Raemaekersprivé-oorlog tegen de teutoonse furie EMOTIONELE AANPAK MAAKTE ZIJN ANTI-DUITSE OORLOOS- PRENTEN STERK TIJDGEBONDEN WESTDUITSE PROFEET' VOORSPELT RAMPJAAR n ZATERDAG Erbij JANUARI 1970 John Roozen Allegorisch cliché: „De oogst is rijp". (Van een onzer redacteuren) SCHILDER-TEKENAAR Louis Raemaekers, de in 1956 overleden Haarlemmer aan wiens werk in november 1968 in de Vlees hal een uitgebreide tentoonstelling werd gewijd, vertoont één aspect waaraan op die expositie geen aandacht kon worden besteed. Raemaekers was namelijk evenals Albert Hahn een politiek tekenaar die in de eerste wereldoorlog grote faam genoot. Anders dan Hahn, aan wiens werk wij in „Erbij" van 15 november een pagina wijdden, koos Raemaekers echter wél partij in dit wereldgeschil. Hy was fel anti-Duits en werd om die reden in Frankrijk en Engeland hogelijk geroemd. GROTE VERZAMELBOEKEN (van ruim één meter hoog) werden uitgegeven waarin de felle anti- oorlogsprenten van Raemaekers „de neutrale Nederlander" werden vereeuwigd. Zuiver op hun kunstwaarde bezien zal men thans geneigd zijn de prenten van Albert Hahn hoger te schatten dan die van Raemaekers maar als strijdmiddel „tegen de Germanen" bleken ze zeer functioneel. En is dat niet de eerste eis die men aan een karikaturale prent moet stellen? DE PUBLIEKE BELANGSTELLING voor zijn werk was groot. De Hollandsche Revue (van Frans Netscher, een socialist uit de „hogere" standen), het tijdschrift waarin ook prenten van Hahn werden opgenomen, beschrijft hoe het volk in de Kalver- straat te hoop loopt. „Wat zoo de aandacht der menschen trok waren een tweetal platen van Raemaekers die door een boekhandelaar tegen het venster waren opgehangen, afkomstig uit één dier engelsche portefeuilles van diens teekeningen die onder den titel „Het toppunt der Beschaving" in afleveringen verschijnen. Zo stelde een dier beide teekeningen een ziekenzaal uit een oorlogshospitaal voor; twee soldaten, Franschen, wentelen zich in krampige stikbenauwdheid met doodsangstig uitpuilende oogen, hun goed losrukkend, op hun bedden in doodsstrijd rond tengevolge van het inademen der stikgassen van de Duitschers. Een dokter en een verpleegster staan er in droeve on macht bijEn verder heet het: „Men had de opmerkingen eens moeten horen die de'kijkers onder elkaar wisselden. De verontwaardi ging valt licht te begrijpen daar die makkelijk wordt opgewekt door de wijze waarop de Germanen hun oorlog thans voeren". Het blad meent dat deze prenten (die ook in de toen anti-Duitse Telegraaf regelmatig verschenen) hun doel bereiken. Temeer daar zoals de Holland sche Revue fijngevoelig opmerkte het publiek niet was samengesteld uit „het anonieme minderwaardige vulgus" maar uit alle kringen der maatschappij. Raemaekers was een der velen die meezongen in het hoopvolle koor van hen die meenden dat de eer ste wereldoorlog tevens de laatste zou zijn. Het geroep „nie wieder" klonk in die dagen voor het eerst op. Toen echter leefde men nog in de illusie dat het inderdaad mogelijk zou zijn de vertechnisering van het krijgsbedrijf in te perken. Men was nog verbijs- „Übermensch" en slavenarbeider: Een prent die ook in wereldoorlog II nog actueel was. terd over de massale en vooral mechanische slach tingen, aangericht door het pas ontwikkelde machine geweer en de schrikaanjagende eerste tanks. De ont wikkeling van het luchtwapen stond echter nog in de kinderschoenen en van genocide zoals die in de Duitse concentratiekampen zou worden gepleegd maar ook met atoombommen op Hiroshima en Naga saki en „gewone bombardementen" op Dresden en Hamburg) had men nog geen flauw vermoeden. Het optimisme van tekenaars en schrijvers in de eerste wereldoorlog verflauwde overigens al spoedig. De grote Duitse satiricus Kurt Tucholsky zag in 1933 zijn boeken door de nazi's verbranden en pleegde in 1935 zelfmoord. Hij had in een van zijn verhalen nog een wanhopige poging gedaan het Duitsland van Goethe te stellen tegenover dat van Hitier, maar zijn visie op de Duitse herbewapening maakte van hem een volslagen pessimist. In een bespiegeling op het slag veld van Verdun schrijft hij over het mechanische oorlogsbedrijf. „Tot hier ging het dus. Het Reich strekte zich uit van Berlijn tot deze plek. Afscheidskussen op het perron de reis in wagons (voor acht paarden of veertig man) en dan de dood in deze velden. Dat was het einde. Hierachter begint het land. Daar lag het geweldige legerkamp, een kermis der ijdelheden, een samenballing van ruwheid, stompzinnigheid, cri minaliteit en verkeerd begrepen heldenmoed. Hier marcheerden en renden, schoten en telefoneerden de als soldaten verklede horlogemakers, postbeambten, leraren, bankbedienden en arbeiders, bedriegend en bedrogen, moordend zonder de vijand te zien, dodend als collectiviteit, de verantwoording daardoor steeds afschuivend op een ander. Het was een fabriek ge worden, een gemechaniseerde oorlogvoering, collec tief en onpersoonlijk. De divisie werd „ingezet" of „in de strijd geworpen". Degenen die „wierpen" bleven buiten schot. Achilles en Hector streden nog met elkaar; deze strijd echter gaat engros. Archaisch was alleen nog maar het taalgebruik. Veld van eer, banier, ridders zonder vrees of blaam? Fabrieks arbeiders van de dood Het kunstwerk van een tekenaar als Raemaekers zal nog lang bekend blijven, „de tekenaar is onsterfe lijk" zoals dat dan heet. De kans is echter even groot „His Masters Voice", vignet van een bekend merk grammofoonplaten, leverde Raemaekers inspiratie voor een spotprent op een Vlaamse krant, die collaboreerde met de Duitsers. dat zijn werk bekend blijft omdat het nog altijd zo veel actuele aspecten heeft. Een actualiteit dan wel die geen eervolle onderscheiding voor de tweede helft van de twintigste eeuw genoemd kan worden. (De selectie reprodukties van Raemaekers' prenten werd gemaakt uit de particuliere ver zameling van de heer J. C. Reinders Folmer te Aerdenhout, die in 1968 ook de tentoon stelling in de Vleeshal voorbereidde). Duitse oogarts: „Wat staat daar?" Nederlander: „Deutschland tiber alles". Oogarts: „Goed, die bril past je!" „Vloeibaar vuur": Franse „poilus" maken kennis met brandbommen. FINANCIëLE en economische ca tastrofen, crises in de bankwereld en op de beurs en andere nare din gen worden aangekondigd in de uit gave van 1970 van de „Astrologi sche kalender", die een zekere heer Hu ter in de Bondsrepubliek elk jaar doet verschijnen. Jupiter, de finan ciële planeet, staat dit jaar in oppo sitie tot Saturnus, het hemellichaam dat onheil voorspelt en dit belooft niet veel goeds voor het bedrijfsle ven. „In 1970 treedt dezelfde toe stand aan de hemel op als in het „rampjaar" 1929..." zegt Huter. Er is één troost: „De Bondsrepu bliek en de Sovjet-Unie komen tot elkaar en vormen een combinatie van de wereldpolitiek beheersende Stabiliserende krachten. "Als het in tussen zo slecht gaat in de economie als Huter voorspelt, zal hijzelf ook de nodige maatregelen moeten ne men om zich veilig te stellen. Een zeer afwisselende loopbaan die vóór de oorlog Huter tot grote rijkdom voerde, bracht hem tot bittere ar moede toen de nazi's zijn publica ties verboden. Huter's bedrijf her rees uit de as van het Derde Rijk en zijn uitgeverij van astrologische ge schriften en kalenders heeft thans een omzet van 1,5 miljoen mark per jaar, die hem een paar ton winst op levert ELKE sportbeoefenaar weet, dat na zware lichamelijke inspanning een klontje suiker wonderen doet voor herstel van de energie. Van dit feit maakt Alexander Banya, een bruine reus uit Salisbury, gebruik om de verkoop van suiker door de maatschappij, waarbij hij werkzaam is, een flinke duw omhoog te geven. Alexander is namelijk amateur kam pioen gewichtsheffen in de zwaarge wicht klasse. Hij is bovendien een onofficiële kampioen onder de stand werkers. Hij verschijnt op de markt als zijn „voorstelling" begint, een bepaald gewicht niet te kunnen til len. Hij neemt dan een mondvol sui ker en ziedaarwat hem eerder niet lukte blijkt thans kinderwerk: vlot tilt hij het gewicht boven zijn macht! „Het is de suiker die 't hem doet!" roep Alexander vrolijk uit en de toeschouwers kopen zijn suiker Ook als radio-reclameman heeft Alexander groot succes. DE WEGGOOI-FLES heeft in kor te tijd de Westerse wereld veroverd. Inderdaad een praktische oplossing: niet langer hoeft men lege flessen te bewaren en terug te geven aan wijnhandelaar op slijter, die u dan weer het statiegeld terugbetaalt, de de flessen moet reinigen om ze dan opnieuw in circulatie te brengen. We met al die rompslomp! Maar in ve le landen heeft deze oplossing nieuwe problemen geschapen: wat te doen met de weggeworpen flessen? In de Verenigde Staten is reeds enige tijd overleg gaande tussen verschillende bij het vraagstuk betrokken organi saties, omdat de flessen in zo'n groot aantal worden weggeworpen, dat de reinigingsdiensten de rommel niet meer verwerken kunnen. In Zweden heeft men het gebruik van wegwerpflessen eenvoudig verboden. De regering heeft na een onderzoek vastgesteld, dat de besparing, die optreedt door het gebruik van weg werpflessen, minder groot is dan de kosten van het opruimen van deze flessen door de reinigingsdiensten. Nu zijn de Zweden dus net zo ver als enige tijd geleden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 17