DE ONVERWOESTBARE CHARMES VAN
PROKOFJEVS „DRIE SINAASAPPELS
(f
BALDWINS
BITTERE
AUTOBIO
GRAFIE
II
~^V;
7
AMERIKAANSE LITTERATUUR
Opera in Londen
Onverhuld
Zwoel roze
ZATERDAG 7 MAART 1970
Erbij
ALLE GOEDE DINGEN bestaan in drieën
wat goed is mag men wel ten derde
male beproeven! Ik ging naar Londen en
zag drie opera's de derde was: „De liefde
voor de drie sinaasappels" van Serge Prokof jev.
De voorstelling werd gegeven in het Coliseum
door de Sader's Wells Opera. Enige dagen te
voren had ik in hetzelfde theater „Lucky Pe
ter's Journey" gezien en mij verbaasd afge
vraagd of er in Londen geen beter theater be
schikbaar was voor dit wereldberoemde gezel
schap. Maar nu bleek het interieur van het
versleten Coliseum precies de juiste atmosfeer
te hebben voor het sprookje van „De liefde
voor de drie sinaasappels". In en voor de loges,
boven de orkestbak, had een gedeelte van het
koor plaatsgenomen en deze mensen vormden
een publiek dat zich met de handeling op het
toneel bemoeide, wanneer zij dat nodig vonden.
Dit „publiek" interrumpeert en protesteert als
de gang van zaken niet naar hun zin is. Wan
neer de acteurs in een situatie verzeild raken,
waar zij niet meer uit weten te komen, dan
rennen zij het toneel op om de zaak in goede
banen te leiden. Dit maakt de voorstelling bij
zonder levendig en de acteurs worden hierdoor
in de gelegenheid gesteld om van de hak op de
tak te springen een sport die zij de hele
avond met grote toewijding bedrijven.
Als kind begonnen
X V fif
Sergej Sergejewitsj Prokofjev,
zoals een Amerikaans karikatu-
rist hem zag.
Italiaans thema
Emmertje water
1
Eric Shilling (onder) als Tchelio en Derek Hammond Stroud als
Farfarello in Prokofjevs beroemde humoristische opera.
Margareth Eales als Ninettemet Gregory Dempsey als de prins
in ,£)e liefde voor de drie sinaasappels".
Rus gebleven
Portnoy's klacht
HET IS EEN echt toversprookje
met een koning en een prinsprinses
sen, een sluwe groot-vizier, een duivel,
een hofnar, tovenaars en heksen dok
ters en bedriegers Geesten vliegen
door de lucht en één. van de prinses
sen verandert plotseling in een witte
rat. Het ene wonder volgt op het ander
en men verveelt zich geen ogenblik.
De grootste wonderen zijn natuurlijk
de drie sinaasappels die stuk voor stuk
een beeldschone prinses blijken te be
vatten. Het is onmogelijk om na te
vertellen wat er allemaal gebeurt
maar in het kort komt het hierop neer:
een prins die het lachen heeft ver
leerd zoordt betoverd door een heks
om weer een gelukkig mens te worden
moet hij drie sinaasappels stelen uit
de keuken van een reuzen-kokkin. In
de laatste sinaasappel zit de prinses
van zijn dromen verborgen.
SERGEJ Sergejewitsj Prokofjev kan
met recht en reden een geboren opera
componist genoemd worden. Toen hij
negen jaar oud was begon hij aan zijn
eerste opera in drie akten en hij was
nog bezig met de laatste verbeterin
gen aan zijn opera „Oorlog en Vrede",
toen hij in 1953 stierf. Hij componeer
de acht opera's, zeven symfonieën,
vijf pianoconcerten en twee vioolcon
certen en dat is nog lang niet alles,
maar hij zal de geschiedenis ingaan
als een operacomponist, door zijn
„Liefde voor de drie sinaasappels".
Over Strawinsky wordt veel meer
geschreven en gesproken dan over
Prokofjev, maar de grote Igor heeft
ook veel meer over zichzelf geschre
ven en laten schrijven, dan de stille Ser-
gej. De tijd zal leren wie de belang
rijkste was. Het staat vast dat de wer
ken van Prokofjev voor iedereen be
ter verstaanbaar zijn.
Ik ben nog nooit iemand tegen ge
komen, die zich een ongeluk gelachen
heeft om een stuk van Strawinsky,
maar Prokofjev kan een hele zaal
laten bulderen van het lachen en daar
knapt een mens van op.
Ik weet wel, dat de humor niet be
slissend is voor de werkelijke waarde
van een compositie, maar gebrek aan
humor draagt er ook niet toe bij. Het
is al erg genoeg, dat men altijd spreekt
over „serieuze muziek" als men het
fx.
werk van de grote componisten be
doelt, zonder daarbij te bedenken dat
de muziek in het algemeen geschreven
werd om een mens gelukkiger en vro
lijker te maken.
„LJOEBOW K TRJOM apelsinam"
is gebaseerd op een „commedia" die.
de vermaarde Italiaanse dichter en
toneelschrijver Carlo Gozzi (1720-18061
samenstelde uit oude oosterse legen
den. Toen Prokofjev in 1918 in Ameri
ka belandde kreeg hij vrij spoedig de
eervolle opdracht om een opera te
schrijven voor de Chicago Opera Com
pany. Hij zocht naar een onderwerp,
dat hem in staat zou stellen de impro
visatie van de commedia uell' arte op
de voorgrond te plaatsen.
Hij werd geïnspireerd door Carlo
Gozzi's „Fiaba dell' amore delle tre
melarancie, en in zes maanden
schreef hij zijn ,,L'Amour des trois
oranges". Door allerlei tegenslagen
vond de première pas plaats in de
cember 1921. Het succes was niet groot,
er konden slechts drie voorstellingen
gegeven worden, maar nu vijftig
jaar later behoren de „Drie Sinaas
appels" tot het vaste repertoire van al
le grote operagezelschappen.
HET IS MOEILIJK te zeggen waar
in precies de kracht schuilt van deze
onweerstaanbare opera, maar waar
schijnlijk is het doorstralende optimis
me van de 27-jarige Rus, die meende
een nieuw vaderland te ontdekken, de
grondslag van zijn succes. Elke onver
wachte wending die in het libretto
voorkomt heeft Prokofjev met grote
handigheid in de muziek weten op te
vangen. De partituur „barst" van
luchthartigheid en levensvreugde en
niemand kan zich onttrekken aan de
overrompelende charme van zijn me
lodieën. Daarbij is hij een grootmees
ter in het „ostinato" het hardnekkig
volhouden van een rytmisch motief,
maar hij gaat daarin toch niet zo ver
als bijvoorbeeld Carl Orff (Carmina
Burana). Prokofjev had de goede
smaak om precies te weten wanneer
het motief uitgeput was, hij begon dan
onmiddellijk met een volgend even
suggesief rythme. Zijn melodieuze
invallen eindigen even abrupt als zij
begonnen zijn, want niets mag de
bruisende stroom van zijn invallen in
de weg staan.
DE „CLOU" Van deze opera is het
opensnijden van de drie sinaasappels.
De prins en zijn knecht dreigen op hun
thuisreis om te komen van de dorst,
de knecht kan het niet langer uithou
den en als zijn meester slaapt snijdt
hij twee sinaasappels open. Er stap
pen twee charmante prinsessen uit,
maar daarmee kan hij zijn dorst niet
lessen. Integendeel de lieve meisjes
sterven zelf voor zijn ogen van de
dorst. De prins ontwaakt, of liever ge
zegd, hij wordt wakker van de dorst.
Hij besluit de laatste sinaasappel aan
te snijden, maar ten derde male ver
schijnt er een van dorst versmachtende
prinses. Radeloos zoeken zij naar
watier hun einde en het einde van
de opera is nabij. Eén van de „toe
schouwers" krijgt een goed idee, hij
leent van de brandweerman achter de
coulissen een emmertje water en
overhandigt dit aan de prins!... het
spel kan verder gaan.
DE VOORSTELLING verliep on
danks de gecompliceerde enscenering
bijzonder vlot. De regisseur Peter
Coe is erin geslaagd om er een amu
sante opera van te maken, geheel vol
gens de bedoelingen van Prokofjev.
De verrassingen waren niet van de
lucht de tovenaars zweefden over
het toneel. Het décor van Tony Wal
ton was dood-eenvoudig en bijwijlen
fantastisch inventief. Het orkest, onder
leiding van- David Lloyd-Jones, was
zeer goed op dreef en inspireerde de
zangers. Gregory Dempsey als de
Prins en Kevin Miller als Truffaldi-
no, zijn knecht, zongen dat het 'n lieve
lust was, zelfs toen zij van dorst dreig
den te sterven. Voor iedereen op het
toneel, de toneelknechts incluis, is het
een vermoeiende opera, maar het or
kest heeft de „waarste taak. Toen ik
na afloop aan een van de orkestle
den vroeg: „Hoe vindt u „The love
of the three Oranges"? keek hij
mij bedenkelijk aan en zei: „I hate
oranges"but I love opera!"
IN HOLLAND is Prokofjev voorna
melijk bekend door zijn sprookje „Pe
ter en de wolf" waarmee hij vela
kinderharten veroverd heeft. Hij com
poneerde dit .deine meesterwerk in
1936, twee jaren nadat hij zich weer
definitief in Rusland vestigde. Men
heeft zich vaak afgevraagd hoe het
mogelijk was, dat hij zich heeft laten
dwingen om te buigen voor de „muzi
kale eisen" van de Sovjet-autoriteiten,
maar hij wilde niet meer weg uit Rus
land. Toen hij voor het laatst in
Frankrijk was heeft hij verklaard
waarom hij terugging „Ik moet
terug. Ik moet weer de werkelijke
winter zien en de lente, die als het
ware openbarst van het ene ogen
blik op het andere. Ik moet de Rus
sische taal weer horen en kunnen pra
ten met de mensen van mijn eigen
vlees en bloed."
J. H. MOOLENIJZER
JAMES BALDWIN, één der
meest vooraanstaande negerau
teurs van de Verenigde Staten
op het ogenblik, werd in 1924 in Har
lem, New York geboren. Bijna al
zijn werken zijn autobiografisch,
handelen over zijn jeugd in een van
de vele kerkgemeenschappen die
Harlem rijk is, over de moeizame
worsteling zich te bevrijden uit de
verstikkende sfeer van het getto;
over de periode ook in Europa waar
hij zich fel bewust werd van zijn bi
seksualiteit en zijn diepgewortelde
afkeer van Amerika: over zijn toene
mend engagement en de wijze waar
op hij zich niet geheel van harte
aansluit bij de Muslims (en dit jaar
dan volgens de laatste berichten bij
de Panters). Dit alles is vooral te
vinden in Go ell iJ on the mountain
Giovanni's room, en in koel-inteliec-
tuele essays als Notes of a native
son. Vorig jaar gaf Bruna in Neder
landse vertaling uit de verhalenbun
del To meet the man (1965) ea als
Grote Beer, de roman Tell me how
long the train has been gone (1968).
mantraditie (de veel te dikke episo
dische „life-story"); vaak melodra
matisch, larmoyant soms, ramme
lig geconstrueerd, maar ook vol
beelden van wanhopige angst en vre-
demloze en blasfemische hypocrisie
van mijn land", en als biecht van
een belangrijk schrijver die geen
revolutionair kan of wil zijn (Clea
ver's felle aanklacht gaat volkomen
OM MET DE roman te beginnen:
Zeg mij hoe ang de trein al weg is
(de woorden komen uit de spiritual
„de mensen blijven komen, maai
de trein is al weg") is een onbe
schaamde autobiografie met Bald
win nauw verhuld als de acteur Leo
Proudhammer. Zowel het privé-ka-
rakter van deze gedetailleerde ont
boezeming als net onderwerp dat
iedere zuiver esthetische benade
ring onaanvaardbaar maakt, be
moeilijken een bespreken" van de
roman. De biecht van Baldwin is in
een vaak onbeholpen „litterair"
raam-verhaal geplaatst, en overi
gens geheel in een Amerikaanse ro-
selijke eenzaamheid die aangrijpend
en echt genoeg zijn om de roman in
zijn geheel meer dan aanvaardbaar
te maken.
Als beschrijving van het hier nog
te weinig bekende en voor velen on
voorstelbare gezicht van de Vere
nigde Staten en, in Baldwin's woor
den, het „bittere besef voor de bo-
voorbij aan Baldwin's vaak geuite
„onuitsprekelijke angsten, afgunst,
drift, en verbazing over de wereld")
is de roman in uitstekende verta
ling van Louis Ferron een „must"
voor wie iets van wat nu gebeurt
begrijpen wil.
MEER BESPREEKBAAR. meer
leesbaar ook, en op een meer inge
togen manier evenzeer overdonde
rend, zijn de acht korte verhalen
bijeengebracht in het Bruna-boek:
Een picknick om nooit te vergeten,
in een vertaling van Max Schuchart
(zoals altijd uitmuntend). De ver
halen gaan niet alle over Baldwin's
eigen ervaringen (zoals jeugdherin
neringen aan Harlem, de negerkerk
dienst, de angst en roes als hij blank
New York ingaat, de opluchting van
Europa en walging van de terug
keer), maar ook (zelfs) over de erg
blanke sheriff uit het titelverhaal
die zich, aan de vooravond van te
verwachten rassenrellen in zijn dis
trict, herinnert hoe hij als jongetje
meeging naar zijn eerste lynching.
„Het man-kind" is een minder ge
slaagd Faulkneresk verhaal waar
geen kleurling in voorkomt; „Kom
uit de wildernis", met het mooie
„Sonny's blue's" hoogtepunt uit de
bundel, is een prachtig geciseleerd
vrouwenportret. Met de twee boeken
van Baldwin heeft Bruna ons leven
niet prettiger gemaakt, maar wel
veel verstandiger.
HIERNAAST EEN der bestsellers
van 1969, Updike's Couples, bespre
ken valt me erg moeilijk. John Up
dike, een knap stilist en modieus
schrijver, veel .groter" dan Bald
win, veel onwezenlijker ook, heeft in
dit kroelerige en veelal oninteres
sante stuivertje-wisselen van de pa
ren een knap portret geleverd van
knap vervelende mensen.
De vertaling van Frans Bijlsma
is goed. Toch, nu de publiciteits
campagne niet meer in het achter
hoofd zweeft, valt sterker dan bij
eerste lezing op dat een citaat van
Paul Tillich en de benadrukte reli
giositeit van de hoofdpersoon (hoofd-
paarder) maar al te zeer Baldwin's
uitspraak over de Verenigde Staten,
hierboven geciteerd, bevestigen. Bij
Meulenhoff verschenen in zwoel ro
ze, deze beschrijving van Wasp-Ame-
rika.
EEN ANDERE bestseller uit 1969
die nog op mijn bureau ligt, Port-
noy's Complaint, ook vorig jaar door
Meulenhoff uitgebracht, blijkt de
tand des tijds en het tanen van de
publiciteit beter te hebben door
staan. De auteur. Philip Roth (ge
boren in 1933„ in New Jersey) debu
teerde in 1959 met Goodbye, Colum
bus: een novelle en een aantal korte
verhalen die tezamen een beeld ge
ven van joods leven in de Verenigde
Staten, en Roth direct bekend maak
ten. Hij kreeg, terecht, de National
Book Award; het boek werd overi
gens indertijd door Polak Van
Gennep in vertaling ook hier uitge
bracht. Na het wat tegenvallende
Letting Go maakte, in 1967, When
She Was Qood duidelijk dat Roth in
derdaad een belangrijk schrijver is.
In hetzelfde jaar begint ook de
stroom fragmenten van een nieuwe
roman te verschijnen in Partisan
Review en Esquire, een stroom die
in 1969 in Portnoy's Complaint uit
mondt.
Die complaint wordt in de oor
spronkelijke uitgave op de blurb uit
gelegd: het is een „disorder in which
strongly felt ethical and altruistic
impulses are perpetually warring
with extreme sexual longings, often
of a perverse nature." In het geval
van Alexander Portnoy dan een on
weerstaanbare drang tot onaneren.
een gargantuesk uitgewerkte nei
ging de hand aan Alex te slaan. Hij
komt uit een milieu waarin niets be
staat „dat niet beladen was met ri
sico, droop van de bacillen, of zwan
ger ging van het gevaar" (en
schuld!), zijn moeder is een ver
schrikking (Zo een die volgens Freud
castratie-angsten opwekt), zijn va
der een sukkelige verzekerings
agent. En op zijn 33e jaar is hij de
enige Assistent Commissaris voor
de Mogelijkheden van de Mens voor
de Stad New York, en op de behan-
delbank van Dr. Spielvogel. psychia
ter.
De mogelijkheden voor de mens
uit een zodanig verstikkend burger
lijk milieu (eerder ook beschreven
in When*she was good) zijn, zo sug
gereert Roth, niet zo groot. Uit zijn
biecht aan de geseculariseerde rabbi
Spielvogel blijkt, ondanks de vrese
lijk leuke humor van de situaties
waarin Portnoy verzeild raakt Dij
zijn zoeken ïaai eer verdorven
„shikse" bij wie hij zich helemaal
schuldeloos kan voelen, hoe onont
koombaar tragisch zijn leven is.
„Dokter Spielvogel, dit is mijn le
ven, mijn enig leven, en ik leef mid
den in een joodse mop! Ik ben de
zoon in de klassieke joodse mop
maar er is helemaal niets grap
pigs aan."
Het is jammer dat de vertaling
van Else Hoog het lenige woordspel
en de steeds mderliegende ernst
van Roth vervlakt en vergrooft.
Toch, ook in Je Nederlandse versie
zijn de droom van Onan en de zede
lijke ontluistering van deze eeuw
zelden zo goed verwoord Portnoy's
Klacht is, voor wie tegen een ver
baal stootje kan. e°n tragi-comisch
meesterwerk van een hoog begaafd
schrijver.
PETER JAN DE VOOGD
4