GESCHIEDENIS VAN VIJF OORLOGSDAGEN IN MEI 1940
kmf
13
GEFUSILLEERD
NIET ONGUNSTIG
VERLIEZEN
5 HOOFDSTUKKEN
FERME SLAG
GEDETAILLEERD
m
VIJFDE COLONNE
DINSDAG 24 MAART 1970
(Van een onzer redacteuren)
HAARLEM „De strijd die Nederland in de meidagen van 1940 kreeg te voeren, is in de
jaren 1920 en 1930 reeds verloren". Aldus dr. L. de Jong, directeur van het Rijksbureau voor
Oorlogsdocumentatie, in het vandaag verschenen derde deel uit de reeks „Het Koninkrijk der
Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog". Deze uitspraak, reeds gedaan in het eerste deel,
„Voorspel", handhaaft dr. De Jong in dit derde deel, dat de geschiedenis van de .vijf oorlogs
dagen in mei 1940 beschrijft. In dat eerste deel heeft hij onder meer geschetst hoe in Hitiers
„Derde Rijk" van 1933 af een voor die tijd ultramoderne krijgsmacht werd opgebouwd en ook
hoe het defensie-apparaat van Nederland in de periode na de eerste wereldoorlog onder in
vloed van tal van factoren werd verwaarloosd. In het tweede deel „Neutraal", gaf hij een
beeld van het Duitse aanvalsplan en van de zwakte van de; Nederlandse krijgsmacht. Nederland
stond in zijn verdediging vrijwel alleen tegenover een tegenstander, die over de sterkste strijd
macht beschikte die Europa op dat moment kende.
Nederland had voor een hardnekkige verdediging noch de ruimte, noch
het kader, noch de manschappen, noch de middelen, noch de mentaliteit.
Kwantitatief was de Duitse Wehrmacht niet superieur, kwalitatief wel.
Dat de Nederlandse troepen door hun zwakke bewapening, slechte training,
onvoldoende encadrering, gebrekkige mentale voorbereiding en veelal
onbekwame leiding een beperkte gevechtswaarde hadden is naar de mening
van dr. De Jong duidelijk. De billijkheid gebiedt zijns inziens er de aan
dacht op te vestigen dat het begin van elke oorlog en in het bijzonder de
vuurdoop, ook voor troepen die beter innerlijk voorbereid zijn en beter
geleid worden, steeds een zware beproeving vormen.
MÉ
k
De opgeblazen bruggen te Westervoort bij Arnhem.
-
-
Nederlands veldgeschut in stelling bij de Grebbeberg.
Resten van een vliegtuig bij een der hangars van het vliegveld Bergen.
*s
De verwoeste Grote Markt in Middelburg.
Strijd in Nederland was al
in jaren twintig verloren
Elke militair moet wennen aan de si
tuatie waarin hij gevaar loopt het leven
te verliezen of ernstig gewond te raken.
Die situatie vraagt aanpassing, maar
die aanpassingstijd ontbrak tijdens de
meidagen van 1940. Dat heeft ertoe bij
gedragen dat in tal van sectoren weinig
weerstand is geboden. Nederland werd
door het geweld van de moderne oorlog
overrompeld. Velen konden daar niet te
gen op en sloegen haast instinctmatig op
de vlucht.
Dr. De Jong schrijft: „Het is waar:
slechts één sergeant werd wegens de
sertie gefusilleerd. In werkelijkheid had
men evenwel duizenden op grond van
hetzelfde in staat van beschuldiging kun
nen stellen".
Hij somt de korpsen en wapens op die
naar de mening van de Commandant
Veldleger zich moedig hebben geweerd:
de cavalerie, de huzaren-motorrijders
van de lichte divisie, de genie, het Korps
Mariniers, de regimenten Grenadiers en
Jagers, het Korps Politietroepen en de
militaire luchtvaart.
Zijnerzijds voegt dr. De Jong de Ko
ninklijke Marine toe en onderstreept hij
de verdiensten van de militaire lucht
vaart: „Van geen wapen verkeerden de
leden bij hun operatie in een positie van
zo drukkende materiële inferioriteit en,
als gevolg daarvan, van zo acuut levens
gevaar. De militaire vliegers hebben
zich evenwel ingezet tot er nagenoeg
geen toestel meer over was waarmee ze
konden opstijgen".
Dr. De Jong acht de vraag, of onze
krijgsmacht als geheel zich goed of niet
goed heeft geweerd, te oppervlakkig is en
te globaal om er een zinvol antwoord op
te geven. Bijzondere aandacht verdient
zijns inziens, dat zowel het verloop als
de duur van de veldtocht in Nederland
Hitier en zijn generaals zijn tegengeval
len. Op 10 mei mislukte de Duitse lucht
landing bij Den Haag en op 13 mei werd
de Nederlandse weerstand nog zó hoog
aangeslagen door de Duitse leiding dat
werd besloten haar te breken door ver
nietigende aanvallen op de grote steden
in het westen.
DEN HAAG. Geldgebrek verhin
dert de uitgave van drie belangrij
ke publikaties over Nederland en de
Tweede Wereldoorlog. De manu
scripten liggen gereed, maar het
overheidsgeld ontbreekt om ze in
druk te laten verschijnen. Het be
treft hier ten eerste het belangwek
kende manuscript van generaal
Nierstrasz over de vooroorlogse ja
ren 1922-1933, voorts de tekst van
kolonel Molenaar over de Neder
landse luchtverdediging in mei 1940
en tenslotte een beschouwing van
luitenant-kolonel Van Ooyen over de
rol van de Binnenlandse Strijd
krachten in bezet Nederland.
Dr. L. de Jong deelde dit gistermid
dag in Den Haag mee bij het aan
bieden van het derde deel van zijn
reeks „Het Koninkrijk der Neder
landen in de Tweede Wereldoorlog
aan mevr. M. C. Nierstrasz-Sonnen-
berg, de weduwe van de in 1967
overleden generaal V. E. Nierstrasz.
Dr. De Jong heeft bij het samen
stellen van dit derde deel, „Mei '40"
getiteld, op uitgebreide schaal ge
bruik gemaakt van het manuscript
van de militaire historieschrijver,
die na de capitulatie begon met het
schrijven van studies over de ge
beurtenissen tijdens de Duitse in
val.
Na de oorlog kwamen tien van de
dertien delen van het stafwerk „De
strijd op Nederlands grondgebied tij
dens de Tweede Wereldoorlog" door
zijn toedoen tot stand.
beleid. In dat opzicht legt dr. De Jong
zich grote terughoudendheid op. Die in
terpreteert hij zo dat hij op het beleid
van de ondercommandanten van gene
raal Winkelman niet dieper wil ingaan
dan hij hier en daar in dit derde deel
heeft gedaan. Hij meent, dat de opper
bevelhebber van land- en zeemacht, de in
middels overleden generaal H. G. Winkel
man, er evenwel recht op heeft dat er
ten aanzien van hem anders wordt ge
handeld. Dr. De Jong is onder meer van
oordeel dat de houding, die de generaal
tijdens de inval van de Duitsers aan de
dag heeft gelegd, niet alleen de door hem
gecommandeerde strijdmacht, maar het
gehele volk ten voorbeeld had kunnen
strekken.
Dr. De Jong komt in het hoofdstuk „Ba
lans" tot de volgende verliezen aan Ne
derlandse militairen en burgers tijdens
de meidagen: Bijna 2200 militairen en
2559 burgers. Van dat aantal burgers ver
loor een niet vaststaand aantal het leven
bij het bombardement op 14 mei van Rot
terdam en de daardoor ontstane brand.
Volgens het verslag van de Parlemen
taire Enquêtecommissie, dat in 1949 werd
gepubliceerd, ging het beknopte over
zicht van de krijgsverrichtingen van de
Koninklijke Landmacht ervan uit dat er
981 burgers op 14 mei in Rotterdam om
het leven zijn gekomen.
Officieel heeft men, aldus dr. De Jong
verder in zijn derde boek, in 1940 en la
ter van 814 slachtoffers in Rotterdam ge
sproken. Hij maakt er melding van dat
de journalist Aad Wagenaar in 1969 tot
de conclusie is gekomen dat de juistheid
van dat cijfer aan twijfel onderhevig is.
Hij durfde niet verder gaan dan meer
dan zeshonderd en minder dan 900.
Dr. De Jong heeft, voor wat de lucht
oorlog in de meidagen betreft, veel ont
leend aan een studie van kolonel B. D. F.
J. Molenaar. Die studie is nog niet in
druk verschenen. Zij wordt een onder
deel van het seriewerk ,,De strijd op Ne
derlands grondgebied tijdens de Tweede
Wereldoorlog."
Volgens kolonel Molenaar hebben de
Duitsers tenminste een derde van alle
vliegtuigen, die zij in de meidagen tegen
Nederland hebben ingezet, verloren.
Voorts hebben de Duitsers zelf erkend
dat hun verlies aan transporttoestellen in
elk geval boven de helft lag. Met het ver
lies aan elitetroepen en geschoolde in
structeurs vormde dat voor hen een te
genslag die enkele jaren lang merkbaar
bleef.
Dr. De Jong maakt geen melding van
het totale aantal vliegtuigen dat de Duit
sers toen tegen Nederland hebben inge
zet, noch van het totale aantal transport
vliegtuigen.
Uit uittreksels uit zijn studie, die kolo
nel Molenaar in de jaren 1960 en 1961
heeft gepubliceerd in „De Vliegende Hol
lander" en in „Onze Luchtmacht" en uit
een in 1969 door majoor A. P. de Jong,
waarnemend hoofd van de Luchtmacht-
voorlichtingsdienst, samengesteld werk
over de Koninklijke Luchtmacht, blijken
die cijfers wèl.
invasie in Engeland ernstig bemoeilijkt.
De Duitse luchtmacht heeft nimmer tij
dens de Tweede Wereldoorlog zoveel
vliegtuigen verloren als tijdens de mei
dagen van 1940.
Op 9 mei 1940 beschikte het Nederland
se luchtwapen over totaal 124 vliegklare
vliegtuigen, die het moesten opnemen te
gen meer dan 2000 Duitse gevechtsvlieg
tuigen en ongeveer 300 transportvliegtui
gen. Majoor De Jong concludeert dat ze
ker 345 Duitse vliegtuigen in ons land ver
loren zijn gegaan. Vooral het verlies van
231 Junkers- en 52 transportvliegtuigen is
volgens majoor De Jong een slag geweest
die de Duitsers eigenlijk niet meer te bo
ven zijn gekomen. Deze nederlaag heeft
zijns inziens de plannen voor de Duitse
Dr. De Jong heeft de gebeurtenissen van
de vijf oorlogsdagen gerangschikt in vijf
afzonderlijke hoofdstukken. Hij zegt daar
over: „Het taf reel dat wij in dit deel te
schilderen krijgen is er in de eerste plaats
één van militaire strijd. Wij zullen onver
mijdelijk veelvuldig gewagen van leger
korpsen, divisies, regimenten, bataljons en
compagnieën, van luchtvaartregimenten en
eskaders, van torpedoboot jagers en kanon
neerboten. Wij zouden wensen dat de lezer
achter die aanduidingen steeds de enkele
mens bleef zien: de Nederlander die in de
prille ochtendschemering van vrijdag 10
mei 1940 onverhoeds besprongen wordt
door het geweld, vechteh moet, zich ver
weren, het leven op het spel zetten, of, on
doorzichtige en onbegrijpelijke orders vol
gend, zwaar bepakt en bestoft met 't hoofd
vol zorgen voortmarcheert, of die als bur
ger uit de radio het schokkend bericht ver
neemt dat de Duitsers ons land binnenge
vallen zijn. En die mensen, die burgers,
groepen dan samen, hier in nachtgewaad,
daar in haastig aangeschoten kleren, de
meesten diep getroffen, velen nerveus, som
migen biddend, anderen steun zoekend bij
de medemens. En alles wat opgebouwd is
en tot stand gebracht, verzorgd en gekoes
terd, ja het bestaan en het leven dreigen
weg te zinken in een afgrond die zich on
verhoeds geopend heeft. Oorlog! De vijand
komt! Geen willekeurige vijand: Nazi-
Duitsland!"
Dr. De Jong heeft de indruk dat de
prestaties van de Nederlandse krijgs
macht niet ongunstig afsteken bij die
van België en Frankrijk, waar men er
varing uit de eerste wereldoorlog had.
„De Duitsers konden op tal van punten
locale successen behalen, zeker niet uit
sluitend door het toepassen van ongeoor
loofde en unfaire strijdmethoden. maar
die toepassing vormde daar toch wel een
wezenlijke bijdrage toe". Het zich door
de Duitsers dekken achter Nederlandse
krijgsgevangenen is voorgekomen bij de
vliegvelden IJpenburg en Ockenburg,
bij de Moerdijkbrug op het eiland van
Dordrecht, op tenminste twee punten in
de Maaslinie, aan het Maas-Waalka
naal en, veelvuldig, op en bij de Greb-
beberg.
Dr. De Jong is er met zeker van dat
die opsomming volledig is. „Bovendien
zijn op Ockenburg, op twee punten in de
Maaslinie en op de Grebbeberg weer
loze krijgsgevangenen afgemaakt. Ook
dat kan vaker zijn voorgekomen. Doden
spreken niet".
Naar verhouding hebben de SS'ers zich
het sterkst aan deze laffe en laakbare
inbreuken op de toenmaals geldende wet
ten en gebruiken van de oorlog bezondigd
aldus dr. De Jong, erkennende dat die
SS'ers op de Grebbeberg hun aanval niet
alleen met groot fanatisme maar ook met
groot succes hebben doorgezet. „Van dat
fanatisme en van dat succes vormde mis
dadig gedrag een component."
Aan Nederlandse kant ontbraken de
middelen voor een langdurige verdedi
ging. Een andere vraag is, of van die
middelen het beste gebruik gemaakt is.
Met andere woorden, of de opperbevel
hebber, generaal Winkelman, en zijn on
dercommandanten telkens de juiste dis
posities hebben getroffen. Het aan de or
de stellen van die vraag, leidt onvermij
delijk tot het beoordelen van hun krijgs-
Voor de beschrijving van de gevechts
handelingen tijdens de vijf oorlogsdagen,
die overigens zeer gedetailleerd zijn, heeft
dr. De Jong in hoofdzaak samengevat wat
gebleken is uit Nederlandse gevechtsver
slagen en uit het naoorlogse Nederlandse
onderzoek. Onder de bewaardgebleven
Duitse stukken bevinden zich maar weinig
gevechtsverslagen. Toch omvat het relaas
van de eerste oorlogsdag niet minder dan
167 bladzijden, geillustreerd met foto's en
kaarten. Een belangrijk deel is gewijd aan
de Duitse luchtlandingen bij Den Haag,
welke ten doel hadden het regeringscen
trum in handen te krijgen en de koningin
en de ministers gevangen te nemen; een
plan dat door allerlei uitvoerig beschre
ven omstandigheden mislukte.
De volgende dagen ging bij alle militaire
gebeurtenissen de angst voor de „Vijfde
Colonne" steeds sterker meespelen. Zij had
zelfs invloed op het beleid en de bericht
geving van het algemeen hoofdkwartier.
Die Vijfde Colonne-paniek leidde mede tot
interneringen en arrestaties en eiste zelfs
mensenlevens.
In het laatste hoofdstuk „Balans" vraagt
dr. De Jong zich af wat de strijd in de mei
dagen van 1940 voor het Nederlandse volk
heeft betekend; niet de betekenis in his
torisch perspectief, maar wat de onmid
dellijke reacties betreft. Hij acht deze
vraag belangrijk en interessant omdat het
beeld van de strijd dat tijdens de oorlogs
dagen bij de meeste Nederlanders ontstond
in wezenlijke opzichten afwijkt van het
werkelijke gebeuren. Hij noemt onder
meer de Vijfde Colonne en zegt dat deze in
hoofdzaak een projectie is geweest van
Nederlandse angstgevoelens. Tekenend is
het dat deze angstgevoelens ook bij menige
Duitse militair leefden en aan Duitse kant
tot even irrationele reacties leidden als zich
bij de Nederlanders hebben voorgedaan.
In enkele bladzijden reduceert dr. De
Jong de factor van de Vijfde Colonne, wel
ke door sommigen als een van de oorzaken
van onze nederlaag is beschouwd, tot zijn
juiste proporties. De werkelijke oorzaak
heeft hij reeds in vorige delen uiteengezet.
Hij herhaalt daaruit de uitspraak, dat de
strijd van mei 1940 verloren is in 1920 en
1930, „een bezuinigingsperiode waarvan
zich zelfs midden in de strijd een teke
nend symptoom openbaarde, namelijk dat
de Commandant Veldleger op de derde
oorlogsdag door het algemeen hoofdkwar
tier gemachtigd -werd, „alle uitgaven te
doen die nodig waren voor het in staat
van verdediging brengen van de onder
hem ressorterende stellingen". Eén van de
officieren merkte hierover op „Wij moe
ten ze eerst heroveren!"
Aan het slot van zijn derde boek somt
dr. De Jong datgene op waarvan de massa
van het Nederlandse volk meende dat tij
dens de oorlogsdagen geschied zou zijn,
„een beeld dat een belangrijke vertekening
vormde van de werkelijkheid: een tegelijk
dramatische en romantische simplificatie
waarvan de grondtoon was, dat de Duit
sers, hadden zij „normale" strijdmethoden
toegepast, dat moedige en heldhaftige Ne
derland er niet onder gekregen zouden
hebben; daar waren abnormale, ja mis
dadige strijdmethoden voor nodig ge
weest