is nu eenmaal het land van de
chiles. Ontelbare soorten in alle
mogelijke maten en kleuren, in ge
droogde en verse toestand, kan men
op de markten kopen.
DE MEXICAANSE is een mees
teres in het maken van pikante sau
zen, die vaak apart bij de maaltij
den worden opgediend. Natuurlijk
is de hoofdmoot hierbij alweer
de Spaanse peper.
Heerlijk is ook de „mole pobla-
ne", kalkoen, gesmoord in een saus
je van chiles, verschillende krui
den, gemalen pinda's, uien, gekrui
meld brood en schrik niet
chocolade. Want dat wordt ook
vaak gebruikt. Typisch is voorts de
„barbaeoa", lamsvlees gewikkeld in
bananebladeren en boven een
houtskoolvuurtje geroosterd.
MAAR WIJ WILLEN het nu niet
zo moeilijk maken voor u, als u
deze week een Mexicaans gerecht
op tafel wilt brengen. Wat denkt u
van Mexicaanse rode rijst? De kleur
komt van de rode pepers.
U heeft hiervoor nodig (voor vier
personen)200 gram rijst, 300 gram
kip of varkensvlees, een halve liter
bouillon, 1 theelepel bruine suiker,
een paar teentjes knoflook (of als
dat niet mag, dan wat kruidnagel-
tjes), wat rode pepertjes (u kunt er
kleine blikjes van kopen), 3 uitjes
en boter, margarine of olijfolie.
Maak de uitjes schoon en snijd
ze in schijfjes, voeg de rode peper
tjes toe en meng dibdan, aldoor roe
rend, met boven een zacht vuurtje
gesmolten flinke kluit boter. Voeg
wat zout naar smaak toe en doe de
suiker erbij. Het mag niet smelten,
maar moet voorlopig nog een zalfje
blijven.
Verwarm twee tafellepels olijf
olie in een sauspan houdt u niet
van olijfolie, neem dan boter of
margarine als het heet is, doe de
rijst erin en roer tot deze transpa
rant begint te worden. Nu doet u de
hete bouillon en het „zalfje" erbij
en roert het geheel tot het begint te
pruttelen. Daarna zet u de pan een
klein halfuurtje in een matig war
me oven, waarna het vocht, als het
goed gegaan is, geheel is opgeno
men door de rijstkorrels, terwijl de
korrels toch mooi los zijn en de
kleur rood is als koraal. Vlak voor
het opdienen werkt u de tot kleine
dobbelsteentjes gesneden goed
gaargekookte kip of varkensvlees
erdoorheen. Het is wel een „heet"
kostje, maar lekker!
In plaats van kip of varkensvlees
kunt u ook grote garnalen nemen.
(Van een medewerker)
TOPPRESTATIES in de sport zijn
in het algemeen slechts bereikbaar
voor kerngezonde jonge mensen met
een uitzonderlijk sterke constitutie.
Sportkampioenen gelden dan ook vaak
als een soort „supermensen", die el
ke keuringsarts in verrukking doen uit
roepen: „Wat een pracht exemplaar!"
Maar: hoe lang „gaan ze mee?"
Op de Olympische Spelen in Tokio
is een begin gemaakt met een massaal
medisch onderzoek van honderden deel
neemsters en deelnemers. Sprinters,
marathonlopers, athleten, zwemmers
en wielrenners werden voor, tijdens en
na hun „nummers" op alle mogelijke
manieren getest en gemeten: op re
flexen, spierreacties, functies van hart,
longen en andere vitale organen, ze
nuwwerking en stofwisseling.
DE TIENDUIZENDEN aldus ver
kregen gegevens werden door compu
ters gerubriceerd en geanalyseerd
een omvangrijk werk waarvan nog
lang niet alle facetten bestudeerd zijn.
Bij de Spelen in Mexico heeft men
dit onderzoek uitgebreid over 4000
nieuwe Olympische kandidaten. Het
werk gebeurt onder auspiciën van de
Internationale Federatie voor Sport
geneeskunde en met hulp van de We-
reldgezondsorganisatie W. H. O. Voor
naamste doel is: meer inzicht te ver
werven in de lichaamsprocessen van
sportmensen, die fysiek en psychisch
bijna „onmenselijke".prestaties moeten
leveren. Een honderd-meterloper b.v.
die in tien seconden „alles moet ge
ven", pleegt in feite roofbouw op zijn
lichaam. In deze „slijtageslag" worden
hart en longen zwaar overbelast. Daar
bij komen dan nog de emotionele psy
chische spanningen waaraan de sport
man is blootgesteld, en die ook weer
hun wisselwerking op hart en zenuw
gestel hebben.
AL DIE FACTOREN wil men nu me
ten en registreren om uiteindelijk te
kunnen vaststellen, in hoeverre wed
strijdsport op topniveau schadelijk is
voor de gezondheid van haar beoefe
naars. Reeds is gebleken, dat sport
kampioenen gemiddeld minder oud wor
den dan de gewone-man-in-de-straat
en dat hun sterftekansen later, op mid
delbare leeftijd, zelfs groter zijn dan
die van de doorsnee-burger die nooit
aan sport gedaan heeft. De bedoeling
is dan ook. de aldus onderzochte sports-
lieden ook in hun verdere levensjaren
medisch te blijven controleren, voorlo
pig met tussenpozen van acht jaar. Al
dus hoopt men te ontdekken hoe groot
de eventuele schade is die enkele ia-
ren topsport in hun lichaam hebben
aangericht en van die kennis zal uit
eindelijk ook de normale medische we
tenschap, en dus de gezondheid van
de gewone man, mee-profiteren.