WEENS TONEEL Tsjechische auteur Ivan Klima schrijft politieke aanklachten Oertlich betaubt van Günther Grass: I „ULYSSES" VERTAALD 77 mbijna onmogelijke taak POGING TOT VERNIEUWING ATERDAG 10 JANUARI 1970 Erbij .99 99 HET WEENSE THEATER in der Josefstadt ver dient alle lof, dat het bij zijn cultiveren van amusementstoneel, waar de bezoeker vandaag om vraagt, nu eens een auteur aan het woord liet, die zijn spontane hartekreten, voortkomende uit een be gaan zijn met de politieke constellatie van zijn land. omzette in een brok agressief theater. Aldus in een niet mis te verstane aanklacht het geweten tartende Machtsapparaat van allen, die geneigd zijn de hun dagelijks bedreigen de geweldmethodes voor het gemak maar te vergeten. Reeds daarom ware het te betreuren, indien deze Ivan Klima een thans achtendertigjarig redacteur van Tsjechische litteraire bladen die met een paar simpele voorbeelden in twee eenakters deze methodes aan de kaak stelt niet elders ook meer bekendheid kreeg. ','SS - A. A:- :.y Scène uit „Ein Braütigam für Marcella" van Ivan Klima. Dodelijk smullen M. van Doorninck HET IS AL enige maanden ge leden dat de derde roman van Günter Grass „Örtlich betaubt" de uitgeverij Luchterhand verliet. In korte tijd werden er vele duizen den exemplaren van verkocht, want op deze Grass was lang ge wacht. Na het verschijnen in 1963 van „Hundejahre" had de schrijver geen verhalend proza meer ge publiceerd. Hij schreef wél ver scheidene toneelstukken, die bij op voering weinig succes boekten en kwam in 1967 met de gunstig ont vangen dichtbundel „Ausgefragt". Aan zijn politiek en sociaal engage ment gaf hij in de laatste jaren op vele wijzen uiting; zo was hij deze zomer zeer nauw betrokken bij de verkiezingscampagne voor de S.P.D. Als spreker op verkiezings bijeenkomsten „deed" hij de Bun- desrepublik, zich verplaatsend in een door vijf uitgeverijen ter be schikking gesteld busje, compleet met bed en schrijftafel. DE BEZIGE BIJ heeft in de „Aantekeningen bij James Joyces Ulysses" een strookje gedaan dat men op een autoruit kan plakken. Er staat op „Ik heb Ulysses hele maal gelezen". Beter was het ge weest wanneer de Bij voor een kaart van Dublin en Dublin Bay had gezorgd, een onmisbaar hulp middel bij Joyces Ulysses, dat, zo als bekend, nog voor Sinterklaas in de prachtvertaling van John Vandenbergh is verschenen ter ge legenheid van het vijfentwintig jarig bestaan van De Bezige Bij. De lezer zou dan op die kaart de zwerftochten van Leopold Bloom en Stephen Dedalus door Dublin kunnen uitzetten, de kaart op sturen en, bij juiste tracering, van de uitgever een strookje ontvangen waarop staat „Ik heb Ulysses ge lezen". Een idee misschien voor een van de volgende drukken, waarvan ik hoop en aanneem dat ze zullen komen. Het buitengewoon alledaagse Engelse litteratuur Commentaar als hulpmiddel VERVLOGEN IDEALEN? Duitse litteratuur Peter Jan de Voogd ENGAGEMENT BLEEF ma/vuwvmammmwva/mmamaamaaaaaaaammaaaamammm/wvwmmm/vvuvvvvvvv/vma/vwvvuv Zijn „Ein Braütigam für Marcella" schreef hij, onder de indruk van de Russische bezetting van zijn land, on middellijk na de 21e. augustus 1968; het tweede: „Konditorei Myriam" nog tijdens de z.g. „Praagse Lente". In dit laatste een bijtende groteske toont hij zich niet blind te staren op de toenmalige roep naar zuivering en de hang naar gerechtigheid bij zijn Tjeschische compatriotten. Begrijpen de dat deze opbloei van democratische beginselen anderen tot voorwendsel zou kunnen dienen voor met aller lei frases ingeluidde ingrepen ten bate van hun politiek: een stelsel dat de wegen der corruptie niet ver smadend zich van de vrijheid mees ter moest zien te maken en er dan niet voor terug zou schrikken de men sen uit de weg te ruimen, die maatschappelijk gezien geen functie meer hadden te vervullen of toon den niet van zijn dwangsystemen te zijn gediend. OOK „Ein Braütigam für Marcella" is een gelijkenis. Een jonge man wordt door een politionele instantie, zonder enig verder commentaar, gedwongen tot een huwelijk, dat hij noch het voor hem bestemde meisje in de verste ver te maar begeert. De jongen is ver loofd en reeds hierom niet geneigd een ander als zijn vrouw te accepteren. Hij moet zich psychische hersenspoe lingen en psysieke kwellingen laten aanleunen tot hij er volkomen uit geput bij neervalt. Het meisje als een soort van troef tot een bere kend later stadium aanvankelijk in re serve nog gehouden toont al even zeer immuun te zijn voor de haar op gedrongen zinsbegoochelingen en af fecties, die met het sadisme, de onge controleerde machtswellustelingen eigen, op haar situatie worden inge haakt. De casuspositie, welke Klima kenne lijk met opzet zo eenvoudig mogelijk heeft gehouden, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Het „apparaat" functioneert zonder haperingen in de richting van het menselijke vlak. En de climax, toegepast in dit systeem der inquisitie, verloopt feilloos volgens plan. Voorzover er woorden nodig zijn, wor den ze komende van de kant van de leerling-staatsburger naar het van ouds bekende recept verdraaid. NATUURLIJK is een dergelijk gege ven, waar regie en acteurs zo „op de man af" hun publiek moeten bespelen, precies een kolfje naar de hand van de „Josefstadt". Met Guido Wieland als de Inquisiteur, die bedachtzaam zijn lagen legt en afwisselend met een zekere bonhommie en list of in gespeelde verontwaardiging c.q. ver bazing zijn doel tracht te bereiken, worden de snoeren der beklemming stelselmatig aangehaald. En, gesup pleerd door een paar brute krachten, die hun gewicht in kilo's in de schaal hebben te leggen of een schot te los sen voor het geval woorden mochten falen, wordt de zaak voor ieder, wie de nazi-terreur niet is voorbijgegaan een dusdanig angstaanjagende aange legenheid, dat nog geen opvoering ge registreerd werd zonder incidenten. Slechts in één adem en dan nog alleen door een participant, die zich de tolk weet van talloze menselijke vernederingen, kan zulk een „cri de coeur" zijn geschreven. IN „Konditorei Myriam" komt „de aap ook wel spoedig uit de mouw", doch hier gebruikt het „Genootschap" voor zijn doel: de voor het regime on- bruikbaren zo spoedig mogelijk uit de weg te ruimen, de camouflage van een smulhuis. Daar de jeugd, die de toe komst heeft, ergens moet kunnen wo nen, dienen er woningen te worden vrij gemaakt. Hetgeen geschieden kan door de bewoners, voorzover behorende tot de onproductieve ouderdom, met ge suikerde of in marsepein verhulde pad destoelen te vergiftigen. Een is er, die het spel doorziet, maar als hij denkt van de gewaarschuwde politie-autori- teiten steun te krijgen, blijkt de cor ruptie ook tot die kringen en verder hogerop reeds te zijn doorgedrongen. Zo blijft hij een roepende in de woes tijn, wiens stem teloor gaat in deze doortrapte toedracht van met mensen levens spottende, „menslievendheid". En als hij onder toezicht van de macht hebbers een slachtoffer weg mag dra gen, is hij, vóór hij het goed en wel beseft, in de macabere gang van za ken mede geïntegreerd. MONIKA ZALLINGERS decor een aantrekkelijke, want geheimzinni ge kitsch. Koepel in suikerzoete kleur tjes was als achtergrond voor Kli- ma's zwarte humor met dit versnape- rings-etablissement - onder - staatstoe zicht niet minder dan een vondst. En Kurt Sowinetz een van de topacteurs uit het ensemble speelde de gérant tevens arbiter over dood en leven met precies die kleverige dienstbaarheid en koude- onbewogen blik, welke de rol vereist. HET WEENSE programma ver meldt enigszins naief, dat opvoeringen van beide eenakters te Praag zich tot op heden nog niet lieten realiseren. Er is helaas wel reden voor, dat men er daar geen haast mee maakt! HET IS te begrijpen, dat men van de nu pas 42 jaar oude schrijver van het meesterwerk „Die Blechtrommel" meer verwachtte dan de soms weinig aansprekende verkiezingsproDaganda. „örtlich betaubt" (Plaatselijk ver doofd) bleek, toen het eindelijk ver schenen was, voor velen een teleur stellend boek. Het zij toegegeven: het kan niet in de schaduw staan van „Die Blechtrommel" (doch welke schrijver zou dit niveau kunnen hand haven?) maar niettegenstaande dat heeft het „iets" voor mij. Grass heeft naar verandering en vernieuwing ge streefd, heeft een door hem nog onbe treden pad gezocht en dit is hem duur komen te staan. Te juister tijd heeft hij ingezien, dat men op de manier van „Die Blechtrommel" niét eeuwig voort kan gaan. Zijn eerste boeken zijn, hoe intensief hij daaraan ook heeft gewerkt, toch op min of meer spontane wijze tot stand gekomen; hij putte er voor uit een onmetelijk re servoir van ervaringen en fantasieën, opgebouwd sinds zijn jeugd. In de eer ste twee delen van zijn nieuwste ro man heeft hij zich bewust gedistan tieerd van deze anekdotische schrijf wijze, van het korte fragment met een pointe, waar zijn vroeger werk op dreef. Er voor in de plaats kwam een strakke, schematische opbouw, die ge construeerd aandoet. De plaats van handeling is van Danzig, dat voor de huidige Duitslezende generatie wel dé Grass-stad blijven zal, verplaatst naar West-Berlijn; de geboortestad van de schrijver, die zijn fantasie tot immer nieuwe anekdoten en herinneringen inspireerde, fungeert nu nog slechts als plaats van herkomst van de hoofd persoon. Met het verlaten van deze stad neemt de schrijver afstand van OP 12 JULI schreef ik, in verband met het Joyce-symposium in Dublin, al het een en ander over Vanden- berghs Herculeswerk. Toen had ik nog geen gelegenheid meer dan een glimp op te vangen van de Joyce-vertaling. Nu, na de kersttijd doorgebracht te hebben met de Nederlandse Ulysses kan ik zeggen dat John Vandenbergh volledig is geslaagd in het schier on mogelijke: Joyces Ulysses zo vertalen dat de unieke toon van het origineel is behouden. Wie Joyce wil vertalen, zal 'n keuze moeten doen. In de woor den van Vandenbergh, in diens Ver antwoording aan het einde van het deeltje „Aantekeningen" dat de verta ling zelf vergezelt: „het artistieke en het inhoudelijke moesten prevaleren boven Joyce de woordmaestro, soms de woordknutselaar". HET LIJKT ME nauwelijks nodig hier nog veel te zeggen over de ro man zelf, temeer waar die, als naver- telbaar verhaal, niet zo belangrijk is, en zich als meesterwerk van roman kunst een apogee van een „symbolisch naturalisme" niet in enkele woorden laat uitdrukken. Joyce heeft er meer dan een kwart miljoen woorden voor gebruikt, en de hondenden commenta toren hebben er hun levenswerk van gemaakt, deze woordenbrij hebben doen uitvloeien tot een gigantisch ko mische spraakverwarring waarbij Fin- negans Wake in het niet verzinkt. Na de film, de toneelbewerkingen, de vele ar tikelen, moet toch wel aangenomen worden dat men geïnformeerd is over althans het unieke van Ulysses. Een roman van ruim 850 bladzijden dun- druk waarin niets van buitengewoon belang gebeurt, waarin bewezen wordt dat het alledaagse buitengewoon genoeg is, waarin de romanfiguur Bloom één van de meest volledig getekende ka rakters meekrijgt mij bekend in de literatuur, waarin bijna het uiterste met taal wordt ge-daan, een monument wordt opgericht voor de tragische stad Dublin, en Dublin voldoende ruimte biedt om de gehele mensheid in onder te brengen. VANDENBERGH heeft dus gekozen voor een leesbare vertaling, waar no dig ten koste van een woordspeling die in het origineel dan wel staat maar, zo vertaling al mogelijk zou zijn, in het Nederlands remmend zou werken. De „bold hand" bijvoorbeeld waarin Boylan zijn enveloppe aan Molly Bloom geschreven heeft. Voor een soortge lijke woordgrap moet in het Nederlands een vakterm worden gebruikt, die in tegenspraak zou zijn tot juist die hui selijke „natuurlijke" aanzet van Blooms dag contrasterend met de ge kunsteldheid, intellectualiteit van Ste phens grote monoloog in „Stream of consciousness" die er onmiddellijk aan vooraf gaat. De volle rijkdom van Ulys ses is dan natuurlijk niet overgekomen. Dat is ook helemaal niet nodig. Ten slotte ligt de Engelse tekst in iedere goede boekhandel in vele prijsklassen te wachten. Op iedere bladzijde van de vertaling valt wel iets, een kleinigheid aan te wijzen die anders vertaald had kunnen (of soms zelfs moeten) zijn. Ik zal u niet vervelen met ook maar één enkel voorbeeld. Het is nu juist, dacht ik, voor de lezer een van de vele mo gelijkheden die dit ludieke werk biedt, dat hij met Vandenbergh, Joyce en de Aantekeningen voor zich kan gaan zit ten een hoofdstuk eens tweetalig leest, uitpluist, betrappend. OXEN OF THE Sun leent zich daar goed toe, of Aeolus. In het laatste, bij voorbeeld, het doorspekt met krante koppen geschreven hoofdstuk dat zich, inderdaad, grotendeels afspeelt in een krantebureau, is de laatste „headline" „Dimninished Digist Prove Too Titil lating For Frisky Frumps Anne Wimb les Flo Wrangles Yet Can You Blame Them?" Dit wordt bij Vanden bergh: „Onvolwaardige Jat Blijkt Te Kittelig Voor Hupse Totebellen Anne Schommelt Flo Wriggelt Maar Kan Men Het Ze Kwalijk Nemen?" De ver wijzing is naar twee dames die het beeld van Nelson gadeslaan: Nelson van wie een arm was afgeschoten oefende grote aantrekkingskracht uit op het zwakke geslacht. Het hoofdstuk Ossen van de Zon is natuurlijk de toets steen van de vertaling. De ver schillende stijlen (Joyce pa rodieert in dit hoofdstuk over de ge boorte ongeveer de gehele Engelse li teratuur) zijn voortreffelijk overgeko men, en de commentaar is duidelijk en prettig. MIJN ENIG werkelijk bezwaar geldt de werkwijze gevolgd in de commen taar: alsof een grappenboek van voet noten is voorzien die steeds de pointe al vertellen. Bv. op blz. 28 staat dat het daar genoemde meisje, de dochter van Bloom is, Milly, die op blz. 78 inder daad aan haar vader (op blz. 28 nog niet „bekend", voorgekomen in het boek) schrijft dat ze in Westmeath zo'n leuke student heeft ontmoet. In dien men het geheugen van de lezer te zwak acht, kan men de verwijzing beter op blz. 78, terugwijzend geven. Zo ook, op blz. 67, het „wit papiertje" waarvan de tekst wordt „verslapt" in de Aantekeningen lang voordat de ro man zelf duidelijk maakt wat anders geen commentator had kunnen weten. Bijna altijd echter is de commentaar WÊÊÊM De Martellotoren, waarvan in Ulys ses vaak sprake is. relevant en te juister tijd. In ieder ge val voor velen een heel prettig hulp- relevant en te juister tijd. In ieder ge val voor velen een heel prettig hulp middel, bijvoorbeeld in de Circe epi sode (in „Nighttown"), die op zich al weer een juweel van vertaalkunst is. De Nederlandse Ulysses is een gewel dig boek, ook voor wie Joyce al in het Engels lazen. Deze vertaling is im mers een neerslag van vele jaren den ken en interpreteren van een buiten gewoon moeilijke tekst. We moeten blij zijn, dankbaar, dat Vandenbergh de moed en de gaven be zat om dit werk te ontsluiten voor al die lezers die de Engelse taal voor Ulysses net niet machtig «onnes zijn zijn tot nu toe gebruikelijke vertel techniek. „ÖRTLICH BETAUBT" bestaat uit drie delen: een middenstuk, omsloten door een inleidend en een afsluitend deel. De 40-jarige leraar Duits, Eber- hard Starusch, moet een ingrijpende behandeling bij zijn tandarts onder gaan. Geen technisch detail hiervan wordt de lezer bespaard, eerst wordt de onderkaak gerenoveerd, in het der de (korte) deel is de bovenkaak aan de beurt. In zijn spreekkamer heeft de tandarts een televisietoestel opge steld, dat de patiënten de nodige af leiding moet bezorgen. Starusch raakt tijdens de langdurige behandelingen aan het dromen en ziet ware en ge fingeerde gebeurtenissen uit zijn leven op de beeldbuis aan zich voorbij trek ken. Hij neemt zichzelf waar in het laatste oorlogsjaar als zeventienjarige leider van een anarchistische jeugd bende, hij treurt om zijn verbroken verloving, Linde komt vaak in het beeld. Deze dromerijen worden steeds weer onderbroken door de beschrij ving van de toepassingen van alle fi nessen der tandheelkunde. Dit deel van de roman maakt de indruk, moei zaam ontstaan te zijn. De idealen uit zijn jongenstijd heeft Starusch niet in daden omgezet. Hij is weliswaar nog steeds progressief ingesteld, maar tot handelen overeenkomstig zijn ideeën is hij niet gekomen. Met dit feit wordt hij geconfronteerd door zijn contacten met een zeventienjarige leerling. Het is deze jongen, die in het tweede deel van de roman centraal staat. Philipp Scherbaum, een jeugdig anarchist, in telligent en gevoelig, is van plan zijn langharige teckel met benzine te over gieten en in brand te steken. Hij wil dit doen op de Kurfürstendamm bij het terras van een exclusief hotel. De daar „koekvretende pothoeden" moe ten zich enigszins voorstellen, wat de hen beschermende macht, de Ameri kanen, in Vietnam teweegbrengen wanneer zij napalm gebruiken. Sta rusch kan met de jongen meevoelen, staat sympathiek tegenover zijn plan, maar is toch te zeer verburgerlijkt om hem daadwerkelijk te ondersteunen. Zich bewust van het feit, dat hij ver raad pleegt aan zijn jeugdideaal, tracht hij Philipp van tenuitvoerlegging te weerhouden. Tot zijn opluchting én tot zijn teleurstelling geeft de jongen na sterk aandringen van Starusch zijn plan op. Starusch geeft zijn bitter com mentaar: „Nu is hij volwassen, dus gebroken". Philipp begeeft zich even eens in behandeling bij de tandarts. Starusch heeft toepassing van geweld voorkomen en begeeft zich opgelucht en ontgoocheld naar zijn tandarts voor de verbetei-ing van zijn bovenkaak. De televisie staat weer aan en wat be heerst Starusch' dagdromen? Geweld dadig optreden, vernietiging, onmense lijkheid. VAN DE DRIE delen is het middel ste verreweg het interessantst, spe ciaal door het feit dat hier de enige levende mens in de roman optreedt: de jongen Scherbaum. Hij is ontwape nend en kwetsbaar. De eerste echte mens, die Grass op het papier gekregen heeft. De andere personen laten mij vrijwel koud, zij zijn aangeklede spre kende skeletten, constructies van de schrijver. Dit geldt voor Starusch, de leraar, de resignerende volwassene; en voor Irmgard Seifert uit arren moede tenslotte zijn verloofde, die zich nog niet heeft kunnen zuiveren van de ideeën uit de Hitlertijd. Als vierde hoofdpersoon fungeert de tandarts, met wie Starusch zijn problemen be spreekt. Het begrip relativiteit be heerst zijn gedachten, hij is de man van het koele verstand, voor wie slechts het praktisch nut telt. VERANDERD is Grass' wijze van benaderen, gebleven is zijn sociaal en politiek engagement, de spil, waar ook ziin vroeger werk om draaide. In „Örtlich betaubt" spelend begin 1967, plaatst hij de generatie der 40-iarigen tegenover jonge mensen van 17. Sta rusch lijdt aan de wereld, maar hij sluit zich voor dit lijden af, verdooft zich, als het op ageren aankomt. De jonge generatie wil handelen, maar laat zich tenslotte door de verstande lijke overweging der ouderen overtui gen, ook zij legt het hoofd in de schoot. Toch is nog niet alles verloren. De roman heeft een open einde. Bij een veel later vallend bezoek aan zijn tandarts tovert deze uit Starusch' mond etterend weefsel tevoorschijn. Een nieuwe behandeling blijkt van node. Voor zich heen mompelt de ge kwelde: „Niets is bestendig. Steeds nieuwe pijn". Het derde deel van „Örtlich be taubt" wekt reminiscenties aan werk van Kosinski; de badmeester, die een golfslagbad in een kokende, dodelijke watermassa transformeert, zou in „Steps" geen slecht figuur slaan. Giinter Grass is in de rui. Hoe zal hij hieruit te voorschijn komen? Anne Brandenburg (Günter Grass, Örtlich betaubt Luchter hand Verlag, Nenwied und Berlin Im porteur: Menlenboff Rr< na Bij de Uit geverij Meulenhof is een vertaling uit gekomen).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 18