Maurice Béjart: de dans een rite
EEN JEUGDWERK VAN BACH 1707
Op zoek naar een „hersteld verband' tussen religie, erotiek en ballet
een bruilortspotpourri
IL
Sacrale erotiek
Universele taal
De herontdekking
(Van onze correspondent
in Brussel)
RELIGIE is de beleving van de
eenheid van de mens met het
Zijn, de kosmos, met God, en
de kunst is de tastbare manifestatie
van de religie. De kunst is de in
carnatie, de afdaling in het vlees
van die gesteldheid van de geest,
die wij religie noemen. Daarom is
het sacrale de enige bron van de
artistieke inspiratie Dat geldt voor
alle kunsten, maar het geldt in de
meest manifeste zin voor de dans,
want de dans is een rite en naar
mate het element „rite" in de dans
wordt onderdrukt om andere in
tenties te realiseren, ontneemt men
ook het danskarakter aan de dans
De dans en de kerk
NU DE MATTHAUS PASSION
weer voor een jaar is opge
borgen en de jongens van de
knapenkoren ijverig aan het voet
ballen zijn in de schoolwedstrijden
is misschien het moment gekomen
voor een terugblik Maar denkende
aan het spreekwoord: „doe wel en
zie niet om", wil ik liever geen na
beschouwing houden over het „Pas
sionisme" van de Hollanders in de
paastijd.
Familiefeest
Indië vaarders
-
Wat Pu?
de vraagsteller het sacrament vergat
voor de .sacrilege" de godslastering.
Hij vroeg zich namelijk af, of er in
het moderne theater niet een tendens
waarneembaar was om het sacrale te
benaderen door zo scherp mogelijk het
negatief daarvan, in de vorm van een
„messe noire", van een „passie-verhaal
volgens de goddelijke markies" te te
kenen. Béjart wil daarvan niets we
ten. „De dans is de kunst, waar de
menselijkheid het onmiddellijkst bij
betrokken is, de dans is niets anders
dan het menselijk lichaam. Als bet
waar is, dat God de mens naar zijn
beeld heeft geschapen, vindt men God
nooit zo onmiddellijk weerspiegeld als
in de dans. Het is mogelijk vierkante,
kubische en zeer langgerekte beelden
te maken, je kunt schilderen met verf,
met modder en met stront, er is een
functionalistische architectuur naast
een neo-barokke architectuur, maar
als ergens iets danst weet men, dat
men met een menselijk lichaam te
doen heeft en dat is sinds de schepping
hetzelfde gebleven. En daarom is de
dans altijd het dichtst bij God geble
ven. Omdat de dans samenvalt met
de mens.
En met de erotiek? Als het god
delijke het meest samenvalt met het
menselijke in de dans, kan men dan
ook niet besluiten tot een identiteit
van het sacrale element in de dans
met de vormen der erotiek?
In zekere zin wel, vindt Béjart. Dat
wil zeggen: de religie kent twee grond
houdingen ten opzichte van de erotiek-
totale onderdrukking en totale beheer
sing in de zin van „zich meester maken
van". Om een zekere ascese te bereiken
moet men de erotiek uitbannen of <r
zich van bedienen, hetgeen in wezen
hetzelfde is.
In het boeddhisme staat deze me-
thode van het zich ten nutte maken
van de erotiek bekend als het tantris
me, maar ook in alle andere grote re
ligies, ook die welke ascese en onder
drukking identificeren, is deze notie
op een min of meer officiële wijze in
ere gebleven: zo hebben alle grote
mystieke dichters zich bediend van een
symboliek, die van A tot Z erotisch is.
Ik ben ervan overtuigd dat de beheer
sing, het zich meester maken van de
erotiek, een uiterst belangrijke zaak
is de dichter van het Hooglied. St.
Jan van het Kruis en Teresa van
Avila zijn mijn getuigen maar ook
een bron van ergelijke misverstanden,
van de kant van degeen die er kennis
van neemt, maar ook van de kant van
hem die er zich van bedient. Wie deze
krachten aan de oppervlakte laat ko
men, gaat om met atoomenergie, met
de kans op creativiteit en op totale
destructie. Wij. die voor de weg van
beheersing gekozen hebben, gaar .net
ontzettend gevaarlijke springstof om;
Béjart en Jean-Louis Barrault (liggend) in het ballet „De verzoeking van
Antonius".
de ene keer ontdekken we de kracht
van de erotiek, de andere keer staan
we tegenover.enfin, n'importe quoi,
de duivel weet wat, het laagste ni
veau. Hooglied en liederlijkheid.
Is het voor de beheersing van de
erotiek of met andere woorden
voor het dansen van de erotiek (het
tegendeel misschien van erotisch
dansen) niet noodzakelijk dat men
voorkennis heeft van de taal van de
dans? Kennen wij die taal, kunnen
wij hem nog leren, nadat we he-^
zo grondig, met zoveel intellectuele
inspanning hebben afgeleerd?
De taal van de dans i s een univer
sele taal, die door een cultuur kan
worden verrijkt en verarmd. Helaas
zijn de minst „dansante" volken ver
zameld in het „Europa van de vijf"
en dat zegt wel wat over onze cul
tuur. De enige volken ter wereld, die
deze taal volledig van hun lichamen
hebben vervreemd, zijn de volken van
de gemeenschappeliike markt, de Hol
landers, de Belgen, de Fransen, de
Zwitsers, de Italianen en de Engelsen.
Spanje, de volken van het oosten,
Griekenland hebben de dans bewaard,
evenals de Afrikaanse volken. Alleen
die landen, die gedronken hebben van
die merkwaardige cocktail van neo
platonisme, aristotelisme en christelij
ke godsdienst weten niet meer hoe zij
moetën dansen. Maai ga eens een café
in een willekeurig welk dorp in Grie
kenland binnen. Altiid staat er wel
iemand op, omdat hij behoefte heeft
om te dansen. Hij weet zich volledig
uit te drukken. Het is geen vertoning,
het heeft niets van een erotische ma
nifestatie, „it's a living dance", een
manier om zich mede te delen. Dat is
bij ons ondenkbaar maar de toestand
is niet hopeloos. Veel tekenen wiizen
erop. dat het humanisme zijn beste tijd
en dat de dans ziin slechtste tiid heeft
gehad. Misschien vinden we onze
woorden terug als we ervan leren af
zien alleen betekenis toe te kenner
aan het woord, die tekenen zijn ei
OP DEZE PLAATS had ik natuur
lijk de nieuwe riten door een spontan I
generatie tot ontwikkeling gekome'
in de hippie- en de pop-cultuur en de
theorieën daaromtrent van de onver- 1
mijdelijke MacLuhan ter sprake moe
ten brengen, maar omdat ik van het I
begin af al had willen weten wat de
danser Béjart denkt van het ballet j
vroeg ik op dit ogenblik of Béiart eau j
verband ziet tussen het verdwijnen
van de dans in de landen van het I
Europa van de Vijf of Zes en het ont-
staan van de ballet-kunst. Als ver- I
wacht luidde het antwoord bevesti- I
gend, omdat het ballet bij uitstek de
kunst is om mensen te leren dansen
die het niet kunnen. De balletkunst I
was een geniale rationalistische uit I
vinding, gedaan onder het bewind
van Lodewijk XV. om nog duideliiker
te zijn: onder het bewind van Des
cartes. Het ballet leert mensen, die ver
geten ziin hoe .zij moeten dansen, met
wiskundige methbdes opnieuw wat f
dansen is. Men leert «het intellect wat
de intuïtie heeft afgeleerd.
Maar behoort het, durf ik opwer
pen, aiet tot het program van alle
westerse kunst, dat men tracht te
vergeten methodisch minstens
wat men intuïtief weet om het daarna
te kunnen heruitvinden met de mid-
delen van het intellect om daardoor
zijn intuïtie te kunnen beheersen'
Prachtig, meent Béjart. als men ten- I
slotte zijn intuïtie maar terugvindt
Als men die niet meer op het sooor
komt, is het alleen maar, verschrikk'-
lijk. Een danseres, die er na tien iaar
taaie studie van het klassieke balie1 I
gedurende een ogenblik in slaagt tenr I
te keren of in te keren tot de I
beginselen van de dans, maakt dat
meer dan akkoord ben met dit pro
gram. Maar als ze d rarin faalt zie ik
niets voor me dan een overgeeomnli- I
ceerde machine die de eenvoudige be
wegingen van een mens tracht te I
imiteren.
DAT WIL OOK zeggen, dat iedere
dans, hoe triviaal ook, nog als dans
herkenbaar is, omdat en voorzover
daarin een vonk van de sacrale oor
sprong van de dans is bewaard. Ga
een willekeurige dancing binnen: een
man en een vrouw dansen en altijd is
er een ogenblik waarop hun lichamen
volkomen dezelfde b. wegingen maken.
Ze zeggen geen woord ze kennen
elkaar niet, zij zouden er met geen
woord over kunnen spreken, maar
toch gebeurt er volstrekt onverwacht
iets dat alleen als volkomen eenwor
ding kan worden aangeduid. Zij ken
nen elkaar dan beter dan wanneer zij
urenlang aan hun tafeltje met elkaar
hadden blijven praten.
en na de renaissance hebben alle
kunsten de heilloze weg van het
„l'art pour l'art" ingeslagen. Er ont
stond een autonome schilder- en beeld
houwkunst, een autonome architec
tuur, en een autonome muziekcultuur,
heilsfieiten waarmee de geschiedenis
van het grote onheil de splitsing van
kunst en religie, een aanvang nam.
Maar er is geen autonome danskunst
ontstaan, omdat de dans. op het mo
te maken en van het theater een
kerk dan om de bedienaren van het
woord weer te leren dansen?
Béjart is er niet zeker van of het
mogelijk is een theatervoorstelling tot
een mis te maken. ..Men probeert al
les, ik voorop, maar ik geloof nog
steeds, dat er alleen een mis kan zijn
als de mensen die daarvoor bij elkaar
ZO SPREEKT Maurice Béjart, leider
van het „Theater van de XXste eeuw",
verkrachter van de goede smaak, van
het „ballet" en van de „intelligentie
van de heer Descartes" terwille van
het eerherstel aan de dans Wij dach
ten na het zien van het ballet „Don
kere nacht" op teksten van San Juan
de la Cruz, dat deze Don Juan der
dansculturen het hoogste woord zou
spreken vóór de eenheid van kunst en
religie. Die verwachting wordt inge
lost: Béjarts optreden, zelfs tijdens een
interview, incarneert de waarheid van
zijn theorie over de dans. Hij hoeft
zich niet, zoals Valery aanbeval, te
excuseren alvorens over de kunst te
spreken. Hij danst zijn reflecties, zelfs
nadat hij het gebaar heeft gemaakt
om te gaan zitten- het is een hoge
priesterlijke dans. Béiart <s een ver
pletterende Dersoonliikbeid zo tij
dens het gesprek, laat hij zich zelfs
meer als derwisch kennen dan op hel
toneel en dat is iets waar de inter
viewer, die meende wat sierlijke twij
fel te kunnen aandragen tegen een
misschien te vast geloof niet op had
gerekend. Van ziin ballet komt ten
overstaan van deze dans dan ook wei
nig tot zijn recht. Hij laat Béjart dus
spreken.
DE DANS, aldus Béiart. heeft alle
voordelen van de laatkomer. Tijdens
Maurice Béjart en Maria Casares in „Sombere nacht".
ment waarop dit had kunnen gebeu
ren tijdens de renaissance al uit de
tempel was verdreven. De priesters en
gelovigen zongen in de kerken, ver
lucht door de meesterwerken van de
schilders en de beeldhouwers, maar
zij dansten al lang niet meer Daarom
is de dans in een prenuberaal stadium
blijven steken en daarom is er nu
hoop voor de toekomst van de dans
Want het is belangriifcer zo bezweert
Béjart, dat de gelovigen dansende
priesters voor zich hebben, dan dat
hun kerken met schilderijen zijn ver
lucht.
Is het dan niet beter doenlijk, vra
gen wij, om van de dansers priesters
komen, deel hebben aan hetzelfde ge
loof. De mensen, die naar het theater
gaan. hebben niet noodzakelijk het
zelfde geloof; men zou het hun eerst
moeten geven."
Achteraf realiseert men zich dan dat
dat het moment geweest zou zijn om
tegen te werpen, dat het in de theorie
van Béjart toch juist de dans is, die
ons het geloof teruggeeft, „een uitwen
dig teken, waardoor genade wordt
aangeduid en gegeven" maar het
woord „sacrament" is merkwaardiger
wijs niet gevallen, misschien omdat
IK WIL u alleen iets vertellen over
Johann Sebastian Bach in djn jonge
jaren toen hij nog helemaal aan '.et
begin stond van zijn bewogen leven.
Dat was in 1707 nadat hij was benoemd
tot organisl in Mühlhausen. Hij kwam
uit Amstadt, waar hij na herhaalde
strubbelingen met de kerkeraad zijn
ontslag had genomen. De kerkvoogden
hadden inderdaad wel enige reden om
Bach op zijn „gouden" vingers te tik
ken, want hij veroorloofde zich vrij
heden die moeilijk in overeenstemming
waren te brengen met de plichtsge
trouwheid die van hem werd verwacht.
Hij vroeg en kreeg vier weken verlof
om in Lübeck (400 km van Leipzig) te
gaan luisteren naar de „Abendmusi-
ken" van Dieter Buxtehtide, de be
roemde organist van de St- Mariën-
Kirche.
HIJ BLEEF echter vier maanden
weg, Hetgeen wel te begrijpen is als
men weet, dat de jonge Bach de heen-
en terugreis te voet moest afleggen. De
kerkconcerten van Buxtehude werden
gegeven op de vijf zondagen voor
Kerstmis en men kan zich voorstellen,
dat de jonge Bach moeilijk afscheid
kon nemen van de grootmeester der
Noordduitse Orgelkunst. Toen hij in
januari 1706 weer in Arnstadt ver
scheen. werd hij ontboden om "oor de
kerkeraad te verschijnen, die hem ge
ducht de mantel uitveegde.
HET LAG voor de hand, dat hij naar
een aanleiding zocht om Arnstadt vaar
wel te zeggen en deze deed zich voor
toen hij een uitnodiging kreeg om in
Mühlhausen proef te spelen.
In Juni 1707 kreeg hij zijn aanstel
ling als organist van de Blasiuskerk
tegen een jaarsalaris van vijfentachtig
gulden. In september vertrok hij uit
Arnstadt, maar een maand 'ater was
hij alweer terug, niet om irgel te spe
len, maar om te trouwen met zijn
achternicht Maria Barbara.
De jonge bruidegom had vijftig gul
den geërfd van zijn oom Tobias, die in
augustus was overleden Nu stond hem
niets meer in de weg om zijn bruid
naar het altaar te geleiden, hetgeen
geschiedde op 17 oktober 1707 De leden
van de familie Bach waren zeer op el
kander gesteld en natuurlijk moest de
trotse bruidegom met zijn bruid een
bezoek brengen bij zijn oudere zuster
Maria Salome, in Erfurt, die getrouwd
was met de bontwerker Johann An
dreas Wiegand.
Het was niet zo maar gen bezoekje,
maar het is een vrolijk feest geworden.
Bijzonderheden hierover zijn bekend
geworden door een manuscript, dat in
de jaren twintig te voorschijn is ge
komen uit de verzameling van Manfred
Gorke uit Eisenach. Het is een zoge
naamd Quodlibet een potpourri voor
sopraan, alt, tenor en bas met een be
cijferde continuo begeleiding. Helaas is
het handschrift niet volledig, naar het
is niettemin in druk verschenen in de
Veröffentlichungen der Neuen Bach-
gesellschaft. (BWV 524. Breitkopf
Hartel) en hel is ondanks het mtbreken
van het begin en het slot. zeer goed
uitvoerbaar
Met aan zekerheid grenzende waar
schijnlijkheid. kan worden aangenomen
dat dit Quodlibet ontstaan en gezongen
is tijdens het bezoek van het jonge
bruidspaar in Erfurt en dat Bach het
later in Mühlhausen op papier heeft
vastgelegd.
Het handschrift is onmiskenbaar van
Bach en de papiersoort, herkenbaar aan
het watermerk, is dezelfde die hij ge
bruikt heeft voor de Ratswechsel-
cantate „Gott ist mein König", die op
4 februari 1708 werd uitgevoerd, ter ge
legenheid van de „gemeenteraadsver
kiezingen in Mühlhausen.
Er is echter nog een ander feit waar
uit blijkt, dat deze vrolijke bruilofts
potpourri geschreven is in september-
oktober 1707 De tekst verraadt name
lijk tegen het einde „In diesem Jahre
haben wir zwei Sonnenfinst.ernisse"
De directeur van de sterrenwacht in
München heeft uitgezocht dat er in
1707 inderdaad twee zonsverduisterin
gen hebben plaats gehad, die in Duits
land „zichtbaar" waren en wel op 2
april en 25 oktober.
Maar de tekst verraadt ons nog meer:
„Ei, wie seht die Salome so sauer um
den Schnabel"Dat moet Bach's
zuster Maria Salome geweest zijn. En
zo zijn er nog meer zinsneden, die er
duidelijk op wijzen, dat dit Quodlibet
gezongen is ter gelegenheid van het hu
welijk van de tweeën twintig jarige Jo
hann Sebastian.
U ZULT ZICH onwillekeurig afvra
gen, waar ik heen wil met deze minu
tieuze vermelding van niet zo bar be
langrijke feiten. Welnu, ik wil naar
Texel toe! Het merkwaardige :s name
lijk dat Bach dat misschien ook gewild
heeft. Het Quodlibet begint namelijk als
volgt: „Was sind das für grosze Schlös-
ser (fregatten), die dort schwimmen
auf der See. und erscheinen immer
gröszer. weil sie naher kommen her.
Zestien maten verder zingen de sopra
nen: „Wer nach Indien schiffen will",
gevolgd door de alten: „find't bei mir
der Schiffe viel", de tenoren gaan ver
der: „ich bin aber kein Schiffersflegel"
en de bassen; „brauche «veder Mast
noch Segei" De sopranen gaan verder
met „wie man in den Texel tut"
Dit alles wijst erop dat Bach terdege
op de hoogte was van de scheepvaart
op Indië en van het bestaan van het
eiland Texel.
VERMOEDELIJK heeft hij bij zijn
bezoeken aan Hamburg en Lübeck de
schepen van de Hollanders met eigen
ogen aanschouwd. Helaas zullen wij
nooit weten wat voor hem de directe
aanleiding geweest is om dit bruilofts-
1 pM§
'V-'V\^\yV,.V ,NVv
Het orgel van Bach in Arnstadt. het
eerste dat hij het zijne mocht
noemen.
gezang in verband te brengen met de
Hollandse zeevaarders, maar «vij heb
ben er een vrolijk stuk muziek aan
overgehouden ter aanvulling van onze
vaak zo vervelende Vaderlandse ge
schiedenis
Het bovenvermelde Quodlibet van
J. S. Bach zal ten gehore gebracht
worden op het lustrumconcert van de
Sociëteit Teisterbant, op 14 april a.s.
in de Haarlemse Vishal
J. H. MOOLENIJZER
MEN ZOU zich, zoals wij toen,
kunnen afvrageh of men de men
sen nu opnieuw kan leren dansen
door het ballet ai te schaffen En of
de kerk tot de sacraliteit van de
dans zal terugkonen door afstand te
doen van de vormen van gestiek,
die zij daarvoor in de plaats heeft
gesteld Met andere woorden: ziet u,
mijnheer Béiart, heil, dat wil zeg
gen, een nieuwe kans voor het hei
lige in de desacralisatie van de kerk,
in de afschaffing van het Latijn en
gregoriaans 'en van de danspasies
in te studeren voor een mis met drie
heren?
Béjart: „De kerk maakt een zeer
moeilijke beproeving door De kerk I
dient zichzelf in zin totaliteit in dis- I
cussie te stellen Df tijc vraagt om I
pen reformatie ev b°t is ironisch dn' I
de kerk daarop antwoordt met conces
sies Maar doohet doen van één mo
dernistische cot cessie per dag bewerk
stelligt men niet. dat men zichzelf na
tien jaar heeft hervormd tot een ke:k
die de uitdrukking is van de religiezt I
ervaring vam die tiid. Ik word vark
door monniken benaderd met de vraag
of ik kans zie iets van mijn ideeën
omtrent de vernieuwinq van de dans
te realiseren in het verband van een
gemoderniseerde godsdienstoefening.
Mijn antwoord moest na rijpe over
weging alt.itd ziin dat het niet goed is
even het theater te verlaten omdat de
kerk een concessie aan de dans wil
doen Het resultaat is niet dat de taal
van de dans opnieuw in de eredienst j
wordt geïntegreerd het resultaat is
„café chantant" en dus is het beter dat
ik de kerk in de reformatie verdedig
in het theater fan dat ik op die manier
naar de kerk ga."