NOOIT MEER VLOOIENTHEATER OP DE KERMISSEN
Nu alleen
nog gooi
en smijt
werk
Hoe is het ontstaan
Tramweg Stichting wil
spoorlijn overnemen
m
Proefschrift over geld
in Nederlands-Indië
m
m
„Jeugd weet niet
meer wat een
vlo is"
V
TOERISTISCHE ATTRACTIE TUSSEN
HOORN EN MEDEMBLIK
Gratis brood in
Ravenstein
Dierenvrienden in
de bres voor katten
en honden
Nachtwaker van
Rome vertelt
Mr. D. van Eek studeerde zes
jaar op gecompliceerd onderwerp
DONDERDAG 5 MAART 1970
15
99
(Van onze correspondent)
DEN HAAG „Als het zo door
gaat is de kermis gedoemd te ver
dwijnen. Een moeder die met haar
kind en een tientje de kermis be
zoekt, geeft geen elf gulden uit.
We vangen niet meer. De pacht
sommen zijn niet meer te betalen.
De gemeenten denken alleen maar
aan het geld, niet meer aan het
volksvermaak. De BTW is er nu
nog bijgekomen. Twaalf percent!
Het onrechtvaardige is dat het cir
cus en de bioscoop maar vier per
cent betalen".
Nooit meer
Jongleurs en
danseressen
„Alleen nog gooien
en smijten'
Dit woord: NAJAAR
Dit woord RAAKS
Henri Dillen
(Van onze correspondent)
ALKMAAR Eigenlijk is het een
levensgrote en attractieve primeur,
daar in Noord-Holland boven het
Noordzeekanaal. Het is allemaal het
werk van roodgloeiende hobbyisten
die maar af en toe eens stoom af
blazen. Maar juist om dat stoom gaat
het èn om het feit dat in West-Fries
land nu de Nederlandse Spoor
wegen het niet meer kunnen bol
werken de enige particuliere spoor
wegmaatschappij van de grond komt,
die op historisch toeristische wijze
reizigersvervoer tussen Hoorn en
Medemblik gaat verzorgen, en die ook
het goederenvervoer op die lijn op
zich neemt.
IN DE SOEP
De omstreden brug bij Medemblik.
PRONKSTUK
Het oude beestje trekt nog best.
Verrassing
Dat zegt Henri Dillen, afkomstig uit
een kermisfamilie. Wat hem echt ver
driet doet is, dat htf definitief een punt
moet zetten achter zijn vlooientheater,
het enige theater in Nederland.
„Het is niet meer op te brengen. De
lasten nekken je. Dat doet pjjn, dat
mag je best weten. Als ik de vlooien
laat optreden, als ik tijdens de voor
stelling het persoonlijke contact voel
met een tiental geïnteresseerde kijkers,
dan ben ik een diep tevreden mens".
De familie van Henri Dillen heeft
altijd met vlooien gewerkt. Het is in
Nederland altijd zijn familie geweest
die dit gebracht heeft. „Maar nu ze de
BTW op ons dak hebben gegooid valt
er niet meer te verdienen. De komende
zomer komt er bij het Congresgebouw
in Den Haag een oud-Hollandse markt.
Ze hebben mij gevraagd of ik er ook
wilde gaan staan met het vlooienthea
ter. Maar daar pas ik voor! Ik moet
naast die twaalf percent BTW ook nog
eens twintig percent vermakelijkheids
belasting betalen. Ik word er moedeloos
van. Ik geloof dat de gemeenten ons
het liefst helemaal zouden willen op
blazen".
Dit jaar staat er geen vlooientheater
meer op de Nederlandse kermissen.
Henri Dillen zegt: „Nooit meer. Het
komt ook omdat de kermissen alleen
nog maar voor de jeugd zijn, gooien en
smijten dus. Bovendien, de jeugd van
nu is niet met de vlo opgegroeid. Ze
weet niet eens wat een vlo is, de vorige
generatie nog wel. Daarom is ook de
waarzegtent van de kermis verdwenen
en het paradetentje met het fietsje, de
draadloopster en het ezeltje".
„Meer dan 25 jaar heb ik heerlijk met
de vlooien mogen werken. Duizenden
zijn er onder mijn handen doorgegaan.
In vele nachtelijke uren heb ik me met
ze beziggehouden. Je spande ze altijd
meteen in. Een halsbandje om de hals
en dan de oefeningen. Zes weken lang
herhalen, nog eens herhalen en dan had
je danseresjes, diertjes voor de gouden
koets, die keurig in de pas marcheerden
en jongleurs. Elk seizoen had ik er voor
de voorstelling veertig nodig. Je moet
namelijk met twee ploegen werken. Je
kunt die diertjes niet continu laten op
treden, anders neem je het risico dat ze
na veertien dagen er dood bij neer
vallen".
„Het is een hypernerveus vak. Je
maakt opeens vlooien mee waarmee niet
langer te werken valt. Die kregen dan
pensioen. Je hebt soms een hele poos
met hen opgetrokken. Je kent ze alle
maal uit elkaar en dan laat je ze dus
nog maar wat meehuppelen. Er waren
altijd veel problemen. Voor elke ploeg
van 40 moest je om te beginnen al met
150 beginnen. Er vielen er altijd veel
af. Van elke drie kreeg ik er, hoe se
cuur mijn vingers ook langer dan
25 jaar gewerkt hebben, maar één in
de halsbad. Maar ik heb nu wel in de
gaten dat het eigenlijk geen vak meèr
is voor de hedendaagse maatschappij.
Dat doet je toch even wat. Ik had elk
jaar mijn lievelingsvlo. het beestje dat
ik het eerst gedresseerd had.".
„Het contact met het publiek zal ik
enorm missen. Het was altijd even ple
zierig, ook als er wel eens een vlo uit
de halsband sprong en temidden van
het publiek verdween. Dan was het
altijd even of er een leeuw was losge
broken. Kreeg ik hem niet. meteen
terug dan zette ik een advertentie. „Vlo
vermist, opsporing verzocht". Dan
kwam vaak één of andere dame de vol
gende dag met de vlo aanzetten. Ik ken
de de vlo meteen terug".
„Dat is nu allemaal voorbij. Ik ga er
niet om zitten treuren. Maar het is een
verlies, voor mij maar ook voor de ker
mis. Gooien en smijten, dat is wat over
blijft. Neem de dikke dame, die is toch
ook niet meer te exploiteren. Tegen
woordig kun je niet eens meer aar^ zo'n
dame komen. In Oostenrijk daar zijn
ze nog wel te krijgen. Daar krijgen zé
van de staat een soort invaliditeitsuit-
kering. Daar zou ik dan bovenuit moe
ten komen en dat lukt met de BTW
helemaal niet meer, evenmin als met
het vlooientheater. Ik vraag me wel
eens af waarom de kermis zo hoognodig
kapotgemaakt moet worden".
In het hedendaagse Nederlands is
het woord najaar synoniem met
herfst. Maar in het Middelnederlands
was dit niet het geval. Men verstond
er noch onder: het laatste deel van
het jaar noch: het op een bepaald jaar
volgende jaar maar wat men noemde:
het jaar van gratie en de daar aan
verbonden voordelen. In een oude
stadskeur leest men bijvoorbeeld:
„Wanneer eene abdisse komt te ster
ven, soo trecken derselver erfgenamen
voor een najaar vijf hondert gulden"
Maar het is wel duidelijk dat met het
verdwijnen van een oud gebruik ook
de betekenis van het woord najaar
zich ging wijzigen. Voor ons gevoel
betekent najaarde tijd die laat in
het jaar valt, dus: de herfst.
In verscheidene steden komt de
straatnaam Raaks voor. Dit woord is
hetzelfde als reeks, rij en betekent ei
genlijk: ketting. Daarom werd Raaks
de naam van een water dat de stads
gracht kruiste en dat, om de vijand
te verhinderen de stad binnen te va
ren, werd afgesloten door een ketting
die men spande tussen twee wacht
torens aan weerszijde op de stadswal.
Thans is de Raaks veelal gedempt en
zo is het een straatnaam geworden. Het
woord raaks, dat verwant is met het
werkwoord rekken, komt in de vorm
rak ook voor in de aardrijkskundige
namen Gouderak en Damrak. En men
sprak vroeger van een sleutelraaks of
sleutelreeks voor wat wij nu een sleu
telbos noemen.
tA/W^^VAAA/VWXAAAMAA/WIAAAAA/WIAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA/^AAAAAAAA/WXAAAAA/VXAAAAAAAAAAAA^1
(Van onze correspondent)
RAVENSTEIN. Alle huisvrouwen in
het Noord-Brabantse Ravenstein zjjn door
een Berghemse bakker verrast met een
gratis brood, en met de mededeling, dat ze
voortaan brood met 20 percent korting
krijgen thuisbezorgd.
De bakker kwam tot deze stap, nadat
zijn bezorger in Ravenstein ontslag had ge
nomen en de vijf plaatselijke winkeliers
niet bereid bleken brood uit Berghem te
verkopen.
Dat is het werk van de pas vijf jaar
bestaande Tramweg Stichting. Tot ver
bazing van velen slaagde die er twee jaar
geleden al in om een paar keer met een
eigen treintje naar Medemblik en weer
terug te hakke-tuffen .Vorig jaar werd
dat nog uitgebouwd. Dat gebeurde toen
echter nog allemaal onder de vleugels
van de Nederlandse Spoorwegen en met
personeel van de N.S. Bovendien was het
geen écht stoomtreintje. Loc 30 van de
gasfabriek Rotterdam stoomde schitterend,
maar de geleende N.S.-lokaalspoorrijtui-
gen waren een aanfluiting. Het was be
helpen en de passagiers klaagden erover
dat ze niks zagen.
De spoorwegen willen al een paar jaar
fraag een honderdtal goederenlijntjes
wijt en daaronder hoort ook Hoorn
Medemblik. „Een schande", riep men in
West-Friesland via de Kamer van Koop
handel, de gemeentelijke en intergemeen
telijke organen. Maar vooral een paar
nieuwe industriële bedrijven in Medem
blik hadden recht van spreken, omdat ze
naar die plaats waren toegelokt onder ga
rantie dat het goederenlijntje zou blijven
bestaan. Vandaar dat het nog steeds niet
is opgeheven, hoewel de N.S. er steeds
heviger vanaf willen.
„Geef ons de lijn HoornMedemblik
in exploitatie. Dan zullen we ook voor
het goederenvervoer zorgen", zei de
Tramweg Stichting. En de spoorwegen
zeggen met graagte „alsjeblieft", maar de
spoorbrug bij Medemblik willen ze mee
nemen onder het argument dat ze die nog
wel ergens anders kunnen gebruiken, zo
zegt de stichting.
„Dan is ons hele plan in de soep", zeg
gen de mensen van de Tramweg Stichting.
„Zo kunnen we niet meer in het hart van
Medemblik komen, zijn het hele spoor
wegemplacement en de ruimte kwijt en
kunnen ook de goederen niet vervoeren.
We zouden een heel nieuw spoorwegem
placement, met perron, met omloopspoor,
met kolenopslag, enzovoorts moeten aan
leggen voor de brug. Ten eerste is er geen
ruimte voor. Ten tweede is dat door ons
niet te realiseren. Of de plannen slagen,
hangt af van de spoorbrug.
Staatssecretaris Keyzer moet het ver
lossende woord spreken. „Ik zou niet we
ten waarop die beslissing hangt", aldus
de heer W. F. K. Saher, penningmeester
van de Tramweg Stichting, „maar het
duurt al veel te lang. We hadden de or
ganisatoren van de Oudhollandse markt
in Hoorn al moeten kunnen vertellen
wanneer we op de woensdagen willen rij
den en wanneer op de zaterdagen, maar
we kunnen niks zeggen zolang de beslis
sing uitblijft We willen trouwens ook al
graag in mei rijden, als al die vrije dagen
rond Pinksteren er zijn."
Het opvallende is dat op een negatieve
beslissing hoegenaamd niet wordt gere
kend. Het antwoord zal „Ja, starten
maar" zijn, daar zijn de mensen van de
Tramweg Stichting van overtuigd. Het
gaat er nu alleen maar om wanneer de
staatssecretaris dat „ja-woord" wil uit
spreken.
Ondertussen is er geen sprake van lijd
zaam afwachten. De hele winter door is er
in het depot Hoorn elke zaterdag met ge
middeld twintig man uit Beverwijk, Am
sterdam, de Zaanstreek, en Alkmaarse
contreien en uit West-Friesland zeer hard
getimmerd en gesleuteld aan de stoomlocs
en de goede, oude originele rijtuigen.
Pronkstuk is het enige normaalsporige
stoomtramrijtuig, dat men voor de onder
gang heeft kunnen behoeden. Het is de
21, afkomstig van de Gooise Tramweg
Maatschappij en gebouwd in 1915. In de
loop van de jaren was het rijtuig wel
gemoderniseerd. Inmiddels is het rijtuig
weer geheel in oude doen gerestaureerd.
Bovendien onderging loc 30 een grondige
ketelrevisie.
Inmiddels kan de Tramweg Stichting
zich erop beroemen de grootste spoorweg
maatschappij in oud materieel van West-
Europa te zijn. Men heeft 103 eenheden
(locs, rijtuigen en wagens) van de on
dergang gered. Het merendeel staat ech
ter nu weer buiten te verkommeren,
waardoor het hard nodig is, dat er grote
loodsen komen.
Ook zal de Tramweg over eigen perso
neel moeten gaan beschikken. Daar wordt
hard aan gewerkt. Er zijn veel mensen
nodig, maar het moet allemaal hobbywerk
blijven. Betaald wordt er niets, zware
verantwoording krijgt men wel.
Het lijntje zal het karakter moeten heb
ben van een historisch toeristische attrac
tie en dat zal dan zo moeten blijven, zo
vindt de stichting.
Temeer omdat het wel duidelijk is dat
in ons ruim bevolkte land, geen ruimte,
geen mogelijkheid, geen geld zal zijn om
meer historische treinritjes te creëren. De
lijn HoornMedemblik zal de enige zijn.
Passender Oudhollandse plaatsen en
een beter landschappelijke entourage zou
men er trouwens niet voor kunnen be
denken, aldus de Tramweg Stichting.
DEN HAAG. Een aantal dierenvrien
den heeft aan de ministers Beemink van
Binnenlandse Zaken, Roolvink van So
ciale Zaken en Volksgezondheid en Polak
van Justitie alsmede aan de staatssecre
tarissen Kruisinga en Van der Poel een
brief gestuurd waarin ernstige bezorgd
heid wordt uitgesproken over de dagelijk
se overtredingen van het Honden- en Kat-
tenbesluit.
Bij de brieven zijn drie van in totaal
ruim 2000 verzamelde handtekeningen ge
voegd. De initiatiefnemers vragen boven
dien staatssecretaris Kruisinga om een
spoedig onderhoud over deze kwestie.
De briefschrijvers willen onder meer
dat de inentingspapieren van alle honden
en katten bij het daarbijbehorende dier
blijven, dat alle laboratoria in Nederland
lijsten krijgen van vermiste dieren, dat
alle Nederlandse rechters een maximum
straf uitvaardigen tegen degenen, die hon
den en katten verhandelen en dat „de
nodeloze vivisectie wordt gestopt".
ROME. (Reuter) De officiële
nachtwaker van Rome heeft zijn jaar
verslag uitgebracht. Hij heeft het af
gelopen jaar in de straten van Rome
onder meer vijf schapen, twee ezels,
een paard, twee muilezels, dertien ko
nijnen, een gans, 21 kippen en twee
kalveren aangetroffen.
Verder vond hij een vlaggestok, een
Mariabeeld, vijf Perzische tapijten,
een elektrocardiogram en 25 kilo waar
devolle juwelen. De nachtwaker heeft
kunnen constateren dat 2321 winke
liers vergaten hun zaak af te sluiten
toen zij naar huis gingen en dat 412
van hen de sleutel in het slot lieten
zitten. Bovendien lieten twaalf winke
liers hun brandkast open.
(Van onze correspondent)
LEIDEN. Mr. D. van Eek, direc
teur van Sleutels Conservenfabriek in
Leiden, heeft een monumentaal stuk we
tenschappelijke arbeid verricht op het
gebied van de juridische aspecten op het
gebied van geld in het vroegere Neder
lands-Indië. Zijn werk heeft geresulteerd
in het schrijven van een proefschrift over
dit onderwerp en het behalen van de
doctorstitel.
Dr. Van Eek heeft zes jaar 'aan zijn on
derwerp geschaafd voordat het de kloeke
vorm van een boek van bijna 360 pagi
na's had aangenomen. Zes jaar waarin
hij door een goede organisatie van zaken-
en gezinsleven („ik moest eerst met mijn
vrouw praten; zij moet het tenslotte goed
vinden"), kans zag een uitvoerig archief
onderzoek op te zetten en uit te werken.
Hij legt uit: „Je moet regelmatig wer
ken. Je moet het er voor over hebben om
in de weekeinden 's ochtends om acht uur
achter je bureau te gaan zitten. Het ver
eist een behoorlijke dosis doorzettings
vermogen. Er komt natuurlijk een mo
ment dat je „vastzit". „Denk maar aan
de zwakkere rondetijden van Ard en
Keessie. Daar moet je doorheen. Ik heb
veel routinewerk in de avonduren ge
daan. Als je om acht uur thuis komt van
een zakelijke bespreking kun je niet veel
meer doen."
In zijn studie heeft dr. Van Eek uit
voerig uiteengezet hoe de geldstelsel van
Nederland en Nederlands-Indië zich heb
ben ontwikkeld. Vóór de Tweede Wereld
oorlog waren de geldeenheden in beide
delen van het rijk volstrekt identiek, er
was een onbeperkte inwisselbaarheid en
men kon ongehinderd geld overbrengen
van Nederland naar Nederlands-Indië en
omgekeerd. Met de Tweede Wereldoorlog
en daarna veranderde het beeld. Met de
vrije transfer was het afgelopen. In mei
1951 werd in het onafhankelijke Indonesië
de gulden vervangen door de roepia. Dat
leidde tot een aantal valutageschillen;
aanleiding voor deze studie.
Dr. Van Eek heeft een en ander zelf
meegemaakt. Afgestudeerd als Indisch
jurist, vertrok hij naar het toen opstan
dige Nederlands-Indië, waar hij tot 1954
lid van de rechterlijke macht en advo
caat was. In 1954 weid hij algemeen-ver
tegenwoordiger van de Deli Maatschap
pij, waaraan hij tot 1964 verbonden bleef.
Terugkijkend analyseert hij: „Men reali
seert zich te weinig wat Nederland aan
Indië te danken heeft. Denk maar eens
aan het bedrijfsleven. Een maatschappij
als Koninklijke Olie heeft zijn manage
ment in Indië kunnen leren." Hij wijst
ook op het feit, dat het geven van ver
antwoordelijkheid aan jonge mensen in
Indië een gewone zaak was en vervolgt:
„Wat ik ook jammer vind is dat onze
kennis over Indonesië zo snel wegzakt.
Amerika neemt daar, bijvoorbeeld op
wetenschappelijk terrein onze rol over.
Ze maken nu al formidabele studies over
het land."
Van de bespiegeling terug naar dr. Van
Ecks eigen wetenschap: de geldelijke
vergelijking. Het was bedoeld als een
„rustig" promotie-onderwerp, vooral ge
wijd aan de geschillen voortvloeiend uit
de veranderde staatkundige omstandig
heden voor het geld, geschillen waar bij
voorbeeld verzekeringsmaatschappijen en
pensioentrekkenden mee naar de rech
ter liepen. Want welke gulden telde
er, de Indische of de Nederlandse? Was
er wel een duidelijk verschil?
Vragen waarop dr. Van Eek een ant
woord probeert te geven. Vragen ook die
hen brachten tot uitvoerige vergelijkin
gen met buitenlandse ervaringen.
Een van de uitkomsten die hem het
meest heeft verrast, is het Franse beleid
ten aanzien van een reeks voormalige ko
loniën in Afrika. Met enige bewondering
stelt hij vast: „De Fransen hebben na
1945 de problemen die dekolonisatie op
het gebied van het geld zouden hebben,
onderkend. Ze hebben valuta gemaakt
voor de gebieden die in Afrika onafhan
kelijk werden. Maar ze hielden zelf wel
de touwtjes in handen." De monetaire
soevereiniteit hield geen gelijke tred met
de politieke onafhankelijkheid. Dr. Van
Eek ondervond dat, toen hij een verzoek
om inlichtingen richtte aan een centrale
bank in Afrika en antwoord kreeg uit
Parijs
Nederland heeft formeel gepoogd bij de
soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië
iets dergelijks te bereiken, maar dat is
niet gelukt.
Dr. Van Eek stelt vast: „Het politieke
klimaat was er niet naar". Dr. Van Eek
wil er wel voor uitkomen, dat hij in het
begin geen idee heeft gehad dat er zo
veel werk aan zijn proefschrift vast zou
zitten. Maar gestimuleerd door nieuwe
ontdekkingen en nieuwe raadsels ging hij
door, mede steunend op aanwijzingen
van zijn promotoren, de Leidse hooglera
ren Kreukniet en Lemaire.
Samenvattend stelt dr. Van Eek: „Ik
heb altjjd willen promoveren; ik heb een
zekere wetenschappelijke interesse en er
was hier een onderwerp, waarvan ik het
een en ander had meegemaakt. Want
toen ik nog bij de Deli Maatschanpij zat,
waren deviezenregelingen een dagelijks
terugkerende nachtmerrie. De maat
schappijen die in mijn proefschrift ter
sprake komen, zijn begrippen voor me.
Het is een deel van je verleden, waar je
nooit helemaal van los komt."
i#