GUERRILLA'S IN LATIJNS-AMERIKA STEEDS ACTIEVEE! IN DE STEDEN safe Wy vechten opdat de heersers zullen val len en de nederigen kunnen opstaan" lp* m ZATERDAG 7 MAART 1970 Erbij 15 Krotten in een buitenwijk van de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires. 99 „Domheid' Merkwaardig 8 oktober Uruguay i Volk van Zuid-Amerika voelt zich niet betrokken bij het verzet der guerrilla's. Bogota, hoojdstad van Columbia: veel moderne gebouwen, maar nog meer armoede. Onkruid Politiestempels Hongercommando's Vuurgevecht (Van onze correspondent) MONTEVIDEO De gouverneur van de Ameri kaanse staat New York, Nelson Rockefeller, heeft als een van de resultaten van zfón vorig jaar gehouden en zeer omstreden reis door Latijns Amerika meer „mili taire hulp" geëist voor Uruguay. Inderdaad is in deze kleinste staat van Zuid-Amerika enige jaren geleden nog het Zwitserland van Latijns Amerika genoemd tegelijk met een alarmerende sociaal-economische achteruitgang een revolutionaire organisatie actief ge worden, die een ernstig gevaar kan vormen voor de gevestigde orde. Daarbij is Uruguay evenals Chili het enige Zuidamerikaanse land, dat in de laatste decennia verschoond is gebleven van militaire staatsgrepen. Fidel Castro maait suikerriet. DE REVOLUTIES IN Latijns-Ame- rika vormen een bont schilderij. In de meeste landen kan men bij tussenpo zen van gemiddeld drie jaar een ver andering vaststellen tussen (burger lijk) democratie en (militair) dicta tuur. Daarbij bleven in de regel de „heersende klassen" dezelfde. Een uitzondering hierop waren bijvoor beeld de revoluties van Getulio Vargas in Brazilië en Juan Domingo Perón in Argentinië, waar „nieuwe" klassen in het bestuursapparaat werden inge voerd, waarbij de zogenaamde „oli garchie" tijdelijk werd verzwakt, maar niet van haar rechten beroofd. DE MILITAIRE dictatuur in Peru en Bolivia is een andere vorm van machtsverschuiving. Tegenover de „tra ditionele" revoluties staan de revolu ties die gebaseerd zijn op de klasse- strijd. De Cubaanse omwenteling van 1959 is daarvan geenszins het eerste voorbeeld geweest. De Mexicaanse re volutie die in 1917 begon en zich tien tallen jaren voortsleepte en de Boli viaanse waardoor de „,MNR" (Movi- miento Nacional Revolucionario na tionale beweging) tien jaar lang aan de macht kwam, waren met de ont eigening van het grondbezit en van het monopolie van het binnen- en buiten landse kapitaal typische revoluties gebaseerd op de klassestrijd. De revo lutie van Fidel Castro was in het be gin zuiver nationalistisch en verander de pas in een communistische onder invloed van de tegenacties van het Noordamerikaanse kapitalisme. Omdat het socialistische regime in Cuba het enige is dat als zodanig in Latijns-Amerika bestaat, ging men bij de planning voor een uiterst linkse re volutie in heel Latijns-Amerika daar van uit. De verandering die 1969 op dit gebied met zich meebracht, is nu ook dat: Fidel Castro nog aarzelt of hij zijn re volutie zal „exporteren". Het zwaartepunt van het subversieve gevaar van de kust van de Pacific is verplaatst naar de Atlantische Kust. De stadsguerrilla de plattelandsrevo lutie schijnt te vervangen. IN TEGENSTELLING tot Brazilië en Uruguay zijn er in Argentinië al vele jaren terroristische bewegingen aan het werk. Toen Perón aan het eind van de tweede wereldoorlog zijn wel willende neutraliteit ten opzichte van de asmogendheden opgaf, werden aan de lopende band bomaanslagen ge pleegd door de rechts-radikale organi satie „Alianza Nacionalista Libertado- ra" (Nationaal Verbond voor de Be vrijding). In 1946 werden binnen een paar weken zevenhonderd aanhangers gearresteerd. Ze speelt tegenwoordig geen rol meer. De „Tucuara" is de belangrijkste en gevaarlijkste terroristenbeweging van de laatste jaren. De organisatie ont leent zijn naam aan de lansen die de in de gevangenis van Buenos Aires, „Villa Devofo", zitten. HET IS merkwaardig dat gezien de grote ellende waarin de Braziliaanse massa leeft de „landelijke guerrilla" in dit land zo weinig aanhangers kreeg. De uit de kringen van grootgrondbe zitters stammende advocaat Francis co Juliao in Recife, richtte aan het eind van de vijftiger jaren de zoge naamde „boeren-liga" op. In het kader daarvan ontstonden ook rilia-leider beschouwd. Beiden hebben ook de ontvoering van de Noordameri kaanse ambassadeur C. Burke Elbrick georganiseerd, die werd uitgewisseld tegen vijftien politieke gevangenen van verschillende richting. BOVENDIEN zijn nog een serie an dere „bewegingen voor de vrijheid" actief, vooral de zogenaamde „MR8" (Movimiento Revolucionario 8-revolu- tionaire beweging-8) en „MR-26) (re volutionaire beweging 26). MR-8 ontleent zijn naam aan de 8ste oktober 1967, de dag dat Che Que- vara werd gedood. MR-26 aan een ge- FIDEL CASTRO, „Che" Guevara en Regis Debray gaan uit van de basis- leer van de Chinese revolutie. Volgens hen moet de haard van de revolutie in afgelegen, moeilijk toegankelijke gebieden met een noodlijdende bevol king, door een revolutionaire élite ge vormd worden (zie hierover Regis Debray's boek „El Castrismo"). Dien overeenkomstig werd ook in de beslui ten volgens het programma van de conferentie van de „OLAS" (Latijns- Amerikaanse solidariteitsorganisatie met de Cubaanse revolutie) in Hava na in 1967 vastgelegd dat de revolutie vanuit het land moet komen. In de slotrede, die Fidel Castro op deze conferentie hield, lieeft hij gezegd:... „Maar de ervaring van de guerrilla op dit continent heeft ons veel geleerd: onder andere de noodlot tige vergissing, de absurde voorstel ling, dat men een guerrilla-beweging vanuit de stad zou kunnen leiden". „Volgens onze overtuiging betekent dit niet alleen een domheid, maar een misdaad". De tegenstanders van de stadsguer rilla beroepen zich op de „pijnlijke te genslagen" van deze vorm van revo lutie voeren in Bolivia, Santo Domin go, Guatemala en Venezuela, en er kennen dan ook dat een guerrilla al leen mogelijk is in staten met zoals de Cubaanse minister van Onderwijs, Armando Hart, het op de OLAS-con- ferentie heeft geformuleerd „lande lijke bergstreken" In het verslag van de Cubaanse delegatie staat daarom ook: „Het is wen onzinnig en absurd tegenwoordig te spreken van een guer rilla in Uruguay of Chili als het loo chenen van de mogelijkheid ervan in Venezuela, Colombia, Bolivia, Brazilië, Guatemala of Peru". stoottroepen van de Argentijnse dicta tor Juan Manuel de Rosas omstreeks het midden van de vorige eeuw ge bruikten. De „Tucuara" heeft de laat ste tijd ontelbare bom- en andere aan slagen gepleegd. Nu is ze verdeeld in een rechter- en een linkervleugel, waar bij de links-radicale vleugel geleid wordt door Joe Baxter. Deze heeft een grote bankoverval op de polikliniek van de Vakbond van Bankemployé's in Buenos Aires geleid. Daarbij wer den verscheidene politiemannen ge dood. Het „commando" maakte twaalf miljoen Argentijnse pesos buit. Baxter ging naar Spanje (waar hij Peron ontmoette) Algerije, Angola, de Kongo, Egypte (hij noemt zich „Nas sers vriend") en Noord-Vietnam, ves tigde zich daarna in Uruguay en nam deel aan verschillende bankovervallen gepleegd door Uruguayse terroristen. De Argentijnse student in de rechten, José Luis Nell Tacci, die ook betrok ken was bij de overval op de polikli niek, werd gearresteerd in de woning van een Uruguayse terrorist. Bij een persconferentie in Buenos Aires (dag blad „La Razon" van 19 juni 1965) verklaarde de staatssecretaris van de „MNR", Patricio e. Puerredon, dat de „Tucuara" de enige paramilitaire or ganisatie was. Bovendien gaf hij toe achter Nell Tacci te staan. De groep heeft een brief van generaal Peron ge publiceerd, waarin staat dat deze zich ook solidair verklaart met de kamera den van Nell Tacci die op dit moment paramilitaire opleidingskampen. Deze beweging liep op niets uit, omdat zij er niet in slaagde bij de hongerende en ongeletterde plattelandsbevolking een revolutionair bewustzijn op te wekken. De strijd om het dagelijks brood neemt zoveel energie van de massa in het hongergebied in het noordoosten van Brazilië in beslag, dat er geen en kele belangstelling bestaat voor poli tieke problemen. De beweging van Ju liao, die nu als emigrant in Mexico leeft, is al enige jaren geleden nog voor de militaire revolutie van 1964 mislukt. De guerrilla in Brazilië is de moeite van het vermelden nauwelijks waard. Er bestond daarentegen sinds eind 1967 een stadsguerrilla. De belangrijkste beweging is „Van guard Popular Revolucionaria", de re volutionaire voorhoede van het volk. Deze stond onder leiding van Carlos Marighela, die uit protest tegen de door Moskou gevoerde lijn, uit de Bra ziliaanse Communistische Partij is ge treden en een opmerkelije rol heeft ge speeld op de „OLAS"-conferentie in Havana. Van hem en van kapitein Car los Lamarca die kortgeleden van het leger overliep naar de revolutionai ren hangen in duizenden politiebu reaus pamfletten aan de muur, waar hun aanhouding „dood of levend" wordt verzocht. Niet lang geleden lokte de politie Ma righela in de val en doodde hem. La marca wordt nu als de grootste guer- denkwaardige dag van de Cubaanse revolutie: de bestorming van de Mon- cada-kazerne. Er zijn ook nog kleinere bewegingen van hetzelfde soort. De drie grotere organisaties beschik ken over een geheime zender, een il legaal blad „Resistencia" („Verzet") evenals over goed georganiseerde guerrillakampen. De politie verklaart dat zij ongeveer vierhonderd guerrilla strijders heeft geïdentificeerd. Men spreekt van honderd arrestaties. De meesten moeten 20 tot 25 jaar oud zijn, ongeveer een derde ervan is student, een vijfde overgelopen militairen. De criminele politie van Sao Paulo meldde in 1967 en 1968 23 roofoverval len, waarvan er 19 een subversief ka rakter hadden. Daarbij werden 1.222.000 nieuwe cruzeiros (plm. 1,2 miljoen gulden) „voor het socialisme onteigend". Tussen half 1968 en half 1969 werden 42 bankovervallen gemeld, waarbij de opbrengst 2,5 miljoen nieu we cruzeiros bedroeg. De militaire po litie heeft dertig van de honderd leden van de „MR-8" in de marinegevange nis op het Ilha (eiland) das Flores ge ïnterneerd. Daartoe behoort de bankbe diende Jorge Medeiros Valle, die vijf miljoen n.c. van de staatsbank „Banco do Brasil" heeft verduisterd „voor het socialisme". De beweging had ook twee landgoederen gekocht in de om geving van het nationale park Iguazu (in de staat Parana) om de plattelands bevolking van die plaats op te ruien en te beginnen met de vorming van een „landelijke guerrilla" naar Cubaans recept. DE BELANGRIJKSTE guerrilla-be weging aan de Atlantische kust is die van de Uruguayse „Tupamaros". Zij ontlenen hun naam aan Tupac Ama ru, die aan het eind van de 18e eeuw een opstand organiseerde tegen het Spaanse koloniale bewind en na zijn falen op bevel van de vice-koning in het openbaar werd gevierendeeld. Sindsdien geldt hij als het symbool van de Latijnsamerikaanse vrijheids beweging. De ideologie van de „Tupamaros" is zeer duidelijk gesteld in een reporta ge (.„dertig vragen aan een Tupama ros") in het Chileense tijdschrift ,,Pun- to Final". Ze verlangen de gewapende strijd als methode voor de revolutie, omdat volgens hen de heersende laag niet met vreedzame middelen ten val kan worden gebracht. Daarbij wensen ze van geen enkele politieke partij af hankelijk te zijn. Ze beschouwen zich echter „verbroederd" met een van de twee in Urugauay bestaande socialis tische partijen, evenals met de kleine „MRO" (Movimiento Revolucionario Oriental Uruguays revolutionaire beweging) en de nog kleinere „FAU" (Federacion Anarquista del Uruguay Uruguay's Anarchistenverbond). In het weekblad van Montevideo „Al Rojo Vivo" (18 maart 1969) geven de Tupamaros antwoord op vragen over de doelstellingen van hun beweging. „We willen het burgerlijk kapitalis tische regime dat over het land heerst uit de weg ruimen. We vechten opdat de heersers zullens vallen en de ne derigen kunnen opstaan. We geloven niet dat de heren die verscheidene auto's, villa's in Punta del Este en 'n Estancia (landgoed) bezitten, zich er goedschiks van laten overtuigen dat het misbruik is en dat ze, wat ze te veel bezitten, moeten afstaan aan hen, die hun hele leven hebben gewerkt en niets bezitten. „HET GAAT er niet om enige wal gelijke gevallen van kapitalistisch mis bruik te straffen, terwijl men gelijktij dig het kapitalistische regime in stand houdt". „Dat zou zijn alsof men het ergste onkruid wegneemt maar zijn zaad in de aarde liet we zijn van plan de grote industrie-, handels- en landbouw ondernemingen te socialiseren en een strenge controle uit te oefenen op de noodzakelijke elementen van consump tie, zoals woningen, opdat er geen misbruik gemaakt zal worden. Nie mand zal meer bezitten dan hij wer kelijk nodig heeft. Met andere woor den: we willen het, eigendom geheel afschaffen en de volledige gelijkheid tot stand brengen tussen regerenden en geregeerden. wat betreft offers en inkomsten", aldus de Tupamaros. Wat de tactiek betreft: de Tupama ros zijn het niet eens met het afwijzen van de stadsguerrilla door de Cubaan se revolutieplanners van de „OLAS"- conferentie. Ze geven toe dat in het vlakke Uruguay zonder bossen, een landelijke guerrilla de ordetroepen slechts tijdelijk kan tegenhouden, maar verklaren dat het driehonderd vierkante kilometer grote gebied van en rond Montevideo voldoende basis tot opereren biedt, temeer daar de 12000 soldaten voldoende zijn uitge rust. Van de 22000 man sterke politie is slechts ongeveer duizend in staat een echte guerrilla te bestrijden. Ze verklaren bovendien het feit, dat praktisch het hele personeel van staat- bedrijven, de banken, industrieën en de handel lid is van een vakbond. Wat een buitengewoon voordeel is, omdat een guerrilla in een land, dat half ver lamd is door stakingen, betere kansen heeft. ZE WILLEN de groeiende crisis in het land benutten, om wanneer deze een hoogtepunt heeft bereikt, een re volutie te ontketenen. Dit doel eist een uitstekende organisatie. Ze hebben zich bij het waterleidingbedrijf de plannen van het rioleringssysteem van Montevideo toegeëigend en deze zorgvuldig en nauwkeurig uitgewerkt, daarbij rekening houdend met de er varingen van de opstanden in War schau en de stadsguerrilla in Algiers en Oran. De werkplaats waar vervalsingen werden vervaardigd voorzag alle leden van valse papieren, maar gebruikte echte stempels, die van de politie af komstig moeten zijn. De politie heeft de werkplaatsen opgerold, waar auto's werden omgebouwd en wapens ver vaardigd. Ze hebben speciaal daar voor ontworpen huizen gebouwd en een veldhospitaal ingericht. De werk verdeling tussen monteurs, chemici, medische studenten en electro-techni- ci is goed ontwikkeld. Het aantal Tu pamaros is onbekend, toch spreekt men soms van ongeveer honderd guer rilla-kampen en duizend helpers. Toch kennen in het algemeen slechts de leden van één van de talrijke cellen elkaar, zodat zij ook onder druk van (ontkende) mishandelingen door de po litie niet in staat zijn hun kameraden te verraden. De organisatie staat op buitengewoon hoog intellectueel peil. De gevangen genomen guerrilla-strijders variëren van een professor aan de kunstacade mie, een hoofdingenieur van het eleo- tricite its bedrijf tot een vroegere ambte naar van een p:ote bank. Het kader moet vooral zijn gerecruteerd uit stu dentenkringen van het laatste semester. De guerilleros komen dikwijls uit de vooraanstaande families van_ het land. Twee broers, waarvan er één gedood en de andere gearresteerd werd, zijn zonen van 'n vroeger lid van de staats raad, die nu senator is. Van anderen behoren de vaders tot de bekendste academici van het land. De Tupamaros, die zich ook „MLN" (Movimiento de Liberacion Nacional Nationale Bevrijdingsbeweging) noe men, traden als zodanig voor het eerst in 1964 voor het voetlicht, in de vorm van de zogenaamde „hongercomman do's". Ze overvielen vrachtwagens van gro te levensmiddelenbedrijven en verdeel den de etenswaren onder de bewoner» van de zogenaamde „Cantegries", zo als men de armenwijken aan de rand van de stad noemt. Bovendien „ont eigenden" ze vooral wapens. Vanaf 1965 overvielen ze systematisch banken. Toch heeft de chef van de geheime politie, commissaris Alejandro Otero, verklaard, dat de Tupamaros in de armste omstandigheden leven en het geld voor hun organisatie gebruikten, zonder het evenwel de noodlijdenden te schenken. EIND 1966 kwam het tot de eerste vuurgechten tegen de politie, waarbij o.a. Mario Robaina Mendez, lid van een „vrijkorps" werd gedood (Later werd een van de commandogroepen naar hem genoemd). In mei 1968 nam het aantal bankovervallen sterk toe. Bij twee daarvan werden vijf miljoen pesos (toen ongeveer 110.000 gulden) „onteigend". Tijdens een rede van de president Pacheco Areco, werd het ra diostation „Radio Ariel" van dr. Jor ge Batle, één van de steunpilaren van het regime, opgeblazen. Later werd een van de meeste spectaculaire acties uit gevoerd: Tijdens een 'radio-uitzending van een voetbalwedstrijd, waar hon derdduizenden naar luisterden, dron gen de terroristen het radiostation bin nen en draaiden verschillende keren 'n bandopname af met een revolutionaire proclamatie (velen geloofden daarin de stem te herkennen van Raul Sendic). De serie sensationele ontvoeringen (Slot zie volgende pagina)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 15