m mi, BLEEKMIDDEL MODERNE WEEFSELS BIOCHEMISCH SLIJTAGE ZATERDAG 21 FEBRUARI 1970 Erbij «k DE HUISVROUW die aan de was is, kan vandaag de dag beschouwd worden als een soort alchi- miste, wanneer zy met de wekelijkse was bezig is. Ze werkt met allerlei chemische stoffen, zoals carbo- naten, silicaten, polyfosfaten, natriumperboraten, car- boxymethylcellulose, fluorescerende kleurstoffen en met andere geheimzinnige chemicaliën, die door de fabrikanten in de waspoeder worden gestopt. Wanneer een leek kennis neemt van alle chemicaliën, die in een pakje zeeppoeder verborgen zitten, dan kan hij er zich slechts over verwonderen, dat zijn pas verworven spe ciale aanbieding niet by de minste schok ontploft. De fabrikanten maken het allemaal nog een beetje inge wikkelder door in advertenties en via radio en televisie mooi klinkende maar onbegrijpelijke kreten over ons waslustige volk uit te storten. LmmnnnnrmnnnnnnnrrMyyyywwMMyMWBMHHWWMWMWHMHHW^^ De huisvrouw als alchimist© in een wereld vol witmakers (Van een medewerker) HET IS EEN wit-rage geworden: „witter dan wit", „met twee witmakers", „met witverfrissers", „witter kan niet". Over schoon wordt zelden meer gesproken. De huisvrouw neemt dan maar aan dat wit en schoon hand in hand gaan. Het ligt immers voor de hand: hoe witter, hoe schoner. Men ziet daarbij evenwel over het hoofd, dat bedoelde witmakers (bleekmiddelen en optische witmiddelen) even tuele vlekken slechts plegen te „verdoezelen", waardoor wit iets geheel anders kan betekenen dan schoon. De vlekken zijn alleen onzichtbaar geworden. OM HAAR FAVORIETE wasmid del uit te kunnen kiezen, zou de huis vrouw moeten beschikken over een compleet laboratorium. Op het Neder lands Instituut voor Toegepast Huis houdkundig Onderzoek in Wageningen heeft men zo'n laboratorium wel. Voor de onderzoekers van het Nitho heeft het wasproces en de daarbij gebruik te middelen dan ook weinig geheim zinnigs meer. In dit Wageningse instituut is men al geruime tijd bezig met een onder zoek naar wasmethoden en -midde len met als voornaamste doel de structuurveranderingen (o.a. door slijtage) van textiel vast te stellen. Uitvoerig speurwerk naar de hoofd daders van het slijtageproces. Het is één van de vele onderzoeken, die door het Nitho op huishoudelijk gebied (o.a. voedselbereiding, woninginrich ting, huishoudelijke apparatuur, tex- tielgebruik) worden verricht. Over het wasproces en andere daarmee ver band houdende zaken zijn reeds uit voerige rapporten verschenen, die in verkorte vorm zijn opgenomen in „De ringband", een door het instituut uit gegeven reeks publikaties. Rapporten, die evenwel een nogal wetenschappe lijke geest ademen en die derhalve de doorsnee-huisvrouw nog weinig wij zer maken. Het Nitho wendt zich ook niet recht streeks tot de consument. Het insti tuut kan beschouwd worden als de voorlichter van de instanties, die zich bezighouden met de voorlichting aan het grote publiek. Tevens worden door het instituut meetmethoden ontwikkeld die gebruikt kunnen worden bij verge lijkend warenonderzoek, dat aan ande re instellingen wordt overgelaten. Het onderzoek in de wassector hoort thuis op de afdeling textielgebruik, waar men zich verdiept in de eigen schappen van alle mogelijke soorten textiel, zoals de behaaglijkheid en het kreukherstellend vermogen van nieuwe weefsels. Daarnaast is men zeer ge ïnteresseerd in de gang van zaken tijdens en de gevolgen van het ge bruik van textielgoederen. Gaat men textiel gebruiken, dan komt logisch ook het wassen aan de orde. Wassen is dankzij alle technische hulpmiddelen niet meer zo'n omslach tig karwei als vroeger, maar het is er in menig opzicht ook weer niet een voudiger op geworden, gezien alle mo gelijke kunstvezels, die een speciale wasbehandeling behoeven. En dan nog al die wasmiddelen met of zonder biologische waskracht, wateronthar ders en witmiddelen. Enige helder heid in deze weliswaar helder maken de, maar toch voor velen duistere ma terie, verschafte ons drs. F. Schim mel, hoofd van de afdeling textielge bruik van het Nitho, en zijn mede werker, de heer H. Griffioen. IN HET INSTITUUT is het nage noeg iedere dag wasdag. In normale en in mini-wasmachines. Van lakens tot kleine lapjes, die eerst zorgvuldig zijn besmeurd. Met bloed of bosbes- sensap b.v dus bij voorkeur vlekjes, waar de huisvrouw als de dood voor is. De besmeurde lapjes worden onder allerlei omstandigheden met verschil lende wasmiddelen gewassen, waarna het resultaat onder de microscoop wordt bestudeerd. Op deze manier kan men nauwkeurig vaststellen wat voor effect de diverse wasmiddelen sorte ren. Wat zijn nu precies die veelgepre zen witmakers? Men kan ze in vrij wel alle merken wasmiddelen aantref fen. De fabrikanten gingen kennelijk van het standpunt uit: een middel zon der witmakers telt niet meer mee. Aldus schermen ze zonder uitzonde ring met witmakers, witverfrissers en hoe ze ook verder mogen heten. WITMAKER NUMMER EEN blijkt een bleekmiddel te zijn. In vakkrin gen spreekt men van natriumperbo raten. Vaak zijn vlekken, die kleur stoffen bevatten, bijzonder hardnek kig. Deze perboraten zijn nu in staat bepaalde pigmenten met succes te lijf te gaan. Dat wil zeggen, dat de vlek als zodanig niet wordt verwijderd, maar dat deze alleen onzichtbaar wordt gemaakt. WITMAKER NUMMER TWEE is eigenlijk niet meer dan een „foefje" om het wasgoed witter dan wit te doen lijken: het ouderwetse zakje blauw in moderne vorm. Daarvoor worden optische witmiddelen of wel fluores cerende kleurstoffen door het waspoe der gemengd. Met vergroting van de waskracht heeft ook deze witmaker niets te maken. De textiel wordt een voudig wit geverfd. DE OPTISCHE witmiddelen hebben de eigenschap onzichtbaar ultraviolet licht om te zetten in zichtbaar licht, waardoor een lichtgevend effect wordt verkregen. De term „witter dan wit" is dus niet helemaal een loze kreet, zij het dat deze alleen opgaat in zon licht. Bij lamplicht dat geen ultra violet licht bevat gebeurt er niets. witmaker kan de in het wasmiddel aanwezige perboraten nog wel weer staan, maar anders wordt het natuur lijk als nog apart met een bleekmid del wordt gewerkt. De kans is dan groot, dat er of van een grotere wit heid niets terechtkomt, of dat men met nieuwe vlekken wordt geconfron teerd. Bij het streven naar steeds witter wasgoed heeft men de gekleurde tex tiel enigszins verwaarloosd. De wit makers zijn namelijk bepaald niet bevorderlijk voor de frisheid van de kleuren. MEN ZIET NU het begin van weer een nieuwe ontwikkeling, waarbij het juist een aanbeveling is, wanneer er geen witmakers in het wasmiddel zit ten. Men loopt dan immers niet meer het risico, dat kleuren flets worden. Sinds kort is het eerste schaap over 139 percent Dreft 171 percent 163 percent Polyamide weefsels: Ongewassen 72 percent 156 percent 85 percent 151 percent Echfalon plus 142 percent 145 percent 141 percent Polyester weefsels: 73 percent 78 percent 76 percent 87 percent 80 percent Aangezien deze enzymen nogal gevoe lig zijn voor verwarming was het be grijpelijk, dat er bij het destijds in zwang zijnde koken van de was van de „biologische waskracht" weinig meer overbleef. Een jaar of vijf geleden probeerde een fabrikant het opnieuw, nu in de vorm van een voorwas en inweekmid- del. Gezien de voorgeschiedenis was het verklaarbaar, dat de andere on dernemingen even de kat uit de boom keken. Toen bleek, dat het ditmaal wel bij de huisvrouwen insloeg, haast te de ene fabrikant na de andere zich een stukje van de markt te veroveren. Deze middelen bevatten dus bepaal de enzymen, die het eiwit in het vuil afbreken of splitsen in aminozuren, die in het water oplobaar zijn. Bij het verdere wasproces kunnen de vroeger zo gevreesde eiwithoudende vlekken ge makkelijker verwijderd worden. HET ONDERZOEK NAAR de bio chemische middelen is op het Nitho nog steeds niet afgesloten, maar men is wel reeds tot de conclusie gekomen Op de foto rechts een van de laborantes van het Nitho, me juffrouw Lammers, op strikt wetenschappelijke manier „be zig met de was". In het Wage ningse instituut gebruikt men mini-wasmachines voor prak tijkonderzoek. Want of men nu lakens in een normale was machine stopt of kleine lapjes in een mini-wasser, het resultaat blyft hetzelfde Links bedient de heer H. Grif fioen, medewerker van het Ni tho, een ingewikkeld apparaat waarmee de treksterkte van tex tiel bepaald kan worden. Een hulpmiddel dat het zeer precies mogelijk maakt, om de sly- tagegraad van een stuk wasgoed te meten. Wanneer een fabrikant beweert, dat er twee witmakers in zijn middel zitten, dan is hij eigenlijk aan de bescheiden kant, want behalve de perboraten zijn er doorgaans drie soorten witmakers aan het poeder toegevoegd. Namelijk één voor proteïne vezels, één voor cellulose vezels en één voor synthe tische vezels. Uiteraard weet de fa brikant niet voor welk soort weefsel de huisvrouw zijn produkt zal gebrui ken en daarom heeft hij ze alle drie maar in zijn wasmiddel gestopt. Een buitenbeentje is wat dit betreft nog steeds polyester (terlenka). Geen van de drie witmakers is in staat zich goed aan polyesterweefsel te hechten. Dat wil zeggen niet tijdens het nor male wasproces. Er zijn namelijk temperaturen boven 100 graden Cel sius nodig voor de witmakers dit weef sel „onder de knie" kunnen krijgen. HET IS OOK MOGELIJK, dat het wasgoed vergeelt, terwijl de huis vrouw toch royaal met een wasmiddel dat witmakers bevat, is omgespron gen. Wellicht te royaal, want wanneer veel van een optisch witmiddel op het textiel aanwezig is, houdt het op wit maker te zijn en wordt het in plaats daarvan een „geelmaker". De huisvrouw dient zich dus aan de juiste dosering te houden, terwijl zij er bovendien op moet letten, dat het wasmiddel goed door het waswater wordt gemengd. Uit het voorgaande kan men namelijk afleiden, dat wan neer er plaatselijk een sterke concen tratie ontstaat, dit vlekken tot gevolg kan hebben. Dit is overigens een probleem, dat zich bij de automatische trommelwas machines nauwelijks zal voordoen, omdat het wasmiddel met het binnen stromende water wordt, meegespoeld. Voorts moet men voorzichtig zijn met het gebruik van aparte bleekmiddelen. Deze zijn namelijk de gezworen vijan den van de optische witmiddelen. De de dam en ongetwijfeld zullen er meer merken volgen met als speciale aan beveling „zonder witmakers." OP HET NITHO IS een oriënterend onderzoek verricht naar het effect, dat ten aanzien van de witheid der textiel wordt verkregen bij het ge bruik van wasmiddelen, die optische witmiddelen bevatten. Men heeft daar voor een zestal in Nederland in de handel zijnde middelen genomen, bij voorkeur produkten voor „alle moder ne weefsels". Drie middelen behoren niet tot die groep, namelijk het volwasmiddel Skip, dat er bij is genomen om toe te zien hoe een dergelijk middel zich ge draagt in dit „fijne" gezelschap, en Echfalon plus, dat een speciaal wol wasmiddel is. Fleuril kan beschouwd worden als een echt buitenbeentje, om dat het noch een bleekmiddel noch op tische witmiddelen bevat. Een nieuw geluid in het koor van de witmakers dus. BIJ HET ONDERZOEK, dat op het Nitho werd verricht, werden de was middelen getoetst op drie verschillen de soorten weefsels: katoen, polyami de (enkalon) en polyester (terlenka). Nadat de lapjes (zonder witmakers) driemaal waren gewassen werd de witheid gemeten. De volgende cijfers kwamen uit de bus, waarbij 100 per cent dus als standaardwit kan worden aangemerkt. Katoen: Ongewassen 90 percent Dato 164 percent Fleuril92 percent Biolon159 percent Dreft79 percent Skip80 percent UIT DEZE CIJFERS kan men de conclusie trekken., dat bij katoen en polyamide weefsels een belangrijke toename van de witheid verkregen kan worden. En dat allemaal dankzij die witmakers, want Fleuril blijft duidelijk achter. Het volwasmiddel Skip doet daarentegen aardig mee, maar door het hoge perboraatgehalte (bleekmid del) is het minder geschikt voor de po lyamide weefsels. De geringe waarden die met Fleuril bereikt worden duiden erop, dat bij het wassen van gekleurd textiel met dit produkt, flets worden van de kleu ren inderdaad niet is te verwachten. EEN ANDER opmerkelijk verschijn sel is, dat polyester zich maar weinig van witmakers aantrekt. Biolon pres teert het weliswaar om een toename van veertien percent te bewerkstelli gen, maar dat is in vergelijking met de voorgaande tabellen de moeite niet. Daaruit kan men dan weer conclude ren, dat het opschrift, „voor alle mo derne weefsels" echt niet altijd opgaat. Bij polyester moet de fabrikant het derhalve doen en de huisvrouw moet maar afwachten of hij het ook goed gedaan heeft. Loopt de witheid terug, dan kan zij daar weinig aan verande- rfn. DE LAATSTE JAREN zijn de bio chemische wasmiddelen in trek geko men. Een middel voor de inweek en voor de voorwas. Wie mocht denken dat het iets nieuws is, heeft het bij het verkeerde eind, want reeds in 1913 is men begonnen met het ontwikkelen van biochemische wasmiddelen. Aanvankelijk was het succes niet bijster groot, omdat men de bioche mische stoffen (enzymen) aan het middel voor de hoofdwas toevoegde. dat het weinig zin heeft dit voorwas middel te combineren met het middel voor de hoofdwas. De enzymen zijn namelijk optimaal werkzaamheden. Dit betekent dat ze tot 50 graden C. Aangezien zij zelf eiwitten zijn (hier geldt dus met recht dieven vangt men met dieven) gaan ze bij een hogere temperatuur tot stol ling over. Tijdens de hoofdwas kan men dus van de enzymen geen enkele daadwerkelijke steun verwachten. Het omgekeerde is het geval met de natriumperboraten. Die beginnen pas boven de 60 graden aan hun blekende werkzaamheden. Dit beteken tdat ze tijdens de voorwas geheel werkloos blijven. Resumerend kunnen we dus zeggen, dat of tijdens de voorwas of tijdens de hoofdwas stoffen in het vol wasmiddel zitten, die niet werkzaam zijn. Men vindt dit op het Nitho niet alleen zinloos, maar ook op financiële gronden te ontraden. Verder wordt erop gewezen, dat bij automatische wasmachines de periode van voorwassen over het algemeen te kort is om ten volle profijt te trekke. van het biochemische middel. De en zymen beginnen pas na 30 tot 60 mi nuten duidelijk te werken. Inweken gedurende langere tijd is ondanks de lagere temperatuurren veel effectiever of men moet de beschikking hebben over een wasmachine die ruim de tijd neemt voor de voorwas. Er be ginnen overigens al machines met -»en speciale „bioknop" in de handel te ko men, waardoor het mogelijk wordt een verlengd voorwasprogramma in te stel len. WANNEER DE HUISVROUW tevre den zou zijn met een schone was, dan kan men de witmakers eigenlijk als overbodige toevoegsels beschouwen. „Wit" behoeft nog niet „schoon" te De wereld der wasmiddelen is voor de huisvrouw een doolhof. zijn twee verschillende grootheden. Er zullen echter nog weinig huisvrouwen zijn, die zich content zullen tonen met een was, die weliswaar microscopisch schoon kan zijn, maar waarover bij voorbeeld een gele gloed ligt. Haar was moet en zal witter zijn dan die van de buurvrouw en vandaar dat de witmakers ook in de reklame zo belangrijk zijn geworden. Aan het streven naar een steeds wit tere was, waarbij de grens „het kan niet witter" voortdurend een eindje wordt opgeschoven, is echter als één van de konsekwenties een grotere slij tage verbonden. De natriumperboraten (witmaker nummer één) zijn daarbij de belangrijkste daders. Een proef met lakens wees op het Nitho uit, dat de mechanische slijtage in de trommel- wasmachines zeer gering is en in 't niet valt bij de chemische slijtage tij dens het wasproces. Wanneer wasmid delen zonder de bewuste perboraten ge bruikt werden, dan was de chemische slijtage vrijwel nihil, zodat het niet moeilijk viel dit bleekmiddel te ont maskeren. MEN DEED BOVENDIEN de ont dekking, dat de perboraten in het ene type wasmachine vemielzuchtiger op traden dan in het andere. Conclusie; het „milieu" is ook hier van invloed. Met andere woorden, de heersende temperaturen en de duur van het was programma in de ene machine zullen de goede eigenschappen van de perbo raten activeren, terwijl in een machine met een ander wasprogramma het slechte karakter van het bleekmiddel domineert. Mogelijk is ook het metaal waaruit de wastrommel is vervaardigd hierbij van invloed. Natrium perboraten wor den namelijk bijzonder actief wanneer ze in aanraking komen met koper. Dit is in mindere mate met ijzer het geval. Deze ontdekking leidt er wellicht toe, dat ook de wasmachines in de toe komst voorzien zullen worden van een etiket, waarop staat welk wasmiddel men bij voorkeur dient te gebruiken. TOCH ZOUDEN WE de perboraten onrecht aandoen, wanneer we ze zou den aanwijzen als de hoofdschuldigen in het slijtageproces. De hoofdschuldi gen zijn we namelijk zelf. Ook naar deze slijtage is op het Nitho een onder zoek ingesteld. Met dit onderzoek gin gen de personeelsleden van het insti tuut letterlijk naar bed en ze stonden er ook weer mee op, want de bij dit onderzoek gebruikte lakens brachten hun „praktijktijd" door in de bedden van het personeel. Het onderzoek nam een paar jaar in beslag. Uiteindelijk kwam vast te staan dat de slijtage voor een groot deel op rekening kwam van het gebruik. De chemische slijtage tijdens het waspro ces kwam als „goede" tweede uit de bus. Een niet te verwaarlozen factor bleek de slijtage door ondermeer de inwer king van transpiratievocht te zijn. In vaktermen heet dat de chemische slij tage door het gebruik. Dit onderdeel van het totaal slijtproges bleek bij lan ger gebruik van de textiel zodanig toe te nemen, dat deze slijtage van een tussentijdse wasbeurt volledig compen seerde. Vaker wassen betekent dus nog geenszins een grotere slijtage. Een mooi argument voor de voorstanders van een betere hygiëne. Voor diegenen, die uit een oogpunt van zuinigheid textiel langer gebruiken, is dit immers een excuus minder.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 19