Taalstudieop de
kleuterschool:
TAALACHTERSTAND (VAAK NIET
MEER IN TE HALEN) ONTSTAAT
AL IN DE PRILLE KINDERJAREN
NUTTIG HAARLEMS EXPERIMENT
'3:
*1
KINDEREN DIE THUIS niet voldoende leren
praten kunnen later op school niet meekomen. Zij
missen het instrumentarium om de les te volgen, om
vragen te stellen om de „ingewikkelde" zinnen van
de juf te volgen. Als dat instrumentarium niet in
de allerjongste kinderjaren wordt bijgebracht is het
kind dus eigenlijk al zo gehandicapt dat het na het
basisonderwijs waarschijnlijk niet verder zal leren.
De Haarlemse wethouder D. J. A. Geluk bij de opening van de
kleuterschool „De bezige bijtjes", een der acht schooltjes waar thans
experimentele taallessen gegeven worden.
ZATERDAG 18 APRIL 1970
Erbij 20
Behalve liedjes en rondedansjes nu ook taalles op de kleuterschool
Experiment
Taaltekort
Een der plaatjes zoals ze bij de
kleutertaalscholing gebruikt
worden.
Pressiegroep
Subsidie
Leerplan
V
iV,.v
wat kan je van deze plaatjes vertellen?
Wi|i eens aan de vogels vliegen
de vogel vliegt
de ene vogel vliegt Cn de andere vogel eet
HET LIGT voor de hand om nu te
denken dat deze kinderen dan wel uit
wat vroeger heette de „lagere milieus"
afkomstig zullen zijn. Maar dat is
maar ten dele waar. Ook een arts die
weinig tijd heeft voor zijn kinderen,
of een leidinggevende hoger ambte
naar die niet de moeite neemt zijn
zoontje op schoot te nemen en een ver
haaltje te vertellen of voor te lezen
uit een kabouterboek kan onbewust
zorgen voor dit manco in de oplei
ding van zijn kind. Amerikaanse on
derzoekingen hebben aangetoond dat
een kind van 18 maanden dat deze
aandacht (ongeacht het milieu) wél
van zijn ouders krijgt al meer klan
ken kan uitbrengen dan een „ver
waarloosd" kind. Veel ouders menen
trouwens dat zolang een kind niet kan
praten (in de zin van converseren)
het ook niet echt luisteren kan. Zij
spreken hun kind (hoe goed bedoeld
dan ook) soms meer als een huisdier
toe dan als een klein mensje. Korte
bevelen als „afblijven", „zitten" „en
nou stil", die zonder uitleg worden ge
geven kunnen beter wél in de vorm
van langere zinnen worden overge
bracht, ook al begrijpt het kind daar
aanvankelijk nog niet alles van. Het
wordt daardoor toch gewend aan het
idee dat de kern „zitten" of „afblij
ven" voor de ouders aanleiding is,
nog een aantal andere klanken uit te
brengen. Dat prikkelt zijn nieuwsgie
righeid.
OM NU TE zorgen dat de kinderen
die niet uit een zogeheten „taalstimu-
lerend milieu" komen, nog een beet
je tijdig worden bijgeschoold is in
Haarlem vorig jaar een experiment
begonnen op acht kleuterscholen. De
supervisie hierover berust bij de jon
ge psycholoog drs. R. A Gerstel, ver
bonden aan de schooladviesdienst van
de Haarlemse GGD. Hij heeft door
zijn enthousiasme een groot aantal
positieve reacties van kleuterleidsters
en ouders weten los te slaan. Zo is
uit een contactavond in de kleuter
school „de Bezige Bijtjes" in Schalk
wijk de behoefte naar voren gekomen
aan een eenvoudig boekje dat ouders
in staat stelt thuis met hun kinderen
te oefenen. De heer Gerstel heeft nu
zo'n boekje in overleg met ouders en
leidsters samengesteld en één van de
moeders, mevrouw Mokveld, heeft er
de tekeningen voor gemaakt.
NAAR AANLEIDING van het „ver
schijnen" van dit boekje hadden wij
een gesprek met drs. Gerstel, niet al
leen over het experiment op deze acht
Haarlemse kleuterscholen, maar ook
over de achtergronden van het huidi
ge kleuter- en basisonderwijs. Het
eerste wat hij ons zei is dat hij vurig
hoopt via deze publicatie meer ouders
te bereiken die er warm voor zullen
lopen om ook op de kleuterschool van
hun kinderen deze nieuwe aanpak in
gevoerd te krijgen. Daarbij moet
echter niet gedacht worden aan een
revolutie in het onderwijs maar aan
een geleidelijk ingroeien van de nieu»
were ideeën, aanvankelijk nog naast
het bestaande systeem.
IN DE EERSTE plaats: hoé ont
dekt men het taaltekort bij de kleu
ters? WeL men moet het kind als het
ware betrappen op smokkelen in het
taalgebruik. Wanneer je kleuters een
leuk verhaaltje vertelt zullen ze het
meestal wel enigszins na kunnen ver
tellen. Maar daarbij verbloemen ze
dan hun foutjes. Daarom wordt nu een
verhaaltje verteld met plaatjes erbij.
Men ziet een jongetje dat loopt en
een meisje dat zit. Nu moet het kind
aanwijzen (zonder dat het kan lezen
dus) welk plaatje „lopen" voorstelt en
welk „zitten".
Stap voor stap gaat men zo verder,
tot men komt bij de dubbele gebeur
tenis: horen en snurken. Eerste plaat-
Je: lan luistert; tweede plaatje: Kees
snurkt. Pas dan wordt de sprong ge
maakt: Jan hoort dat Kees snurkt.
En om het woordje „dat" draait het.
Voegwoorden zijn het cement van
taalgebruik. Wil een kind goed formu
leren dan moet het leren praten in
hoofd- en bijzinnen.
aan je kind wanneer het hele gezin
maar over een of twee kamers be
schikt".
HET IS duidelijk dat drs. Gerstel
niet alleen wetenschappelijk geïnteres
seerd is in de kleuteropleidnig. Hij
voelt zich wel degelijk „geëngageerd"
bij de democratisering van het onder
wijs, een democratisering die ieder
een uiteindelijk de scholing moet ge
ven waar zijn of haar verstandelijke
vermogens de mogelijkheid toe geven.
Het wegwerken van sitartmoeilijkhe-
den (zoals de taalachterstand) die niet»
met het I.Q. zelf te maken hebben,
hoort bij die strijd.
EN HOE VINDT de „overheid" zijn
streven?
Het wordt in ieder geval positief ge
waardeerd. De Haarlemse wethouder
Geluk heeft een bedrag ter beschik
king gesteld waarvan het „boekje
voor de ouders" in sobere uitvoering
gefihancierd kon worden. Dat bespaar
de een hoop rompslomp. Het zoeken
naar een uitgever alleen al, maar ook
het onderhandelen over de vorm van
zo'n boekje, omdat een uitgever daar
commerciële ideeën over heeft, die
wellicht concessies vragen van de ini
tiatiefnemers.
OOK IN ANDER verband laat drs.
Gerstel de naam van wethouder Ge
luk vallen. Deze is namelijk even
als drs. Gerstel zelf voorstander van
één overkoepelende Schooladvies
dienst waar zowel rk, protestantse als
openbare scholen onder zouden val
len. Op specifiek levensbeschouwelijk
terrein zou dat immers geen schade
geven„ en op didactisch-technisch ter
rein alleen maar voordeel. Een staf
medewerker die nü te duur is, kan
dan wél worden aangetrokken omdat
hij dan een groter werkterrein heeft
en meer mensen daar hun voordeel
mee kunnen doen. Ook onder de me
dewerkers van de nu afzonderlijke
opererende organisaties heeft drs.
Gerstel steun voor dat idee gekregen.
„Maar", zo zegt de heer Gerstel ten
slotte, „de besturen moeten nog be
slissen. Die zijn uiteraard wat behou
dender. Wellicht dat de ouders zelf een
soort pressiegroep kunnen vormen om
in het belang van de kinderen
aan te dringen op deze -samenwer
king".
JOHN ROOZEN
HEEFT MEN een leemte in het
taalgebruik van een kind ontdekt dan
wordt daar nu gericht op gewerkt.
Voorheen, aldus drs. Gerstel, bestreed
men taalachterstand op de lagere
scholen en meer in het algemeen.
Men besloot met de kinderen wat
„meer te lezen" of zo. Nu kan men al
op de kleuterschool specifieke punten
aanpakken. Ook in Enschede en in
Utrecht experimenteert men wel met
de taalmoeilijkheden van kinderen.
Men doet het daar echter bijna als
laboratoriumwerk. Moeilijke gevallen
worden geïsoleerd en samengebracht
en krijgen dan apart onderwijs. Drs.
Gerstel wil juist dat een hele klas
spelenderwijs de les volgt waarbij de
achterblijvers automatisch worden
bijgetrokken. Wat de taalbeïnvloe
ding van de kleuter betreft is Haar
lem wel een koploper, zo meent hij.
„Wij zijn er niet zo voor om kinderen
uit hun schoolomgeving te halen en
in een laboratorium te begeleiden.
Het vastlopen van kinderen door mi
lieufactoren moet door de school zelf
worden opgelost. Geen uitzonderin-
steld. Van hem is onder meer het be
grip „verzamelingen" afkomstig dat
nu wordt toegepast bij taal- en wiskun
deonderwijs.
Want ook kleuters krijgen volgens
de plannen van drs. Gerstel echt
wiskunde-onderwijs. Maar dat moet
dan wel gaan via het taalbegrip.
IN EEN uitvoerige gestencilde hand
leiding voor de kleuterleidsters van
de acht, met hem in het experiment
samenwerkende kleuterscholen, heeft
hij een en ander uit de doeken ge
daan. Wij citeren:
De moderne benadering is
vooral gekenmerkt door een ver
antwoording van alle stappen in
het leerproces. Het kind leert daar
bij zijn ervaring ordenen in be
paalde schema's. De oude bena
dering ging te veel uit van het uit
het hoofd leren. Zelfs als de kin
deren op de lagere school (die nog
En:
In het taaiprogramma werken
we met verzamelingen. Bijvoor
beeld verzamelingen van dingen
die rond zijn, dieren die vliegen,
dingen die van hout zijn. Voor
dat wij kunnen zeggen: er zitten
32 kinderen in de klas, moeten we
eerst zien dat Jan, Piet, Wim, Nel
lie en Dorien als kind deel uitma
ken van de „verzameling" kinde
ren
DE BEDOELING is dat de kleuters
zelf zulke verzamelingen maken en
daarbij opmerken dat iets een deel is
van iets groters. Bijvoorbeeld: er zijn
20 kinderen. Jongens én meisjes zijn
kinderen. Maar er zijn slechts 9 meis
jes. Zij zijn een deel van de 20 kin
deren. Zo moeten zij ook leren wer
ken met begrippen als meer, minder,
veel, gelijk etc.
gen kweken, dat is niet leuk voor een
kind".
DRS. Gerstel heeft voor zijn experi
ment op acht scholen nog geen subsi
die aangevraagd bij de SVO. Deze
stichting geeft subsidie (voor experi
menten en projecten) aan academici.
Het bezwaar daarbij is tot nu toe ge
weest dat deze onderzoekingen buiten
ouders en leerkrachten omgaan en
vervelender nog dat de bevin
dingen niet naar de mensen van het
onderwijs in de praktijk worden toe
gespeeld.
Toch zet hij zelf academicus
zich niet zonder meer af tegen de be
moeienissen van academici. Taalwe
tenschap en psychologie moeten zelfs
ruimer toegang vinden in het onder
wijs. Speciaal de psychologie op de
kweekscholen laat volgens hem nog
al te wensen over. De psychologie die
de kwekelingen voorgeschoteld krij
gen gaat nog helemaal uit van een
maatschappijbeeld van dertig jaar
geleden. Er wordt geen kennis bijge
bracht over de psychische processen
van het leren zoals een kind die ver
werkt. In plaats van functionele psy
chologie die inzicht geeft in leerpro
cessen krijgen de kwekelingen aller
lei „geladen" begrippen van Jung
Freud en Adler te verwerken. Aller
lei conflictmodellen, door deze drie
ontworpen, passen inderdaad in de
hiërarchische maatschappijstructuren,
zoals die nu nog voortbestaan. Maar
dit autoritaire maatschappijbeeld zal
ook volgens drs. Gerstel moeten
verdwijnen.
Hij heeft dan ook veel begrip voor
acties als die van de APA, de Alter
natieve Pedagogische Akademie van
Beverwijk. „Ik sta er wel achter,
maar Je merkt toch wel enige onrijp
heid. Ze missen de nodige informa
ties vaak".
TERUG NAAR het kleuteronder
wijs.
Er is een dringende behoefte aan
een officieel leerplan voor de kleuter
scholen, zo zegt hij Niet zó evenwel
dat er een diploma verbonden is aan
een examen dat het kleutertje „met
goed gevolg" zou dienen af te leggen
maar wel dat er methodes vastge
steld worden en materiaal wordt ver
schaft voor elke fase van het lerende
kind.
Ook zou drs. Gerstel wel even wil
len vermelden dat de voorheen zo ver
guisde en inmiddels overleden Zwit
ser Jean Piaget in ere wordt her-
lang niet allemaal zijn aangepast)
nog op de traditionele wijze Te
kenonderricht krijgen dan nog
zullen zij baat hebben bij deze
nieuwe oefeningen. Wij denken
hierbij aan het stimuleren van
het logisch denken".
DE OUDERS hoeven overigens niet
bang te zijn dat hun kinderen volgens
dit nieuwe leersysteem worden opge
kweekt tot kleine geleerden die ernst
boven spel verkiezen. Het hele sys
teem wordt maar korte tijd per les-
dag toegepast. Voor de rest krijgen de
kleuters de gebruikelijke bezigheden
zoals liedjes zingen en spelletjes spe
len. Het is wél weer een stap verder
af van het oude begrip „bewaar
school".
Overigens ziet drs. Gerstel dit type
schooltje met enige zorg al weer aan de
horizon opduiken in de vorm van
crèches voor kinderen van werkende
moeders. Maar hij heeft uiteraard voor
de problemen van deze moeders voor
lopig zoveel begrip dat hij de crèches
niet wil „verbieden".
HOE LIGT zjjn werk thans bij de
ouders in de markt?
Daarover is drs. Gerstel alleen maar
optimistisch. Op voorlichtingsavonden
waarop hij het „leerplan" uit de doe
ken doet krijgt hij enthousiaste mede
werking van de (talrijke) ouders die
voor het belang van hun kleuters wel
een avondje tv-kijken willen overslaan.
Ook na afloop van het experiment (in
de zomer) zal hij de ouders om op
en aanmerkingen vragen, terwijl hij
eind mei een avond belegt voor de
ouders van de kinderen die op de Be
zige Bijtjes schoolgaan om hun com
mentaar te vragen op het boekje dat
zij nu ter beschikking hebben gekre
gen.
„Dat ouders meepraten over de on
derwijsvormen waarmee hun kleuters
worden opgevoed is niet alleen gunstig
voor het goed verloop van het experi
ment, maar is vooral ook gewoon hun
goed democratisch recht", zo zegt hij
nog.
HIJ WIL daarbij nog kwijt, dat de
ouders altijd van goede wil blijken te
zijn, ten hoogste wat drempelvrees
vertonen. „In laatste instantie is ook
goed onderwijs een politieke kwestie",
zegt hij. Alleen al kleinere klassen zou
den een vooruitgang zijn, wanneer men
tenminste ook over passende middelen
beschikt om de kinderen meer aange
past individuele aandacht te geven
Ook woongelegenheid een politiek
probleem bij uitstek is een kardi
naal punt bij het opgroeien van kinde
ren. „Ga maar eens lekker voorlezen