//ef complot
voor de
moord op
Martin
Luther King
DE LEVENSGESCHIEDENIS
VAN JAMES EARL RAY
Schrijver Huie
DINSDAG 29 OKTOBER 1968
6
Contract
DOOR WILIAM
BRADFORD HUIE
Tas
John Rayns
Fles wijn
Grote schoenen
u fit rtp
fif Am* A* ft /VI J
MEMPHIS Vanuit zijn cel in de Amerikaanse stad Memphis (Ten
nessee) schrijft de man, die beschuldigd wordt van de moord op dominee
Martin Luther King jr., mij: „In april 1967 had ik er zeven jaar opzitten
in de staatsgevangenis van Missouri in Jefferson City. In die jaren be
zochten mijn broers Jerry en John mij gemiddeld eenmaal in de acht
maanden, dat hing ervan af wie van de twee niet in de gevangenis zat en
dus op bezoek kon komen. Ze waren mijn enige bezoekers. Ik heb nooit
aan trouwen gedacht. De vrouwen mochten me niet zo. Ik was negenen
dertig jaar en ik had mijn hele leven in moeilijkheden en het grootste
deel ervan in de gevangenis gezeten. Maar ik was er trots op dat ik hij
al mijn misdaden nooit iemand kwaad had gedaan. Ik had nooit een kind
gemolesteerd, nooit een slachtoffer dat ik overviel geranseld.
In de gevangenis werkte ik in de keu
ken. In m'n vrije tijd kaartte ik soms
wat. Ik las detectiveverhalen, verhalen
over zeereizen en boeken over: „Hoe ver
ander je jezelf" en „Komt vooruit in de
wereld". Maar meestal zat ik te piekeren
Nadat Scotland Yard Ray uitge
leverd had aan de F.B.I. op Laken-
heath-luchtbasis, ten noorden van
Londenkleedde deF.B.I. hem m
een kogelvrij vest, broek en leren
riem. Zijn handen werden geboeid
aan de riem. Dit was de laatste foto
die voor zijn proces van Ray werd
genomen.
over kansen om uit te breken en over
papieren en geld als ik eenmal ontsnapt
zou zijn.
Op 23 april (1967) was ik gereed om
weer een uitbreekpoging te wagen. Ik
had niets te verliezen, want ik moest r.og
achttien jaar uitzitten. Er wachtte nie
mand op me buiten de gevangenis en van
„goed gedrag" binnen de gevangenismu
ren viel ook niets te verwachten. Ik ver
moedde dat m'n „gedrag" in de gevange
nis goed was. Ik deed mijn werk, gedroeg
me rustig en ik was netjes. Ik vocht niet
en viel niemand lastig. Ik snurkte zelfs
niet en woelde of schreeuwde niet in
m'n slaap. Ik rook niet. Daarom verkocht
Ray maakte deze tekening van zijn
ontsnapping uit de gevangenis voor
Huie. De bewaker betwist Ray's
verhaal. Bij de tekening schreef
Ray: „Er gaan verschillende ver
halen hoe ik eruit ben gekomen, met
een wagen voor de was, een bak
kerskar. Als de bewaker zo goed
weet hoe ik ontsnapt ben, vraag
hem dan maar waarom hij 24 uur
wachtte voor hij me als vermist
opgaf'.
ik mijn rookgerei aan andere gevange
nen. Ik bewaarde het geld in m'n schoe
nen.
Maar wel probeerde ik voortdurend te
ontsnappen en dat wordt aangetekend als
„slecht gedrag", hetgeen je straftijd ver
lengt. Zolang je probeert te ontsnappen
kom je er nooit rechtens uit, hoe kort
aanvankelijk je straf ook was.
Ik had al driemaal geprobeerd te ont
snappen. Het was elke keer mislukt. Ik
wachtte op een berechting wegens ont
snappingspogingen. Net had ik cellulair
De motelkamer van Martin Luther
King en het balkon waarop hij
neergeschoten werd zijn verbouwd
tot een kapel. (Het balkon is nu af
gesloten). Deze foto werd genomen
vanuit de kamer waar het schot
werd afgevuurd.
gehad voor de laatste poging. De bewa
ker had me gewaarschuwd voor hetgeen
me te wachten stond alsik weer gepakt
werd. Dus deze keer moest het me luk
ken! Bovendien zou ik enige zelfdisci
pline moeten opbrengen, zodat ik na de
ontsnapping niet weer zou worden inge
rekend.
JAMES EARL RAY schrijft me, omdat
ik na zijn arrestatie in Londen een con
tract met hem heb gesloten. Hij zal me
vertellen wat hij weet. Via zijn advocaten
heb ik hem voor de beloofde hulp be
taald. Eerst beantwoordde hij mijn schrif
telijke vragen mondeling en heel voor
zichtig, via zijn advocaten. Ik heb de in
druk dat hij elke week vlotter en eerlij
ker schrijft. Als hij me op tijd alles kan
vertellen wat hij weet, ben ik te vreden.
Wat u nu leest, heb ik in september
geschreven met de bedoeling het te pu
bliceren aan de vooravond van Ray's pro
ces in november. Het is een vooruitlopen
op het verhaal. Het is geschreven vóór
Ray toestemming kreeg met mij te spre
ken. Zijn advocaten waren bezig die loe-
stemming te verkrijgen.
Waar ik Ray citeer, heb ik hier en
daar zijn grammatica en spelling verbe
terd. Maar hij drukt zich heel helder uit.
Zijn handschrift is beter te lezen dan het
mijne. Hij heeft een tafel in zijn cel
waaraan hij onder voortdurende bewa
king van een televisie-oog en menselijke
ogen zijn verhaal opschrijft. Hij gebruikt
een woordenboek. Daar heeft hij me om
gevraagd.
Ray werd in 1928 in de grootste armoe
de in Zuidwest-Illinois geboren. Hij was
een ongelukkige, hongerige, opstandige
jongen, die last had van z'n eigen on
wetendheid, zijn uiterlijk en z'n geur. In
1946 liep hij weg van de middelbare
school en ging in dienst, één maand voor
zijn achttiende verjaardag. Hij vertelt:
„Ik werd uit het leger gezet. Ze deel
den me in bij de militaire politie, waar
ik twee jaar bleef en ik vond dat fijn.
Ik vond het fijn om in Bremerhaven
(West-Duitsland) rond te rijden en er de
boel rustig te houden. Maar toen ze me
naar de infanterie overplaatsten wilde ik
er uit. Wie wil er nou bij de infanterie?
Het enige wat ik kon doen was zorgen
dat ik wegens wangedrag weggestuurd
werd. Dat deed ik en met succes".
Niet meer op school, noch in het leger,
begon Ray met een kruimeldiefstal in
1949 zijn carrière van komen en gaan in
de gevangenissen. Net als Caryl Chess
man en anderen studeerde hij in de ge
vangenis. Het boek dat hij het meest
waardeert en waaruit hij het vaakst ci
teert is psycho-cybernetica, geschreven
door Maxwell Maltz, een plastisch chi
rurg. De uitgevers beweren dat dit boek
„U helpt de eentonige sleur van het le
ven te doorbreken dat het u jonger
en gezonder en succesvol maakt De
auteur zegt dat wanneer het gezicht van
een man verandert, ook zijn toekomst ver
andert en dat wanneer zijn fysisch uiter
lijk verandert ook zijn persoonlijkheid en
zijn gedrag veranderen".
Ray vervolgt het verhaal over zijn
vlucht uit Jefferson City zo:
„23 april (1967) was een zondag. Ik
had dienst van elf uur 's ochtends tot
zeven uur 's avonds in de broodsnijka
mer. Daarom mocht ik in de keuken eten.
Toen ik om acht uur 's ochtends kwam
ontbijten, had ik een tas bij me met
twintig repen chocola, een kam, een
scheerapparaat en scheermesjes, een stuk
je spiegelglas, zeep en een transistorra
dio. De tas viel niet op: het keukenperso-
neel heeft toestemming om zich in een
badkamer in de keuken te douchen en tr
zich te scheren. Ik at een stevig ontbijt
met een stuk of zes eieren, omdat ik voor
zag dat dit voorlopig mijn laatste maal
zou zijn.
Toen ging ik naar de broodkamer, waar
ik een wit hemd en een groene gevange
nisbroek had verstopt, die ik met stencil-
inkt had zwart geverfd. Die trok ik aan.
Mijn groene gevangenisbroek en m'n
groene hemd trok ik daar weer overheen.
Ik deed de spullen uit de tas in mijn
zakken en verstopte daarna de tas onder
mijn hemden. Toen ging ik met de lift
naar de benedenverdieping en vervolgens
naar de opslagplaats buiten.
De koks in de keuken gebruiken haken
van zeker een meter om de pannen te
verschuiven. Een van die haken had ik
meegenomen. Ik hield de wacht op de
toren in de gaten, nam zijn activiteiten
goed in me op. Ze doen allemaal ver
schillend. Sommigen doen een dutje, maar
ieder kwartier moeten ze zich melden.
Als je dus iets wilt ondernemen moet je
dat doen vlak nadat ze zich hebben ge
meld. Ik zag dat deze bewaker zich meld
de, zag z'n hoofd voorover vallen. Toen
rende ik de twintig meter naar de muur.
De muur is vijftien meter hoog, maar
er loopt een viaduct voor vrachtauto's on
der door en waar de muur de tunnel
raakt loopt een regenpijp die ongeveer
een kleine twee meter omhoog gaat. Ik
kwam bovenop de elleboog van de re
genpijp en met de haak trok ik me via
een paar spleten en scheuren omhoog, ik
klauterde er bovenop en toen liet ik me
aan de andere kant vallen.
Ik had in de gevangenis zo'n driehon
derd dollar gespaard. Die had ik in m'n
schoenen verstopt met een sociale ver-
zekeringskaart (Het was niet werkelijk
een kaart, alleen het nummer van een
kaart die omstreeks 1951 aan een zekere
John L. Rayns was uitgereikt. In 1944
had hij een kaart gekregen op naam van
James Earl Ray).
Ik rende langs de muur, over de spoor
lijn en langs de rivier (de Missouri) tot
ik uit het gezicht van de torenwachten
was. Toen trok ik m'n gevangeniskleren
uit en verstopte de groene gevangenis
broek. Het hemd bewaarde ik om het
's nachts aan te kunnen trekken als het
koud zou worden. Ik liep langs de rails
tot een spoorwegbrug, waaronder ik die
dag bleef en ik luisterde of de radio iets
over mijn ontsnapping meldde. Ik hoor
de niets. Later vernam ik dat de bewa
ker mij niet als vermist had opgegeven,
omdat hij dacht dat ik me ergens in de
gevangenis verborgen had.
Toen het donker werd stak ik de brug
weer over en liep terug in de richting
van Kansas City. Ik liep de hele nacht
door, hield een enkele rustpauze om een
reep chocola te eten. Het was wat koud,
maar ik had er geen last van".
Ray tekent graag plattegronden, waar
op hij me de ligging van motels, bars,
pensions aangeeft of plaatsen waar hij
stond of vanwaar hij wegrende op span
nende momenten. Tot dusver zijn al zijn
plattegronden correct gebleken. Hij weet
zelfs nog of een boom een eik of een den
was. Degenen die hem dom noemen, heb
ben het mis. Maar al ziet hij er niet als
zodanig uit, hij denkt wel als een misda
diger. Hij ziet er onopvallend uit.
Het enige spel dat hem interesseert is
dat van hemzelf tegen de politie. Zijn
onbewogen onopvallend gezicht begint al
leen te stralen als hij vertelt hoe hij
F.B.I.-agenten op een dwaalspoor bracht.
Hij vervolgt:
„De tweede dag hield ik me schuil.,
sliep en luisterde naar het radionieuws.
Daarna liep ik weer de hele nacht. Ik
keek veel naar de sterren. Ik had ze 'n
heel tijd niet meer gezien. De derde dag
William Bradford Huie is de auteur
van zestien boeken, waaronder „The
Execution of Private Slovik", ,The
Revolt of Mamie Stover", „The Ameri
canization of Emily", „The Klansman"
en „Three lives for Mississippi". Time
Magazine noemde hem een „agressieve,
openhartige journalist" met „een felle
hardnekkigheid en een even felle
hartstocht voor de underdog"
In zijn inleiding op „Three Lives for
Mississippi", schreef dominee Martin
Luther King jr.: „William Bradford
Huie schrijft als een verslaggever,
maar ook als een hartstochtelijk mens.
Hij schrijft met een klinische nauw
keurigheid. maar niet gereserveerd.
Het kwaad in het zuiden beschrijft hij
vooral als lid van een achtste gene
ratie in dat zuiden.Huie erkent dat
heilloos verbond tussen geiveldpleging
en „zuidelijke gerechtigheid" niet al
leen de moordenaars aanklaagt, maar
ook de maatschappij die hen be
schermt".
Hier volgt Huies opzienbarende ver
haal over het leven van James Earl
Ray, gebaseerd op Rays eigen onthul
lingen aan Huie en op Huies speur
tocht langs de zwerfroute van Ray, aie
leidde tot een fatale reis naar het
zuiden.
waren m'n repen op. Ik sliep en omdat
die streek nogal kaal is kon ik een groot
stuk van de verkeersweg overzien. Nu en
dan zag ik een patrouillewagen. Natuur
lijk meende ik dat ze achter mij aan
zaten. Op de radio hoorde ik dat ik was
ontsnapt.
Tijdens mijn nachtelijke wandeling,
kwam ik bij een huis langs een spoorlijn
dat hel verlicht was en ook de rails een
heel stuk verlichtte. Ik moest een omweg
maken over een ruw terrein en door slo
ten. Mijn voeten zwollen op en ik kon
m'n schoenen bijna niet meer aan krijgen,
als ik ze eenmaal had uitgetrokken.
De derde nacht vond ik een caravan
langs de rivier. Ik brak in, gapte een
halve fles wijn en wat eten. Ook een de
ken en een broek, want het werd koud.
Daarna zocht ik een plekje in het bos
waar ik het me gezellig maakte. Ik at,
dronk de wijn en ging onder de deken
liggen. Toen ik wakker werd regende het.
Ik denk dat de wijn me had verdoofd. Ik
stond op en liep de rest van de nacht
door.
De vierde dag sliep ik en lag op wacht.
Ik kon niet meer riskeren m'n schoe
nen uit te trekken, omdat ik ze dan nooit
meer aan had kunnen krijgen. De vierde
nacht liep ik weer door, maar van een
grote afstand kon op deze manier geen
sprake zijn.
Toen het de vijfde dag licht werd, re
gende het. Ik besloot een vuurtje aan te
leggen. Ik had wat lucifers uit de caravan
meegenomen. Bij de spoorlijn vond ik een
hol van ongeveer een meter hoog. Daar
kroop ik in en legde een vuurtje aan. Toen
het vuur goed brandde hoorde ik een
auto. Ik stampte het vuur uit, maar te
laat. Twee spoorwegarbeiders stapten uit
de auto en kwamen kijken, waar de rook
vandaan kwam.
Ik vertelde hen dat ik gejaagd had en
nat was geworden en een vuurtje had aan
gelegd om me te drogen. Ze zeiden dat
het in orde was en gingen weg. Het wa
ren de eerste mensen die ik sedert mijn
ontsnapping gesproken had. Ik bleef er
de rest van de dag, probeerde iets aan
Velen van de duizenden zeelui, die
Montreal bezoeken, doen de Nep
tune-Bar aan. Hier aan de water
kant had Ray in de zomer van 1967
verscheidene ontmoetingen met een
man die zich Raoul noemde en die
hem ervan overtuigde dat hij dien
de terug te keren naar de Ver
enigde Staten.
i' i
f r l ft V tP Stt t'i'T
ft ne uy Y ffr jr, if et
tr frs f
4 f ft f K 'A\ rrtk Um