„Ik was altijd in moeilijkheden en zat
a:';-
voortdurend in de cel"
wm M TIK STITQBIIAÉ1
r\
acLn i« aga*
27-A -aemeld
C&iea^c, Iliiaoia
I
I
DINSDAG 29 OKTOBER 1968
3^?517#57
Iniiata Trail
QnmtmOt
wiaa«t*a, 1U%mU $0093
In«»
11?«60
l7 'ii_i_ijj 1 xïa sriSi»^^
7t S56.X&
É1éI1MK1»^k
Advertentie
Aardige man"
Ontzettend
Vrouwen
fÊSÊSSÊS
Trrnw** pmongrt mM ma*, mmém x j
'o.,-f s
iiiMifriTipf-yt-art
mnuójuinii
v ..,v j§^| l|li|* v
ïitA minui Hw» 9.1.(La-1
■■■■.»..l....i»mmM><..»w.
3*
*®W*WM *W Uw «U"H>fU«11 mMMIwI*
4#ctwÉn öjw- wpwud iw ST yw shwbi wkv ih&^skk MNfetl
igigMifcowB
T T— iMtfj I SmhKmmb H*l -
WjljOgWjKljWtt
i iTihfflilC^M itl "li"' T'iT
Er kwamen naar schatting 550 mensen
in het restaurant lunchen, voor het me
rendeel vrouwen. Sommigen moesten
zelfs in de rij staan. Mevrouw Klingeman
had het erg druk. Daarom nam ik pas
afscheid toen de laatste klant verdwenen
was. Toen zei mevrouw Klingeman: „Ik
heb me afgevraagd hoe het komt dat ik
me John Rayns zo goed herinner. Ik heb
net onze loonlijsten eens doorgenomen
en zag twaalf namen van blanken die in
een jaar tijds gedurende korte periodes
bij ons hebben gewerkt. Ik herinner me
ze geen van allen. Maar toen u over John
begon, wist ik het onmiddellijk.
Er moet dus iets bijzonders aan hem
geweest zijn en het moet iets goeds ge
weest zijn. Ik ben heel erg bedroef over
zijn geschiedenis wat een verspild le
ven! Maar u kunt uit mijn naam zeggen
dat wie hij ook is en wat hij ook gedaan
heeft, wij in John Rayns een vonkje men
selijke waardigheid hebben gezien toen
hij hier was".
Toen ik weer in Memphis was, vertel
de ik Ray over mijn bezoek aan het In
dian Trail Restaurant en ik vroeg hem
waarom hij die goeie baan daar opgege
ven had. Hij antwoordde:
Ja, ik had er een goeie baan en ik
vond het rot om er weg te gaan. Maar u
weet waarom ik weg moest. Ik was er
twee maanden geweest en omdat ik die
naam en dat nummer van de sociale ver
zekering al eerder gebruikt had, meen
de ik dat de FBI me zou vinden als ik
het nog een maand riskeerde. Ik zie nu
wel in dat ik ze overschat heb.
Ik had er iets gespaard. Ik kocht voor
honderd dollar een Chrysler 1960. Hij
stond in de „Tribune" en ik kocht hem
van de eigenaar zodat ik geen identiteits
papieren hoefde te laten zien, alleen geld.
Bij de wagen kreeg ik autopapieren en
een tijdelijk rijbewijs dat ik als identi
teitsbewijs kon gebruiken. Toen had ik
nog 450 dollar. Maar ik moest ook nog
Huie interviewde een Canadese
regeringsemployée (foto boven), die
Ray had ontmoet in de Gray Rocks
Inn (foto beneden). Ray hoopte dat
zij hem zou helpen bij het verkrijgen
van een Canadees paspoort door te
zweren dat zij hem al twee jaar
kende. Nadat ze hem had laten zien
waar ze werkte, besloot hij haar
niet om hulp te vragen.
een naam hebben en papieren bij die
nieuwe naam. Ik kon de naam Rayns
niet langer meer gebruiken en zou nooit
meer Ray kunnen heten.
Ik moest zien naar Canada te komen.
Toen ik bij de Donnelly's in Chicago
woonde, schreef ik naar de Canadese
ambassade om inlichtingen over immi
gratie. Het antwoord was een van die
brieven die ik volgens de Donnelly's ont
ving. In de gevangenis had ik gehoord op
wat voor manier een makelaar, een ze
kere Burell of Birell, een Canadees pas
poort gekregen had en naar Zuid-Ame-
rika was ontsnapt.
(Lowel MCafee Birell werd door fede
rale en New Yorkse jury's beschuldigd
van verscheidene malversaties in effec
ten tot bedragen van miljoenen dollars.
De „New York Times" en andere kran
ten brachten op 4 september 1959 het
verhaal hoe Birell via een vriend een
Canadees paspoort had bemachtigd, waar
mee hij naar Brazilië ontsnapte dat toen
nog geen uitleveringsverdrag met de
Verenigde Staten had. In het nummer
van 27 februari 1962, publiceerde het
tijdschrift „Look" een geillustreerd ver
haal over Birell en twee andere „miljoe-
nen-dollar-vluchtelingen" die een luxueus
leventje in Rio leidden.
De kop luidde: buiten schot binnen de
Braziliaanse grenzen, zijn de drie veilig
voor uitlevering. Het verhaal in „Look"
vertelde nog eens hoe Birell Brazilië bin
nen gekomen was met een „vals Cana
dees paspoort uitgeschreven op naam
van Lowel Mcafee". Ray onthield het
verhaal over Birells ontsnapping en dit
beïnvloedde zijn daden toen en later).
Mevrouw Clara Struvé-Klingeman,
eigenares van het restaurant, aan
de tafel waar ze gedurende acht
weken met Ray aan werkte. Ze ver
telde Huie: „Natuurlijk herinner ik
me John. Zo'n aardige man.We
vonden het zo jammer toen hij weg
ging. Ik ben diep bedroefd over
de gebeurtenissen. Wat een verspild
leven".
m'n voeten te doen, maar kon ze zelfs
niet masseren omdat ik m'n schoenen niet
uit kon trekken.
De vijfde nacht strompelde ik weei
verder. Ik had voldoende drinkwater
want langs de spoorlijn waren veel bron
nen. Even voor het dag werd zag ik lich
ten van een stad die groot genoeg leek
om me erin te wagen. Ik wachtte de rest
van die zesde dag en probeerde me zo
goed mogelijk schoon te maken. Des
avonds vond ik dat ik er redelijk uitzag
liep de stad in en kocht twee blikjes bier
en wat broodjes. Daarmee ging ik terug
naar de spoorlijn.
Later op de avond nam ik een trein
terug naar St. Louis. Daar kocht ik een
paar te grote schoenen en een jasje. Ik
nam een taxi naar oost St. Louis en
zocht daar een vriend op die me naar
Edwardsville reed. Vandaar nam ik de
bus naar Chicago. Aldus Ray.
Zestien maanden later, op 21 augustus
1968, vloog ik naar Chicago om te infor
meren of hij me de waarheid verteld
had over de datum van aankomst na zijn
ontsnapping. Met een huurauto reed ik
langs Diversey Parkway naar de North
Sheffield Avenue. Ik gebruikte Ray's plat
tegrond. Ik vond het huis van rode bak
steen dat hij beschreef (2731 North Shef
field, een kamerverhuurbedrijf van twee
verdiepingen).
Tegen de eigenaars, de heer en mevrouw
Donelly vertelde ik, dat ik een man
zocht die, nadat hij in dienst was ge
weest, was verdwenen, een zekere -John
Rayns, die misschien in het laatst van
april of begin mei 1967 bij hen in huis
gewoond had. Meneer Donnelly haalde z'n
boek erbij en daar stond in Ray's hand
schrift in: John Rayns 4-30-67.
„Ik herinner me hem nog wel", vertel
de mevrouw Donnelly. „Toen hij hier
kwam, had hij erge last van z'n voeten.
Hij woonde in de achterkamer van het
souterrain. Een aardige rustige man, keu
rig en helder. Hij betaalde veertien dol
lar per week voor z'n kamer en hij reken
de altijd prompt op tijd af. Hij was keu
rig netjes. Hij heeft hier zes a acht we
ken gewoond en hij kreeg verscheidene
keren post. Toen hij vertrok vertelde hij
dat hij voor zaken naar Canada ging. Ik
hoop dat er niets met hem gebeurd is."
Ik vertelde mevrouw Donnelly niet wat
er met die aardige rustige man, die John
Rayns, is gebeurd. Als ze dit leest, weet
ze het.
Op 3 mei 1967 las John Larry Rayns de
volgende advertentie in de rubriek „man
nelijk personeel gevraagd" van de „Chi
cago Tribune":
Keukenhulp en bordenwasser ge
vraagd, zesdaagse werkweek, 94 dollar.
In restaurant in noordelijke voorstad.
Tel. Indian Trail HI 6-1703.
Ray kreeg dat baantje en bereidde
daarmee mijn ontmoeting voor met drie
aardige, vriendelijke mensen die ik ver
steld heb doen staan. Dat ging aldus:
Winnetka, Illinois, aan het Michigan
meer achttien mijl noordelijk van Chica
go, is een dorp met een rijke blanke be
volking van 13.500 zielen. Het is een chi
que voorstad. Een van de behoorlijke za
ken van Winnetka is het Indian Trail Res
taurant, een wit stenen gebouw van één
verdieping, tegenover het postkantoor.
Het restaurant is opgezet door twee zus
ters, Clara en Elly Struvé, samen met
Clara's man Harvey Klingeman, een Hol
landse Pennsylvaniër. Al 34 jaar is de
Indian Trail een gelegenheid waar gezin
nen uit de voorstad graag komen lunchen
of dineren in een van de drie zalen die vol
kunstvoorwerpen Staan.
Sommige van de 78 personeelsleden die
er werken zijn er al sinds 1934, toen de
Klingemannen en Elly Struvé het restau
rant van het derde faillissement redden.
De familie Klingeman is een voorbeeld
van het Amerikaanse succesverhaal. Vlijt,
bekwaamheid, verantwoordelij kheidsge-
voel, toewijding; zuinigheid, menslie
vendheid. Hardwerkende ouders wier
vier zonen en dochter allen op de univer
siteit zijn geweest en behoorlijk en ruim
kunnen leven.
Om ongeveer half tien 's ochtends, 21
augustus 1968, stapte ik Indian Trail bin
nen. De deur was open, maar er waren
geen klanten omdat er tot de lunch niet
geserveerd werd. Ik liep de drukke keu
ken binnen en trof daar mevrouw Klinge
man. Ze dacht dat ik een reiziger was en
nodigde me uit voor een kopje koffie met
een gebakje. Ik vertelde haar dat ik een
journalist uit Alabama was en vroeg of
ze zich een zekere John Rayns, die bij
haar had gewerkt, herinnerde.
„Natuurlijk herinner ik me John", zei
ze glimlachend. „Zo'n aardige man. Hij
heeft hier twee of drie maanden gewerkt
en het speet ons zo toen hij weg ging. Hij
is hier gekomen als bordenwasser. Maar
in de eerste week zagen we al dat hij veel
meer kon. We hebben hem toen beter
werk gegeven en zijn loon verhoogd. Hij
was heel rustig, netjes, snel en zo be
trouwbaar. Hij kwam nooit één minuut
James Ray kort na zijn arrestatie.
te laat en hij moest toch iedere keer zo'n
vijftien mijl met de bus reizen om hier
te komen.
Toen hij kwam had ik met hem te
doen. Hij had gejaagd en zijn voeten wa
ren helemaal stuk. Mijn zuster heeft toen
uit het ziekenhuis een lang verband ge
haald en hem gewezen hoe hij z'n voeten
moest- verbinden. Hij was zo dankbaar.
Ik hoop dat het goed met hem gaat.
We hebben hem nog geschreven toen hij
al weg was en hem gezegd dat we hem
erg waardeerden en dat we altijd werk
voor hem hadden. Weet u waar hij nu
is?"
Ik aarzelde, de ironie werd me even
te machtig. „Ja", zei ik, „Ik weet waar
hij is. Maar vertelt u me eerst eens:
heeft niemand u hier de laatste tijd iets
over die John Rayns gevraagd?"
„Nee", zei ze en ze werd nieuwsgie
rig. „U bent de enige die na z'n ver
trek naar hem heeft gevraagd".
„Dat verbaast mij bijna even erg als
ik u nu moet verbazen", zei ik. „Laten
we wat zachter praten. U moet begrij
pen die John Rayns heet werkelijk Ja
mes Earl Ray, hij zit in de gevangenis
in Memphis, en wordt beschuldigd van
de moord op dominee Martin Luther
King".
Ik zal nooit de stomme verbazing en
toen de ontzetting in de blik van me
vrouw Klingeman vergeten. Ze kon een
hele tijd geen woord uitbrengen. Toen
vroeg ze: „Weet u dat zeker? Dat is
haast onmogelijk. Bedoelt u dat hij de
man is waarover we zoveel gelezen heb
ben? Zo wreed? Zo zinloos? Zo schande
lijk?"
Ik knikte en ze vervolgde: „Ik heb
er geen woorden voor. Dominee King
heeft verscheidene jaren geleden eens in
Winnetka gesproken en toen zijn we
naar hem gaan luisteren. Hij was een
goed mens. En ik zou John Rayns mijn
kleinkinderen toevertrouwd hebben. Ik
vind het ontzettend dat je je zo in
iemand kunt vergissen".
„Och", zei ik, „Misschien hebt u zich
niet zo vergist in de man die u kende.
Misschien was hij wel betrouwbaar toen
hij voor u werkte. Hij is trotser op zijn
ervaring bij u dan op iets anders in zijn
leven. Hij heeft me dringend gevraagd
het eerst met u te gaan praten om „iets
te weten te komen". U bent de enige
werkgever die hem ooit gewaardeerd
heeft, bij wie hij promotie gemaakt
heeft en die hem 117 dollar per week
betaalde".
De loonlijst van John Rayns die me
vrouw Klingeman me gaf, toont aan dat
hij acht weekcheques heeft ontvangen,
van 7 mei tot 25 juni 1967. Het sociale
verzekeringsnummer is 318-24-7098. Zijn
totaal belastbaar inkomen bedroeg 813,66
dollar, waarvan er 112,60 waren ingehou
den voor federale inkomstenbelasting en
36,72 voor de sociale verzekeringen.
Ik lunchte in de Indian Trail als gast
van de heer en mevrouw Klingeman. De
zuster, die Ray het verband gaf, was
niet juffrouw Elly Struvé, een van de
drie eigenaars van het restaurant die nu
heel erg ziek is, maar mevrouw Gertru
de Paulus, die de salades in de keuken
klaar maakt. Ze werkte samen met Ray
en praatte vaak met hem.
„Hij begon nooit een gesprek", vertel
de vrouw Paulus me. „Hij leek heel
eenzaam en nogal verlegen. Maar als ik
dan eens iets vroeg, bijvoorbeeld hoe het
met hem ging, praatte hij wel. We praat
ten over Bremerhaven: daar was hij mi
litair geweest en ik kende het ook van
vroeger. Ik heb hem een paar keer met
meisjes geplaagd. Maar dat vond hij niet
prettig. Hij was geen man voor vrou
wen".
„Nee, beslist niet", zei ik. „Een van
de misvattingen die over hem gepubli
ceerd zijn, is dat hij zich altijd met pros
tituees afgaf. Als hij het gezelschap van
vrouwen zocht, dan was dat uitsluitend in
de hoop steun bij hen te vinden bij de
verkrijging van een eigen identiteit. Toen
hij hier kwam had hij zeven jaar in de
gevangenis gezeten. Toch is er geen enkel
bewijs dat hij in die twee maanden in
Chicago ooit contact met een vrouw
heeft gehad. Hij had blijkbaar geen sex-
uele belangstelling voor vrouwen. Hij
wordt boos als ik over vrouwen begin".
„Ja", zei mevrouw Paulus, „Dat merk
te ik ook wel aan hem. Hij is geen man
voor vrouwen. In de laatste week zei hij
dat hij het heel erg vond weg te moe
ten, maar dat hij weer naar de boten
moest om zijn vaarvergunning te hou
den. Zo stelde hij het: Hij „moest terug
naar de boot".
Onder de 78 personeelsleden van het
restaurant zijn gewoonlijk ongeveer 22
negers en vijf of zes Filippino's. Ver
scheidene negers werkten met Ray sa
men. Geen van hen herinnert zich ooit
gemerkt te hebben dat hij een hekel aan
hen had.
Eén herinnering lijkt belangrijk. Gedu
rende de zeven weken in het restaurant
kreeg John Rayns geen enkel telefoontje.
Maar in de laatste week werd hij „drie
of vier keer dringend gebeld" en dat
scheen hem op te winden.