JAMES EARL RAY Witte Mustang werd hem noodlottig DINSDAG 12 NOVEMBER 1968 ilMi HET KOMPLOT VOOR DE MOORD OP MARTIN LUTHER KING Witte auto Geld uit kluis M otels Foto-uitrusting f T elevisietoestel Karweitje Ray liet zijn uiterlijk door plastische chirurgie drastisch veranderen, zoals de foto's voor de ingreep (links) en na de operatie (rechts) duidelijk aantonen. WASHINGTON Nadat ik via zijn advocaat twee maanden met James Earl Ray had gecorrespondeerd en naar Chicago, Montreal, Ottawa, Los Angeles, Birmingham en Selma (Ala bama) was gereisd om te verifiëren wat Ray me verteld had, was ik tot de volgende conclusies gekomen: Het complot om Martin Luther King te vermoorden bestond al op 15 augustus 1967, acht maanden voor de moord op 4 april 1968. Ray raakte, zonder zijn medeweten, op 18 augustus 1967 in Montreal in dit complot betrokken en handelde daarna in opdracht van de samenzweerders. Tot 23 maart 1968, nog geen twee we ken voor de moord waarvan hij beschul digd wordt, wist Ray niet dat het com plot tot een moord zou leiden of dat het gericht was tegen dr. King. In een eerder deel van mijn verhaal beschreef ik hoe Ray op 23 april 1967 uit de strafgevangenis van de staat Mis souri ontsnapte, naar Chicago ging en acht weken in het Indian Trail restau rant in Winnetka werkte. Hoe hij naar Montreal ging om een Canadees paspoort te bemachtigen, in de hoop een land te kunnen bereiken van waaruit hij niet aan de Verenigde Staten zou worden uit geleverd. Hoe Ray een man ontmoette die zich Raoul noemde en die na acht ont moetingen met Ray hem aanbood zijn kosten van levensonderhoud te vergoe den, hem een goede auto en tenslotte „reispapieren' en 12.000 dollar beloofde, als Ray naar .de Verenigde Staten zou terugkeren, zich in Birmingham zou ves tigen en daar ,,bij de hand" wilde blij ven. En hoe Ray op dit voorstel inging en Raoul in het station van Windsor, op maandag 21 augustus 1967, ontmoette. Hier zou ik de Odyssee van Ray willen hervatten, maar ik vertel niet meer dan mag worden verteld vóór het proces dat vandaag 12 november 1968, in Memphis zal beginnen. Vanuit zijn voortdurend verlichte voortdurend via televisie-apparatuur be keken en voortdurend bewaakte cel in Memphis, schrijft Ray: Raoul wilde dat ik onderweg naar Bir mingham tweemaal de grens Windsor- Detroit zou oversteken. Ik vermoed dat hij dacht dat ik niet erg zou opvallen in mijn oude rode Plymouth, waarvoor ik 200 dollar betaald had. Een paar minu ten voor drie kwam ik in het station van Windsor. Ik wachtte ongeveer 30 minu ten. Toen kwam Raoul binnen met een aktentas en zei: Kom mee. Onderweg naar de tuneel stopten we. Hij haalde drie pakjes tevoorschijn en stopte die achter de rugleuning van de zitting. We reden een eindje door in de richting van de tunnel en toen liet ik hem eruit, na dat hij me gezegd had waar ik hem aan de andere kant moest treffen. Hij zei dat hij met een taxi de grens overging. Ik kwam goed door de douane en in Detroit gingen we in een zijstraatje staan, waar hij de pakjes weer van me overnam. Toen reden we naar het busstation van Detroit waar hij naar binnen ging, nadat hij me had gezegd dat ik terug moest rijden naar het station van Windsor en daar op hem moest wachten. Ik had onge veer een minuut of tien in het station ge wacht toen hij in een taxi arriveerde. Daarna volgde dezelfde procedure, be halve dat hij me dit keer opdracht gaf over de brug naar Detroit te rijden en niet door de tunnel. reerde ik het toestel. Ik moest uit de verkeersfile in een andere rij en de douanebeambten keken niet alleen naar het tv-toestel, maar ze keken ook de rest van de wagen grondig na. Ik dacht dat ze de pakjes zuden vinden, maar zover kwam het toch niet. Dit oponthoud kostte me 30 minuten en 4.50 dollar invoerrech ten op het televisietoestel. Raoul was zenuwachtig toen ik bij hem kwam. Hij vroeg me waardoor ik zolang was opgehouden en ik liet hem de kwitan tie van de invoerrechten zien. We par keerden in een zijstraat. Hij kreeg zijn drie pakjes en gaf mij 750 dollar. Hij gaf me opdracht de oude auto te verko pen en naar Birmingham te gaan, waar hij me een poste restante brief zou schrijven om me te zeggen waar en wan neer ik hem weer moest ontmoeten. Hij herhaalde het telefoonnummer waar ik hem in geval van nood in New Orleans kon bereiken. Hij zei dat hij me geld voor een nieuwe auto zou brengen. Ik vroeg hem weer wat ik moest doen en hij zei dat ik me nergens zorgen over hoefde te maken en dat alles betrekke lijk veilig was. Toen bracht ik hem weer naar het busstation in Detroit en vertrok naar Chicago. Ik logeerde die nacht in een motel ongeveer vijf mijl oostelijk van Gary en de volgende dag verkocht ik de oude rode Plymouth in Chicago en nam de trein naar Birmingham. Het Federale Bureau voor Onderzoek kan de kwitantie voor de invoerrechten op de brug in Detroit krijgen en weet nu precies wanneer Ray uit Canada terug kwam. De kwitantie werd uitgeschreven op naam van Eric S. Galt, wat toen Ray's schuilnaam was. Misschien kunnen de FBI-agenten via deze kwitantie en de juiste tijd, Ray's medeplichtigen opspo ren. Ray reisde van Chicago naar Bir mingham met de Illinois Central Railroad en kwam op het busstation in Birming ham aan. Hij logeerde de nacht van 25 augustus 1967 in het Granada Hotel. Daar gebruikte hij om de een of andere reden zijn oude naam. John L. Rayns. De vol gende dag huurde hij als Eric S. Galt een kamer met pension in het pension van Peter Cherpes. Ray schreef zich in als scheepsbouwer, die tot voor kort ge werkt had op een werf in Pascagoula, Mississippi. zo n 2000 dollar kon kopen. De volgende dag vond ik zo'n auto en 's avonds in de Starlite vertelde ik het hem. Hij zei dat het wel goed leek en de volgende morgen gaf hij me op straat 2000 dollar in biljetten van honderd, vijftig en twin tig dollar. Het was een witte Mustang 1966 met rode bekleding en hij had ongeveer 18.000 mijl gereden. Het enige wat me niet aan stond was de kleur. Raoul vond het ook niets, maar hij zei toch dat ik hem maar moest nemen. Op zijn verzoek gaf ik Raoul een stel sleutels van de auto en hij noteerde mijn huisadres en telefoon nummer en zei dat hij me binnen zes weken zou schrijven of bellen. Hij gaf ook nog 500 dollar om van te leven en nog eens 500 om een camera en wat spul len te kopen, die hij me opgaf. (Ray weet nog steeds niet waarom hem ge vraagd werd die foto-uitrusting aan te schaffen). Verder zei hij dat ik me rustig moest houden en moest zorgen dat ik niet in moeilijkheden kwam. Toen ik deze berichtgeving van Ray controleerde, ontdekte ik in Birmingham het volgende: In de ochtend van maan dag, 8 augustus 1967, huurde Ray als Eric S. Galt een kluis no. 5517 bij de Birmingham Trust National Bank in de binnenstad. Het bankjournaal van deze kluis, waarin elke keer dat de kluis ge opend werd, genoteerd staat, lijkt heel belangrijk. Volgens dit journaal is de kluis niet geopend toen Ray hem huurde, 's middags om 2.32 uur kwam hij echter terug en gedurende vijf minuten kreeg hij toegang tot de kluis. Verder schrijft dit journaal dat de kluis achtereenvol gens op 5 september van 1.52 tot 1.58 s middags, op 21 september van 11.04 tot 11.08 's ochtends en op 28 september van 10.16 tot 10.19 's ochtends, voor Ray ge opend werd. Ray kwam dus maar vier keer in die kluis: op 28 augustus, op 5 september, op 21 september en 28 september 1967. Ray vertelde me dat hij de kluis gebruikte om er „mijn identiteitspapieren, Raouls telefoonnummer in New Orleans en een beetje geld voor het geval ik bestolen zou worden" in te bewaren. Bankbedien den sloten op 13 december 1967 het jour naal van de kluis af, nadat ze „de sleutel van de klant per post hadden ontvangen uit Baton Rouge, Louisiana. Het bank journaal noteert voorts dat de klant Eric S. Galt als referentie een zekere Karl Galt, 2515 La Fayette St., St. Louis, Mis souri opgaf. OVERAL WERD geschreven dat Ray geld uit die kluis opnam, geld waarvan werd verondersteld, dat hij het. zelf mee gebracht had naar Birmingham om de auto te kopen. Maar de eigenaar van cle wagen, William D. Paisley jr., en zijn vader William D. Paisley, beiden wonen de in Birmingham, vertelden het volgen de verhaal: De witte Mustang werd in de Birming ham News van zondag 27 augustus, 1967, voor 1995 dollar te koop aangeboden In de namiddag van dinsdag, de 29ste, belde Ray naar het huis van de Paisley's. Me vrouw Paisley vroeg hem om ongeveer 6 uur 's avonds terug te bellen als haar man thuis zou zijn. Ray belde na zes uur terug, wilde de auto zien en kreeg instructies hoe hij het huis van de Pais ley's kon bereiken. Meneer Paisley reed met Ray een blokje rond in de wagen en Ray zei: „Ik neem hem". Ray vertelde dat hij „zaken deed" met de Birmingham Trust Bank en daar wilde hij meneer Paisley de volgende ochtend ontmoeten om hem contant te betalen. Meneer Pais ley en zijn zoon Drachten Ray toen weer naar de binnenstad, waar Ray ongeveer vijf straten van het Starlite Café uit stapte. De volgende ochtend ontmoette meneer Paisley Ray voor de First National Bank en verwachtte toen eigenlijk dat Ray met hem naar de overkant van de straat, naar de Birmingham Trust zou gaan om het geld te halen. Meneer Paisley schrok nogal toen Ray hem vertelde dat hij het geld al had en hij werd zelfs een beetje bang toen hij hem prompt 2000 dollar overhandigde in biljetten van 20 dollar. „Man wees toch voorzichtig met dat geld", zei meneer Paisley, „hier zo op klaarlichte dag midden op straat". Meneer Paisley gaf Ray vijf dollar wis selgeld en liep direct door naar de First National Bank waar hij de 1995 dollar stortte. Toen liep hij met Ray naar een parkeerplaats, gaf hem twee stel sleutels en de auto. Het stortingsbewijs van meneer Pais ley toont aan dat die transactie in de ochtend van 30 augustus 1967 plaatshad. Het journaal van Ray's kluis meldt dat hij niet in de kluis geweest is tussen 28 augustus en 5 september. Dit schijnt erop te duiden dat de gepubliceerde ver halen onjuist zijn. Die 2000 dollar tmeft waarschijnlijk nooit in Ray's kluis geze ten. Ray had dit bedrag ook niet bij zich toen hij naar Birmingham kwam". Hij „haalde het niet uit de bankkluis" om de auto te betalen. Net als Ray voortdurend beweert, werden die 2000 dollar hem in Birmingham overhandigd, misschien slechts enkele minuten voor hij ze aan meneer Paisley doorgaf. Ray schrijft: Ik veronderstel dat ik in een of ander complot om King te doden betrokken raakte, toen ik die pakjes vanuit Canada de Verenigde Staten binnen smokkelde. Ik vermoed dat het allemaal al besloten was voor de auto in Birmingham werd gekocht, want niemand zou me ooit 3000 dollar in Birmingham geven om wat ver dovende middelen de grens over te bren gen. Maar mij is nooit iets verteld over een plan om King of iemand anders te vermoorden. Over zijn zesweeks verblijf in Birming ham schrijft Ray: „Tijdens mijn verblijf in Birmingham gebeurde er niet veel. Birmingham lijkt op St. Louis, het is alleen een veel klei nere stad. Ik geloof dat ik u vertelde dat ik driemaal naar een dansschool geweest ben. Dat kostte in totaal tien dollar. Ik dacht dat ik misschien wel in een Latijns- Amerikaans land terecht zou kunnen ko men en in die landen is het wel belang rijk dat je een beetje die Zuidamerikaan- se dansen kent. Maar je moet eerst ge woon leren dansen voor je aan de Latijn se dansen kunt beginnen, als je die scho len tenminste mag geloven. Ik vertelde u ook al dat ik in Birmingham naar een dokter ging. (Hij ging naar een dokter en vroeg en kreeg pillen tegen een gees telijke depressie.) Öm nog even op Cana da terug te komen, toen ik daar vertrok, had ik een paar Canadese kranten bij me. U hebt zeker wel dat artikel gelezen waarin ze schreven dat ik lid van een hippe vrijgezellenclub wilde worden? Ik ben lid geworden van zo'n internationale club toen ik in Birmingham was. De le den van die club zijn beslist geen misda digers, maar ze zijn ook niet wat je zou kunnen noemen „stijf" Ik had nog steeds geen Canadees paspoort en ik dacht dat ik door zo'n club misschien in contact zou kunnen komen met een vrouw in Canada. Als ik haar adres had, wilde ik naar Canada gaan en haar op een gewone manier ontmoeten. Ik zou haar niet ver tellen dat ik uit de Verenigde Staten kwam of dat ik haar geschreven had. Ik zou haar gewoon vertellen dat ik een Canadees uit een andere stad was en na een tijdje vragen haar handtekening te willen zetten voor een paspoort. Maar ik hoorde nooit iets van iemand en ik vergat het ook eigenlijk tot ik in Californië kwam. en tekenden alles af. Raoul en ik stapten in de auto en reden naar het motel waar we elkaar getroffen hadden en waar ik stond ingeschreven. Daar vonden we de auto waar Raoul de band uit gehaald had; hij was er door een andere chauffeur naar toe gereden. Raoul legde de band en het wiel van mijn auto weer in de andere (die een Mexicaans nummerbord had). We praatten een tijdje en Raoul vertel de me dat ik het wiel, de band en de inhoud van de band door de tweede Mexicaanse douane moest brengen, onge veer vijftig kilometer zuidelijk van de grens. Hij zei ook dat ik de fotospullen I zolang maar moest bewaren. Ik logeerde die nacht in het motel en de volgende morgen verscheen Raoul die de band weer in mijn wagen legde. Toen reed ik achter hem aan naar de tweede Mexicaanse douane waar de ambtenaren onze beide wagens controleerden. We re den een eindje door en toen we uit het gezicht van de douane waren, legden we de band weer van mijn auto in de zijne Toen gaf hij me 2000 dollar, het hele bedrag in biljetten van 20. Hij zei dat mijn papieren nog niet in orde waren, maar dat hij ze zeker zou hebben als we elkaar de volgende keer zouden zien. Dan zou hij ook de 12.000 dollar voor me mee nemen waar ik in een ander land een zaak mee kon beginnen. Ray reed in maart van dit jaar van Californië naar Selma, in de staat Alabama en schreef op 22 maart in het Flamingo motel in onder de naam Eric S. Galt. Ik kocht die foto-uitrusting voor Raoul, maar ik moest er wel iets van terug stu ren. Ik deed rij-examen, slaagde en kreeg een rijbewijs uitgereikt door de staat Alabama. Ik kocht na 1 oktober ook een nieuwe Alabama-nummerplaat (op naam van Eric S. Galt) Ik herinner me dat de man die later gekozen werd tot burge meester van Birmingham (George G. Sei- bels jr.) me de hand schudde en me vroeg op hem te stemmen toen ik in de rij stond om de plaat te kopen. De 5e of 6e okto ber ontving ik bericht van Raoul en hij schreef me waar en wanneer ik hem in Nuevo Laredo in Mexico kon ontmoeten. Op weg naar Mexico postte ik de sleu tels van de kluis in Birmingham, omdat ik zeker wist dat ik nooit meer in Bir mingham zou komen. Ik herinner me de naam van het motel in Nuevo Laredo, waar ik Raoul ontmoette, niet meer, maar ik zal een plattegrondje voor u tekenen dan kunt u toch controleren dat ik er ingeschreven geweest ben. Toen ik onge veer twee uur in het motel was, ktoam Raoul mijn kamer binnen. Hij gaf me opdracht achter hem aan te rijden de grens over en hem naar Texas te volgen. Hij nam een taxi en nadat we de Ameri kaanse douane gepasseerd waren, stapte hij over bij mij in de Mustang. Hij nam me mee naar een wagen die voor een in aanbouw zijnd huis stond. Hij opende de achterbak van die wagen en nam er een autowiel met een band erom uit en legde dat in de achterbak van mijn wagen. Hij reed met me mee men we de grens weer over gingen naar Mexico. Bij de Mexi caanse douane stapte hij uit en wachtte naast het gebouw. Ik volgde zijn instruc ties en vroeg de douanemannen om een toeristenkaart en vertelde ze dat ik het binnenland van Mexico inwilde en niet alleen naar Nuevo Laredo ging. (Er is geen toeristenkaart nodig om de grens steden van Mexico te bezoeken). Toen de douane de auto gingen nazoeken gaf ik haar drie dollar, zoals Raoul me gezegd had, en toen hielden ze op met zoeken TOEN IK bij de brug in de file stond te wachten, zag ik dat de douanebeamb ten alle auto's binnenste buiten keerden. Ik herinnerde me het televisietoestel dat ik in Montreal had gekocht en dat in de kofferruimte zat. In de hoop dat ze dan mijn auto niet zouden nazoeken, decla- Ray schrijft: ZOALS IK al zei had Raoul gezegd dat hij me in Birmingham weer zou ontmoe ten en dat hij me het adres en de tijd zou schrijven (ik had ook nog zijn tele foonnummer in New Orleans dat hij me gegeven had). Toen ik twee of drie da-1 gen in Birmingham was, ontving ik een brief van hem. Ik had toen niet zo'n best 1 identiteitspapier op de naam Galt, maar toen ik aan het loket poste restante naar mijn brieven vroeg, maakte de ambtenaar geen moeilijkheden. In de brief schreef Raoul me dat ik hem die avond moest treffen in het Starlite Café, recht tegen over het postkantoor. Ik ontmoette hem. Hij zei dat ik een behoorlijke auto van RAOUL ZEI dat nij me over een maand of twee weer zou ontmoeten en hij stelde voor dat ik in Mexico zou blijven. Ik zei dat ik wel een tijdje in Mexico wilde blijven maar dat ik dan naar Los Angeles wilde gaan en daar op hem zou wachten. (Ik wilde eigenlijk naar Los Angeles om te proberen daar een baantje op een schip te krijgen). Raoul vond het best, maar dan moest ik via het telefoonnummer in New Orleans zo nu en dan laten weten waar ik was en hij zou mij per poste- restante in Los Angeles schrijven. Ik besloot naar Acapulco te gaan. Daar logeerde ik de eerste nacht in het San Francisco motel, waar ik in 1959 al eens gelogeerd had. Maar de volgende dag ging ik naar een ander motel waar ik vier dagen bleef en toen besloot ik naar Puerto Vallarta te gaan. (Ik vertrok uit Acapulco omdat het me er te duur was. Je kon je wagen niet parkeren of niet naar het strand gaan of er wilde wel iemand geld van je hebben.) Ik had al eens iets over Puerto Vallarta in een tijdschrift gelezen. Op weg erheen logeer de ik in het Pancho Villa Motel in Gua dalajara. Ik had kiespijn en de direc teur stuurde me naar een tandarts. De weg van Tepic naar Puerto Vallarta was heel slecht. Het regenseizoen was net I voorbij. Ongeveer dertig kilometer voor Puerto Vallara kwam ik vast te zitten. Maar de weg is daar net breed genoeg voor één auto en een paar Mexicanen in een vrachtauto trokken me eruit zodat zij erdoor konden. Ik bleef een maand in Puerto Vallarta. De eerste drie weken logeerde ik in het Hotel Rio; de laatste week in het Tropicana hotel dat aan het strand ligt. Puerto Vallarta is de mooiste stad van Mexico. Als ik uit de gevange nis kom ga ik daar voor goed wonen Er zijn heel wat zaken van Engels spreken de eigenaars. Ik was bijna altijd op het strand. Ik ging een keer of vier naar een bordeel in de stad en twee keer overdag voor zaken. Ik ontmoette er een kelner die een stukje grond had dat hij wel voor mijn auto wil de ruilen. Ik ben het stukje grond gaan bekijken. Ik ging er hoofdzakelijk niet 1 op in omdat het verboden is je auto in Mexico te ruilen of te verkopen; en ik was bang dat de poütie erachter zou ko men en dat ik dan én de auto én het stukje grond kwijt zou zijn. Ik heb een tijdje met de gedachte gespeeld terug te gaan naar Amerika, daar een Mustang te stelen en die dan in Puerto Vallarta voor het stukje grond te ruilen. Op een keer kwam er 's avonds laat een man op mijn notelkamer die zei dat hij mijn nummerbord uit Alabama had gezien en dat hij zelf ook uit Alabdma kwam. Hij wilde over Alabama praten. Ik denk dat hij dacht dat ik niet goed snik was want ik gaf haast geen ant- woord omdat ik niets van Alabama weet. Mensen hebben verscheidene keren wat over Alabama verteld. In Los Angeles ben ik een keer bijna opgepakt omdat ze me m een bar treiterden met Alabama. Als ik ooit weer moet vluchten, koop ik geen nummerbord meer in Alabama. Dan neem ik een staat waar niet zoveel over ge praat wordt. In het laatst van november 1967 ver trok Ray uit Puerto Vallarta en reed langi de westkust van Mexico, via Tijuana naar Los Angeles, waar hij een kamer huur- de in het St. Francishotel. Vrijwel onmid dellijk daarop kreeg hij het bevel naar New Orleans te komen om instructies te ontvangen. Er is al veel geschreven over die tocht van Ray naar New Orleans in het midden van december. Een man met een baard, een zekere Charles Stein reed de hele weg met hem mee en ook twee kinderen, familie van Stein gingen met hen mee terug van New Orleans naar Los Angeles. Deze tocht was dus uniek voor Ray, de eenzame, de vluchteling! Vergeleken met zijn andere reizen, die al tijd met de grootste voorzichtigheid ge- beurden, leek dit roekeloos! RAY VERKLAART het als volgt: Ja, ik geloof wel dat ik te veel praatte. In de bar van het St. Francis-hotel ver telde ik dat ik even naar New Orleans moest en een dienster vroeg me toen een neef van haar (Stein) een lift te geven. Ik wilde hen wel nelpen. Raoul had me geschreven dat hij me in een bepaalde bar in New Orleans op een bepaalde tijd op 15 december wilde treffen. Hij schreef dat hij alleen een bespreking wilde en dat ik dan weer terug kon naar Los Ange les. Stein en ik wisselden elkaar af en reden de hele dag en nacht door. Drie uur nadat ik in New Orleans aangeko men was, was ik alweer klaar om te ver trekken. Raoul wilde alleen een verslag van wat ik had gedaan. Hij zei dat we nog één karweitje op te knappen hadden en dat dat over een maand of twee drie moest gebeuren. Dan waren we klaar en dan zou hij me de papieren en de 12 000 dollar geven en dan zou hij me helpen overal waar ik naar toe wilde, te komen. Toen gaf hij me weer 2500 dollar in biljetten van twintig. Ik wilde diezelfde avond nog weer terug naar Los Angeles

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 18