JAMES EARL RAY
Witte Mustang werd
hem noodlottig
DINSDAG 12 NOVEMBER 1968
ilMi
HET KOMPLOT
VOOR DE
MOORD OP
MARTIN
LUTHER KING
Witte auto
Geld uit kluis
M otels
Foto-uitrusting
f
T elevisietoestel
Karweitje
Ray liet zijn uiterlijk door plastische
chirurgie drastisch veranderen, zoals
de foto's voor de ingreep (links) en
na de operatie (rechts) duidelijk
aantonen.
WASHINGTON Nadat ik via zijn
advocaat twee maanden met James
Earl Ray had gecorrespondeerd en
naar Chicago, Montreal, Ottawa, Los
Angeles, Birmingham en Selma (Ala
bama) was gereisd om te verifiëren
wat Ray me verteld had, was ik tot
de volgende conclusies gekomen: Het
complot om Martin Luther King te
vermoorden bestond al op 15 augustus
1967, acht maanden voor de moord op
4 april 1968. Ray raakte, zonder zijn
medeweten, op 18 augustus 1967 in
Montreal in dit complot betrokken en
handelde daarna in opdracht van de
samenzweerders.
Tot 23 maart 1968, nog geen twee we
ken voor de moord waarvan hij beschul
digd wordt, wist Ray niet dat het com
plot tot een moord zou leiden of dat het
gericht was tegen dr. King.
In een eerder deel van mijn verhaal
beschreef ik hoe Ray op 23 april 1967
uit de strafgevangenis van de staat Mis
souri ontsnapte, naar Chicago ging en
acht weken in het Indian Trail restau
rant in Winnetka werkte. Hoe hij naar
Montreal ging om een Canadees paspoort
te bemachtigen, in de hoop een land te
kunnen bereiken van waaruit hij niet
aan de Verenigde Staten zou worden uit
geleverd. Hoe Ray een man ontmoette die
zich Raoul noemde en die na acht ont
moetingen met Ray hem aanbood zijn
kosten van levensonderhoud te vergoe
den, hem een goede auto en tenslotte
„reispapieren' en 12.000 dollar beloofde,
als Ray naar .de Verenigde Staten zou
terugkeren, zich in Birmingham zou ves
tigen en daar ,,bij de hand" wilde blij
ven. En hoe Ray op dit voorstel inging
en Raoul in het station van Windsor, op
maandag 21 augustus 1967, ontmoette.
Hier zou ik de Odyssee van Ray willen
hervatten, maar ik vertel niet meer dan
mag worden verteld vóór het proces dat
vandaag 12 november 1968, in Memphis
zal beginnen.
Vanuit zijn voortdurend verlichte
voortdurend via televisie-apparatuur be
keken en voortdurend bewaakte cel in
Memphis, schrijft Ray:
Raoul wilde dat ik onderweg naar Bir
mingham tweemaal de grens Windsor-
Detroit zou oversteken. Ik vermoed dat
hij dacht dat ik niet erg zou opvallen in
mijn oude rode Plymouth, waarvoor ik
200 dollar betaald had. Een paar minu
ten voor drie kwam ik in het station van
Windsor. Ik wachtte ongeveer 30 minu
ten. Toen kwam Raoul binnen met een
aktentas en zei: Kom mee. Onderweg
naar de tuneel stopten we. Hij haalde
drie pakjes tevoorschijn en stopte die
achter de rugleuning van de zitting. We
reden een eindje door in de richting van
de tunnel en toen liet ik hem eruit, na
dat hij me gezegd had waar ik hem aan
de andere kant moest treffen. Hij zei dat
hij met een taxi de grens overging. Ik
kwam goed door de douane en in Detroit
gingen we in een zijstraatje staan, waar
hij de pakjes weer van me overnam.
Toen reden we naar het busstation van
Detroit waar hij naar binnen ging, nadat
hij me had gezegd dat ik terug moest
rijden naar het station van Windsor en
daar op hem moest wachten. Ik had onge
veer een minuut of tien in het station ge
wacht toen hij in een taxi arriveerde.
Daarna volgde dezelfde procedure, be
halve dat hij me dit keer opdracht gaf
over de brug naar Detroit te rijden en
niet door de tunnel.
reerde ik het toestel. Ik moest uit de
verkeersfile in een andere rij en de
douanebeambten keken niet alleen naar
het tv-toestel, maar ze keken ook de rest
van de wagen grondig na. Ik dacht dat
ze de pakjes zuden vinden, maar zover
kwam het toch niet. Dit oponthoud kostte
me 30 minuten en 4.50 dollar invoerrech
ten op het televisietoestel.
Raoul was zenuwachtig toen ik bij hem
kwam. Hij vroeg me waardoor ik zolang
was opgehouden en ik liet hem de kwitan
tie van de invoerrechten zien. We par
keerden in een zijstraat. Hij kreeg zijn
drie pakjes en gaf mij 750 dollar. Hij
gaf me opdracht de oude auto te verko
pen en naar Birmingham te gaan, waar
hij me een poste restante brief zou
schrijven om me te zeggen waar en wan
neer ik hem weer moest ontmoeten. Hij
herhaalde het telefoonnummer waar ik
hem in geval van nood in New Orleans
kon bereiken. Hij zei dat hij me geld
voor een nieuwe auto zou brengen. Ik
vroeg hem weer wat ik moest doen en
hij zei dat ik me nergens zorgen over
hoefde te maken en dat alles betrekke
lijk veilig was. Toen bracht ik hem weer
naar het busstation in Detroit en vertrok
naar Chicago. Ik logeerde die nacht in
een motel ongeveer vijf mijl oostelijk van
Gary en de volgende dag verkocht ik de
oude rode Plymouth in Chicago en nam
de trein naar Birmingham.
Het Federale Bureau voor Onderzoek
kan de kwitantie voor de invoerrechten
op de brug in Detroit krijgen en weet
nu precies wanneer Ray uit Canada terug
kwam. De kwitantie werd uitgeschreven
op naam van Eric S. Galt, wat toen
Ray's schuilnaam was. Misschien kunnen
de FBI-agenten via deze kwitantie en de
juiste tijd, Ray's medeplichtigen opspo
ren. Ray reisde van Chicago naar Bir
mingham met de Illinois Central Railroad
en kwam op het busstation in Birming
ham aan. Hij logeerde de nacht van 25
augustus 1967 in het Granada Hotel. Daar
gebruikte hij om de een of andere reden
zijn oude naam. John L. Rayns. De vol
gende dag huurde hij als Eric S. Galt
een kamer met pension in het pension
van Peter Cherpes. Ray schreef zich in
als scheepsbouwer, die tot voor kort ge
werkt had op een werf in Pascagoula,
Mississippi.
zo n 2000 dollar kon kopen. De volgende
dag vond ik zo'n auto en 's avonds in
de Starlite vertelde ik het hem. Hij zei
dat het wel goed leek en de volgende
morgen gaf hij me op straat 2000 dollar
in biljetten van honderd, vijftig en twin
tig dollar.
Het was een witte Mustang 1966 met
rode bekleding en hij had ongeveer 18.000
mijl gereden. Het enige wat me niet aan
stond was de kleur. Raoul vond het ook
niets, maar hij zei toch dat ik hem maar
moest nemen. Op zijn verzoek gaf ik
Raoul een stel sleutels van de auto en
hij noteerde mijn huisadres en telefoon
nummer en zei dat hij me binnen zes
weken zou schrijven of bellen. Hij gaf
ook nog 500 dollar om van te leven en
nog eens 500 om een camera en wat spul
len te kopen, die hij me opgaf. (Ray
weet nog steeds niet waarom hem ge
vraagd werd die foto-uitrusting aan te
schaffen). Verder zei hij dat ik me rustig
moest houden en moest zorgen dat ik
niet in moeilijkheden kwam.
Toen ik deze berichtgeving van Ray
controleerde, ontdekte ik in Birmingham
het volgende: In de ochtend van maan
dag, 8 augustus 1967, huurde Ray als
Eric S. Galt een kluis no. 5517 bij de
Birmingham Trust National Bank in de
binnenstad. Het bankjournaal van deze
kluis, waarin elke keer dat de kluis ge
opend werd, genoteerd staat, lijkt heel
belangrijk. Volgens dit journaal is de
kluis niet geopend toen Ray hem huurde,
's middags om 2.32 uur kwam hij echter
terug en gedurende vijf minuten kreeg
hij toegang tot de kluis. Verder schrijft
dit journaal dat de kluis achtereenvol
gens op 5 september van 1.52 tot 1.58
s middags, op 21 september van 11.04 tot
11.08 's ochtends en op 28 september van
10.16 tot 10.19 's ochtends, voor Ray ge
opend werd.
Ray kwam dus maar vier keer in die
kluis: op 28 augustus, op 5 september, op
21 september en 28 september 1967. Ray
vertelde me dat hij de kluis gebruikte
om er „mijn identiteitspapieren, Raouls
telefoonnummer in New Orleans en een
beetje geld voor het geval ik bestolen
zou worden" in te bewaren. Bankbedien
den sloten op 13 december 1967 het jour
naal van de kluis af, nadat ze „de sleutel
van de klant per post hadden ontvangen
uit Baton Rouge, Louisiana. Het bank
journaal noteert voorts dat de klant Eric
S. Galt als referentie een zekere Karl
Galt, 2515 La Fayette St., St. Louis, Mis
souri opgaf.
OVERAL WERD geschreven dat Ray
geld uit die kluis opnam, geld waarvan
werd verondersteld, dat hij het. zelf mee
gebracht had naar Birmingham om de
auto te kopen. Maar de eigenaar van cle
wagen, William D. Paisley jr., en zijn
vader William D. Paisley, beiden wonen
de in Birmingham, vertelden het volgen
de verhaal:
De witte Mustang werd in de Birming
ham News van zondag 27 augustus, 1967,
voor 1995 dollar te koop aangeboden In
de namiddag van dinsdag, de 29ste, belde
Ray naar het huis van de Paisley's. Me
vrouw Paisley vroeg hem om ongeveer
6 uur 's avonds terug te bellen als haar
man thuis zou zijn. Ray belde na zes
uur terug, wilde de auto zien en kreeg
instructies hoe hij het huis van de Pais
ley's kon bereiken. Meneer Paisley reed
met Ray een blokje rond in de wagen
en Ray zei: „Ik neem hem". Ray vertelde
dat hij „zaken deed" met de Birmingham
Trust Bank en daar wilde hij meneer
Paisley de volgende ochtend ontmoeten
om hem contant te betalen. Meneer Pais
ley en zijn zoon Drachten Ray toen weer
naar de binnenstad, waar Ray ongeveer
vijf straten van het Starlite Café uit
stapte.
De volgende ochtend ontmoette meneer
Paisley Ray voor de First National Bank
en verwachtte toen eigenlijk dat Ray met
hem naar de overkant van de straat, naar
de Birmingham Trust zou gaan om het
geld te halen. Meneer Paisley schrok
nogal toen Ray hem vertelde dat
hij het geld al had en hij werd zelfs een
beetje bang toen hij hem prompt 2000
dollar overhandigde in biljetten van 20
dollar. „Man wees toch voorzichtig met
dat geld", zei meneer Paisley, „hier zo
op klaarlichte dag midden op straat".
Meneer Paisley gaf Ray vijf dollar wis
selgeld en liep direct door naar de First
National Bank waar hij de 1995 dollar
stortte. Toen liep hij met Ray naar een
parkeerplaats, gaf hem twee stel sleutels
en de auto.
Het stortingsbewijs van meneer Pais
ley toont aan dat die transactie in de
ochtend van 30 augustus 1967 plaatshad.
Het journaal van Ray's kluis meldt dat
hij niet in de kluis geweest is tussen
28 augustus en 5 september. Dit schijnt
erop te duiden dat de gepubliceerde ver
halen onjuist zijn. Die 2000 dollar tmeft
waarschijnlijk nooit in Ray's kluis geze
ten. Ray had dit bedrag ook niet bij zich
toen hij naar Birmingham kwam". Hij
„haalde het niet uit de bankkluis" om de
auto te betalen. Net als Ray voortdurend
beweert, werden die 2000 dollar hem in
Birmingham overhandigd, misschien
slechts enkele minuten voor hij ze aan
meneer Paisley doorgaf.
Ray schrijft:
Ik veronderstel dat ik in een of ander
complot om King te doden betrokken
raakte, toen ik die pakjes vanuit Canada
de Verenigde Staten binnen smokkelde.
Ik vermoed dat het allemaal al besloten
was voor de auto in Birmingham werd
gekocht, want niemand zou me ooit 3000
dollar in Birmingham geven om wat ver
dovende middelen de grens over te bren
gen. Maar mij is nooit iets verteld over
een plan om King of iemand anders te
vermoorden.
Over zijn zesweeks verblijf in Birming
ham schrijft Ray:
„Tijdens mijn verblijf in Birmingham
gebeurde er niet veel. Birmingham lijkt
op St. Louis, het is alleen een veel klei
nere stad. Ik geloof dat ik u vertelde dat
ik driemaal naar een dansschool geweest
ben. Dat kostte in totaal tien dollar. Ik
dacht dat ik misschien wel in een Latijns-
Amerikaans land terecht zou kunnen ko
men en in die landen is het wel belang
rijk dat je een beetje die Zuidamerikaan-
se dansen kent. Maar je moet eerst ge
woon leren dansen voor je aan de Latijn
se dansen kunt beginnen, als je die scho
len tenminste mag geloven. Ik vertelde u
ook al dat ik in Birmingham naar een
dokter ging. (Hij ging naar een dokter
en vroeg en kreeg pillen tegen een gees
telijke depressie.) Öm nog even op Cana
da terug te komen, toen ik daar vertrok,
had ik een paar Canadese kranten bij me.
U hebt zeker wel dat artikel gelezen
waarin ze schreven dat ik lid van een
hippe vrijgezellenclub wilde worden? Ik
ben lid geworden van zo'n internationale
club toen ik in Birmingham was. De le
den van die club zijn beslist geen misda
digers, maar ze zijn ook niet wat je zou
kunnen noemen „stijf" Ik had nog steeds
geen Canadees paspoort en ik dacht dat
ik door zo'n club misschien in contact
zou kunnen komen met een vrouw in
Canada. Als ik haar adres had, wilde ik
naar Canada gaan en haar op een gewone
manier ontmoeten. Ik zou haar niet ver
tellen dat ik uit de Verenigde Staten
kwam of dat ik haar geschreven had. Ik
zou haar gewoon vertellen dat ik een
Canadees uit een andere stad was en na
een tijdje vragen haar handtekening te
willen zetten voor een paspoort. Maar ik
hoorde nooit iets van iemand en ik vergat
het ook eigenlijk tot ik in Californië
kwam.
en tekenden alles af. Raoul en ik stapten
in de auto en reden naar het motel waar
we elkaar getroffen hadden en waar ik
stond ingeschreven. Daar vonden we de
auto waar Raoul de band uit gehaald had;
hij was er door een andere chauffeur naar
toe gereden. Raoul legde de band en het
wiel van mijn auto weer in de andere
(die een Mexicaans nummerbord had).
We praatten een tijdje en Raoul vertel
de me dat ik het wiel, de band en de
inhoud van de band door de tweede
Mexicaanse douane moest brengen, onge
veer vijftig kilometer zuidelijk van de
grens. Hij zei ook dat ik de fotospullen
I zolang maar moest bewaren.
Ik logeerde die nacht in het motel en
de volgende morgen verscheen Raoul die
de band weer in mijn wagen legde. Toen
reed ik achter hem aan naar de tweede
Mexicaanse douane waar de ambtenaren
onze beide wagens controleerden. We re
den een eindje door en toen we uit het
gezicht van de douane waren, legden we
de band weer van mijn auto in de zijne
Toen gaf hij me 2000 dollar, het hele
bedrag in biljetten van 20. Hij zei dat
mijn papieren nog niet in orde waren,
maar dat hij ze zeker zou hebben als we
elkaar de volgende keer zouden zien. Dan
zou hij ook de 12.000 dollar voor me mee
nemen waar ik in een ander land een zaak
mee kon beginnen.
Ray reed in maart van dit jaar van
Californië naar Selma, in de staat
Alabama en schreef op 22 maart in
het Flamingo motel in onder de
naam Eric S. Galt.
Ik kocht die foto-uitrusting voor Raoul,
maar ik moest er wel iets van terug stu
ren. Ik deed rij-examen, slaagde en kreeg
een rijbewijs uitgereikt door de staat
Alabama. Ik kocht na 1 oktober ook een
nieuwe Alabama-nummerplaat (op naam
van Eric S. Galt) Ik herinner me dat de
man die later gekozen werd tot burge
meester van Birmingham (George G. Sei-
bels jr.) me de hand schudde en me vroeg
op hem te stemmen toen ik in de rij stond
om de plaat te kopen. De 5e of 6e okto
ber ontving ik bericht van Raoul en hij
schreef me waar en wanneer ik hem in
Nuevo Laredo in Mexico kon ontmoeten.
Op weg naar Mexico postte ik de sleu
tels van de kluis in Birmingham, omdat
ik zeker wist dat ik nooit meer in Bir
mingham zou komen. Ik herinner me de
naam van het motel in Nuevo Laredo,
waar ik Raoul ontmoette, niet meer, maar
ik zal een plattegrondje voor u tekenen
dan kunt u toch controleren dat ik er
ingeschreven geweest ben. Toen ik onge
veer twee uur in het motel was, ktoam
Raoul mijn kamer binnen. Hij gaf me
opdracht achter hem aan te rijden de
grens over en hem naar Texas te volgen.
Hij nam een taxi en nadat we de Ameri
kaanse douane gepasseerd waren, stapte
hij over bij mij in de Mustang. Hij nam
me mee naar een wagen die voor een in
aanbouw zijnd huis stond. Hij opende de
achterbak van die wagen en nam er een
autowiel met een band erom uit en legde
dat in de achterbak van mijn wagen. Hij
reed met me mee men we de grens weer
over gingen naar Mexico. Bij de Mexi
caanse douane stapte hij uit en wachtte
naast het gebouw. Ik volgde zijn instruc
ties en vroeg de douanemannen om een
toeristenkaart en vertelde ze dat ik het
binnenland van Mexico inwilde en niet
alleen naar Nuevo Laredo ging. (Er is
geen toeristenkaart nodig om de grens
steden van Mexico te bezoeken). Toen de
douane de auto gingen nazoeken gaf ik
haar drie dollar, zoals Raoul me gezegd
had, en toen hielden ze op met zoeken
TOEN IK bij de brug in de file stond
te wachten, zag ik dat de douanebeamb
ten alle auto's binnenste buiten keerden.
Ik herinnerde me het televisietoestel dat
ik in Montreal had gekocht en dat in de
kofferruimte zat. In de hoop dat ze dan
mijn auto niet zouden nazoeken, decla-
Ray schrijft:
ZOALS IK al zei had Raoul gezegd dat
hij me in Birmingham weer zou ontmoe
ten en dat hij me het adres en de tijd
zou schrijven (ik had ook nog zijn tele
foonnummer in New Orleans dat hij me
gegeven had). Toen ik twee of drie da-1
gen in Birmingham was, ontving ik een
brief van hem. Ik had toen niet zo'n best 1
identiteitspapier op de naam Galt, maar
toen ik aan het loket poste restante naar
mijn brieven vroeg, maakte de ambtenaar
geen moeilijkheden. In de brief schreef
Raoul me dat ik hem die avond moest
treffen in het Starlite Café, recht tegen
over het postkantoor. Ik ontmoette hem.
Hij zei dat ik een behoorlijke auto van
RAOUL ZEI dat nij me over een maand
of twee weer zou ontmoeten en hij stelde
voor dat ik in Mexico zou blijven. Ik zei
dat ik wel een tijdje in Mexico wilde
blijven maar dat ik dan naar Los Angeles
wilde gaan en daar op hem zou wachten.
(Ik wilde eigenlijk naar Los Angeles om
te proberen daar een baantje op een schip
te krijgen). Raoul vond het best, maar
dan moest ik via het telefoonnummer in
New Orleans zo nu en dan laten weten
waar ik was en hij zou mij per poste-
restante in Los Angeles schrijven.
Ik besloot naar Acapulco te gaan. Daar
logeerde ik de eerste nacht in het San
Francisco motel, waar ik in 1959 al eens
gelogeerd had. Maar de volgende dag ging
ik naar een ander motel waar ik vier
dagen bleef en toen besloot ik naar
Puerto Vallarta te gaan. (Ik vertrok uit
Acapulco omdat het me er te duur was.
Je kon je wagen niet parkeren of niet
naar het strand gaan of er wilde wel
iemand geld van je hebben.) Ik had al
eens iets over Puerto Vallarta in een
tijdschrift gelezen. Op weg erheen logeer
de ik in het Pancho Villa Motel in Gua
dalajara. Ik had kiespijn en de direc
teur stuurde me naar een tandarts.
De weg van Tepic naar Puerto Vallarta
was heel slecht. Het regenseizoen was net
I voorbij. Ongeveer dertig kilometer voor
Puerto Vallara kwam ik vast te zitten.
Maar de weg is daar net breed genoeg
voor één auto en een paar Mexicanen in
een vrachtauto trokken me eruit zodat
zij erdoor konden. Ik bleef een maand
in Puerto Vallarta. De eerste drie weken
logeerde ik in het Hotel Rio; de laatste
week in het Tropicana hotel dat aan het
strand ligt. Puerto Vallarta is de mooiste
stad van Mexico. Als ik uit de gevange
nis kom ga ik daar voor goed wonen Er
zijn heel wat zaken van Engels spreken
de eigenaars.
Ik was bijna altijd op het strand. Ik
ging een keer of vier naar een bordeel in
de stad en twee keer overdag voor zaken.
Ik ontmoette er een kelner die een stukje
grond had dat hij wel voor mijn auto wil
de ruilen. Ik ben het stukje grond gaan
bekijken. Ik ging er hoofdzakelijk niet
1 op in omdat het verboden is je auto in
Mexico te ruilen of te verkopen; en ik
was bang dat de poütie erachter zou ko
men en dat ik dan én de auto én het
stukje grond kwijt zou zijn. Ik heb een
tijdje met de gedachte gespeeld terug te
gaan naar Amerika, daar een Mustang
te stelen en die dan in Puerto Vallarta
voor het stukje grond te ruilen.
Op een keer kwam er 's avonds laat
een man op mijn notelkamer die zei dat
hij mijn nummerbord uit Alabama had
gezien en dat hij zelf ook uit Alabdma
kwam. Hij wilde over Alabama praten.
Ik denk dat hij dacht dat ik niet goed
snik was want ik gaf haast geen ant-
woord omdat ik niets van Alabama weet.
Mensen hebben verscheidene keren wat
over Alabama verteld. In Los Angeles ben
ik een keer bijna opgepakt omdat ze me
m een bar treiterden met Alabama. Als
ik ooit weer moet vluchten, koop ik geen
nummerbord meer in Alabama. Dan neem
ik een staat waar niet zoveel over ge
praat wordt.
In het laatst van november 1967 ver
trok Ray uit Puerto Vallarta en reed langi
de westkust van Mexico, via Tijuana naar
Los Angeles, waar hij een kamer huur-
de in het St. Francishotel. Vrijwel onmid
dellijk daarop kreeg hij het bevel naar
New Orleans te komen om instructies te
ontvangen. Er is al veel geschreven over
die tocht van Ray naar New Orleans in
het midden van december. Een man met
een baard, een zekere Charles Stein reed
de hele weg met hem mee en ook twee
kinderen, familie van Stein gingen met
hen mee terug van New Orleans naar
Los Angeles. Deze tocht was dus uniek
voor Ray, de eenzame, de vluchteling!
Vergeleken met zijn andere reizen, die al
tijd met de grootste voorzichtigheid ge-
beurden, leek dit roekeloos!
RAY VERKLAART het als volgt:
Ja, ik geloof wel dat ik te veel praatte.
In de bar van het St. Francis-hotel ver
telde ik dat ik even naar New Orleans
moest en een dienster vroeg me toen een
neef van haar (Stein) een lift te geven.
Ik wilde hen wel nelpen. Raoul had me
geschreven dat hij me in een bepaalde
bar in New Orleans op een bepaalde tijd
op 15 december wilde treffen. Hij schreef
dat hij alleen een bespreking wilde en
dat ik dan weer terug kon naar Los Ange
les. Stein en ik wisselden elkaar af en
reden de hele dag en nacht door. Drie
uur nadat ik in New Orleans aangeko
men was, was ik alweer klaar om te ver
trekken. Raoul wilde alleen een verslag
van wat ik had gedaan. Hij zei dat we
nog één karweitje op te knappen hadden
en dat dat over een maand of twee drie
moest gebeuren. Dan waren we klaar en
dan zou hij me de papieren en de 12 000
dollar geven en dan zou hij me helpen
overal waar ik naar toe wilde, te komen.
Toen gaf hij me weer 2500 dollar in
biljetten van twintig. Ik wilde diezelfde
avond nog weer terug naar Los Angeles