WITTE KERST" AL SINDS 150 JAAR
EEN HOGE UITZONDERING
RESTAURATIE VAN
LUILEKKERLAND
/m ons kwakkelklimaat komt men slechts
zelden van een koude ker(st)mis thuis
w
De zon maakt geen
overuren meer...
t
Sip
Erbij
WH
DE DONKERE DAGEN rond Kerstmis zijn altijd een heel moeilijke
periode voor de weervoorspellers. Bij de wisseling der seizoenen
plegen de weergoden nogal grillig geluimd te zijn en dat geldt
ook voor het winterseizoen dat op 21 december begint. Ondanks de meest
nauwkeurige berekeningen van meteorologen en computers wil de weers
verwachting er dan nog wel eens flink naast zijn. En dat is dan ook de
reden dat instituten als De Bilt in deze dagen wel eens een kleine extra
slag om de arm houden bij het opstellen van de weersverwachting, zodat
men er alle kanten mee op kan. Geijk een oeroud Hollands spreekwoord
het uitdrukt: het kan vriezen of dooien.
Streng
PKpHHPI
iiir
üfeA»
■w - *4
Alleen elfsteden
Baanvegers
■:.vï
"^*■1
(Van onze weerkundige medewerker)
Haarlems Grote Markt in de greep van de laatste
barre winter rond Kerstmis 1962. Een eenzame
figuur bij de bushalte trotseert de snerpende
wind en de jachtsneeuw. Maar ook in 1963 werd
er half januari gezeild op het ijs van Gouwzee en
zelfs auto gereden van Monnikendam naar
Marken (foto linksboven).
TOCH vragen de deskundigen zich
af of de kerstdagen in West-Europa,
die doorgaans als „groen" en onbe
stendig bekend stonden, de laatste ja
ren wellicht een wat vaster „winters"
karakter krijgen.
Een vraag die niet zo vreemd is als
men zich realiseert dat wij tot voor
kort een hele reeks kerstdagen met
vorst hebben meegemaakt, hetgeen
met uitzondering van het jaar 1938 tot
ver in de vorige eeuw niet was voor
gekomen.
Het KNMI heeft al eens een gemid
delde berekend van de temperaturen
voor en tijdens de kerst over een pe
riode van 40 jaar. Duidelijk valt daar
bij een stijging op aan de vooravond
van de kerstdagen. In Duitsland is de
ze warmtegolf tijdens de kerst bekend
als „Weihnacht-Tauwetter" (Kerst-
dooi weer). De vraag is thans of hier
in plotseling een wijziging is gekomen,
nu het vier jaar achtereen tijdens de
kerstdagen in ons land streng heeft ge
vroren. Dit terwijl over een periode
van meer dan 100 jaar door De Bilt
alleen in 1938 op de kerstdagen strenge
vorst was gemeten. In 1961 op Twee
de Kerstdag 14.6 gr. Celsius op het
vliegveld Twente, in 1962 te Haamste
de op Tweede Kerstdag 14.5 gr., in
1963 op Eerste Kerstdag 12.8 gr. op
het vliegveld Eelde, in 1964 op twee
de Kerstdag 12.7 gr. te Dedems-
vaart. In 1965 en ook verleden jaar za
gen wij echter weer die typische tem
peratuurstijging vlak voor de kerst
dagen. Is dit een herstel van de tradi
tionele tendens? De komende jaren
zullen dit moeten bewijzen.
ER ZIJN in oude kronieken en idem
dagbladen heel wat bijzonderheden te
vinden over winters in de 18de en 19-
de eeuw. Maar vrij zelden was er spra
ke van extreme koudegolven rond of
tijdens de kerstdagen. Daarvoor kwa
men alleen in aanmerking de decem
bermaanden van 1788, 1829, 1844, 1879
en 1890.
DECEMBER 1829 staat op de der
de plaats van de ranglijst der koude
decembermaanden in de laatste 250
jaar. Een krantebericht uit die dagen
luidde: „Op den 18 den december be
gaf predikant A. H. Mantingh van
Blankenham zich met zijn nog jeug
dige vrouw op schaatsen herwaarts
over het ijs van de Zuiderzee om den
vader van de laatste, die met zijn
schip onder Schokland lag ingevroren,
met een bezoek te verrassen. Hendrik
Jongman, een bekenden visscher werd
gehuurd om hen derwaarts over het
ijs eenen bekenden baan te wijzen.
Alle drie geraakten zij door het ijs en
verdronken".
EEN EXTREEM koude kerst was
die van het jaar 1844. Van de tweede
Kerstdag lezen wij de volgende berich
ten: „De berigten over het ijs op onze
groote rivieren zijn zorgwekkend. Eene
verbaazende massa ijs heeft zich hier
en daar vastgezet. Bij Tiel zit het ijs
van de Waal bij plaatsen 90 cm. dik".
Een barre kerst hebben onze groot
ouders beleefd in 1879. Een aardig be
richt over ijswedstrijden uit die tijd
Nog een huiveringwekkende
herinnering aan de winter van
1962-1963: zelfs de branding op
het Noordzeestrand was ver
stard tot een grillig ijsmonu-
ment.
V*"
i
-S.V
Ms*
Sm**"
NU WE HET toch over het weer hebben,
kunnen we meteen wel even een blik terug
werpen over heel het jaar 1968, dat nu toch
op zijn laatste benen loopt. Het was een bijzonder
somber jaar, dat hoeft geen betoog. Een paar
cijfers om te verduidelijken hoeveel wij in con-
creto tekort gekomen zijn. Tot medio november
had men in De Bilt al een landelijk tekort van
240 uur zonneschijn opgetekend.
Bedenkelijker nog: in dat opzicht is 1968 geen
uitzondering. In de voorafgaande vijftien jaar
kwamen in De Bilt en datzelfde geldt voor de
meeste plaatsen in Nederland) slechts twee jaren
voor met meer dan het gemiddelde aantal zon-
uren (dat per jaar 1577 uur bedraagt), te weten
de jaren 1955 en 1959. In enkele delen des lands
haalde ook 1964 op het nippertje nog de kwali
ficatie „zonnig jaar", maar voor de rest was het
niets dan grauwe, regenachtige ellende.
MET DE ZON zelf is natuurlijk niets aan de
hand; zij schijnt nog even vrolijk (achter de wol
ken) zolang er daglicht is. Wel kan worden ge
constateerd dat wij de laatste vijftien jaar een
maritiemer klimaat gekregen hebben, met de ge
volgen daarvan in de vorm van meer depressie
activiteit, meer vochtige lucht en een dikker
wolkendek, waaraan dit enorme tekort aan zonne
schijn is toe te schrijven.
Vroeger beleefden wij nog wel eens enkele zeer
zonnige jaren na elkaar, bijvoorbeeld van 1940
tot 1944 en ook van 1947 tot 1952.
Zo mat De Bilt in 1947 een overschot van
305 uren zon, in 1948 101 uren meer dan normaal
en in 1949 252 uren. Omstreeks 1953 kwam de
kink in de kabel. Het jaar 1954 was bar slecht
met veel regen en een tekort van 230 uren zon.
1955 deed het heel goed met 190 uren zon meer
dan normaal, daarna ging het helemaal mis.
WELSPREKEND zijn ook de totaalcijfers der
drie laatste decennia: Periode 1939-1948 in De
Bilt een overschot van 505 uren zon, periode
1949-1958 een tekort van 309 uren zon, in de
periode 1959-1968 (laatste tien jaar) een tekort
van, schrik niet945 uren zonneschijn.
Het zal niet eenvoudig zijn hiervoor de diepere
oorzaak te vinden. Wel is er, zoals opgemerkt,
een toegenomen depressieactiviteit met meer be
wolking in de laatste vijftien jaar en minder
activiteit van hogedrukgebieden met droger
lucht en meer zon. Dat wij aan bijvoorbeeld de
periode 1939 tot 1948 met een overschot van meer
dan 300 uren zon heel wat prettiger herinnerin
gen hebben, vooral van de zomermaanden, is niet
ten onrechte. Wij kunnen alleen maar hopen dat
op korte termijn de depressies een minder grote
sta in de weg voor de zon zullen worden.
„in Loppersum (Gr.) werden ijswed
strijden voor behoeftige arbeiders ge
houden in het rollen van vaten over
het ijs waarbij elke deelneemer „eene
hoge hoed" moest dragen. Van de 34
deelnemers kreegen er 32 ieder vijf
pond puik schapenvlees en allen gin
gen dankbaar weer naar huis", (ook
die twee die niets wonnen?)
DE LAATSTE extreem koude periode
van kerst tot nieuwjaar, die wat ge
lijkenis vertoont met 1962, beleefde
men in 1890 waarover Herman de Man
zijn bekende streekroman „De winter
van 1890" schreef.
De decembermaand van 1890 was
op een na de koudste van de laatste
250 jaar met in Utrecht (waar het
KNMI toen nog was gevestigd)
achttien ijsdagen, waarop het kwik
ook overdag onder nul bleef. Op
4 december was het al raak. „Veehande
laar Van Eijk te Muiden, vader van
vijf kinderen, ging naar het fort Pam
pus over de bevroren Zuiderzee om
melk te brengen. Bij een wak vond
men alleen zijn pet en eene ledige
melkkan".
WERD DE eerste officiële Friese
elfstedentocht op 2 januari 1909 verre
den, in december 1890 is men wellicht
al op dit idee gekomen. Zo lezen wij
in een Friese krant uit dat jaar:
„Op den 17 den december werd op
de Teyler-stichting in Haarlem de laag
ste temperatuur van 24 graden onder
nul gemeten. Op 28 december reed
de 27 jarige W. Muiier uit Haarlem
(Fries van geboorte) door 11 Friese
steden, een afstand van 180 kilometer.
Een oud moedertje in Akkrum kreeg
onverwacht bezoek over het ijs
van twee tantezeggers in de leeftijd
van 76 en 74 jaar. Op oudejaarsdag
1890 was het ook bijzonder koud.
In Vlissingen vroor het 16 graden, in
Groningen 20 graden".
Een merkwaardige bijzonderheid
uit veel vroeger.e ijs- en winterperio
den waren de misdragingen van de
baanvegers en het overvloedig gebruik
van warm bier en wijn op het ijs. Een
bericht uit de noordelijke pers: „Op
24 december (1890) gingen de baan
vegers te Hoogkerk, die zich bij de
bruggen hadden opgesteld en wat te
veel hete wijn hadden genoten, een
ieder die geen cent afstond met de be
zems te lijf". Daarop volgde een inge
zonden stuk: „Er staan tamelijk veel
zoogenaamde baanvegers maar die
zijn liever lui dan moe en vegen te
weinig. Kan de gemeente hen niet ie
der een baanvak aanwijzen, zoodat zij
voor hen geld waarvoor zij de hand
ophouden ook wat doen?"
ONZE VOOROUDERS kenden tij
dens koudegolven rond kerstmis en
oudjaar heel wat meer zorgen dan wij.
's Winters waren tienduizenden gezin
nen zonder inkomsten en vooral onder
de landarbeiders werd bittere armoe
de geleden. Geen wonder dus dat de
werkeloze huisvaders zich vaak met
honderden tegelijk op de bevroren slo
ten en plassen stortten om te trach
ten als baanvegers een paar centen te
verdienen. Geen wonder ook dat zij
elkaar (en vaak ook de schaatsenrij
ders) al gauw uit concurrentienijd
naar de keel vlogen.
Dergelijke trieste taferelen komen
gelukkig in onze welvaartsstaat niet
maer voor. Daarentegen wordt het
wel van jaar tot jaar moeilijker, vol
doende baanvegers te vinden
IN ONZE materialistische wel
vaartsstaat is Kerstmis vooral een
welkom excuus voor uitgebreid
snoepen, eten en drinken. Wie des
wege schuldgevoelens voelt, om
dat de halve wereld nog honger
lijdt, kan zich misschien zachtjes
spiegelen aan de sybarieten uit de
klassieke oudheid, voor wie het,
wat schransen en hijsen betreft,
altijd feest was.
SYBARIS WAS. van 700-500 voor
Christus een Griekse kolonie in Zuid-
Italië. Een grote stad, welker pret-
lievende bevolking zich overgaf aan
zulk een weelde en lediggang dat „Sy-
bariet" een synoniem werd voor allen
die in wellust, weelde en zalig niets
doen leven.
In hun bloeitijd dronken en dansen de
Sybarieten de hele nacht om vervol
gens op bedden van rozeblaadjes tot
laat in de middag hun roes uit te sla
pen. Alle werk werd gedaan door sla
ven, terwijl de Sybarieten sliepen.
Want zelfs het kijken naar werk von
den zij vernederend. Een slaaf die ge
rucht maakte en daardoor zijn meester
deed ontwaken, wachtte de doodstraf.
Pluimvee werd in hokken buiten de
stad gehouden opdat geen hanegekraai
de slapers zou storen. Het lieve leven
tje eindigde in 510 voor Christus, toen
de legers .van het naburige Kroton de
Sybarieten versloegen, de stad plat
brandden en zelfs de bedding van de
Prati-rivier verlegden, opdat het water
de ruïnes van Sybaris zou overspoe
len.
NA 20 JAAR onderzoek hebben oud
heidkundigen met behulp van infra-
rood-fotografie eindelijk de plaats ge
vonden waar Sybaris gelegen zou heb
ben. Het terrein strekt zich 100 kilo
meter ten zuidwesten van Taranto uit
in een laag gelegen gebied langs de
linkerover van de rivier de Prati.
DE ITALIAANSE regering heeft nu
een bedrag van 300 miljoen lire (1.8
miljoen gulden) beschikbaar gesteld
voor de opgraving van een deel der
Sybaris-ruïnes, die een oppervlakte
van ruim 6 kilometer in het rivierdal
zouden beslaan. Dat geld wordt gefour
neerd uit de „pot" voor de industriële
ontwikkeling van Zuid-Italië. De rege
ring ziet de opgravingswerkzaamheden
namelijk als een soort werkverschaf
fingsobject voor de plaatselijke bevol
king en zij hoopt voorts, dat de bloot te
leggen ruïnes te zijner tijd een belang
rijke trekpleister voor het internatio
nale toerisme zullen worden.
HET UITGRAVEN en de restauratie
zullen een uitermate kostbare onder
neming worden. Eerst moeten name
lijk de moerassen worden drooggelegd
waarin de bouwvallen van Sybaris
liggen. Enkele bouwwerken die aan de
verwoesting door de Krotoniërs ont
snapt zijn, liggen twee tot drie meter
onder de sliblagen van de Prati-rivier.
OF HET Sybarische luilekkerland
gereconstrueerd zal worden ten behoe
ve van de toeristen is nog onzeker,
maar in elk geval iets om naar uit te
zien.