Opera in Miinchen VIVA LA MAMMA VAN DONIZETTI i WETENSCHAP VOOR lOers SIDDHARTA" UIT 1923 SPREEKT JONGEREN VAN NU WEER AAN of hoe een componist de spot drijft met de opera Jeugdboekenschouw HERMAN HESSE OPNIEUW ONTDEKT Litteratuurprijs voor erotische novelle ZATERDAG 28 FEBRUARI 1970 Erbij ZAT] IN MÜNCHENS Cuvilliéstheater verlustigt men zich sedert vorig jaar bij feestelijke gelegenheden in een muzikale klucht, die de operaliefhebber bij „zijn" Donizetti zelfs met een „Elisir d'Amore" en „Don Pasquale" als diens creditposten in het lichtere genre ternauwernood had vermoed. De herontdekking vond plaats in de muziekbibliotheek in Siena en dateert van enkele jaren her. Al weet de historicus daarbij te vermelden dat deze „Le convenienze e inconvenienze teatrali" na haar première in 1827 te Napels nog wel twee keren is uitgevoerdeenmaal in de Scala en eens in het Weense Karntnertor-theater. Sedert naarstige speurders het in ver getelheid geraakte manuscript echter andermaal hebben opgediept, voelen thans meer theaters in Italië zich met deze inmiddels tot „Viva la Mamma" omgedoopte farce terecht buitengewoon verrijkt. Kostelijke satire Regelmatig komt het voor* dat een boek, dat tientallen jaren geleden ontstond en dat in de litteratuurgeschiedenis sen nog slechts volledigheidshalve werd genoemd, een latere genera tie sterk aanspreekt. Zoiets gebeurt op het moment met de vertelling Siddhartha van Hermann Hesse. De jeugd van nu herkent haar pro blemen in het verhaal van de jonge Indische Brahmaan, die, verschil lende fasen van geestelijke ontwik keling doorlopend, tenslotte een doel bereikt, een volmaakte inner lijke harmonie vindt. De weg naar „ik" Parallel met jongeren DONIZETTI VOND tijd in het be stek van amper zesentwintig jaar ze ventig opera's te schrijven, was zelf een voortreffelijke bas-buffo en zag zijn werken van theaters van we reldnaam tot de kleinste operatonelen toe in alle landen uitgevoerd. Wie zou beter met de grillen der praktijk in deze van-huis-uit onberekenbare tak van kunst bekend, ja door en door ver trouwd zijn geweest dan hij? Mocht iemand daar aan twijfelen, hij ga de ze „Viva la Mamma" zien. Want gees tiger vol van een aan Daumier her innerende humor werd in een opera nooit en nergens zo de spot gedreven met al het „drum und dran" dat tot dit vak en zijn beoefenaren op het to neel behoort. Onderwerp, tekst en muziek slaan in deze burleske vele op dit chapiter af gestemde theoretische verhandelingen. Als in een provinciaal Theatertje wij zijn in Rimini 1840 bij het be gin van de repetitie van „Romules en Ersilia", lyrische tragedie uit de Ro meinse tijd, door de primadonna een absurde verandering in de handeling wordt geëist en de dichter-regisseur, deze onlogische caprice wegwuift als onzinnig, geeft de dame hem ten ant woord: „Neen, signore. dat Is opera." OP EEN HOGER plan geheven dank zij een trefzekere muziek, schonk Do nizetti ons hier in klein bestek zijn kostelijke kijk op het theaterleven: ..Die Bretter, die die Welt bedeuten" met alle naijver, eerzucht en geldings drang van de belanghebbenden, daar aan verbonden. Diagnose ook van de artiest ten aanzien van de mannen van 't vak in tal van landen, die men over al „op de planken" kan beleven, maar die, naarmate het Theater en dat is hier de Opera dieper wortel heeft geschoten, elk ogenblik kan leiden, „In naam van de Kunst" natuurlijk, tot allerlei ontsporingen en excentrici teiten. Geen onderdeel van het bedrijf liet de componist daarbij ongebruikt terzijde. Zie onder andere het ballet, dat de ze duistere Romeinse aangelegenheid terloops hier komt verluchten met een soort Sabijnse maagdenroof: Unieke kans voor een choreografische satire op de provinciale „Schmiere" en een brillant intermezzo, mits uitgevoerd door een perfect geschoold ensemble als het Münchense, dat het in deze voorstelling met telkens nieuwe vond sten „op zijn heupen" kreeg. Men is dan voorts getuige van woordenduels tussen primadonna en tenor, doorkruist door een plotseling opduikende, heftig agerende moeder van de tweede zangeres een dave rende travestie-rol voor een bas die haar verschijning opent met ont hullingen over het verleden van de ri vale van haar dochter. Natuurlijk breekt de man van de primadonna, zelf een tenor, een lans voor de carrière van zijn vrouw, om daarna terstond te worden ingescha keld in de troep, als de ander uit het heldenvak (hij is een Russische gast en niet eens zo erg welkom) in opper ste verontwaardiging over zoveel dilet tanterig geknoei, met een sympathise rende mezzo als gevolg, op staande voet dit Toneel verlaat. Impresario, tekstschrijver en com ponist zijn bij al deze onstuimige Thomas Tipton als Mamma Agatha. gebeurtenissen min of meer lijdend voorwerp, maar men komt met wat lijmen en een dosis edelmoedigheid toch tot een „Generale". Dan nadert de grote kans voor „Moeder Agata", bezield door een niet meer in te tomen verlangen eens in haar leven echt op het Toneel te staan. En zij speelt met meesterschap haar troefkaart uit, als nijpend geldgebrek, tengevolgde van inhouding van subsidie, gevoegd bij een dreigend hiaat in de bezetting, de impresario bijna tot het afgelasten van de voorstelling doen besluiten. Want als alleen een borgstelling dez° nog kan redden, is de naar een thea tersucces dorstende Mamma Agate er bij om met een nobel gebaar haar ju- welenvoorraad, waarop zij tevoren reeds vagelijk had gezinspeeld. een, dank zij haar charmes, in menig avontuur verworven schat voor een belening ter beschikking van de „col lega's" te willen stellen. Alle intriges zijn op slag begraven en de voorstel ling is gered. Viva la Mamma! IN EEN sprankelende muziek, die voor Donizetti's andere komische ope ra's niet onderdoet, getuigt de compo nist wederom van zijn speels vernuft. Daar zijn naast de pathetistische num mers, welke in aria's of ensembles de opera seria aan de kaak stellen (zie onder andere het septet slot van de eerste akte) ook de instrumentale de len, hetzij ter ondersteuning van voor meld ballet, dan wel vereeuwigd in een al op Offenbach- vooruitlopende mars-parodie, waarmee de gevan gen koningin Ersilia door een triom ferende Romulus en zijn soldaten naar het schavot wordt geleid. Maar scherts of niet: Donizetti kent zijn (Italiaanse) pappenheimers en dus komt de zangstem ook waar het spel zo zeer aller aandacht vraagt nooit iets te kort. De opvoering was van dien aard, dat men mag hopen dat het werk een vast bestanddeel blijft van het Mün chense repertoire. Daarbij verdient re gisseur Kaütner een afzonderlijk, com pliment dat hij zijn arbeid vanzelf sprekend boordevol van, aan ingewij den niet onbekende, maniertjes en trucjes „achter de schermen" bij zoveel opeengehoopt komediantentem perament binnen de perken heeft kun nen houden. Slechts de uit haar korset barstende mamma Agata van Thomas Tipton bood aan het grof geschut, waar de travestie èn de parterre beiden als het ware om vragen, bij tijd en wijle te weinig weerstand. Wat haar dezer zijds gaarne wordt vergeven vanwege haar grootmoedigheid, die de troep de trots van Rimini nog net te rech- tertijd voor een katastrofe spaarde. M. VAN DOORNINCK. HET IS AL WEER jaren geleden dat de uitgevers voorzichtig begonnen populair-wetenschappelij ke onderwer pen, aangepast aan de belangstelling van de tieners, in pocketuitgaven te brengen. Door de exactheid, waarmee de onderwerpen behandeld werden, door het weglaten van de onnodige verfraaiende franje waar vooral jon gens de pé aan hebben bleek dit soort litteratuur zelfs jongeren te be reiken, die anders nooit lazen. Omdat bovendien veel vaders anders ook niet van die woeste lezers eens in de boeken snuffelden, werd er op on gedwongen wijze een contactmogelijk heid geschapen, was er een punt van neutrale discussie, waaraan het meest al tussen vaders en zonen ontbreekt. Gelukkig zijn diverse uitgevers na deze positieve ervaringen niet alle maal bij het pocketformaat gebleven wat toch altijd moeilijkheden oplevert bij het naslaan van een passage, die men nog eens lezen wil. De mooie uit gaven van bijvoorbeeld Ploegsma en La Rivière Voorhoeve zijn een ere- tribuut aan de deskundigheid van de schrijvers. Artis Dierenencyclopedie, deel 1 en 2 door: H. van Werken uitg: Ploegsma OMDAT DE kennis over dieren de laatste tien jaar zo is toegenomen, vooral door het onderzoek in het wild naar de levenswijze van de grote die ren eindelijk meer algemeen is aange pakt, heeft schrijver-redacteur Van Werken van het tijdschrift „Artis" die vroegere uitgave van deze overbeken de encyclopedie grondig bijgewerkt. In de zes delen, die zullen verschijnen zijn meer zoogdieren en vogels ver meld, en zijn nu ook de reptielen, am fibieën, vissen en insekten opgenomen. Dat Van Werken zich bewust beperkte tot dieren, die het meest bekend zijn, en waarover het meest bekend is, ligt voor de hand. Omdat hij de kleu renfoto's, die stuk voor stuk juweel tjes zijn, en de opnamen in het wild zelf nam, dus situaties ter plaatse kon beoordelen, kwam hij tot de trieste conclusie dat binnen tien jaar tijd het verspreidingsgebied van sommige diersoorten aangegeven op kaartjes aanzienlijk was ingekrompen. Hier door krijgen de foto's, die J. Bokma maakte in Artis een dubbele beteke nis: ze duiden ook op de functie van een goed geleide dierentuin. De uitgever overweegt bij deze waardevolle encyclopedie waarop men alleen op alle delen kan inteke nen in de toekomst ook nog een ze vende educatieve band te brengen, waarin naast een aantal dia's ook een of meer grammofoonplaatjes zullen worden opgenomen. Een moderne ark van Noach door: dr. A. C. V. van Bemmel uitg: Ploegsma OPZET VAN DE schrijver, die een indrukwekkende staat van dienst heeft, is vooral om tegenstanders van die- Illustratie uit Artis Dierenencyclopedie rentumen de ogen te openen voor de wezenlijke functie ervan. Tot voor kort was ook de wetenschapswereld op dit punt verdeeld.- Pas in 1964 zijn verte genwoordigers van internationale na tuurbeschermingsorganisaties en die van de dierentuinen broederlijk samen gegaan om nog te redden wat er te redden viel van een aantal diersoor ten, waarvan het wilde bestand bijna helemaal of gedeeltelijk verdwenen is. Daarom is de ,"ir-entuin tegenwoordig ook een moderne ark van Noach. Maar zoals Noach zijn problemen ge had zal hebben, hebben ook de mo derne dierentuinen die. Van Bemmel brengt zijn lezers heel dicht bij die problemen door veel van zijn eigen er varingen met dieren in te vlechten. Het zijn de boeiendste gedeelten ge worden, want ze brengen ons iets te rug van de oude glorie rond vroeger fameuze dierentuinen, die ware palei zen soms waren, met muziektenten erbij en veel vertier eromheen. Het hoogtepunt van vakanties of uitstapjes „naar de dierentuin" is weggevallen uit het leven van onze jongeren. Waar schijnlijk zullen zij er daarom nog meer dan de ouderen die het boek met heimwee zullen lezen een stuk gezonde romantiek aan beleven, en ook meer openstaan voor het streven va,i directies van moderne dierentuinen. Tussen pelzen en pijlen; Baanbrekers naar de Pacific; door: Hans-Otto Meissner; vert.: A. J. Richel. Uitg.: La Rivière en Voorhoeve. HANS-OTTO MEISSNER is wereld reiziger van faam, jager van grote reputatie. En hij kan niet alleen boeiend schrijven, maar is zich bewust dat hij er zich niet vanaf kan maken wanneer hij voor tiener- en volwassen lezers de gebieden en vroegere tijden wil ontsluiten, waarvan wij geen jota weten. In het eerste boek is Pierre Radisson hoofdpersoon, die als vijf tienjarige door de Irokezen gevangen werd genomen en als Indiaan werd grootgebracht. Vanuit het Canada in de 17de eeuw waagt hij de tocht naar de „Grote Rivier" en staat als eerste Europeaan aan de oevers van de Mis sissippi. De afsluiting van zijn veelbe wogen leven was onder andere de stichting van de bekende Hudson- Bay-Compagnie. Iedere persoon in dit gereconstrueer de stuk geschiedenis, heeft bestaan. Meissner heeft daardoor en door een soepel aangepaste taal aan tijd en ka rakteristiek der personen, bereikt, dat wij in die tijd en de beschreven om standigheden kunnen meeleven. Het tweede boek trekt de historie door vanuit de reeds opgerichte Hudson- Bay-Compagnie naar een andere be kende firma, die waar Alexander Mackenzie een directeur van was, ver buiten zijn „handels"-boekje ging en op eigen houtje de doortocht naar de Pacific vond in 1793. Beide fascinerende boeken horen in iedere middelbare-schoolbibliotheek thuis eri zullen waarschijnlijk nooit „thuis" zijn! MIEP DIEKMANN MOET MEN zeggen, dat Hesse toen hij dit verhaal in 1923 schreef, als visionair kunstenaar zijn tijd ver vooruit was, toekomstige ontwikkelin gen heeft voorvoeld? Ik betwijfel dit. Het is veeleer zo, dat het in Sid- dharta beschrevene toevallig overeen komst vertoont met het levensgevoel van vele jongeren van nu. De tegen woordige belangstelling richt zich voor namelijk op de inhoud van dit gave werkstukje: de uitbeelding van een eenzame enkeling, die toegroeit naar een aan Oosterse mystiek en wijsheid gerijpte blije levensaanvaarding. PLAATS VAN handeling is India, waarvan filosofie en levenswijze in onze tijd grote groepen mensen intri geren en tot nadenken aanzetten. De hoofdpersoon in deze „Indische vertel ling" is Siddhartha, een jeugdige, be schaafde en intelligente Brahmaan. Ondanks de overvloed op materieel en geestelijk gebied waaraan hij deel heeft, is hij niet „blij in zijn hart" Ontevredenheid groeit in hem, wan neer hij beseft, dat het leven weinig verrassingen meer voor hem in petto heeft, dat het grootste deel der wijs heid hem, als Brahmaan, al overge dragen is. Van fundamenteel belang is het zoeken naar het eigen ik. Tot verdriet van zijn vader maakt hij zich los van het ouderlijk huis en sluit zich aan bij de Samana's, een sekte van asketen, die rondtrekken „een hete geur van verstilde harts tocht, van genadeloze zelfkastijding uitwasemend". Hij kent slechts één verlangen: door zelfverzaking leeg te worden van schijn, van vreugde. Doch iedere weg van zijn Ik van daan leidt weer terug tot datzelfde Ik. Onbevredigd wendt hij zich na eni ge jaren van de Samana's af en gaat op weg naar de grote Boeddha. Een gesprek met deze heilige bevredigt hem verstandelijk niet, hoewel zijn waardigheid hem eerbied afdwingt. Hij trekt vorsend verder, doch zijn trouwe vriend Govinda, personifica tie van zijn gevoeliger minder intel ligente Ik, blijft bij de Boeddha ach ter. Nu zoekt hij zijn ware zelf in de stad. Hij wordt de minnaar van de schone courtisane Kamala en oogst weldra succes als zakenman. Aanvan kelijk betekent die overvloed aan lief de en geld weinig voor hem, maar mettertijd begint het bezit hem te be heersen hij wordt een verwoed dob belaar en Lebemann. Doch walging komt in hem op over het leven, dat hij leidt. Plotseling ontvlucht hij zijn huis en de stad en keert als bedelaar terug naar de veerman aan de grote riiver, die hij vroeger al eens had ontmoet. Bij en door hem komt hij tenslotte tot een leven, dat hem aan spreekt: een bestaan in eenvoud en rust, met liefde en begrip voor het ding en aandacht voor de medemens. In zicht wordt zijn deel in de onzicht bare eenheid van de eeuwige meta morfosen van het leven. Tot zijn weer gevonden vriend Govinda zegt hij: „Van een steen kan ik houden en ook van een boom. Maar van woorden kan ik niet houden. Daarom zie ik niets in een leer". De rest van zijn dagen slijt hij in het veerhuisje aan de ri vier, die hem door zijn rustig voort- stromen aanzet tot een contemplatief leven. ER BESTAAT een zekere parallel tussen de jongeman, die afziet van een voor hem uitgestippeld leven in gemakkelijke overvloed en de jeugdi gen van vandaag, die zich afwenden van de moderne welvaartsmaatschap pij. Hieraan heeft de vertelling Sid- dharta zijn tegenwoordige populariteit te danken. Het is een Oosters verhaal, vrucht van Hesse's bestudering van Veda en Oosterse mystiek. Het verteltempo ligt laag, de opbouw is schematisch. De tijd van behandeling wordt in het midden gelaten; het geheel is exem plarisch bedoeld. De centraal staande geestelijke ontwikkeling verloopt langs enige duidelijke neergezette lijnen, concrete handelingen zijn tot een mi nimum beperkt; het licht is gedempt. In het werk van Hesse neemt Sid dhartha geen vooraanstaande plaats in. Hoewel hij tot de grote Duitse schrij vers van deze eeuw behoort, was Her mann Hesse tot op heden niet uit zonderlijk populair of veelgelezen. Zijn werk geldt als gecompliceerd en duis ter, verschillende tekenen wijzen ech ter op een revival. Of is het een eer ste ontdekking? Naast Siddhartha werd zijn belangrijke roman De steppewolf uit 1927 onlangs in vertaling uitge bracht. Aandacht verdient tevens het moeilijk toegankelijke Glasperlenspiel (1943), zijn „Alterswerk", een tot de grenzen van het mogelijke gaand com bineren en mediteren, waarin muziek, wiskunde en vele andere kunsten en wetenschappen tot één geheel gebun deld zijn. Hesse werd in 1887 in Calw in het Zwartewoud geboren als zoon van een piëtistische predikant. Kort voor de eerste wereldoorlog maakte hij een reis naar India. Hij vestigde zich in 1919 in het Zwitserse plaatsje Mon- tagnola, waar hij in 1962 op 85-jarige leeftijd stierf. Hij kon leven van de opbrengst van zijn werk. In 1946 werd hij onderscheiden met de Nobelprijs voor literatuur. Zijn omvangrijke oeu vre omvat proza, poëzie, dagboeken, reisverslagen en brieven. Centraal staat bij hem het onderzoek naar de houding van de aangevochten enkeling in de problematische spanningen van het eigentijdse wereldgebeuren. Siddhartha (in een goede vertaling van A. M. H. Binkhuysen) is een uit gave van De Bezige Bij, Amsterdam, als deel 4 van de serie Kwintessens ANNE BRANDENBURG De Franse uitgever Maurice Girodias heeft een nieuwe literatuurprijs inge steld van 10.000 dollar voor de beste nog niet eerder gepubliceerde erotische novelle. Begin 1971 zal de prijs voor het eerst worden uitgereikt. Daarna ieder jaar. De instelling van deze Olympiaprijs is een hernieuwd middel van de nu in New York wonende uitgever in de we reldomvattende strijd tegen de censuur op erotiek en vermeende pornografie, aldus de Nederlandse vertegenwoordi ger van Maurice Girodias, die het in stellen van deze prijs nog als volgt toe licht: In de jaren vijftig heeft Girodias in Parijs voor het eerst ongecensureerde werken van o.m. Nobelprijswinnaar Samuel Beckett, Henry Miller, Nabo kov, Jean Genet, William Burroughs en Donleavy in de Engelse taal uitgege ven. Toen de hernieuwde pressie op de censuur enkele jaren geleden in Frank rijk weer de kop opstak, moest Giro dias de wijk nemen naar New York. Daar stichtte hij, weer onder de naam Olympiapress, de eerste veeltalige uit geverij ter wereld. Boeken van zijn auteurs komen nu tegelijkertijd in Ame rika, Duitsland, Engeland, weer Frank rijk, Italië, Turkije, Finland, Mexico, Japan en Nederland uit. Door zijn strijd tegen de censuur is Girodias in verschillende landen voortdurend in processen verwikkeld. Niet alleen met het uitgeven van zijn „groene" boekjes maar ook met het instellen van deze Olympiaprijs hoopt hij een bijdrage te leveren in de strijd voor vrijheid van meningsuiting en, vooral in streven dat volwassen mensen inderdaad als vol wassen mensen door de overheden ge zien worden. Overigens zijn er tot nu toe vier groene boekjes in de Neder landse taal verschenen. Nederlandse inzendingen voor de prijs kunnen gestuurd worden naar Meulenhoff-Bruna NV in Amsterdam. De sluitingstermijn is 30 juni a.s.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 18