VERHALEN VAN HENK VAN KERKWIJK
STEFAN ANDRES: Nogal gewild vakwerk zonder veel inspiratie
GEORGES PEREC: oude problematiek in wat al te modieus jasje
Nederlandse
litteratuur
Boeiend experiment in gammele band
Geweld
STEFAN ANDRES: één der
echte vertellers der oudere gene
ratie, geboren in 1906 in de buurt
van Trier. Hij maakte naam met
een groot aantal romans en spe
ciaal met de novelle „Wir sind
Utopia" (1943). „God heeft de we
reld lief, omdat deze onvolmaakt
is, wij zijn Gods Utopia, maar één,
dat aan het ontstaan is". Achter
grond in deze novelle is de Spaan
se burgeroorlog. Centraal is de
vraag, hoe de mens staat tegenover
de dood, de sacramenten en God.
In Duitsland vond deze novelle
kort na de oorlog veel weerklank.
Duitse litteratuur
Oppervlakte
J. A. Braaf-Brandenburg
Moord
IV apen
DE FRANSE schrijver Georges
Pérec, van* wie bij uitgeverij
„Bruna" „Les choses" en „Un
homme qui dort" respectievelijk
als „De dingen" en „Een slaper" in
vertaling verschenen, maakt er
geen geheim van dat hij wel eens
een ander boek dan die hij zelf
schrijft gelezen heeft. In „Een sla
per" maakt hij gebruik van citaten
uit romans van Sartre en Camus
en in „De dingen" sluit hij duidelijk
aan bij een problematiek die zeker
al een halve eeuw oud is.
Oppervlakkig
Franse litteratuur
Genoeg
Onmogelijk
W. J. Lukkenaer
Gerrit Bakker
Henk van Kerkwijk
BIJ MEULENHOFF publiceert
de Haarlemmer Henk van Kerk
wijk een bundel van zes verhalen
onder de verzameltitel „Tot de
aanval". Hij kan het niet helpen,
zijn uitgeverij wel, dat zijn proza
in deze vorm nauwelijks verduur
zaamd mag heten; na twee keer
lezen ligt het boekje geheel stuk
voor me. De vertelsels van Van
Kerkwijk verdienen beter, het
hoeft geen grafsteen te zijn, maar
een iets meer gebonden „paper-
backje" zijn ze beslist waard.
WAT VOOR een schilder een voor
studie. eén tekening is, dat zijn voor
de romanschrijver korte verhalen:
experimenten in stijl en, vooral, com
positie. De beperkte omvang en de ge
ringere pretentie maken ze tot een
oefenretort voor groter werk: mislukt
een kort verhaal, dan is er geen man
overboord, loopt het monster van Fran
kenstein uit de hand, dan doet het zijn
meester oneer aan. Die vergelijking
komt niet toevallig bij mij op, in een
van de verhalen, „Het schot", speelt
het experiment met het menselijk
leven, al is het dan buiten de reageer
buis, een grote rol.
Van de zes verhalen hebben er vier
in litteraire tijdschriften gestaan (het
Hollands Maandblad. Raam, Gandalf
en de Gids) Het zou me niet verwon
deren als de twee andere, vooraan in
de bundel geplaatst, later geschreven
waren. Een goede reden om bij het
begin te beginnen.
WIE ZIJN vorige werk heeft gele
zen weet dat Van Kerkwijk een van
de meest gewelddadige auteurs van
de jonge Nederlandse litteratuur is.
De verzamelnaam „Tot de aanval"
hoeft dan ook geen opzien te baren,
evenmin als de ondertitel: „Een serie
vernietigingen". Agressie speelt ook
AN DRES ROMAN uit 1966 „De dui-
ventoren" verscheen onlangs bij de uit
geverij Leopold in Den Haag. De zeer
leesbare vertaling is van de hand van
Ruth Wolf. Het is werk van een vak
man, dat is op vele bladzijden te voe
len, maar de echte inspiratie heeft er
toch aan ontbroken. Het plot blijkt
bij nauwkeuriger onderzoek vrij ma
ger, is weinig natuurlijk, erg gecon
strueerd. De gebeurtenissen, die het
verhaal op gang houden, worden tot
op hun laatste mogelijkheid uitge
diept. De karaktertekening is weinig
nauwkeurig. Wel is de auteur erin ge
slaagd, dwingend de sfeer op te roepen
van het landschap, waarin de geschie
denis gesitueerd is; de omgeving van
Salerno, iets ten zuiden van Napels.
HET verhaal speelt zich af in een
periode van zes weken: van 30 augus
tus tot en met 8 oktober 1943. In deze
tijd vond de landing der geallieerden
in Zuid-Italië plaats.
Een sinoloog is met zijn veel jongere
vrouw, Susi, en drie kinderen reeds in
1933 naar Italië uitgeweken, omdat
zijn opvattingen lijnrecht staan tegen
over die van het Hitler-regime. Bij
deze verhuizing heeft hij zich zeer wel
gerealiseerd, dat ook Italië een fascis
tische staat is. Men heeft hem daar
echter ongemoeid gelaten. De finan
ciële toestand van het gezin wordt
voortdurend moeilijker. Het oudste
dochtertje is gestorven kort voor het
begin van het verhaal. Voor een goede
medische verzorging ontbraken de va
der de middelen, hij wilde bovendien
geen hulp vragen bij de Italiaanse re
gering, die hij verachtte. Misschien
heeft hij zijn kind aan zijn idee op
geofferd.
De broer van de vrouw. Wilhelm,
een Duits officier bij de bezettings
troepen komt klandestien bij het ge
zin op bezoek. De vader belet Wilhelm
waarom wordt niet duidelijk de
terugkeer naar zijn onderdeel. Gevecht
van de twee mannen in de nachtelijke
duisternis op een terras. Er volgt een
huiszoeking door de Duitsers naar hun
verdwenen officier. Staande vlak bij
de waterput, waarin haar man zich
verborgen heeft, voert Susi een ge
sprek over haar huwelijksproblemen
met de huiszoekende officier. Er ont
staat een gevoel van sympathie tussen
Susi en de officier, Maier. Bij de terug
tocht der Duitsers geeft Maier een tas
met levensmiddelen aan Susi's doch
tertje, Felicitas. Hij raakt hierdoor het
contact met zijn troep kwijt, rijdt te
laat over een brug, die ter dekking
van de terugtocht wordt opgeblazen,
en komt om het leven. Kinderen uit
het dorp laten Felicitas zijn horloge
zien, dat zij van het lijk geroofd heb
ben. Felicitas maakt zelfs zijn nachte
lijke begrafenis mee. De doodgraver is
dronken.
DIT steeds nog verder uitwerken
van de dood van Maier, het bekijken
van zijn bezittingen, het beschrijven
van zijn begrafenis, nota bene door
een dronken doodgrayer, bewijst, hoe
groot het gebrek aan stof voor de ro
man wel was. Het boek besluit met een
ernstige ziekte van het meisje, die do
delijk lijkt, maar zich toch nog ten
goede keert. Zoals uit de kort ge
schetste inhoud blijkt, ontbreekt het
niet aan conventionele, sterk aange
zette elementen in de ontwikkeling
van het verhaal. Er vallen heel wat
doden, meer dan strikt noodzakelijk.
De gebeurtenissen worden beschre
ven zoals ze worden gezien door het
tienjarig dochtertje, Felicitas. Nu en
dan zijn korte hoofdstukken ingelast,
waarin de vader in de ik-vorm zijn
gedachten en beweegredenen uiteen
zet. Deze bladzijden zijn de beste van
de roman.
HET is een moeilijke opgave, een
verhaal over volwassenen te schrijven,
gezien vanuit het perspectief van een
kind. Soms noopt deze opzet de auteur
tot te grote onwaarschijnlijkheden.
Een voorbeeld: Felicitas gaat midden
in de nacht plotseling haar kat zoeken
en is op het terras getuige van een
nachtelijke verzoeningsscène tussen
haar ouders. Dat een klein meisje de
verhalende rol speelt in „De duiven-
toren", zal waarschijnlijk een grote
groep lezers aanspreken. Toch rijst de
vraag of het in het belang van de
onderhavige roman is, dat hij als ge
zien door een kinderbril wordt gepre
senteerd. Slechts zeer ten dele is op
deze vraag een positief antwoord mo
gelijk. Bovendien betwijfel ik of de
schrijver met zijn hijgende, ratelende,
korte zinnetjes de denktrant van een
kind van tien iaar getroffen' heeft.
Onwillekeurig wordt men bij een ro
man. waarin een kind zo op de voor
grond treedt, 'herinnerd aan een groot
werk in de Duitse litteratuur, „Die
Verwirrungen des Zög lings Törless",
een vroeg werk van Robert Musil (on
langs in vertaling bij Polak en Van
Gennep verschenen). Bij Musil |een
jachtig gepraat, geen conventionele
uiterlijkheden, maar een rustige taal
zoals de jeugd vrijwel altijd in het
gesprek gebruikt. Eveneens een zeer
waarheidsgetrouwe weergave van de
denkwereld van een kind voorzover
dit voor ons, volwassenen, nog na te
voelen is treft men aan in de ro
man van Hubert Fichte „Das Waisen-
haus" uit 1965.
Het verschil tussen deze beide wer
ken en „De duiventoren" is misschien,
dat in de beide laatstgenoemde een
bepaald kind en zijn ontwikkeling in
het middelpunt staat. In Andres' ro-
tnan is het kind als medium gekozen
om de gebeurtenissen, door volwasse
nen beleefd, een bijzonder reliëf te ge
ven. Het gaat hier niet om het kind,
doch om de ervaringen van de vader.
De hoofdrol van dit meisje is onecht,
men zou van een „manier" kunnen
spreken.
„DE duiventoren" is een boek zon
der geheim, zonder dubbele bodem, het
is gewoon vakwerk. Wie houdt van een
verhaal, waarin aan de oppervlakte
veel gebeurt, zal het wellicht met ge
noegen lezen.
Een opmerking nog over het uiter
lijk van dit goed verzorgde boek: wan
neer komt er een eind aan de ook bij
buitenlandse uitgeverijen wijdver
breide mode om boeken in wit in te
binden? Het boek zal na één keer be
duimeld zijn, hoe zal het er uitzien
als men het heeft uitgeleend of een
jaar in de kast heeft staan?
hier de hoofdrol, in de vorm van moord
of verkrachting, met als prototype de
oorlog Het is alsof een blinde, primi
tieve haat door de verhalen raast, een
agressiviteit die nooit doo*- haar ever»
blinde tegenpool, de erotische aantrek-
kii ,'skracht. wordt afgeremd of zelfs
maar gedempt.
Alle zes verhalen hebben een centra
le figuur.over wiens innerlijk door de
„alwetende verteller" meer wordt mee
gedeeld dan over dat van de anderen.
In het eerste is het de oude schipper,
wiens gezag taant tot hij op zijn eigen
terrein wordt doodgeslagen. Niet het
gemakkelijkste stuk van de bundel.
Wie hiermee begint zou de indruk kun
nen krijgen, dat Van Kerkwijk, die
toch over „gewone mensen" schrijft,
zijn lezerskring wil beperken tot lie
den met een bepaalde graad van ver
nuft. Volkse thema's voor een high
brow-publiek. Met name het tweede
verhaal is heel anders, spannend, het
leest bijna als een jongensboek. Toch
zou ik „Blijf toch op Valparaiso" niet
willen afvallen: 't is verbluffend knap
van constructie.
OM DE SFEER te bepalen: in een
soort Biesbos ligt een kleine gemeen
schap van schuiten. De baas is Douwe,
(twee keer „oudste" genoemd) maar
zijn gezag, gebaseerd op een vroeger
exotisch bestaan, wordt getart door de
jonge Roland. De hoer waarmee Dou
we is getrouwd en haar niet minder
h< Tige dochter kiezen de zijde van
deze Roland. De strijd van deze bisons
om de leiding van de kudde kan alleen
eindigen met moord. Buitenmodel is
alleen, dat Roland de kudde na zijn
daad in de steek laat: de wijfjes blij
ven verbijsterd achter. De schildering
van het zeer Hollandse botenmilieu is
in zijn rauwe realisme nauwelijks te
overtreffen, alleen wordt op een gege
ven moment een aantal grasnamen op
gesomd, die schilderachtig klinken
zonder een beeld op te roepen en aan
ver meiwoede doen denken.
Diezelfde overdocumentatie doet
functioneler aan in „Het schot", een
d' bbelverhaal met één verbindende
schakel. Op de Lüneburger Heide „oe
fent" het Nederlandse leger (prachtige
karakteristiek van de leegheid, die
militairen in vredestijd hartstochte
lijk vullen met een mengsel van nutte-
lorbezigheden en verveling).
Een eenheid van dat leger wordt ge
bruikt voor een sperma-experiment
van een geheim Duits laboratorium.
De leider van deze en dergelijke pseu-
do-wetenschappelijke onderzoekingen
volgen we, als hij na transplantatie
van een essentieel mannelijk orgaan
veruudert in een exemplaar van de
soort van zijn donor: een mensaap.
Afrika haalt hem met vreugde in. Te
gelijk loopt het militaire leven op de
Lüneburger Heide spaak De sfeer is
die van „Die Verwandlung" of „Die
Strafkolonie" van Kafka.
FRANCIS PONGE, die op zijn beurt
weer zegt te zijn voortgegaan op de
weg die was ingeslagen door Mallar-
mé, deed in 1942 zijn „Parti pris des
choses" „Het vooringenomen stand
punt van de dingen" het licht zien en
eens heette de „nouveau roman" ook
wel „roman chose" of ding-roman.
Frankrijks meest gezaghebbend criti
cus en theoreticus, Roland Barthes,
maakte van de verhouding tussen hef
schrijven en de dingen een steunpilaar
voor zijn theorieën.
VAN al deze schrijvers wil ik hier
slechts één opinie naar voren brengen
en wel die van Francis Ponge, waarin
hij zegt dat het schrijven en de din
gen onverenigbaar met elkaar zijn. Om
deze zo op zichzelf misschien wat duis
tere uitspraak wat te verduidelijken:
Ponge is een dichter die zijn leven
lang al bezig is, ondanks zijn zojuist
genoemde mening, gedichten te schrij
ven over dingen als een steen, een
sinaasappel of een stuk zeep. De aan
trekkingskracht van zijn werk komt
voor een groot deel voort uit de span
ning die ontstaat tussen enerzijds zijn
verwoede pogingen de dingen in woor
den te vangen en anderzijds zijn in
zicht, dat diezelfde dingen in wezen
vreemd zijn aan de taal. Met zovele
kunstenaars van deze tijd opereert hij
voortdurend aan de rand van het on
mogelijke.
Aan deze problemen dacht ik bij het
lezen van „Les choses" van Pérec en
hoewel het boek mij bijzonder boeide,
kreeg ik toch langzamerhand wat arg
waan en begon ik de schrijver ervan
te verdenken dat hij in wezen al even
oppervlakkig is als de hoofdpersonen
uit zijn boek.
JÊROME en Sylvie, een jong stel,
dat al vroeg de studie er aan gaf om
in het opinie-onderzoek een makkelijke
boterham te verdienen, leren wij ken
nen in hun jacht op rijkdom of beter
gezegd in hun bezetenheid hun bestaan
een schijn van luxe te geven. Voort
durend op jacht naar snuisterijen en
dure Engelse kleren, bewegen zij zich
door het boek als schimmige wezens
die slechts iets van een identiteit vin
den bij de gratie van een bepaald
prestige dat sommige dingen omgeeft.
Een diner in een goed maar toch een
voudig restaurant, het rijden in een
sportwagen. En zoals Pérec het ergens
zegt: Al deze dingen verschaften hun
welbeschouwd hetzelfde genoegen. On
getwijfeld bedoelt hij het genoegen er
bij te horen en niet anders te zijn
dan de anderen.
Door lange opsommingen van de din
gen die zij begeren en in de etalages
van de winkels in de dure wijken zien,
suggereert Pérec op dikwijls beklem
mende manier de volkomen bevreem
ding waarin Jéróme en Sylvie zich be
vinden. De wereld van de reclame en
het opinie-onderzoek, die brutaal het
geld als enige waarde stelt en waarin
zij hun vrienden vinden, maakt hun
dromen van luxe en comfort tot een
steeds meer onontkoombare werkelijk
heid. Nauwgezet als in een sociolo
gische studie geeft Pérec ook de die
pere redenen van deze vervreemding
aan. Hij roert de Algerijnse oorlog
aan en het gevoel van machteloosheid
dat deze bij zo jonge mensen, die de
weg nauwelijks kenden om een pro
test te laten horen, te weeg moest
brengen. Hij zegt ook ergens, dat zij
als kinderen van ouders die niet an
ders dan een crisissituatie hebben ge
kend wel moesten dromen van onbe
reikbare rijkdom.
ZO gaat het verhaal steeds verder.
Wanneer hun inkomsten groter wor
den, gaan ook hun wensen weer een
stapje hoger en lezen wij opsommin
gen van de dingen die dan weer bin
nen hun bereik komen. Maar op dat
zelfde moment krijgt de lezer er ook
wel een beetje genoeg van en wordt
het procédé van Pérec wat al te door
zichtig. De indruk neemt de overhand,
dat dit boek, dat „De dingen" heet,
nergens een werkelijk contact met die
dingen teweeg zal brengen maar dat
zij tot aan het eind verborgen zullen
blijven achter de gedachten die zij als
evenzovele gemeenplaatsen oproepen.
Men vraagt zich alleen nog af, hoe
Pérec zich zal ontdoen van zijn per
sonages die schimmiger en schimmi
ger worden. Het blijkt dan dat hij
daar zelf ook niet goed raad mee weet
en hij stuurt ze, wanneer er in hun
beroep een terugslag komt, naar
Noord-Afrika, waar Sylvie lerares
Frans wordt. Na een periode van to
tale eenzaamheid keren zij later te
rug naar Parijs en in enkele bladzij
den, die geheel in de toekomende tijd
zijn geschreven, laat Pérec doorsche
meren dat zij zich daar als tevoren
weer op de dingen zullen storten.
Pérec schijnt de uitspraak van
Ponge, dat de dingen en het schrijven
onverenigbaar zijn. zeer goed begre
pen te hebben, want nergens in zijn
boek laat hij zijn personages een wer
kelijke confrontatie met die dingen
wagen. De kracht van deze roman,
vooral in vergelijking met „Een sla
per", ligt in de vasthoudende toepas
sing van dit inzicht en de mogelijk
heid die het Pérec biedt zijn soms
scherpe opmerkingsgave een kader te
geven. Het boek heeft als ondertitel
„Een verhaal uit de zestigerjaren" en
ik stel mij zo voor dat dit boek voor
toekomstige historici geen oninteres
sante stof zal bevatten.
OOK „De schilderijen van Verone
se" waaraan ik persoonlijk de voor
keur geef, heeft wel verwantschap
met Kafka. Ook in „Das Urteil",
jaagt een vader (hier een psychiater)
zijn zoon door psychiatrische druk de
dood in. Alleen is het wapen hier niet
het schuldgevoel van de jongen, maar
en dat zou je een zwakte kunnen
noemen een oud pistool.
VAN DE andere verhalen in deze
bundel wil ik om de bespreking
niet te lang te maken en de nieuwsgie
righeid niet te verzadigen de in
houd niet verklappen. Ondanks de
gammele constructie van het bind
werk een pocketje om te kopen.
IN ,Een slaper" het tweede boek,
beschrijft Pérec de handel en wandel
van een student die op de dag van
zijn examen zijn bed niet uitkomt. De
vervreemding is in dit boek echter zo
groot geworden, dat elke identifica
tie onmogelijk wordt. De modieuze
wereld, die ook in deze roman weer
het decor vormt, blijft een decor en
de vele namen van de beroemdste
Parijse straten en pleinen kunnen niet
verhelpen dat de stijl meegeeft als
boter. .Les choses" dat in Frankrijk
een bestseller was en het waarschijn
lijk in ons land ook niet slecht heeft
gedaan, heeft de uitgever kennelijk op
het idee gebracht het met dit tweede
boek nog eens te proberen.
1