Kennismaking met Japan (4) Groeiende afvalligheid bij beide godsdiensten buitendienst ZATERDAG 14 MAART 1970 door Rein Blijstra De vuurrode Heian-tempel in Kyoto, gebouwd in 1895 ter ge legenheid van het 1100-jarig be staan van deze stad. De tempels van Ise: prototype der Japanse bouwkunst. KERKEN EN PALEIZEN markeerden vroeger, in onze Westerse wereld, de ontwikkeling van de bouwkunst. Ook in Japan kan men die ontwikkeling aflezen van tempels en kastelen, maar er is een verschil. De Westerse kathedraal steekt huizenhoog boven de woningen der gewone mensen uit; de Japanse tempel is ook een hoog (of op een hoogte geplaatst) bouwsel, maar vormt niet het hoofdmotief en middel punt van een stad of groot stadsplein. Hij verschuilt zich dikwijls in een uitgestrekt park en bepaalt dus niet in die mate het stadssilhouet als onze kerken dat doen. mmmmm SECTARISME BI-RELIGIEUS SHINTOiSME Het kasteel van Nagoya: van buiten indrukwekkend, van binnen slecht gerestaureerd. 1 SUSP - - i 4 Ook Japan bouwt in neo-antiekeen modern hotel in Nikko geheel in oude trant opgetrokken. OERWONINGEN EENHEIDSS YMB 00 L VERFIJNING SYNTHESE ^WVWWWWWWWWWWWWWW\/VWVl/*/VWWWWV%#W%/VW%/WV*< De Japanner kan kiezen uit duizend-en-één goden t- nat.. «T-', WWW* Wi^PIllPPP^ DE PARKEN rond die tempelcom plexen (het gaat meestal om een hele verzameling gebouwen) hebben thans dezelfde functie als onze openbare stadsparken. Het zijn ontmoetings plaatsen waar de voetganger tot rust komt en niet elk ogenblik opzij moet springen voor een auto. Er hebben zich dikwijls looplanen met talloze kleine winkeltjes gevormd, waardoor deze complexen kleine winkelcentra zijn geworden, waar warenhuis en grootbedrijf nog geen vaste voet heb ben verkregen. TEMPELS hebben in Japan een be langrijke sociale functie al is de r®h- gieuze belangstelling niet af te meten aan het drukke bezoek. Wel ziet men de mensen voor het heilige een bui ging maken en ook kletteren geregeld muntjes in de voor de tempel staande offerblokken die met een rooster af gedekt zijn. OPVALLEND is, zoals ik reeds in een vorige beschouwing opmerkte, dat er in nieuwe steden of wijken geen plaats voor tempels wordt gereser veerd: misschien een gevolg van de toenemende ontkerkelijking? Wel zijn er in Osaka aan de grote boulevard verschillende nieuw gebouwde tempels ongeveer in de traditionele trant op getrokken, maar dan van beton en met van hout. DE JAPANSE tempel is heel anders dan een kerk. Hij is eerder te verge lijken met een Griekse tempel: het publiek blijft als regel buiten. Wel worden huwelijken in de tempelruim te ingezegend. Die mag men slechts betreden als men zijn schoenen uit trekt, maar dat is ook regel in de ge-, wone huizen, omdat de matten nu een maal kwetsbaar zijn. IS ONS GODSDIENSTIGE leven voor de vreemdeling een war winkel van sekten, in J apan weet men ook raad met de religieuze veelvor migheid. Er zijn twee „hoofdgods diensten", maar het aantal goden oi „goddelijke varianten" is ontelbaar groot. Negeren we gemakshalve de christelijke godsdienst (die hier ook aangehangen wordt) dan blijft het nochtans een uitermate ingewikkelde zaak. De hoofdgodsdiensten shintoïsme en boeddhisme, kennen namelijk tal van sekten, die zozeer uiteenlopen en zich zo ver van de oorspronkelijke leer verwijderd hebben, dat bijna van onafhankelijke varianten gesproken kan worden. Een voorbeeld hiervan is het ook in de westerse wereld bekende en door velen bewonderde Zen-boed- dhisme. VOOR DE Japanse godsdiens) geldt het gulden woord van Lao Tse: „Zij die weten spreken niet, zij die spreken weten niet". Er zijn enie duizenden goden in Japan en ongeveer honderd daarvan zijn prominent. Maar de meeste Japanners zijn in religieus opzicht nogal onverschillig en de jon ge mensen geloven helemaal nergens meer aan. Niettemin werd nog een paar jaar geleden aangegeven, dat 40 miljoen mensen een godsdienst bele den. SOMMIGE Japanners houden er twee religies op na: Het is mogelijk zowel shintoïst als boeddhist te zijn. Voor Westerse begrippen is dat vreemd vooral als men bedenkt, dat het shin toïsme eigenlijk een animistische godsdienst is, een naar ons idee pri mitieve religie, waarin zowel rivieren als rotspartijen, dieren als bomen god delijk, althans heilig kunnen zijn. Voorts vermengt men nog een flinike hoeveelheid bijgeloof met allerlei ta boes plus een ferme voorouderverering met de „goden" die de oogst en de vis vangst, een lang leven, gezondheid of militair succes bevorderen. HET BOEDDHISME, pas in de ze vende eeuw in Japan ingevoerd, heeft een veel wijsgeriger ondergrond, even als de leer van Confucius, die in het begin van onze jaartelling met zijn systeem van geboden de weg voor het boeddhisme vrijmaakte. De ontwikkeling van het shintoïsme tot een godsdienst waarin de natuur verschijnselen of de dingen van de levende natuur menselijke gestalten kregen begon ongeveer in de vijfde eeuw toen de voornaamste tempel van het shintoïsme, de Ise-tempel werd ge bouwd. Het zijn eigenlijk twee tempels en zij vormden een heiligdom, dat de eenheid van het Japanse volk symbo liseerde en dat misschien nog wel doet. De bouw van deze tempels viel name lijk ongeveer samen met de tijd waar in de verschillende vorstendommen van het rijk gedeeltelijk vrijwillig, maar goeddeels onder dwang verenigd werden. Dit gebeurde door één heer sende familie, die zetelde in Yamato, de streek rond de stad Nara, die van 710-784 de officiële hoofdstad van het rijk was. f- ISE IS EEN bijzonder exclusief hei ligdom: slechts de keizer mag de bin nenste omheining en het daarin gele gen gebouw, waarin zich de heilige spiegel bevindt, betreden. Wanneer moeilijke beslissingen genomen moe ten worden of wanneer een lid van de keizerlijke familie het land verlaat, wordt het heiligdom bezocht en vraagt men de godin Amaterasu om raad. MERKWAARDIG is dat de voor naamste gebouwen van dit tempelcóm- plex om de twintig jaar geheel wor den vernieuwd. Men bouwt op een lege plek naast de bestaande gebou wen en omheiningen een geheel nieuw complex, brengt de heilige voorwerpen over en breekt de oude gebouwen af. Op de lege plek die daarbij ontstaat, worden twintig jaar later weer nieuwe tempels of bijgebouwen opgericht. Dat is nu al negenenvijftig maal gebeurd. In het jaar 1974 worden de huidige (nu vijftien jaar oude) ge bouwen afgebroken en vernieuwd. Die vernieuwing kan men verklaren uit de afkeer van de Japanner voor alles wat oud is, maar ook uit de omstan digheid dat ongeverfd hout in een be trekkelijk ruw klimaat als het Japanse snel in kwaliteit vermindert. WMIB N>«: Toch zijn er in Japan eeuwenoude gebouwen, die nog in voortreffelijke staat verkeren, al moesten dan ook dikwijls onderdelen vernieuwd of de buitenkant geverfd worden. Die anti pathie tegen het oude liep vroeger dus nogal los. ARCHITECT Kenzo Tange ziet de Ise-tempels als de oer-vormen van de Japanse architectuur. Hij wijst erop, dat de alleroudste huizen uit ronde gaten in de grond bestonden, waar over men een tentvormig dak had ge bouwd: in de primitieve tijd van de J omon-cultuurToen de rijstbouw werd ingevoerd (en daarmee de ver fijnder Ya-Yoi-cultuur) maakte men schuren op palen, tegen de ratten en tegen het vocht. En daarna werden deze schuren het prototype van de hui zen waarin men ging wonen. De voornaamste gebouwen van Ise, waarin de heilige zaken bewaard wor den, zijn eigenlijk een verfijnd soort schuren met warandes er om heen en een aantal architectonische fijnzinnig heden, die uitsluitend als versiering zijn aangebracht. Uit dat type gebou wen is dus volgens Tange de Japanse architectuur voortgekomen, zowel de woonhuizen, de tempels als de palei zen. UIT HET voorgaande volgt dat het shintoïsme grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de architec tuur en ook op de houding van het volk in het algemeen in geestelijke zaken. Het shintoïsme was tevens een symbool van de eenheid van het Ja panse volk, want de keizer stamde im mers van de godin Amaterasu af en het volk stamde (letterlijk) af van de keizerlijke familie, al had het dan ook, als laagste kaste, niets te ver tellen. Japan was namelijk een typische standenstaat met aan de top de hoge adel (de daimyo's), daarna de lage adel (samurai) en tenslotte het volk dat, goed beschouwd, niets betekende. Het shintoïsme was staatsgodsdienst tot aan de Tweede Wereldoorlog, het was de religie van de regerende klassen. TEGENOVER het shintoïsme stond het boeddhisme, dat van het vasteland werd ingevoerd en grote aanhang kreeg, maar zozeer in sekten verdeeld was, dat het nooit grote politieke ver anderingen teweeg heeft kunnen bren gen en dat wellicht ook niet wilde. De Chinese wijsgeer Confucius die Japan rijp maakte voor het boeddhis me, was allerminst een revolutionair. Hij erkende een verschil in stand tus sen heer en onderdaan, vader en zoon, leraar en leerling. Zijn leer kwam dus, in politiek opzicht, de Japanse heersers goed van pas. En vandaar ook dat het toegestaan was om boed dhisme en shintoïsme gelijktijdig te be lijden: voor onze begrippen een ab surde toestand. In de architectuur bracht het boed dhisme een soort uitbundigheid, die we nu voor „echt Japans" verslijten en die dat ook wel is, maar die toch slechts één kant belicht van de reli gieuze beleving van het Japanse volk. Misschien kan men de tempelarchi tectuur het best onderscheiden door te stellen, dat zeer eenvoudige tempels altijd shintoïstisch zijn, terwijl die met uitbundig sculpturen en versieringen zowel shintoïstisch kunnen zijn (be- invloed door de boeddhistische stijl) als puur boeddhistisch. HET ONDERSCHEID tussen de ver fijnde stijl der oude Japanse bouw kunst en de uitbundig „versierende" stijl met geweldig veel variaties en heel verschillende bouwsels, van pa godes tot lantaarns, van poorten tot lampions, van bierreclames tot ver vaarlijke monsters, valt ook de opper vlakkige bezoeker al gauw op. Ise en Katsura (de keizerlijkse villa in Kyoto), zijn voorbeelden van de ver fijning. Katsura doet denken aan de vlakverdeling van een Mondriaan, maar dan „architectonisch vertaald" en staat diametraal tegenover Nikko, dat in de dertiger jaren door Bruno Taut werd verfoeid omdat het zo uit bundig is in zijn vormentaal, dat het aan een kermis doet denken. Men kan bepaald niet zeggen, dat de Japanse cultuur op zijn mooist is als ze maar eenvoudig blijft. In feite is het onzin, over één gebouw te oorde len. Zoals gezegd bestaat elke „tem pel" uit een complex van gebouwen, die soms met een geraffineerd gevoel voor plaats en vorm in een bos, op een berghelling, aan de rand van een vijver, midden in het water of bij een rivier, maar alleen in de natuur ge plaatst zijn. IK HEB eens, in mijn enthousiasme over de Heleense tempels, geschreven dat de Grieken reeds het geheim van de samenwerking kenden: zij schiepen een geheel, dat natuur noch kunst is, een geheel waarbij men de rol van beide samenstellende elementen niet meer kan onderscheiden, noch zich af vragen wat het meeste bijdroeg tot dit effect. Een volkomen synthese dus. gemakkelijk voor iedereen te begrij pen, omdat zij zo eenvoudig en dui delijk is, omdat zij „levensgroot" voor ons staat. Iets dergelijks is ook het geval in Japan, met dit verschil dat Grieken land nu kaal is en de tempels ruïnes zijn geworden, terwijl in Japan nog vele gave tempels staan, op heuvels soms, maar meestal omring door dicht bos. De synthese is volmaakt, maar ook gecompliceerder, want soms loop je via een kronkelend pad langs een pagode, een bijgebouw en een tempel naar boven en steeds zie je weer een andere rangschikking van natuur en kunst, van bos, vergezicht en gebouw. Op dat pad kom je bovendien allerlei zorgvuldig gerangschikt plaveisel van verschillend allooi tegen; je wordt af geleid door of misschien juist toe- geleid naar een terrasje, een paar boompjes of een uitzicht en als ie van een hooggelegen gebouw komt kan het gebeuren, dat het terras een beet je schuin afloopt waardoor het lijkt alsof je in de lucht zweeft. ER IS een oneindige hoeveelheid va rianten van bos en paden, van ruisen de bomen en ruisend water, van zacht klinkende bellen en felle kleuren, van klokken en lantaarns, van tegels en keurig gerangschikte keien die je im poneren, maar je tevens op je gemak stellen. Je bent als het ware een ge lovige, die tevens een geziene gast is. Als je dan ook nog op de fascinerende tuinen met hun vreemde schoonheid let ben je, als westerse „groenstroken"- consument, helemaal nergens meer! REIN BLIJSTRA I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 25