Moedig offensiel (anno
1818) tegen de armoede
i
Experiment der werkkolonies
van de 150 jaar geleden opge
richte Mij. van Weldadigheid
mislukte door beleidsfouten
„SCHRIJF EENS IETS LEUKS OP UW BRIEFJE VAN TIEN"
Speelse „bankbilje
Antieke autoveiling
bij Sotheby's
PROJECT DAT ZIJN
TIJD VOORUIT WAS
6
MAANDAG 21 OKTOBER 1968
99
Geluksrecepten
W eg werppoëzie
Links: Johannes van den Bosch, de
stichter van de Maatschappij van Wel
dadigheid. Later werd hij gouver
neur-generaal van Nederlands Oost-
Indië en voerde daar het cultuur
stelsel in dat miljoenen in de Neder
landse schatkist bracht.
Rechts: Zo zag een karikaturist om
streeks 1840 de armenzorg in Neder
land. De regenten van het Armenhuis
eten er goed van. Op het tafelkleed
staat: Het hemd is nader dan de rok.
IN DE ZOMER van het jaar
1823 maakten de jeugdige Jacob
van Lennep en zijn medestudent
Dirk van Hogendorp een reis te
voet per trekschuit en per dili
gence door de noordelijke provin
ciën van ons vaderland. De toen
al sehrijflustige Co heeft in een
dagboek al zijn ervaringen en ont
moetingen nauwkeurig en om
standig vastgelegd De reizigers
wandelden door Noord-Holland,
voeren naar Friesland en richtten
toen hun schreden naar Leeuwar
den en Dokkum. Daar namen zij
de schuit naar Groningen en be
zochten allerlei Groningse dor
pen. overal de zeden en gewoon
ten der plattelanders bestu
derend, vrienden en magen be
zoekend, terwijl ze door middel
van introductiebrieven bij tal van
aanzienlijken gastvrij werden
ontvangen.
ZIJ WAREN op 28 mei vertrokken
en bereikten op 5 juli het stadje
Steenwijk. In de nabijheid bezochten
zij de kolonie Frederiksoord. die daar
vijf jaar eerder, in 1818 dus, was ge
sticht door de Maatschappij van Wel
dadigheid. Vader van Lennep. hoog
leraar te Amsterdam had daarvoor
grote belangstelling en het was zeker
aan hem te danken dat zijn zoon
uitvoerig over zijn bezoek aan de
nieuwe instelling schrijft. Het leed
der armen ging prof Van Lennep zeer
ter harte. Dat weten wij uit een me
dedeling van zijn hand, waarin hij
vaststelde dat de stad Leiden op 28000
inwoners 14 000 bedeelden telde en dan
voortgaat:
„De werkenden hebben het evenwel
niet beter dan de bedeelden. Drie
kwart van hun leven brengen zij door
in een bedompt vertrek; zóó uitgeput
van arbeid, dat de verstramde leden
hen nauwelijks nog met loomen tred
van de slaapstede naar het weefge
touw en van dit naar de slaapstede
voeren kunnen, versuffend tezamen
en verstompend in hun opgesloten-
zijn".
Het is begrijpelijk dat iemand die
het leed der armoede zo schrijnend be
schreef vol belangstelling en medele
ven uitzag naar een experiment om
aan zulke toestanden een einde te
maken. Misschien zou de Maatschap
pij van Weldadigheid daarin slagen
Dat hoopte en verwachtte hij En
daarom vroeg hij zijn zoon, zich van
de situatie ter plaatse op de hoogte
te stellen.
DE MAATSCHAPPIJ van Welda
digheid. een schepping van Johannes
van den Bosch, de generaal, zoals
hij dikwijls genoemd werd, was niets
minder dan een grootse poging de ar
moede in Nederland te bestrijden, ja
uit te roeien door produktieve arbeid
door werkverschaffing dus. vooral op
het platteland Van den Bosch meen
de niet ten onrechte dat zijn plan
alleen kans van slagen zou hebben als
het gedragen werd door een groots op
gezette nationale vereniging onder lei
ding van een lid van het Koninklijk
Huis. Hij was een welbespraakt man
met een grote overredingskracht en
hij slaagde erin vele mannen met
klinkende namen voor zijn denkbeel
den te winnen. Bovendien beschikte
hij over een tomeloze energie en een
avontuurlijke geest. Als vijftienjarige
jongen had hij het ouderlijk huis ver
laten om in de Oost fortuin te maken.
Hij doorliep op Java in ijltempo tal
van militaire rangen, bracht het in
zeven jaar tot kolonel en keerde als
een gefortuneerd man naar patria te
rug, iuist op tijd om krachtdadig mee
te werken aan de bevrijding van Ne
derland in 1813. Opnieuw vertrok hij
naar Java. maar in 1819 zei hij de
dienst vaarwel om zich geheel aan de
verwezenlijking van zijn ideaal te wij
den. Koning Willem I vond goed dat
zijn tweede zoon, Prins Frederik, zou
optreden als levenslang voorzitter der
te stichten Maatschappij die in de
herfst van 1818, nu 150 jaar geleden,
haar arbeid begon.
DE ARMOEDE vormde toen een
nijpend probleem. Men schatte het
aantal armlastigen in Europa op 16
miljoen, in Engeland op 3 miljoen,
in Noord Nederland op 200.000 Vol
gens anderen waren er in het gehele
Koninkrijk, dus met België erbij een
500.000 behoeftigen Van den Bosch
verwierp de liefdadigheid als middel
om de armoede te keren: weldadig
heid vergroot, zei hij, de arbeids-
schuwheid. Ook de werkinrichtingen,
de werk- en godshuizen voldeden niet
Men moest, zei Van den Bosch, de
behoeftige opvoeden door hem ge
schikt te maken tot de arbeid, hem
door de arbeid een zelfstandige plaats
geven in de menselijke maatschappij
In de gezwollen taal der negentiende
eeuw wordt deze gedachte aldus ge
formuleerd.
„Op de bleke gezichten waarin de
duidelijke sporen gegriffeld zijn van
uittering en uitmergeling en vroegtij
dige wegkwijning moet de arbeid
een andere levensgeschiedenis schrij
ven. daarop moet de frisse blos her
steld worden. De mensen die daar nu
ronddwalende van deur tot deur. de
penning der liefde afsmeken en in 't
besef hunner slavernij de blik ter
aarde slaan, zij moeten tot de arbeid
worden opgevoed, opdat zij in het be
sef hunner vrijheid als vrije kinderen
van de Schepper vrij hun oog kun
nen opslaan tot de mensen en tot
God"
HET IS duidelijk dat Van den Bosch
evenals velen zijner tijdgenoten de
overtuiging was toegedaan dat „de
arme, hoe lui ook, tot arbeidzaam
heid kan worden opgevoed en op den
duur als hem maar de gelegenheid
wordt geboden een zelfstandig en res
pectabel lid der samenleving zal wor
den"
Op deze gedachtengang is in feite
de gehele onderneming gestrand. Van
den Bosch had een geschikt terrein
voor zijn proefneming gevonden in
Drente, dat toen nog voor zeven acht
ste uit heigrond bestond. Gemeenten
en particulieren konden door jaarlijk
se storting van bepaalde bedragen het
recht verwerven, een huisgezin op een
kleine hoeve met een stuk grond in
de met voortvarendheid gestichte „ko
lonies „Frederiksoord, Wilhelmina's-
oord en Willemsoord" te plaatsen.
Daar moesten de mannen met hun
zoons landarbeid verrichten; van hun
loon werd dan wekelijks de land- en
woninghuur afgetrokken. Zo was al
thans het principe De gemeenten die
het recht van plaatsing van een aan
tal armlastigen hadden gekocht, zon
den evenwel bij voorkeur de slechtste
gezinnen naar de kolonie, gezinnen
waarin de lust tot arbeid geheel ont
brak ofwel gezinnen die voor de zware
landarbeid volkomen ongeschikt wa
ren. De werkloze schoenmaker uit
Amsterdam toonde even weinig lust
de harde heigrond om te spitten als
de vagebonderende zwerver. Stads
bewoners als zij in grote meerder
heid waren, konden zij zich niet aan
passen aan leven op het platteland.
Het idealisme dat meende „door
tucht, terechtwijzing en opbeuring
niet alleen vadsige en verzwakte
bedelaars tot noeste landbouwers,
maar zelfs de meest verworpen mis
dadigers tot arbeidzame en nuttige
leden Ier samenleving te kunnen vor
men", faalde natuurlijk in de meeste
gevallen.
WELDRA zag de Maatschappij zich
mede door geldgebrek, gedwongen een
maatregel te treffen, waaruit veel na
righeid is voortgekomen
Zij vroeg de regering, haar de ver
laten schans bij Ommen af te staan
om daar een werkinrichting voor be
delaars te stichten Het Rijk zou dan
„per bedelaar" een jaarlijks bedrag
betalen Voor 9200 bedelaars zou in de
loop van 16 jaar 222.000 aan de
Maatschappij worden uitgekeerd. Dat
betekende enerzijds een duidelijke-
versterking van de financiële toestand
der kolonies, anderzijds een even
duidelijke afwijking van de oorspron
kelijke doelstelling. Van Den Bosch
was immers uitgegaan van de ge
dachte dat werkkrachtige armen door
opvoeding voor de arbeid geschikt
gemaakt konden (en moesten) wor
den. Nu werd de Maatschappij meer
een verzorgingsinstituut, een verple-
gingsinrichting die zich niet kon be
druipen en dus wel altijd op rege
ringssteun aangewezen zou blijven.
DAT WERD allemaal nog erger
toen men ook kinderen ging opne
men. De gemeenten konden nu een
kinderloos echtpaar opzenden met
zes wezen, vondelingen of verlaten
kinderen. Een merkwaardige maatre
gel: ook in onze tijd vormt men
soms in internaten dergelijke „gezin
nen", maar natuurlijk alleen onder
ervaren en deskundige leiding. Daar
keek men toen niet naar. Zo zond de
gemeente Delft in 1820 een heel wees
huis naar Drente, kinderen en
„ouders" samen driehonderd perso
nen. Voor de stad was dat een ge
weldige bezuiniging, maar voor de
Maatschappij was deze zending „die
leek te behoren tot de bende van
Schinderhannes", een zware belas
ting. Voor de landarbeid waren ve
len der nieuw aangekomenen onge
schikt. Daarom ging men allerlei am
bachten creëren: stoelenmatten, riet-
dekken, steenbakken, timmerwerk,
schoenmakerijen, bakkerijen en al
wat nodig is voor zulk een heterogene
bevolking. Steeds weer bleek dat
zonder strenge tucht de ingewikkelde
machinerie niet in beweging kon wor
den gehouden De ene ordemaatregel
volgde dan ook op de andere. Men
begon bijvoorbeeld met een verbod
van sterke drank. Toen de kolonisten
daarop buiten het terrein hun dorst
in kroegen gingen lessen, voerde
men als betaalmiddel een kolonia
le munt in die alleen in de winkels
der Maatschappij geldig was. De be
woners gingen nu deze munten ver
kopen aan opkopers die er natuurlijk
niet de reële waarde voor betaalden.
Dat maakte weer maatregelen nodig
om dit euvel te bestrijden en die wer
den natuurlijk ook weer ontdoken En
zo ging het op allerlei terreinen van
het leven.
BIJZONDERE belangstelling had
het onderwijs. Van den Bosch had
dadelijk leerplicht ingevoerd voor
kinderen van zes jaar en ouder. Men
bedenke daarbij dat de Leerplichtwet
pas in 1900 van kracht werd. De
Maatschappij van Weldadigheid was
dus in dit opzicht haar tijd ver voor
uit. De Maatschappij Tot Nut van 't
Algemeen, aan wie het onderwijs al
tijd zo dierbaar is geweest, hielp met
boeken en onderwijzers. De meisjes
leerden kleren maken en verstellen,
de jongens meer technische vakken,
maar dat alles op de basis van goed
algemeen vormend onderwijs. Alle
lessen waren gratis en de scholen
der Maatschappij genoten een bijzon
der goede naam.
ZO DOET zich het complex van
maatregelen en initiatieven der
Maatschappij van Weldadigheid aan
ons voor als een mengsel van voor
uitstrevend inzicht en oeverloos idea
lisme, belangwekkend om de gedach
ten die eraan ten grondslag lagen,
maar gedoemd te mislukken door de
grote fouten die gemaakt werden.
HET WORDT HOOG TIJD terug
te keren tot de studenten Van Len
nep en Van Hogendorp en te zien
hoe zij over de onderneming van
Van den Bosch oordeelden. Zij woon
den op zondag de kerkdienst te Vled-
der bij en ergerden zich minder aan
het feit dat de kolonisten in de kerk
zaten te roken dan aan de regel dat
uit elk gezin slechts één persoon de
dienst behoefde bij te wonen. Zij
klaagden over de pastoor van wie zij
zeggen: hij is gedurig op kermissen
en feesten, zit bijna den ganschen
dag in de herberg en laat zijne kudde
loopen. Hierbij moet worden aange
tekend dat de Van Lenneps geen
vrienden van de katholieken waren.
Ernstiger was de kritiek der stu
denten op de toestanden die zij in de
pas ingerichte Ommerschans aantrof
fen. Het bleek hen al spoedig uit
gesprekken die zij voerden, dat zich
daar velen bevonden die ten onrechte
als bedelaar waren opgepakt en zon
der vorm van proces opgezonden.
Voor hun gezondheid waren de bijna
700 bewoners van de Schans overge
leverd aan een kwakzalver die be
kende „van al de kruiden in zijn
recepten alleen de kropsalade te
kennen." Intussschen, schrijft Van
Lennep, sterven de Colonisten onder
zijne handen. De gehuwden mochten
niet samenwonen, maar de jonge
mannen en jonge vrouwen gingen
gezamelijk naar het werk onder de
hoede van enkele soldaten. En „wijl
verhinderde begeerte te lichter wordt
aangeprikkeld", waren de meeste
meisjes zwanger. Velen weigerden te
werken en daarom voerde Van den
Bosch de regel in: wie niet werkt,
krijgt geen eten. Vandaar dat dief
stal aan de orde van de dag was en
dat verscheidene kinderen van hon
ger omkwamen. En zo volgde de ene
klacht op de andere.
HET IS begrijpelijk dat Van Len
nep en Van Hogendorp hun critiek op
het werk van Van den Bosch niet
onder stoelen en banken staken Toen
Da Costa, die streng gereformeerd
was, erover hoorde, riep hij uit: „Die
generaal Van den Bosch verdient dat
men hem den kop voor de voeten
legt!" Zijn verontwaardiging gold
evenwel niet de wantoestanden die
men hem gemeld had Neen, zij gold
de gehele opzet der Maatschappij van
Weldadigheid. „De armoede te wil
len opheffen, dat is boven het bereik
der mensen", meende hij. „Men wil
een toren van Babel bouwen, maar
het gehele gebouw zal omver De bijl
ligt aan den boom".
De armoede heeft de Maatschappij
van Weldadigheid inderdaad niet op
geheven, niet kunnen opheffen Daar
voor was haar opzet te weinig door
dacht, haar grondslag te naïef Maar
als poging, als streven, verdient zij
niet vergeten te worden
Dr P. H. Schröder
r>r*nrt'*y,innnrirvvv rwvvvvvvinnivvvvviririnnrMinnnnivvvvvvvvvv'innnnivvvyinnnnnnrMvvvinnrinrinrinnnr nmwinnnnmniffnwf
(Van een onzer verslaggevers)
„DOE MEER met uw bankbil
jet, de staat (de Nederlandsche
Bank), biedt i daartoe een unieke
gelegenheid. Typ of schrijf uw
gedachten in het watermerk van
uw bankbiljetten. Uw eigen zuur
verdiende geld kan aldus meer zijn
dan alleen een wettig betaalmid
del. Het blanco watermerk op uw
bankbiljet snakt naar u! Wees niet
langer zuinig op uw geld, wees
creatief op uw geld: Uw woorden
op geld zijn goud waard!"
DI'l ZIJN enige zinnen uit de (op
ros papier gestencilde) ideeën van de
stichting „Blije bezigheid" De man
achter dit alles is Jan Opdam, tweede
jaars student Nederlandse letteren aan
de universiteit van Amsterdam Een
zeer rustige, bepaald niet uitzonder
lijke figuur, die op zijn huurkamer-
tje ergens in Amsterdam eerst lang
zaam zijn pilsje drinkt en dan zegt:
„Ja, die stichting van ons is een enorm
lollige boel. We bestaan al enige tijd.
hebben onder andere wat geëxperimen
teerd met toneel, maar onze bankbil-
jettenactie is de eerste daad op grote
schaal".
„DIT IDEE representeert onze op
vatting over creativiteit We wilden
namelijk een beetje af van de creati
viteit van vandaag de dag een exclu
sief genoegen voor een handjevol elite,
die een gedichtenbundel srhriift velke
alleen maar genietbaar is voor de
criticus of die schilderijen maakt
v/aar ie goegemeente zich in musea
aan mag vergapen".
„WIJ WILLEN de burgers stimu
leren om nu zelf ook eens wat te gaan
doen; bijvoorbeeld hun eigen gedach
ten op papier te zetten Als je aan iets
d'okt dat „waardevol" is: schrijf het
dan op in het watermerk van je
b akbiljetten".
„Ben je politiek geëngageerd dan
heb je twee mogelijkheden: je kunt
met een bord op straat gaan lopen,
alleen maar dat hij met die nieuwe
bank van hem het aanzien van Am
sterdam zo heeft verknald."
„Ik geloof overigens niet dat het
schrijven op bankbiljetten verboden
is. De wet verbiedt wel het opzettelijk
beschadigen, maar wat wij doen is
één dimensie meer: het geld gaat nu
echt functioneren. Want er zit echt wat
in deze actie In de huidige maatschap
pij zijn de frustraties uitgegroeid
van onschuldige kasplantjes tot vlees
etende wouden De welvaart stijgt.
maar je kunt ook je kreten kwijt op
geld. Schrijf er maar op: Weg met
Nixon, vrede in Zuid-Vietnam. Voor
mijn part schrijf je erop: „Ik ben al
leen", desnoods met je telefoonnum
mer erbij. Zoiets biedt toch geweldige
mogelijkheden?
„Je kunt met dit geschrijf een enor
me hoop mensen bereiken, maar af
gezien daarvan: het is toch ook echt
ee mogelijkheid om creatief te zijn
Het is nu eenmaal zo: dat 99 percent
van ons volk alleen maar indrukken
'-rijgt volgestouwd als we nu eenmaal
worden door de verschillende publici
teitsmedia. Zoiets werkt enorm frus
trerend"
STUDENT OPDAM heeft inmiddels
aan dr J Zijlstra. directeur van de
N rlandsche Bank, een brief ge-
stu d om te vragen of al dit geschrijf
op bankbiljetten wel is toegestaan
Tot nog toe heeft hij niets van de heer
Zijlstra gehoord. „Hij moet nu toch
echt wel wat terug doen, al was het
maar het aantal zelfmoorden ook. Op
de samengeperste lippen van de bur
gers moet weer een glimlach komen'
De stichting „Blije Bezigheid" heeft
nog meer ideeën in petto: „In de eer
ste plaats de feestelijke sluiting van
het Telegraafgebouw en de opheffing
v n ->ie krant" ,.In de tweede plaats
het uitgeven van een „groot spelen-
boek dat Opdam kwalificeert als
„het receptenboek van het geluk van
burger" Er worden spelsuggesties
.n gedaan in vijf sferen": het samen
spel. de creatieve sfeer de sexsfeer
da eetsfeer er, de geestelijke sfeer,
„hoewel die sferen elkaar, hier en
daar wel enigszins overlappen"
„Dat boek gaat het echt wel wor
den" aldus Jan Opdam Het ludieke
het speelse gaat nu eenmaal niet van
zelf Pas door denken kom je tot een
speelse visie en daar komt de be
volking uit zichzelf niet een-twee-drie
achter. Wij willen de burgers daarbij
helpen, zij het uiteraard vrijblijvend"
OVER EEN maand gaat de stichting
weer iets opzienbarends ondernemen:
dan gaan in Amsterdam op alle gro
te. drukbevolkte pleinen papieren tassen
met wegwerp-poëzie verkocht wor
den. voor het luttele bedrag van 1,50
per mapje. „Dat is ons antwoord op
de creatieve misdadigers die poëzie
bundeltjes uitgeven voor bedragen van
een tientje of meer"
„Wat wij in deze mappen stoppen is
helemaal niet esthetisch Het zijn ge
woon gestencilde vellen je leest er
eens wat uit: vind je het niks, dan gooi
je het weg. Vind je het wel wat dan
lees je er wat uit. op de rand "an
je bed'
„De mensen die zo'n wegwerpmap
kopen, krijgen zelf ook de kans om
poëzie te schrijven daar hebben we dan
wel op één vel ruimte voor gelaten.
Verder komen er hier en daar wel
meer speelse grapjes in voor, waar
de mensen zelf iets mee kunnen doen.
We gaan de straatverkoop aanpakken
onder het motto: Vraag meer poëzie
voor uw geld" al vind ik zelf de term
poëzie wat knullig"
HEEFT DE bankbiljettenbeschrijve-
rij inmiddels al enige reactie ontlokt
aan „de burgers"? Ja wel." zegt
student Opdam, ,Er circuleren in
Amsterdam al heel wat beschreven
biljetten. Buiten Amsterdam oegint
het nu ook een beetje te lopen Ik
heb op hei ogenblik contact met Lon
den: ik ga er binnenkort heen >m te
kijken hoe daar de mogelijkheden lig
gen; op uitnodiging overigens Dit
wordt een wereldwijde toestand, dat
verzeker ik u".
EEN LANCHESTER-limousine in
tropenuitvoering (met geforceerde
luchtkoeling voor de passagiers) en
een Rolls Royce met kogelgaten uit
Wereldoorlog I zijn twee van de 74
veteranen-automobielen die op 24
oktober geveild zullen worden door
de „vendumeesteren" van Sothe
by's befaamde kunst- en antiekvei
lingen in Londen.
DE 40 P.K. i_,anchester is in het
begin van de twintiger jaren ge
bouwd voor de schatrijke maha-
radja van Rewa die ermee op de
tijgerjacht ging. Het 2V2 ton we
gende gevaarte heeft ter weerszij
den van de motorkap een klapstoel
tje, waarop de koninklijke jager
en zijn tijgerscout plaats namen zo
dra er grof wild in zicht kwam.
De auto is ondanks zijn hoge leef
tijd in perfecte conditie maar hij
heeft dan ook slechts 6000 kilome
ter gelopen.
DE ROLLS ROYCE Silver Ghost
(Continental Tourer Model) aan
schouwde het levenslicht in 1914.
Deze wagen die 50 p.k. onder de
kap had, diende de hele wereldoor
log I als stafauto voor kolonel Sir
Francis McClean die er in zijn
functie ais mspecteur-generaa) van
het Britse Royal Flying Corps de
vliegvelden in Frankrijk mee af
reisde. De radiateur vertoont nog,
als een trotse oorlogstrofee, een aan
tal kogelgaten: het resultaat van
een ontmoeting met Duitse scherp
schutters. Het was dit model dat de
reputatie van Rolls als „de beste
auto ter wereld" bevestigde, en des
kundigen zeggen dat er nooit meer
een Rolls Royce is gebouwd met
dezelfde kwaliteiten als deze 1914-
jaargang.
SIR FRANCIS' Silver Ghost is
nog geheel compleet en op de uit
laat na, in originele staat. Behalve
een handkracht-claxon en een boa
constrictor"-signaalhoorn is er o.a.
een instructieboekje (in Engels en
Frans) en de mascotte aan boord
die de inspecteur-generaal op zijn
tochten door Frankrijk beschermen
moest tegen sabotagedaden en oor
logsgevaren. De nieuwprijs in 1914
bedroeg ongeveer 1320 pond, maar
bij Sotheby rekent men erop dat
dit zeldzame stuk ter veiling ze
ker het dubbele zal opbrengen.
OUDSTE veteraan ter veiling,
wordt een 8 p.k. Dürkopp Tonneau
anno 1901, een van de twee laatste
pre-1914 modellen van dit eens zo
vermaarde Duitse merk die de tand
des tijds overleefd hebben De Dür-
kopp-fabriek in Bielefeld was voort
gekomen uit een werkplaats waar
fietsen vervaardigd werden. In 1899
bracht men de eerste auto (volle
dig handwerk) op de markt die een
groot succes werd In 1927 ver
dween het merk Dürkopp uit de
autoindustrie, maar tot in het be
gin van de zestiger jaren vervaar
digde de firma nog scooters (Di
ana) die even solide waren als voor
heen de Dürkupp personen- en
vrachtauto's.
ANDERE oldtimers op de verko
ping zijn o.a. Bentley's, Lagonda's
Amilcars, Napiers, Overlands. Swift,
Clyno, Delage, Lombard en andere,
lang vergeten merken.