Parijzenaars ontdekken dat ook buiten Frankrijk nog wel geschilderd wordt „ORLANDO FURIOSO" ALS EEN WERVELENDE TONEEL-KERMIS UNIEKE EXPOSITIE IN BRITISH MUSEUM Nederlandse clandestiene litteratuur van 1940-45 Initiatief van Anna Simoni EXPOSITIE VLAAMSE SCHILDERKUNST THEATRO LIBERO IN HOLLAND FESTIVAL ZATERDAG 21 MAART 1970 Erbij i 21 Oog voor anderen Cultureel kruispunt Permeke's vlezige vrouwen. HET TEATRO LIBERO uit Rome zal in het Holland Festival een serie voorstellingen geven van „Orlando Furioso (Razende Roe land), een soort kermisspel, gebaseerd op de tekst van Ludovico Ariosto uit 1532. Er zal zoveel aan te zien zijn, dat het er niets toe doet of je de woorden verstaat of niet. Voor hen, die toch absoluut willen weten waar het over gaat, komt er in het programma een inhoudsbeschrijving met een aantal foto's als herkenningsbeelden. Voor staand publiek Steeds anders Eenheidsprijs Ook uit het verleden Liefde voor ons land In 1958 begonnen Unicum (Van onze correspondent) ZONDER dat men zeggen kan dat de Parij zenaars, door de jongste overzichtstentoon stelling in het Orangerie-Museum die aan de Vlaamse kunst van En- sor tot Permeke is gewijd, nu een picturaal terra incognita betreden hebben want tenslotte liggen Gent en Ostende dichter bij Parijs dan Bordeaux, Lyon of Marseille betekent voor hen deze expositie stellig toch ook wel weer veel meer dan enkel een aanvulling of com plement van of op de wetenschap, die ze zich over dat onderwerp al eerder hadden vergaard. Van de achttien schilders die in de Oran- gerie staan aangetreden, waren een Ensor, een Permeke en een Edgard Tijtgat misschien namen die vaag- lijk nog wel door een begrip werden gedekt. Maar de rest, als De Brakeleer, Van Rijsselberghe, Gustave de Smet, Frits van den Berghe, Georges Minne, Rik Wou ters of Servaes, haalden zelfs die nominale bekendheid niet of nau welijks. HET IS' NU eenmaal zo en niet an ders, dat alles wat zich afgelopen de cennia of eeuwen afspeelde buiten de poorten van Parijs, en a fortiori bui ten de grenzen van Frankrijk, zelfs voor de Franse erudiet toch wel zo ongeveer onder het net van de „pro vincie" gevangen kon worden. Alleen Van Gogh, Chagall, Mondriaan, Jaco- metti, Van Dongen om zo voor de vuist weg maar een handjesvol te noe men, die indertijd zelf naar Parijs wa ren gekomen om aldus diens aureool van culturele hoofdstad der wereld te erkennen, werden in ruil door de Fransen op den duur óók voor vol aangezien. SEDERT DE laatste oorlog, toen dat culturele aureool van Parijs on der de bezetting zelf enkele veren had moeten laten, heeft ook dat chauvinis tische superioriteitsgevoel een stevige deuk opgelopen. En het zijn met na me de grote retrospectieve exposities geweest, die in het kader der diverse culturele verdragen met andere lan den werden georganiseerd, die het pu bliek én de kritiek de gelegenheid bo den de belangstellende blik ook eens wat verder dan het eigen lokale erf te laten grasduinen. De Lage Landen aan de Zee heb ben van die schilderkunstige blikver- ruiming misschien nog wel het hoog ste profijt getrokken, omdat ze, objec tief gesproken, vermoedelijk ook wel het meeste hadden te bieden in een domein, waar de Parijzenaars zich bij hun entree niet direct ontheemd hoef den te voelen. De grandioze tentoon stelling over Vermeer die bij de Fran sen altijd al zeer hoog genoteerd stond, is enkele jaren geleden een ge beurtenis geweest waarover men nu nog lang niet is uitgesproken. Kees van Dongen die ook zijn beurt heeft gehad, hadden de Fransen al als een stuk cultureel eigendom inge palmd. Vincent van Gogh was een overeenkomstige adoptie ondergaan. De koele abstracties van Mondriaans lijnen en kleurenconstructies hebben, ondanks een andere expositie in de Orangerie, het ijs van de Franse on verschilligheid daarentegen nog altijd maar zeer betrekkelijk ontdooid. REMBRANDT, me in dit jubeljaar natuurlijk ook in Parijs troef is, is uiteraard een wijn die geen krans meer nodig had. Niettemin hebben al die picturale monstershows gezamen lijk toch als locomotieven gediend, waaraan nu steeds meer wagons uit die noordelijke dreven gekoppeld kun nen worden. Wagons die de Parijze naars bijna blindelings in goed ver trouwen betreden. Vandaag vermeldt het treinbordje dus: Vlaamse kunst (van het expressionisme). En voor morgen, of het volgend jaar, staat de Parijzenaars, naar alle waarschijnlijk heid, een eerste grote Breitner-tentoon- stelling te wachten. VLAANDEREN LIGT, ZOALS Ray mond Cagniat in de Figaro nog eens geconstateerd heeft, op een kruispunt, waar Frankrijk en Duitsland elkaar cultureel ontmoeten En hun beide in vloeden zijn ook in deze expositie niet moeilijk te herkennen. Cézanne is zo in het Brabantse fauvisme van een Rik Wouters terug te vinden, een schil der die op zijn 33ste jaar helaas te vroeg gestorven is, om zich uit die greep geheel te kunnen ontworstelen. Een Spillaert wordt (door de Monde- criticus Conil Lacoste) met zijn „Cha- peau rose" of „Habits bleus of fillet- te", vanwege zijn vlakindeling en zijn spiritualiteit onmiddellijk aan de „beste medewerker van' de Revue Blanche" gekoppeld. De „Laieke Be nedictijner" Minne, Van den Woes- tijne en dezelfde begaafde Spillaert worden, aan de grenzen van het sym bolisme, als neven of familieleden van de Fransman Maurice Denis en de Engelse Pre-Raphaëlieten gesitueerd. DIE REFERENTIES aan de eigen Franse of andere bekende kunstenaars die men in de meest kritieken tegen komt, zijn intussen lang niet altijd de nigrerend bedoeld. In zijn kroniek in Paris-Presse over de expositie die hij praktisch uitsluitend aan Ensor be steedt, maakt René Barotte zo de op merking, dat diens beroemde doek „lEntrée du Christ a Bruxelles", dat zeker een van de clous van de collec tie vormt, in 1888 vóór Van Gogh's „La Plaine d'Anvers-sur-Oise", de Tou louse Lautrecs „Clownesse" en ook vóór Gauguins „d'Oü venons-nous?' ge schilderd werd, legendarische werken die de Belg zo dus al had aangekon digd. James Ensor, die in 1949 op 89-ia- rige leeftijd stierf als zoon van een Engelse vader en een Vlaamse moe der, en die in 1929 door koning Al- bert I als baron in de adelstand ver heven werd, heeft, met Permeke, maar dan weer om heel andere re denen, vermoedelijk in Parijs nog wel de meeste en vooral levendigste aan dacht op zich geconcentreerd. Ook bij Ensor zijn er voor de Fransen de aan knopingspunten van een Degas, een Renoir en een Manet die het contact bevorderen. Maar niettemin is niemand blind voor zijn eigen originaliteit, waar in zich de overrompelende en vaak macabere verbeeldingskracht van een Brueghel en een Jeroen Bosch, met het intimisme van een Vuillard vermengt. Met Permeke, voor wie de organi satoren bijna de hele benedenzaal re serveerden, lijken de Franse bezoe kers zich wel weer wat verder van huis te voelen, maar voor de bena dering met zijn omvangrijke, vlezige, doorvoede en monumentale vrouws- en manspersonen schiet hun dan ge lukkig Rubens wel weer te hulp. In de oergezonde, ontembare kracht van Permeke, die zijn boeren en boerin nen in hun uitdagende vleesgestalten bijna meer als beeldhouwer dan als schilder uitstalt, heeft Parijs natuur lijk ook nog wel het diepst de vette lucht van het goede Vlaamse land ge roken om gelijktijdig het expres sionisme het sterkst te ondergaan. Een expressionisme dat, in tegenstel ling tot diezelfde kunststroming uit Cen- traal-Europa en Duitsland, de mense lijke natuur respecteert, en dat met zijn typisch-Vlaamse verve en wel lust voor de meeste Parijzenaars ver moedelijk wel een der grote openba ringen van deze expositie blijven zal. DIE INHOUD vormt een ironisch ridderverhaal over de strijd tussen de Christenen en de Moren., over de be drogen liefde van Orlando voor Ange lica, over overtrokken heldenmoed, liefdestrouw en sprookjesdingen zoals een vliegend paard, een onzichtbaar makende spiegel, een wonderhoorn, enz. ER WORDT gespeeld op 38 vierkan te wagentjes, die op allerlei manieren aan elkaar gevoegd kunnen worden en vaak dwars tussen het staande publiek doorrijden. Soms vervoeren ze een ga lopperend paard, een maagdenetend zeemonster, een boot in de storm of het steunpunt voor een lange draaiende arm, waaraan een grote, boven het publiek zwevende, vogel hangt. PAOLO RADAELLO, de leider van het Teatro Libero, kwam naar Holland om er iets over te vertellen: „Bij de eerste openbare repetitie lieten we het publiek zitten, maar dat klikte niet. Toen lieten we het staan en begon het spel opeens te leven. Nu staan de toeschouwers dan ook altijd, iedereen moet actief meedoen. Men loopt rond, springt opzij of leunt met kin en ellebogen op de rand van de wa gentjes, waarbij je, als je wilt de ac teurs zou kunnen aanraken. Wat ook enorm belangrijk is is dat er steeds verschillende dingen tegelijk gebeuren, zodat men gedwongen wordt een keus te maken". „Overal waar we tot nu toe hebben gespeeld, was het een enorm succes, behalve bij de première; het snobisti sche elite-publiek, dat alleen op uitno diging naar premières komt, was niet op ons directe spel voorbereid. Maar al bij de tweede voorstelling kregen we een heel eigen publiek". „We zetten geen sociale problema tiek op het toneel, maar de vorm waar in we spelen is wel sociaal: iedereen is gelijk; je hebt slechts keuze tussen meedoen en een dolle avond beleven, of opzij stappen en alleen toekijken. In dat laatste geval kan ik u beloven dat u zich verveelt". „IEDERE VOORSTELLING is weer anders, afhankelijk van de te bespelen ruimte en van het publiek. In Spoleto speelden we in een kerk voor maar 800 mensen. Dat was intiem, bijvoorbeeld vergeleken bij Milaan, waar we op het Domplein voor minstens 8000 mensen optraden". „Ariosto's verzen laten zich plezierig lezen, maar bij ons op de middelbare school hebben we al onze tijd nodig voor de hel, het vagevuur en de hemel van Dante, zodat er weinig voor Arios to overblijft. Toch kent iedereen het verhaal van Orlando, die als zijn An gelica hem in de steek laat voor Medo- ro zo razend wordt, dat hij de bomen uitrukt en als knotsen om zich heen slingert, waarbij hij alles vernietigt en een spoor van verwoesting achterlaat; gaf de geschiedenis van Marfisa, die als een vroege Dolle Mina in een harnas door het land rijdt en alle ridders pro voceert, waarbij ze voor een gevecht tegen tien man tegelijk niet opzijgaat, en we weten van de verhouding tussen de oosterse Ruggiero en de westerse Bradamante die trouwden en het ge slacht d'Este opleverden (de heren van Ferrara, aan wie Ariosto zijn gedicht opdroeg) Al deze gegevens leven in het volk en de poppentheaters op Sicilië spelen bijvoorbeeld vaak verhalen uit de „Orlando". Toch hadden we tot nu toe het meeste succes in Belgrado, waar we op een sportveld optraden; Het publiek daar kent de tekst niet en spreekt ook geen Italiaans, dus u hoeft zich nergens ongerust over te maken HET STUK KENT 102 rollen, ge speeld door 42 acteurs. Nu eens wor den scènes, de gevechten bijvoorbeeld heel realistisch weergegeven, dan weer acteert men met overdreven pa thos, om het melodramatische van de situaties van een ironisch accent te voorzien. Er zal gespeeld worden op 20 en 21 juni in de Koopmanbeurs in Amster dam, op 22 en 23 juni in de Rivièrahal te Rotterdam, op 24 en 25 juni in de Kurzaal van Scheveningen en op 26 juni in de Philips Jubileumhal te Eindhoven. De plaatsen zullen een eenheidsprijs krijgen van vermoedelijk 6 gulden en het ligt in de bedoeling voor geïnteres seerden een stencil met een fragmen tarische vertaling van de gespeelde teksten ter beschikking te stellen, om vóór de voorstelling of daarna nog eeng rustig door te lezen. (Van onze Londense correspondent) ONDER DE MACHTIGE GEWELVEN van de Londense King's Library van het Brits Museum herleeft op het ogenblik de sfeer van de Nederlandse bezettingsjaren. Daar is een unieke tentoonstelling die tot 26 mei zal duren. In een tiental vitrines zijn ter herdenking van de bevrijding boeken en andere geschriften van litteraire waarde, die in de jaren 1940-1945 clandestien werden gedrukt, bijeen gebracht. Al dit materiaal is afkomstig van de eigen col lectie van het Brits Museum. Het begrip clandestien omvat alles wat zonder toestemming van de Nationaal-Socialistische cultuurkamer het licht zag. Dit was behalve verzetsproza en -poëzieook „onschuldige" klassieke en andere bellettrie, niet alleen Nederlandse maar ook Franse, Engelse en zelfs Duitse, meestal in typografisch prachtig verzorgde uitgaven in zeer beperkte oplagen. Er bevindt zich daaronder ook een groot aantal vertalingen in het Nederlands. Zij werden gedrukt op vooroorlogs papier dat men nog in voorraad had of op ander goed papier dat men hier en daar opscharrelde. OP DE tentoonstelling zijn werken te zien, onder anderen van H. N. Werk man, aan wie een afzonderlijke vitrine is gewijd, Anton van Duinkerken, H. M. van Randwijk, G. den Brabander, A. van der Merwe (prof. P. Geyl), Handje Plak (Leonard Huizinga), J. H. de Groot, G. Kamphuis. Jac. van Hattem, Albert M. Witte, Menno ter Braak, Sjoerd Leiker, Anna Blaman, P. N. van Eyck en Eduard Hoornik. „De achttien dooden" van Jan Cam- pert, waarvan 15.000 exemplaren ver schenen en „Visie" (over haar geëxe cuteerde zoon) van Elisabeth van Maasdijk zijn hier op losse vellen in prachtige lettertypen en sober geïl lustreerd vertegenwoordigd. ER ZIJN OOK strijdbare stemmen uit het verleden, onder andere het Oranje Meilied en „Hier rot een kreng" van Joost van den Vondel, „Eeenzaamheid is armoede" van Bre- dero en verzetspoëzie uit de 80-jarige oorlog. Speciaal dient in deze categorie te worden genoemd „De Turkenkalen der" (Heerenveen 19421, ontworpen en gedrukt door H. N. Werkman. Zeer fraai verzorgd is ook „Een naamloos strijder" van Hector Man- tinga (Maurits Mok), geïllustreerd en gedrukt door Peter Starreveld in Am sterdam. Er zijn verder opmerkelijke drukken van F. Tamminga en A. A. M. Stols (onder verschillende pseudonie men), van de Bezige Bij en van de „bemanning" van het „Blauwe schip", een clandestiene groep van schrijvers. VOLGENS EEN speciale kaart van Nederland bevond de kern van clan destiene uitgevers zich in Amsterdam, Het Gooi, Den Haag en Leiden en on middellijke omgeving. Extra treffend is een vermelding dat een der publi- katies werd vertraagd doordat de drukker voor het vuurpeloton viel. Niemand wist precies welke straffen op deze activiteiten stonden. De mees te bij de clandestiene drukkersprak tijken betrokkenen, ontsprongen de dans, maar 28 hunner werden ter dood gebracht, waarschijnlijk omdat zij te gelijkertijd ook bij de illegale pers en andere verzetsdaden waren betrokken. Het initiatief, niet alleen voor deze tentoonstelling tot het aanleggen van deze belangrijke verzameling, is van miss Anna Simoni, hoofd van de Ne derlandse sectie van de afdeling „ge drukte boeken" (in tegenstelling tot manuscripten) van het museum. MEJ. SIMONI heeft reeds op jeug dige leeftijd grote liefde voor ons land opgevat. Zij kwam in 1939 met haar ouders als vluchtelinge uit Leipzig naar Engeland en kende toen al ons land, waar zij een aantal vakanties had doorgebracht en een klein beetje Nederlands had leren spreken. „Oorspronkelijk wilden mijn ouders zich in Nederland vestigen. Vandaar dat mijn belangstelling al dadelijk op dat land was gericht. Wij hebben er ook vrienden. Tijdens de oorlog deed ik mijn plicht door dienst te nemen bij de Britse luchtmacht. Ik werd op geleid tot vliegtuigwerktuigkundige. Het was voor mij tevens een kans om in lichte toestelletjes te leren vliegen. Na de oorlog kwam ik bij de afdeling Duitse boeken van het Brits Museum. Omdat ik een beetje Neder lands kende, beschouwde men mij als expert op het gebied van Nederlandse litteratuur. Dat ging zo in die dagen! Maar voor mij was het natuurlijk een aansporing om door veel lezen het Nederlands goed te leren." „Mijn taak was het Nederlandse lit teratuur, die in de oorlog was versche nen, voor het museum aan te schaffen, en wel om de kloof van deze vijf jaren te overbruggen. Dat waren vanzelf sprekend boeken welke de bezetter to lereerde of stimuleerde. Propaganda- litteratuur kochten wij natuurlijk niet." „Ik wist toen helemaal niets af van clandestien verschenen werken. Eigen lijk kreeg ik omstreeks 1957 bij toe val er een in handen. Toen heb ik mij onmiddellijk op de taak geworpen zo veel mogelijk van de clandestien ge drukte litteratuur voor het Brits' Mu seum in Nederland te kopen, voorna melijk in de antiquarische boekhan del." „IK BEGON MIJN collectie in 1958, kort voordat de heer Dirk de Jong, de redacteur van de Brinkman-bibliogra fie zijn catalogus over clandestiene litteratuur voltooide. Deze was voor mij van bijzonder grote waarde, even als de latere lijst gepubliceerd door het Nederlandse Instituut voor Oor logsdocumentatie in Amsterdam." „Dat eerste clandestiene boek ik ben de titel vergeten maakte op mij een enorme indruk. Ik zag onmid dellijk dat het afweek van de normale standaard en dat het iets merkwaar digs had, al kon ik mij niet meteen realiseren wat het was." Hoe groot is uw verzameling nu? „Ik weet het niet, want ik raak al tijd de tel kwijt.Maar wat op deze tentoonstelling te zien is enkele hond "Hen boeken en op losse vellen gedrukte gedichten bedraagt slechts de helft van hetgeen het Brits Mu seum bezit aan clandestiene Neder landse litteratuur." Mej. Simoni hoopt dat deze expositie ertoe zal meewerken geschriften op te diepen. Er zijn natuurlijk heel zeld zame bij, waarvan misschien nog maar een enkel exemplaar bestaat. „In Maastricht weet ik er een, maar het is begrijpelijk dat men dat boek niet wenst af te staan." „Ik ben bij het uitpakken zo nieuws gierig als een kind, want het is bijna altijd zonder uitzondering een heer lijke verrassing en een ontroerend moment, niet alleen om een produkt te zien, dat onder de moeilijkste omstan digheden is tot stand gekomen en om de vaak inspirerende teksten, maar vooral ook wegens de meestal voor treffelijke uitvoering." „In Nederland staat de grafische kunst waarschijnlijk op het allerhoog ste peil. Het getuigt van de weerbaar heid van de Nederlandse geest dat ook de clandestiene drukkers ervoor zorg den dat de vorm in overeenstemming was met de inhoud. Zij deden dit niet slechts als grote vakmensen, maar te vens als doelbewuste uitdaging van de bezetter. Er moet een stemming hebben geheerst van „Wij laten ons niet kisten. „ER IS GEEN twijfel aan dat der gelijk geheime, zo uitmuntend verzorg de uitgaven uit het bezette Europa een unicum zijn. In andere landen, bij voorbeeld Frankrijk en Denemarken en ook wel in Oost-Europa werd er het een en ander clandestien gedrukt, maar zeker niet op zo'n esthetische wijze." Dat dit in Nederland werd gedaan, komt volgens mej. Simoni niet alleen door de, overigens nog niet zo heel oude traditie van de grafische kunst, maar ook doordat in Nederland de be zettingsmacht een civiel karakter droeg, hetgeen waarschiinliik ook op drukkersterrein scherpere beperkin gen dan in de gebieden met een zuiver militaire bezetting betekende.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 21