Amsterdams echtpaar Baudert al
35 jaar „bezeten van de piste
wm
Circusleven vereeuwigd in 40.000 foto's
w
Plastic servies
goed promoveert
van camping naar
de huiskamer
m:
i
ZATERDAG 3 JANUARI 1970
Erbij
ALS MARIANNE Baudert-Ro-
rije, nu moeder van twee volwas
sen zoons, in haar kinderjaren af
en toe spoorloos was, wisten ze
thuis wel hoe laat het was. „Dan
stond er een circus in de buurt Ik
was weer eens achter het circus
aan".
In haar woning aan de Gerrit
van der Veenstraat in Amsterdam
vertelt ze over de bezetenheid
waarmee ze al sinds haar jeugd de
kleurige en mobiele wereld van
het circus bekijkt en beleeft. Ze
bezit een verzameling van meer
dan zevenhonderd boeken (in di
verse talen) over het circus, ze
kent vrijwel alle prominenten die
in de afgelopen vijfendertig jaar
in het Europese circusleven hebben
geschitterd en ze heeft om en nabij
de veertigduizend negatieven van
met groot vakmanschap gemaakte
foto's van het circusleven.
HIER KOMT echtgenoot H. Baudert
in het verhaaL Want hij is de man die
(Van een onzer verslaggeefsters)
MEN ZEGT dat het circus „op sterven na dood
is" in West-Europa. Als dat waar is (hetgeen de
hemel der circusvrienden verhoede) dan zal het
wereldje van zaagsel en klatergoud althans voort
levend in foto's zoals die van de Amsterdamse za
kenman H. Baudert die met zijn vrouw een half
mensenleven lang kind aan huis was in alle circus
sen van Europa en er tienduizenden negatieven en
kleurendias gemaakt heeft.
mi
«Pi 1
J eugdherinneringen
M eereizen
Sr W
(Van een medewerker)
DE LOODZWARE STENEN beslagkom uit grootmoeders keukenin
ventaris is allang vervangen door een kleurig exemplaar van plastic, op
de camping eet iedereen uit bordjes van kunststof en in kinderhanden
zijn melkbekers en yoghurtschaaltjes van plastic heel wat veiliger dan
serviesgoed van porselein of aardewerk. We kunnen tegenwoordig zelfs
een uitsmijter en een biefstuk bakken met behulp van een schuimspaan
of keukenvork van kunststof omdat knappe koppen intussen kans heb
ben gezien om het materiaal hittebestendig te maken.
mmi
Hoïigermadcliein
minder dam 45 kg
Marianne Baudert met een jonge
circus-leeuw op de arm
V .S
v
Een opname van de heer H. Bau
dert, drie tijgers met dompteur.
op zeker ogenblik, meegesleept door
de hobby van zijn vrouw, zijn als vrije
tijdsbesteding gehanteerde camera op
het circusleven heeft gericht. Niet al
leen op de poëzie en het klatergoud
van dat leven, maar vooral op het kei
harde vakwerk dat „de mensen van
het circus" avond aan avond in en
boven de piste neerzetten. Duizenden
momentopnamen daarvan zijn in de
afgelopen jaren uit zijn camera ge
komen.
ZAKENMAN-FOTOGRAAF Baudert
heeft een drukke textielzaak en der
halve overdag weinig of geen tijd om
over zijn circusfoto's te praten. Zijn
vrouw doet dat voor hem, met verve
en met kennis van zaken. Daarvoor
moet ze eerst terug naar ontelbare
jeugdherinneringen waarin het circus
een rol speelt. „Het is begonnen met
een heel klein circusje dat ik als kind
in Gelderland zag toen we daar woon
den. Ik weet nog dat ik in extase was
over een klein clowntje. Een fotootje
van hem heb ik nog jarenlang be
waard. Achter alle circussen ging ik
aan om dat wereldje te bekijken en
te beleven. Maar achter de schermen
konden ze je missen als kiespijn om
dat je een meisje was. Met jongens was
dat anders, die konden nog eens hel
pen sjouwen".
Later hing ze hele avonden om in
Carré, zag in één jaar tweehonderd
vijftig voorstellingen van het circus
Strassburger en voelde zich vooral aan
getrokken tot het vak van dompteuse.
Een jeugddroom die schipbreuk leed
op de barrikaden van het brave bur
gerleven, maar „ergens van binnen"
toch is blijven hangen: het omgaan van
mensen met grote roofdieren fascineert
haar nog altijd enorm.
IN DE PRAKTIJK werden het voor
Marianne Baudert geen grote maar
kleine „katachtigen": vier poezen die
in het huis aan de Van der Veenstraat
een optimale verzorging krijgen. De
grote roofdieren zijn desondanks alom
aanwezig in tientallen Baudertfoto's.
Majestueuze leeuwen in een halve cir
kel achter de dompteur die het ap
plaus in ontvangst neemt, grimmige
tijgers die in de richting van de ca
mera lijken te grauwen, foto's waarin
de geweldige spanning tussen mens en
dier aanwezig is. Daarnaast foto's van
clowns in hun potsierlijke pakken, van
het „moment supreme" in luchtnum-
mers, van dressuurstaaltjes tussen
paard en mens maar ook van huise
lijke tafereeltjes achter de schermen:
circuskleding die aan een waslijn in de
wind wappert.
OM ZULKE foto's te kunnen maken
is meer nodig dan af en toe een vluch
tig bezoek aan het circus. De Bauderts
zijn kinid aan huis in het Europese cir
cusleven, tijdens weekends en vakan
tie wordt dat leven van binnen en van
buiten gefotografeerd en niet zelden
trekt het echtpaar Baudert tijdens zo'n
vakantie per caravan met het circus
mee.
„In Spanje hebben we eens met het
„circo Berlin" van Christo op de vuil
nisbelt gestaan", vertelt mevrouw
Baudert. „We zoeken echt niet alleen
de grote circussen op. Ook de kleintjes
de familiecircusjes. Ja, we kennen
vrijwel alle circussen in Europa, ge
loof ik".
GEVOLG IS DAT de Bauderts „grie
zelig veel relaties" in het Europese cir
cusleven hebben. „Het is een wereld
die geen grenzen kent, een wereldje
dat ook geen politiek zou verdragen",
zegt Marianne Baudert. „Op een ex
positie van onze foto's ontmoetten we
op zeker ogenblik een Roemeense illu
sionist die onze Russische circusvrien
den weer blijkt te kennen. De circus
mensen die je kent, loop je vroeg of
laat weer ergens tegen het lijf. Het
afscheid is ook nooit dramatisch. Als
je de mensen een jaar later weer er
gens ziet is het alsof ze niet weg zijn
geweest. Je pakt gewoon de draad
weer op".
OP EEN KAST staat de „Circus-Os
car", een mascotte die ze eens gekre
gen heeft van de Orlato's die een lucht-
nummer hadden in het circus Van Be
ver. Het is een van de vele relikwieën
die ze aan het veelvuldig kontakt met
de wereld en de mensen van het cir
cus te danken heeft. Een klein gouden
circusolifantje, twee oorhangers van in
goud gezette tijgerklauwtjes die ze van
Willy Strassburger kreeg, een in goud
gezette tijgerhoektand en een als broche
fungerende in goud gevatte tijger
klauw.
ER IS OOK een camée bij die aan de
achterkant gevuld is met haren van een
telg uit een beroemde leeuwenfamilie.
Ze zijn van de zoon van de Metro
Goldwyn Mayer-leeuw, de vervaar
lijke brullerd die overal ter wereld op
het bioscoopdoek verschijnt. „Die ha
ren heeft de dompteur Togare uit de
manen gehaald en aan mij gegeven",
zegt Marianne Baudert, „omdat zoiets
geluk brengt".
IHS
ZULKE hittebestendige keukenhulp
jes zijn de jongste resultaten van een
ontwikkeling die na de Tweede We
reldoorlog met kracht doorzette en de
huisvrouw talloze huishoudelijke snuf
jes van kunststof in handen heeft ge
speeld. En aan het begin van die ont
wikkeling stond (liever gezegd: lag)
een biljartbal.
EEN BILJARTBAL en een stuk mo
dern keukengereedschap: de relatie
lijkt ver te zoeken maar bestaat wel
degelijk. De nog prille historie van de
kunststoffen vermeldt zwart op wit
dat bijna honderd jaar geleden in
Amerika een prijs van tienduizend
dollar werd uitgeloofd voor de man
die kans zou zien om een biljartbal van
namaak-ivoor te fabriceren. Uit dat
initiatief zijn de „voorlopers" van het
moderne plastic voortgekomen waar
onder het bakeliet een van de bekend
ste was. Maar pas een jaar of dertig
geleden werd eindelijk het materiaal
geboren dat nu als kunststof het mo
derne leven beheerst. Met een jaar
lijkse produktie van achttien miljoen
tonnen die, naar men verwacht, elke
vijf jaar ongeveer zal verdubbelen.
DIE miljoenen tonnen komen uiter
aard lang niet allemaal in de huishou
ding terecht, maar de huishoudelijke
sector pikt er wel een aardig graantje
van mee. In Nederland begon het zo'n
twintig jaar geleden met (toen nog
zeer breekbare) gootsteenbakjes en
slacouverts, al spoedig gevolgd door
een stroom van emmers en afwasbak-
ken.
SPECIALISATIE was er nog niet
bij, sommige fabrikanten maakten al
les: van kammen tot serviesgoed en de
kwaliteit was verre van ideaal. Plastic
scheurde snel, werd dof en heeft in die
tijd bij de huisvrouw niet zo'n beste
naam gekregen.
VANDAAG is men op het terrein
van de kunststoffen voor huishoudelijk
gebruik zo ver gevorderd dat plastic
zelfs kan worden verchroomd. Een
goede „huishoudplastic" kan niet schil
feren en een goed servies van kunst
stof kan zonder risico in de vaatmachi-
ne worden gezet. Vooral in die servies
sector is een opmerkelijke opleving ge
komen. De vormgeving is in de laatste
jaren duidelijk verbeterd en de geijk-
Serviesgoed van kunststof, dat wat vorm en kleuren betreft steeds beter wordt.
te fletsgele, bleekblauwe en ivoren
tintjes worden verdrongen door geraf
fineerde en sprekende kleuren: paars,
oranje, avocado.
„DIE KLEUREN zijn de grote baan
brekers voor de serviezen. Het imago
van de camping gaat er meer en meer
af. Vroeger kocht de consument plastic
omdat het praktisch was, nu speelt het
modisch aspect een belangrijke rol."
Dit zegt men bij Mepal in Lochem,
een bedrijf dat gespecialiseerd is in
serviesgoed en huishouddozen van
kunststof en waar men met een gere
serveerd optimisme over de toekomst
mogelijkheden van huishoudelijk plas
tic spreekt. Het percentage gezinnen
dat in Nederland van plastic borden
eet, is nog vrij gering, in tegenstelling
tot Amerika waar het servies van
kunststof volledig in de huishouding is
geïntegreerd en waar plastic servies
goed in het algemeen alleen maar in
complete sets wordt verkocht.
IN NEDERLAND gaat het etiket sei
zoenartikel meer en meer van het
plastic serviesgoed verdwijnen, maar
de fabrikanten houden het vooral op
de „brunch-markt" en beginnen voor
lopig nog niet aan de dinersector. Men
ziet het servies van kunststof vooral
als „tweede servies", en natuurlijk als
ideaal materiaal voor gezinnen met
kleine kinderen en voor de grootge
bruikers.
Voor die laatste categorie tellen
vooral bepaalde praktische voordelen:
plastic serviesgoed maakt weinig la
waai, is stapelbaar, houdt spijzen lang
warm en kan tegen een stootje. Er
worden cijfers genoemd van ongeveer
vijf percent breuk, tegen zestig tot ze
ventig percent van conventioneel ser
viesgoed in het grootgebruik. Er kan
(nog) niet mee gegooid worden, maar
bij vallen heeft plastic serviesgoed een
aardige kans dat het heel blijft.
ACHTER ZO'N explosie van kleuren
en vormen ligt uiteraard weer een
flink brok kunststofresearch. Met als
resultaat dat men op het ogenblik uit
gaat van twee verschillende grondstof
fen voor huishoudplastics. Voor het
persen van borden wordt melamine
gebruikt dat een hoge hittebestendig
heid heeft en in geperste toestand der
mate „krasvast" wordt dat er met mes
sen op kan worden gesneden.
In de perserij worden uit het ge
kleurde, poedervormige materiaal ron
de tabletten (een soort reuzenaspiri-
nes) gevormd die na voorverwarming
in de persapparatuur verdwijnen en
er nog geen minuut later als kleurige
en diepglanzende borden of platte
schalen uit komen. In de spuitgieterij
worden drinkserviesgoed, voorraaddo-
zen en koelkastdozen gemaakt uit „san"
(afkorting van een zevenlettergrepige
naam), een grondstof van heldere of
gekleurde korrels. De produkten uit dit
materiaal hebben de eigenschap dat ze
niet kunnen „aanslaan."
Aan de huisvrouw het laatste woord:
het produkt moet zo „bruikbaar" mo
gelijk zijn voor degene die straks er
mee moet werken. En het zijn vaak
kleinigheden die de praktische bruik
baarheid verbeteren: een rubber anti-
slipringetje onder beslagkommen en
mengbekers, de hittebestendigheid van
keukenlepels (die zo'n graad of hon
derdzestig warmte kunnen verdragen),
een botervloot die door diepte en door
vorm van het deksel geen gelegenheid
geeft tot geklieder met boter op de
randen.
Maar niet altijd herkent de huis
vrouw het praktische aspect. De huis-
houddoos van gematteerd plastic (dat
onder meer een betere „greepi" geeft)
ging er niet in omdat het publiek de
aanblik niet hygiënisch vond en een
waterheldere, doorzichtige voorraad-
doos verlangde. Die is er dan ook geko
men, want ook in zo'n geval heeft de
huisvrouw het laatste woord.
9»
(Van een medewerkster)
TOEN ENKELE JAREN geleden in
de mode een zekere „Twiggy" het
voor het zeggen had, moeten er over
al ter wereld heel wat teenagers zijn
geweest die tot elke prijs het brood
magere evenbeeld van dit Engelse
mannekijntje wilden volgen. Van
Twiggy horen we tegenwoordig niet
meer zoveel, maar bij de vrouwelijke
jeugd in West-Duitsland heeft de
Twiggy-rage destijds blijkbaar gron
dig wortel geschoten.
WESTDUITSE voedingsdeskundi
gen die onlangs een onderzoek heb
ben verricht onder schoolmeisjes en
schooljongens zijn danig geschrokken
van de toestand waarin een aantal
meisjes rond de achttien jaar ver
keerde. Het doorsneegewicht van ver
scheidene jongedames was nauwe
lijks hoger dan in de „hongerjaren"
van een kwarteeuw geleden.
Middelgrote meisjes van deze leef
tijd bleken minder dan negentig pond
te wegen. Dat kregen ze voor elkaar
door 's ochtends niet te ontbijten,
's middags een karige lunch met wat
fruit te gebruiken en 's avonds alleen
een paar crackers of een beker yog
hurt te nuttigen. Sportbeoefening ont
aardde in een soort zelfkastijding,
diëten in hongerkuren, allemaal van
wege het fanatiek streven naar „re
cords in het vasten".
DIT ALLES OMDAT het „mode" is
om slank te zijn. De resultaten lieten
niet lang op zich wachten: men werd
inderdaad mager maar ook moe en
teneergeslagen. Duizeligheid, maag- en
darmstoornissen en te lage bloeddruk
werden bij verscheidene slankheids
apostelen geconstateerd.
NEDERLANDSE tienertjes zijn op
dit punt blijkbaar wat nuchterder, ze
vertonen geen neiging als wandelen
de geraamtes door het leven te gaan,
hoe groot de invloed van de mode ook
is. Bij het Voorlichtingsbureau voor
de Voeding is men van mening dat
„honger-excessen" praktisch niet
voorkomen.