Erbij ZATERDAG 28 MAART 1970 Suriname is de laatste tijd nogal eens in het nieuws, onder meer door de onafhankelijkheidskwestie. Be kend mag worden geacht, dat het viereneenhalf keer zo groot is als Nederland en een bevolking heeft van 400.000 zielen, waaronder Creolen, Indianen, Hindoe stanen, Javanen en Chinezen. Politiek en economie spelen zich hier vrijwel geheel af in en om de hoofd stad Paramaribo en de bauxietgebieden. Maar van het woeste onontgonnen binnenland dat alleen even in het nieuws kwam tijdens het bezoek van Claus en Beatrix, nu alweer vele jaren geleden weet men in Nederland hoegenaamd niets. Een boottochtje naar Suriname's binnen landen is geen spelevaart, wèl een weergaloos avontuur Kousebandjes De jungle in Luchthaven Bemiddelaar Bij de Lawa-watervallen. „Villa" in Benzdorp TERUG NAAR DE OERTIJD IN Moderne variant van de korjaal. 'N „UITGEHOLDE BOOMSTAM" EEN UNIEKE gelegenheid om deze binnenlanden te leren kennen, is een boottocht per „korjaal": oorspronke lijk een uitgeholde bomstam, nu vaak een werfboot, maar nog steeds van het zelfde langgerekte model, aangedreven door een buitenboordmotor. Uniek ook, omdat men afgezien van kleine vliegtuigjes op geen enkele andere manier in deze jungle kan doordrin gen. ZO'N KORJAALTOCHT ik heb er vele gemaakt zal ik proberen voor u te beschrijven. Ons doel was Oud Lawa, nietig plaatsje in de groene oerwouden en wij vertrokken per auto uit Paramaribo voor een rit van 150 km. Aan het eind van die rode bauxietweg door een heuvellandschap ligt het dorpje Albina aan de ter plaat se twee km brede Marowijnerivier. Wij overnachtten in het hotel River View met uitzicht op het Franse dorp St. Laurent du Maroni, een voormalige strafkolonie. De volgende ochtend om zes uur ligt onze boot al aan de oever. Terwijl zij vakkundig wordt ingeladen met voor 10 dagen voedsel en dranken, bagage, hangmatten en kookgerei, genieten wij van de ochtendbedrijvigheid die in het dorp heerst. Indiaanse vrouwen, die in him kleurrijke dracht naar de markt gaan, Creoolse vrouwen met stapels potten en pannen op het hoofd op weg naar de rivier om de vaat te doen. Weer anderen zijn bezig hun was te kloppen. INMIDDELS is de boot gereed. Wij bekijken het 12 meter lange, nauwe lijks 1 meter brede geval argwanend, doch na een bemoedigend knikje van de bemanning stappen wij met iets minder argwaan in. De bemanning bestaat uit de „mo torist" en de „koelaman". Deze laatste is de man die de juistte vaarrichting moet aangeven. Dit doet hij met nau welijks merkbare hand- en vingerbe wegingen. Veelal ziet zijn geoefende oog aan de kleur en beweging van het water waar gevaar dreigt. Waar het erg ruw is bedient hij zich van een lange, buigzame peilstok, waarmee hij de bodem aftast en zonodig de boot van de stenen duwt. DANKZIJ ONZE 33 pk-motor schie ten wij pijlsnel weg en komen reeds na een half uur bij Bigiston (Suri naams voor big stone). Dit dorp, be woond door Indianen en Creolen, is genoemd naar de grote rotssteen die ter plaatse in de rivier ligt. Op deze steen staan eeuwenoude inscripties en tekeningen van de toenmalige India nen. Aan de overzijde ligt het Franse Portaal-eiland waar vroeger een rum- stokerij was en men voor de verdere reis goedkoop aan sterkedrank kon komen, onder andere taffia, een rum- soort die in de volksmond ook „Maro- winewatra" of Marowijnewater ge noemd. De réfugié die daar tot vorig jaar een winkel hield, is echter ver dwenen. DRIE UUR later komen wij bij Langatabbetje (tabbefje rivier eiland), waar wij aanleggen om de Granman te groeten: het grootopper hoofd van een bosnegerstam, waarvan Suriname er nog vier kent. Het betreft hier de Paramaccaners. Volgens de on geschreven wet melden wij ons aan en delen hem via een tolk het doel van onze reis mee. Na een ritueel waaraan sterkedrank te pas komt, wenst hij ons een behouden vaart. In de verte doemt nu het Nassau- gebergte (600 m) op, de dorpjes wor den schaarser. De meeste zijn verlaten nederzettingen van de Marrons (weglo pers), de slaven, die in vorige eeuwen de plantages ontvluchtten en zich in het binnenland terugtrokken. Toen zij daar echter werden achtervolgd, vluchtten zij dieper het binnenland in en vestigden zich achter de „vallen waar zij zich veilig waanden voor hun achtervolgers. WIJ ZIJN de eerste echte „soela's" genaderd, de Apoemavallen, die wij nog voor donker willen halen. Daar achter ligt Apoematapoe, waar wij ons eerste bosbivak zullen opslaan. Maar (WVVWWWVWWVWN/WWVWV* been. De rivier is nog lauw, maar bo ven water is het koel. De zon is nog achter het bos en een kille nevel hangt rondom de bergen en boven de rivier. Een blik op de kaart toont ons dat het vandaag een zware dag wordt. Na de Pedroesoengoevallen waar wij, zij het met een nat pak heelhuids over heen komen, volgen nog twee grote soela's. Dan komen de Poeloegoedoe- vallen. De naam zegt het al: pull out your goods! (Haal je bagage er uit). Hier zijn enorme rotspartijen, som mige vergelijkbaar met onze hunne bedden, alleen veel grilliger. Het wa ter stort met geweld omlaag om te eindigen in grote draaikolken. De vaarweg is over een breedte van enige kilometers versperd en wij zijn ge noodzaakt uit te stappen. Ook de ba gage wordt uitgeladen. Bij alle „uit- De „luchthaven" Cottica. reeds op déze „val" gebeurt het. De boot wordt door de woeste golven heen en weer geslingerd en de koela man verliest zijn evenwicht. Met een potsierlijke duik verdwijnt hij in het kolkende water. Onze boot, nu zonder gids, komt prompt in botsing met een rotsblok en loopt vast op een zand bank. Net als wij ons afvragen of de koelaman ooit weer boven zal komen, verschijnt zijn hoofd met brede grijns, aan de andere kant van de boot. Er ger is, dat de motor dienst weigert en het reeds schemerig wordt. Een geluk bij dit ongeluk is, dat wij volle maan hebben. Pas in deze stilte horen wij hoeveel lawaai er is. De lucht is vol rumoer van duizenden krekels, insek- ten en andere woudbewoners, een eeuwigdurend concert. Eeuwenoude broodoven op Stoelmans Eiland. NA DRIE KWARTIER is de motor weer startklaar en zetten wij de reis voort. Tegen elk gevoel voor verant woordelijkheid in, maar je kunt ook niet de hele nacht op een onstuimige val doorbrengen. Een half uur later bereiken wij Apoematapoe. Dit dorp bestaat uit slechts één verlaten houten winkelwoonhuis, maar voor ons is het uitermate geschikt. Snel spannen wij de hangmatten om vervolgens onze maaltijd, rijst met zout vlees en „kou sebandjes" (peulvruchten) koken. Waterleiding is er natuurlijk niet en na afloop van het diner duiken wij met vaat en al de rivier in. Het water is lauw. NA EEN ongeriefelijke nacht sla pen in een hangmat moet wel even wennen zijn wij om zes uur op de stap"-vallen is door de Bosnegers wel een „foetoe-passie" gemaakt (een langs de rivier gekapt bospaadje), doch hier zijn de oevers te ver weg en moeten wij, springend van rots op rots, naar de andere kant zien te ko men. Sportief en avontuurlijk, maar spring er niét naast! ALS OOK de bagage is overgebracht wordt de boot onder luid geschreeuw naar de overkant getrokken. Achter de vallen zien wij een gewel dige watermassa, de samenvloeiing van twee machtige rivieren, de Tapanaho- ny, die naar rechts afbuigt en de Lawa die verderop de grens met Frans Guya na vormt. Vóór ons zien wij het oneindige groen van het imponerende oerwoud met hier en daar een waterval. NA NOG enige obstakels te hebben genomen, arriveren wij tegen 12 uur op Stoelmanseiland, één van de talloze eilanden, die wij reeds achter de rug of nog voor de boeg hebben. Om u een idee te geven: Stoelmanseiland meet 4 x 10 km! Op dit eiland vindt men een hyper modern guesthouse, een airstrip en het Johannes King Zendingshospitaal van de Evangelische Broedergemeente. In de tuin van dit hospitaal is een ouder wetse, uit klei opgetrokken broodoven nog steeds in gebruik. OOK HIER brengen wij een nacht door. Om zes uur de volgende ochtend treffen wij bij de steiger een paar oude Bosnegervrouwtjes die met de hengel hun dagelijks brood trachten op te vissen en waskloppende meisjes, slechts gekleed in een lendedoek. On der enthousiast gezwaai van deze dauwtrappers vertrekken wij met een extra-lading van tien triplexplaten, be stemd voor de polikliniek in Cottica. Door de droogte is de waterstand zeer laag. Diverse malen moeten wij tussen de ontelbare eilandjes zoeken naar een doorsteek, doch even zovele malen moeten wij terug om ons geluk elders te beproeven. Dit is echter de zorg van de koelaman en wij genieten met volle teugen van de ongerepte na tuur. De door elkaar groeiende bomen vormen een ondoordringbaar gordijn. Het eeuwige groen wordt plotseling afgewisseld door fel geel en paars van de trossen der in bloei staande Kwalli- en Purperhartbomen. Af en toe schiet een vliegende vis boven water, zilver achtig glinsterend in het zonlicht. Ver der is er het eindeloos gesjirp van de krekels, de schreeuw van een aap en de roep van een vogel. MET EEN harde klap komen wij tot de werkelijkheid terug als een paar golven de boot op een onzichtbare steen werpen. Dat is de Koffiekamisa- soela. Als wij weer los zijn, moeten wij vechten voor elke meter. De stroom heeft een enorme kracht. De stenen liggen hier zo dicht bij elkaar, dat wij alleen zigzaggend vooruit kunnen, waarbij de boot nogal eens slagzij maakt. De triplexplaten beginnen te schuiven. Wij kunnen niets doen, want elke beweging kan de boot haar even wicht doen verliezen met alle gevol gen van dien. Eindelijk glijden de pla ten tergend langzaam het water in. Met grote kracht worden zij door de stroom meegesleurd en weldra zijn zij uit het oog verdwenen. Moeizaam wordt de boot gekeerd en dan gaan wij er in snel tempo achteraan. Ge lukkig zijn de platen bij een bocht blijven steken en triomfantelijk hijst de koelaman ze weer aan boord. NA DIT intermezzo wordt de „val" opnieuw genomen. Nu wacht ons nog slechts één soela, maar de naam klinkt macaber genoeg: Linsie-dède (dède is dood). Ook hier slaat de koelaman overboord en raakt zelfs twee peil stokken kwijt, maar wonder boven wonder komen wij droog over. Nu is het nog maar twee uur varen naar Cottica. Daar wonen de Bonni- negers. Bonni was eens de leider van een groep Marrons en heeft zich ge durende de oorlog in Cottica (1772- 1778) verdienstelijk gemaakt in de strijd tegen de slavenjagers. Zelfs na de oorlog zette hij de strijd voort tot hij in 1792 bij één van zijn plunder tochten werd gevangengenomen en onthoofd. IN COTTICA melden wij ons bij het stamhoofd. Géén Granman dus. On middellijk wordt een krotoe (verga dering) belegd, waarna wij bij een drankje het doel van onze komst be kendmaken. Wij krijgen toestemming om te overnachten en men wijst ons een dak op vier palen, waar wij meteen onze hangmatten in gereed heid brengen. Voor het kamp, aan de rivier, staat een geweldige Kakantrie (heilige boom). Bij uitholling van de voet van de stam zou men parkeergelegenheid krijgen voor wel vier auto's! Tussen de wortels ontdekken wij een houten kruis. Op onze vraag wie daar begra ven ligt, volgt het antwoord: „Een Onze korjaal in de Poeloe- goedoe-„vallen". ziekte." Jaren geleden kreeg een ja (soort dorpsveldwachter) een be paalde ziekte. Deze ziekte was dermate verschrikkelijk, dat men haar nooit meer in het dorp wilde „hebben". De vraag welke ziekte dat was, blijft on beantwoord. Anders komt de ziekte immers tóch weer terug! Wij maken een wandeling door het dorp en werpen hier en daar een blik in de hutjes, waarvan de daken bedekt zijn met pinablad. De voornaamste in ventaris is een ongelofelijke hoeveel heid potten en bonte borden van emaille, terwijl één of meer koffers bij wijze van linnenkast ook niet ontbre ken. Ook bewonderen wij een Gado- hoso (Godshuisje), waar nog altijd of fers worden gebracht. DE BOSNEGER is zeer gelovig. Zo heeft elke rivier, elke rots en elke val zijn eigen God. Een van de geboden van zijn geloof is dat hij nooit de naam van een val mag noemen, voor deze gepasseerd te zijn, anders ge beurt er zeker een ongeluk. Tot slot een bezoek aan de „Lucht haven" Cottica; een weilandje met aan de ingang een wachthuisje. Voor de medische zending zijn zulke eenvoudige airstrips echter een uitkomst! ONZE VOLGENDE pleisterplaats is Benzdorp, het middelpunt van de La- wa-goudvelden, waarheen omstreeks 1880 de gold-rush begon nadat twee Fransen daar goud hadden gevonden. Toen kwam overigens ook het oude geschil tussen Frans Guyana en Suri name weer aan de orde. Beide landen maakten aanspraak op dit gebied. In onderling overleg werd de toenmalige tsaar van Rusland als bemiddelaar aangezocht en deze wees het gebied in 1891 toe aan Suriname In Benzdorp (één winkel en verder een aantal houten huisjes met gevloch ten wanden) blijkt geen logeerruimte voor ons te zijn. Op de politiepost (2 man sterk) vernemen wij dat er wel plaats is in Oud Lawa een paar mi nuten verderop. DEZE NEDERZETTING bestaat uit twee grote plantagewoningen, ge bouwd tegen de helling van een heu vel. Door de jarenlange inwerking van regen, wind en zon maken zij een ver vallen indruk, doch via een knarsende voordeur komen wij in een comforta bele salon met luie stoelen. Een biblio theek en slaapkamers met échte bed- ken hebben wy in deze wildernis echt niet verwacht. Wy blijven hier twee dagen en drie nachten. Overdag ver maken wy ons met lezen, wandelen of gewoon luieren, wordt het te warm dan nemen wy een duik in de rivier. 's AVONDS blijken de bewoners van Benzdorp gelijk met de kippen op stok te gaan doch de politieman, zelf ook uit de stad, weet dat de Franse Bonni- negers het wel later maken. Dus ste ken wij over naar Wacapou. het dorpje aan de Franse kant. De huisjes zijn hetzelfde, maar te midden van de hut ten staat een winkel met een zitje. Op de tafels liggen kleedjes in bonte kleu ren en een petroleumlamp zorgt voor een stemmige verlichting. Op de ver borgen pick-up doen gezellige platen de ronde en de champagne doet de rest. En zo dansen wij dansen met de Franse Bonni's tot diep in de kleine uurtjes. (Nadruk verboden). G. H. KROES

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 25