Oranjedienders op de
stoomfiets" bewezen:
V erkeer sveiligheid
vooral kwestie van
strenge controle
DANKZIJ DE MOTORSURVEILLANCE 21,4 PCT
MINDER ONGELUKKEN OP WEG DOOR DE MEER
EEN HANDTEKENINGENJAGER UIT DE 17e EEUW
JU tóif. I ff
Vooronderzoek
Verrassingseffect
Averechtse piek
Nieuwe proef
JtmiQ
<r
qj:
ZATERDAG 21 MAART 1970
99
Sllll
DE „DODENWEG" door de Meer
(van Heemstede via Aalsmeer naar
Hilversum) was tot voor kort een
der gevaarlijkste verkeersaders in
westelijk Nederland. Als kortste
Oost-West-verbinding vanuit Haar
lem trok die smalle, bochtige twee-
baansweg meer snelverkeer dan
hij verwerken kon, zodat er dik
wijls in file gereden moest worden.
Daar kwam nog bij dat er geen
ruimte was voor vóórsorteerstro-
ken bij dwarswegen, en dat zich
ook allerlei langzame voertuigen
zoals landbouwtractoren en der
gelijke in de verkeersstroom stort
ten. Het aantal ongelukken per
kilometer was er dan ook hoger
dan op enig ander weggedeelte in
Noord-Holland. Het laatste jaar is
de toestand wel iets verbeterd. Het
gereedkomen van de Schipholweg
met nieuwe brug tussen Haarlem
en Schiphol heeft uitwijkmogelijk
heden geschapen. Op de weg door
de Meer zelf is men druk bezig
met de verbetering van kruispun
ten door het aanleggen van aparte
afritstroken. En tenslotte heeft ooV
de motorsurveillance van de rijks
politie op deze „dodenweg" (voor
Porsches was de weg te smal!)
duidelijk preventief gewerkt.
TOEN IK in Erbij van 14 fe
bruari schreef over de dichter
Roemer Visscher, heb ik verteld
van een bezoek dat hem en zijn
dochters werd gebracht door een
zekere Ernst Brinck, een jonge
man van aanzienlijke geboorte uit
Harderwijk. Deze Brinck was be
giftigd met een uitmuntend ver
stand en een bijzondere aanleg
voor vreemde talen. In 1595, toen
hij een jongen van dertien jaar
was, ging hij in Duitsland stu
deren. Hij bleef er twee jaar en
ging toen naar Leiden, waar hij
waarschijnlijk zijn studie voort
zette, hoewel zijn naam niet voor
komt in de lijst van ingeschreven
studenten.
l<vr(>nmt
■rent
•>yyv
>f~y-nrii'
Meestal volstaan de „oranje rij
ders" met een wenk of een
waarschuwend woord. Aperte
wegpiraterie wordt echter on
verbiddelijk met een bon ge
honoreerd.
VOORAL aan het toezicht van deze
„Oranje rijders" op het traject Aals-
meer-Hilversum is het te danken dat
het ongevallencijfer hier in anderhalf
jaar met 21,4 percent gedaald is, ter
wijl de verkeersintensiteit op dat tra
ject in diezelfde periode toch met 9
percent steeg. Een succes, waarop< de
chef van de Sectie Bijzondere Ver-
keerstaken van de rijkspolitie, de ma
joor A. C. Vogel, terecht heel te vre-
den is.
MAJOOR VOGEL heeft zijn hoofd
kwartier in een Driebergse villa, van
waaruit de witte Porsches en de BMW-
motorfietsen met de „oranje-dienders"
over het vaderlandse wegennet uit
zwermen. Hij zetelt in een kamer on
der een borduurwerkje van Sint
Christoffel, de legendarische be
schermheilige van de reizigers, die te
vreden glimlachend op de majoor
neerziet, als deze het lijvige dossier
van de proefsurveillance op de beruch
te Meerweg tevoorschijn haalt en blad
zijde één openslaat. Hij zegt: „In de
tijd dat de heer Samkalden minister
van Justitie was, stelden verschillende
Kamerleden hem voortdurend vragen
over het ingebruiknemen van een mo
torsurveillance op deze beruchte weg.
De Kamerleden voelden zich vaak met
een kluitje in het riet gestuurd, „om
dat ons klimaat zich daarvoor niet zou
lenen". Minister Samkalden toog even
wel toch maar eens naar Driebergen
en besloot na zijn bezoek, over te gaan
tot een proef met de oranjerijders.
Het proef traject werd dus de weg
AalsmeerHilversum".
INTUSSEN had majoor Vogel met
zijn medewerkers ijverig geanalyseerd,
op welke punten de meeste ongeluk
ken voorkwamen en tot welk soort ze
behoorden. Het bleek dat bij een be
paalde kilometerpaal negen van de
tien ongelukken dezelfde oorzaak had
den. Honderd meter verder kon de
oorzaak van geheel andere aard zijn.
Het vooronderzoek ging verder. Bij de
tijdstipbepaling van de meeste onge
vallen bleek de morgen geen spitsuur
te hebben: de gehele morgen was de
verkeersintensitieit hoog. „De oorzaak
ligt voor de hand", zegt majoor Vo
gel, „de hele morgen komen die dame
tjes uit hun villa's met het tweede
autootje de weg op en gaan bood
schappen doen."
Gewapend met deze feitenkennis
gingen 23 „oranjerijders" op pad. Voor
hen was speciale kleding ontworpen,
waar majoor Vogel pas na zware tes
ten mee akkoord ging. Ook de moto
ren kregen gestroomlijnde bescherm-
schilden. „Je kunt met 140 km per uur
je handen van het stuur halen; er
gebeurt niets", zegt een surveillant.
VOOR DEZE motorsurveillance is
een grillig systeem bedacht. Op de
„wisselpunten" (de punten met de
hoogste ongevalspecercentages) post
een oranjerijder. Zijn indrukwekken
de verschijning beneemt velen de lust
tot het overtreden van de verkeersre
gels. Inmiddels rijdt een tweede man
naar het volgende wisselpunt en pas
seert een andere postende collega. Na
het passeren springt de laatste weer
op de motor en rijdt zijn collega weer
voorbij, die hem net passeerde en in-
middeis op een ander wisselpunt heeft
postgevat. Over het gehele traject
overlappen de oranjerijders elkaar al
dus. Af en toe brengen ze nog variaties
aan in dit schema om het echt on
doorgrondelijk te maken. De centrale
in Driebergen dirigeert de mannen per
mobilofoon.
„Het verrassingseffect is onze kracht.
Je bent overal vlug ter plaatse. De
weggebruiker weet zich nooit vrij van
toezicht, omdat overal een motorsur-
veillant kan opduiken. Als een auto
mobilist denkt dat hij vrij spel heeft
omdat zojuist een motor hem gepas
seerd is, kan er best een tweede sur
veillant achter hem opduiken", legt
majoor Vogel uit. „De mensen moeten
altijd het idee hebben: „Big brother
is watching you!" Zijn elitecorps be
staat voornamelijk uit jonge mensen,
die overtreders correct op hun fouten
wijzen. „Maar tegen de tijd dat de
meest fervente overtreder gaat den
ken dat het flauwekul is, slaan we
toe". Als op een bepaald traject veel
ongevallen gebeuren door te snel rij
den wordt het verbaliseren gericht op
deze verkeerszonde en wordt er niet
geleuterd over een vergeten rijbewijs.
Overigens gaan de motorrijders niet
snel tot bekeuren over. Een correctie
of een waarschuwing blijft de voor
keur hebben.
Tijdens het vooronderzoek bleek uit
de grafieken dat verschillende punten
langs de weg hoge ongevalspieken ver
toonden. Na een jaar proefdraaien
werd een nieuwe grafiek samengesteld
waarbij bleek dat de meeste pieken al
aanzienlijk waren afgestompt.
„We waren zelf met stomheid ge
slagen over dit succes", zegt de heer
Vogel. Het aantal ongevallen was met
102 gedaald tot 374. Botsingen met te
gemoetkomende auto's bij het inhalen
waren van 22 gevallen naar 9 gedaald.
De heer Vogel schrok ook van een
ander resultaat. Het bleek dat bij de
afsplitsing van de weg naar Loenen
een piek was ontstaan, die er vóór de
surveillance niet was. Het psycholo
gisch effect moet hier averechts heb
ben gewerkt. „Als de wegsituatie on
gelukkig is en onverzichtelijk, dan
maakt het niet uit, hoeveel agenten je
erbij neerzet", zegt majoor Vogel. Hij
is blij dat de provinciale waterstaat
mede door de bevindingen bij de proef
neming op deze weg daar dubbele rij
banen gaat aanbrengen. Op deze be
ruchte plaats heeft de oranjerijder
heus zijn invloed wel, maar het mag
niet meer baten. Iemand is al bezig
met brokken maken, vóór hij de mo
torman ontdekt, is een van de theo
rieën. Het is bekend, dat het voor ver
keer uit de richting Loenen, erg moei
lijk is, linksaf de weg naar Haarlem op
te rijden. De rij wachtenden groeit
dan spoedig en de automobilist aan de
spits raakt zenuwachtig of geïrriteerd.
Tenslotte gokt hij het er maar op, met
al te vaak een fatale afloop.
DE PROEFNEMING is nog niet be
ëindigd. „Ik stuur mijn rapporten
trouw aan de minister", zegt majoor
Vogel. „Aan hem is het om te bepalen
of de oranjerijders ook elders in het
land toezicht zullen gaan uitoefenen.
Majoor Vogel toont ons tenslotte de
resultaten van december 1969 in ver
gelijking met dezelfde maand in 1968
op een nieuw proeftraject van de Bra
bants-Zeeuwse grens tot Middelburg.
In december '68 vielen daar acht do
den. In december '69, met de witte
motoren op de weg, was het aantal
doden nul! Ook bleek uit de statistie
ken dat na publicaties over de activi-
ten der motorsurveillance het onge-
vallencijfer aanmerkelijk daalde. Deze
wonderlijke conclusies zijn door hoge
onkosten niet weg te werken.
_j:j hoi ooft nomnprï dezen 20en Mev des jaers Daaronder heeft Galilei de planeet
IN 1602 begaf Brinck zich naar
Parijs, waar hij zich op de studie
van Grieks en Latijn toelegde. Ook
nam hij, merkwaardigerwijze, dienst
in de Üjfgarde van koning Hendrik
1
Autograaf van Roemer
Visscher
IV. Die werd gevormd door jongelui
van adellijken huize en het is mis
schien geweest om toegang te krijgen
tot de aanzienlijkste kringen in Pa
rijs, dat Brinck zich een plaats in
de lijfwacht verwierf. Want op om
gang met hooggeplaatsten was hij
bijzonder gesteld. Hij diende er ze
ven maanden a raison van vier kro-
Autograaf van Maurits
nen per maand, kreeg een loffelijk
getuigschrift of paspoort en vertrok
naar Genève, waar hij kennismaakte
met Calvijns medestander en opvol
ger Beza. Via zijn vroegere univer
siteitsstad reisde Brinck naar Har
derwijk terug, bracht weer een jaar
in Leiden door om vervolgens in
Londen zijn kennis van de Engelse
taal te vergroten. Na twee maanden
repatrieerde hij en in de volgende
maanden treffen wij hem op aller
lei plaatsen in Nederland aan, onder
andere in Enkhuizen, waar hij Jan
Huygen van Linschoten ontmoette en
in Brugge waar hij kennismaakte
met Simon Stevin.
DAN BREEKT 1612 aan, het jaar
waarin de Staten-Generaal hem be
noemden tot secretaris van het ge
zantschap dat onder leiding van Cor-
nelis Haga naar Constantinopel zou
vertrekken. Dat de keuze op hem
viel was niet verwonderlijk, want de
nu 30-jarige Brinck kon er zich op
beroemen dat hij behalve zijn moe
dertaal ook het Frans, Duits, Engels,
Italiaans, Spaans, Latijn, Grieks,
Arabisch en Turks beheerste. Hij was
dus echt een talenwonder.
MAAR BRINCK had nog een ande
re hobby: hij hield een Album
Amicorum bij, waarin allerlei be
langrijke mensen die hij op zijn rei
zen ontmoette, hun naam en een of
andere goede wens of hun zinspreuk
schreven. Vele van deze autografen
zijn gedateerd, zodat wij gemakke
lijk kunnen nagaan hoe Brinck ge
reisd heeft en met wie hij kennis
maakte. Waar de gewoonte vandaan
komt zulk een album bij te houden
is niet zo gemakkelijk na te gaan.
Ik geloof stellig dat ze de voorlo
pers zijn van de poëzie-albums, die
nu zijn afgedaald tot de lagere-
schoolleeftijd en alleen door meisjes
worden bijgehouden.
EEN MENSENLEEFTIJD geleden
behoorden zij tot de uitrusting van
jonge meisjes tot zelfs boven de
twintig. Zij lieten daarin gedichtjes
schrijven door ouders, ooms en tan
tes en dierbare vriendinnen. Er werd
wel eens een lokje haar ingeplakt
en er hoorde een plaatje bij. Nu is
het bekend dat in de middeleeuwen
Duitse ridders een zogenoemd
Stammbuch bijhielden, waarin zij
om hun adellijke afstamming van
tenminste drie geslachten van va
ders- en van moederszijde te bewij
zen, de geslachtswapens van hun
voorouders opnamen. Ter bevestiging
van de waarheid hunner afstamming
diende het schriftelijke getuigenis
van geloofwaardige en bekende,
eveneens tot de adel behorende per
sonen in hetzelfde Stammbuch. Bil-
derdijk vertelt in een brief dat men
zo'n Stamboek ook Album Amicorum
:>f Vriendenrol noemde. Het gold als
een paspoort waarmee men zich in
den vreemde kon legtimeren.
OOK BIJ Brinck was dat het geval.
In zijn tijd hadden zij hun functie
van paspoort reeds verloren. Ze wer
den gedenkboeken, niet alleen van
edelen, maar van allen die er prijs
op stelden handtekeningen van be
kende mannen te verzamelen. Dat
doen jongens en meisje nu nog: de
handtekening van Cruyffie of van
een der Beatles is schatten waard
voor een jager op autografen. Ik
stel mij nu voor dat de gewoonte
aan verwanten en vrienden om een
goede wens in het „poessie-album"
te vragen de voortzetting is van het
oude gebruik zoals het hier is ge
schetst. Dat zou ook de plaatjesplak-
kerij heel goed verklaren.
WIJ HEBBEN Ernst Brinck verla
ten op het ogenblik dat hij zijn be
noeming tot secretaris van Haga ont
ving. Hij reisde naar Amsterdam en
stak reeds de dag na zijn aankomst
een bezoek af bij Roemer Visscher.
Zijn album had hij bij zich en Roe
mer schreef er onder een Latijns ci
taat van Heliodorus het volgende in:
Den bequaemen, edelen, bevaren
(in 't woorden) jongeling Ernst
Brinck, die nu al verder 't ooch
heeft, als hij sien kan, wensch ick
R. Visscher geluck en behouden
reyse
Elck Wat Wils
Ao. 1612 den 3 december in
Amsterdam
DAARONDER staat wat wij een
paraaf, een verkorte handtekening
noemen, maar deze paraaf lijkt ook
op de afkorting van de naam Chris
tus in het Grieks. Of dat toeval is,
weet ik niet.
VEEL MEER gelijkend op de vers
jes in het hedendaagse „poessie-al
bum" is wat een vriendin in Brincks
album schreef:
Hoewel heel onvoorzien
Dit boeck mij komt te voren,
Soo mach dan evenwel
De gunst niet sijn verloren.
Want uw beleeft gemoed
Plaatst mij bij sulcke liên
Waarvan ick in het minst
De plaetse niet verdien.
ZO GAAT het nog een hele poos
in ulevel-stijl voort, zonder enige
oorspronkelijkheid. Het spijt mij
daaraan te moeten toevoegen dat ook
prins Maurits en zelfs de dichter
Breero van weinig fantasie deden
blijken, toen Brinck hun zijn album
1 W*- «i «vi nw)cHr tnvj-
Autograaf van Breero
voorlegde. De eerste volstond met:
„Je Maintiendraij Maurice de Nassau,
de tweede wist kennelijk niets beters
te verzinnen dan het toen reeds af-
geslten rijmpje: Wat gij niet wilt.
enz. Maar wij kunnen er uit opma
ken dat Brinck in 1615 al uit Con
stantinopel was teruggekeerd en dat
hij in 1618 in Amsterdam vertoefde.
Waarschijnlijk heeft hij aan de stad
houder verslag moeten uitbrengen
over zijn bevindingen in Turkije en
heeft hij van de gelegenheid gebruik
gemaakt om de prins zijn album
voor te leggen. En wat Breero be
treft: zijn autograaf is van juli 1618
in augustus van dat jaar overleed
de dichter, pas 33 jaar oud. Brinck
kan hem aan zijn ziekbed bezocht
hebben.
VERREWEG de meeste autografen
in de drie albums die Brinck heeft
nagelaten, zijn in het Latijn gesteld,
de voertaal van allen die gestudeerd
hadden. Maar juist in deze periode,
die men de voor-Renaissance pleegt
te noemen, gaat in Nederland de
landstaal haar rechten opeisen. Een
man als Jan van Hout, secretaris
van de stad Leiden, rechterhand van
burgemeester Van der Werff tijdens
het belef en voorts een uitnemend
proaza-schrijver, schrijft in Brincks
album in het Nederlands:
Den Eedelen, Eerntfesten en
welgeleerden jongman
Ernsten Brinck, ter gedachte-
nisse geschreven, binnen der
stadt Leijden in Hollandt
dezen 20en Mey des jaers
1608 nieuwen stijls.
Bij mij Jan van Hout
derzei ver Stadt Secretarijs
Maar hij kan toch niet nalaten er
in het Latijn aan toe te voegen: de
vreze des Heren is het begin der
wijsheid.
VAN ANDERE aard en meer ge
lijkend op wat thans in poëzie-al
bums wordt gevonden, is wat de
Haarlemse schilder en graveur Hen
drik Goltzius aan Brincks album bij
droeg. Hij schreef slechts drie woor
den: Eer boven Goltius en tekende
daarbij een gelauwerd geniuskopje
dat zich „boven de zinnebeelden wel
ke den rijkdom voorstellen met zijne
vleugelen naar de zonne des roems
verheft en daarhenen zijne blikken
wendt", zoals de beschrijving luidt.
De bedoeling is dus te zeggen dat
Eer meer waard is dan Golt (goud,
rijkdom) en tevens duidelijk te ma
ken dat wij een tekening van Hen
drik Goltzius voor ons hebben.
HET BELANGWEKKENDST van
alle autografen is ongetwijfeld die
van Galileï. Brinck heeft in een reis
dagboek over zijn bezoek aan de ver
maarde sterrekundige het volgende
geschreven:
„Te Florentz in Italië heb ick
anno 1614 gesproken den vermoer
den Mathematicus Galilaeo Gali
leo die welcke door zijn tubu op-
ticu ofte seer lange brille konde
sien tot in het binnenste van de
maen dien hij achtte dat vol bergen,
heuvelen ende valleijen was oock
bosschen ende rivieren, menschen
ende beesten, ende dat die bewoont
soude sijn met steden ende dorpen;
putavil et solem habitatam (hij
meende dat ook de zon bewoond
is). Idem in venit et novas stellas
quas vocavit Medicaeas (hij heeft
ook nieuwe sterren ontdekt die hij
de sterren der Medici's genoemd
heeft)."
HET IS merkwaardig dat een man
als Galilei niet alleen aannam dat de
maan, maar zelfs ook dat de zon be
woond was. Misschien heeft Brinck
de geleerde uiteenzetting niet goed
begrepen? In het Album van zijn be
zoeker schreef Galilei het volgende:
An: 1614 D.19 Novembris
Ut nobili ac generoso studio
D: Ernesti Brinckij rem grata
facerem Galileus Galilaeus Flo-
rentinus manu propria scripsi
Florentiae
(d.w.z. op 19 .rovember 1614 heb ik
Galileo Galilei uit Florence dit met
eigen hand „eschreven om de edele
en voortreffelijke ijver van de heer
Ernst Brinck terwille te zijn.)
Daaronder heeft Galilei de planeet
Jupiter getekend met zijn vier satel
lieten. In later tijd heeft men die te
recht naar hun ontdekker de bijma-
t/K
Autograaf van Galileï
nen of satellieten van Galilei ge
noemd.
NA ZIJN terugkeer uit Constanti
nopel heeft Brinck geen grote reizen
meer ondernomen. In 1634 werd hij
benoemd tot burgemeester van Har
derwijk, een ambt dat hij tot zijn
dood in 1649 heeft bekleed. Een zij
ner belangrijkste werkzaamheden uit
die periode is de vertaling van de
Latijnse Atlas van Mercator, de be
roemde verzameling geografische
kaarten die getekend waren door de
Vlaamse wiskundige Kramer die als
zovele tijdgenoten zijn naam in het
Latijn had vertaald: mercator bete
kent koopman, kramer. Het is de ver
dienste van Brinck dat hij door zijn
vertaling dit voor handel en weten
schap zo belangrijke werk voor velen
toegankelijk heeft gemaakt. Eigenlijk
is dat veel belangrijker dan die hele
verzameling handschriften, die in
feite alleen curieus is, maar wel
sterk tot de verbeelding spreekt. Wij
zien als het ware Brinck in gesprek
met al die beroemdheden aan wie hij
een bezoek bracht en aan wie hij
verzocht een bladzijde in zijn Album
te vullen.
Blijkbaar was zo'n verzoek in die
dagen niet ongewoon: er zijn heel
wat Alba overgeleverd. Een onder
zoek daarvan zou nog wel eens on
verwachte en aardige resultaten kun
nen opleveren.
DR. P. H. SCHRöDER