L. J. M. BEEL DR. BEEL TEGEN ZIJN ZIN IN POLITIEK GERAAKT 71 l Probleem is, of het parlementaire stelsel nog opgewassen is tegen moderne tijd n 25 jaar geléden ZATERDAG 2 MEI 1970 Erbij 22 DEN HAAG Als de thans 68-jarige prof. dr. L. J. M Beel, vice-president van de Raad van State wordt gevraagd naar zijn zienswijze op de politieke ontwikkelingen in Nederland tijdens de maanden van de bevrijding en daarna, blijkt hij doordrongen van de kwetsbaarheid van zijn positie. Zijn niet politieke ambt noopt hem onvermijdelijk tot behoedzaamheid. Maar een aanvankelijk vermoeden dat de mens schuil zou gaan achter de functie wordt in de loop van het ge sprek weerlegd. Binnen de grenzen van de onder werpen die hij voor toelichting vatbaar acht de jaren 1944-1945 spreekt hij openhartig, soms druk ge barend, en zeker niet zonder bewogenheid. En al ont houdt dr. Beel zich van een rechtstreeks waarde oordeel over het politiek bedrijf anno 1970 door de huidige maatschappijcritiek en de roep om diepgaande hervormingen wordt hij sterk bezig gehouden. Méér nog: al ziet hij nog niet „de heldere gedachte die de oplossing zal brengen", voor veel van de strijdbare betrokkenheid, vooral van jongeren, toont hij begrip en waardering. KERNVRAGEN CV EINDHOVENS ADRES ZUIVERING MILITAIR GEZAG PARTIJVORMING DESILLUSIES DR. LOUIS JOZEF MARIA REEL werd op 12 april 1902 in Roermond geboren. Hij deed in 1920 eindexamen aan 't gymnasium in zjjn woonplaats, waarna hij in 1923 het diploma ge meente-administratie behaalde. Ver volgens ging hij rechten studeren aan de r.k.-universiteit in Nijmegen, slaagde voor het doctoraal examen in 1928 en promoveerde in 1935 op een proefschrift, getiteld „Zelfbe stuur of onafhankelijke decentrali satie" VAN 1929 tot 1942 vervulde hij achtereenvolgens verschillende func ties aan het gemeentesecretarie in Eindhoven. Laatstelijk als referen daris en plaatsvervangend secreta ris op de afdeling sociale zaken, welke dienst hij in 1942 om princi piële redenen, waaronder het optre den van de N.S.B.-burgemeester, heeft verlaten. Dr. Bcel vestigde zich als advocaat en procureur in Eindhoven, waar hjj tevens optrad als leider van het ad viesbureau voor bestuursrecht. IN 1945 ging de heer Beel naar Londen als adviseur en werd hjj mi nister van binnenlandse zaken in het kabinet-Gerbrandy. Ook was hij mi nister van binnenlandse zaken in de kabinetten Schermerhorn-Drees. In 1946 werd hij lid van de Tweede Ka mer. Van 1946 tot 1948 was hjj minis ter-president en minister van bin nenlandse zaken en van 1947 tot 1948 tevens minister van algemene zaken. Lid van het College van Negen man nen werd Dr. Beel in 1948 en tevens gedelegeerde voor het opperbestuur in Nederlands-Indië. Van 1948 tot 1949 vervulde de heer Beel de func tie van hoge vertegenwoordiger van de Kroon in Indië. Dr. Beel werd buitengewoon hoogleraar van 1949 tot 1951 aan de r.k.-universiteit van Nijmegen en de Katholieke H.S. in Tilburg. Daarop werd de heer Beel weer minister van binnenlandse za ken. Hij is thans vice-voorzitter van de Raad van State. ALS CHEF sociale zaken op het stad huis in Eindhoven, had dr. L. J. M. Beel zich in de jaren dertig en veertig zijn loopbaan anders gedacht dan de ontwikkeling in naoorlogs Nederland hem zou toestaan „Ik had altijd de illusie gehad wetenschappelijk werk te doen" maar hij zag die wens pas tot op zekere hoogte vervuld door de buitengewoon hoogleraarschappen staatsrecht in Nijmegen en Tilburg, van 1949 tot 1951, als het ware tussen de uitoefening van talrijke ministers- en andere staatsfuncties dóór. Een scherpe wending nam zijn be staan toen hij zich min of meer plot seling in de woelige dagen van februari '45 benoemd zag tot minister van Bin nenlandse Zaken in het 2e ministerie- GerbrandyEn dat is het beein van mijn politieke leven geweest. Het heeft langer geduurd dan ik toen ver moedde. DR. BEEL verhaalt hoe hij, in 1944 adviseur van het Militair Gezag in Eindhoven, na verloop van tijd betrok ken raakte bij het overleg van een aan tal prominenten in het bevrijde zuiden over de vormgeving van het politieke leven in Nederland. Uitgerust met een lange ervaring als docent staatsinrichting en gemeen te-administratie en als hoofdambte naar in een grote gemeente was hij een man van wiens adviezen de re- gering-Gerbrandy in Londen gaarne gebruik wilde maken. De overleg groep in Zuid-Nederland, waartoe Beel behoorde, werd door het Militair Ge zag uitgenodigd in een adres gedach ten te ontvouwen met name over de wijze waarop in de toekomst provincia le en gemeentebesturen zouden moeten functioneren. Dr. Beel zegt hierover: „Vóór 1940 was er reeds een politieke malaise in Nederland geweest als gevolg van de massale werkloosheid en de moeilijk heden met talrijke kabinetsformaties. De oorlog betekende voor velen een scherpe scheidingslijn. In 1945, tegen het einde van de oorlog, was Neder land een geteisterd land met grote vraagstukken op landelijk en plaatselijk niveau. Sterk heerste de gedachte: la ten we nu eerst zorgen dat er een be stuur komt dat beslissingen kan ne men". KERNVRAGEN in die tijd: Moesten de partijfiguren .van vroeger en de mensen die de hele oorlog hadden doorgewerkt op het politieke toneel terugkeren? Was het gewenst de vertegenwoordi gende lichamen in hun oude gedaante en samenstelling te herstellen of ver dienden colleges van beperkter om vang de voorkeur? Dr. Beel zegt: „Zelf had ik nooit aan politiek ge daan. Ik was van oordeel dat een man in gemeentedienst zich hiervan beter kon onthouden. Vóór de oorlog was mij door de R. K. Staatspartij gevraagd voorzitter van de plaatselijke jongeren groep te worden, maar met het nog on mijn functie had ik daarop neen ge zegd. Maar na de oorlog er waren sinds de laatste verkiezingen van >39 zes jaren verstreken was er snrake van een andere instelling, van méér en gagement. In de jaren '30 waren er twee rap porten verschenen, één meen ik van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel, en één van de commissie- Goseling uit de R. K. Staatspartij, die er beide voor pleitten dat het open baar bestuur meer capabel zou zijn en in staat tot beslissingen" VEEL VAN DIE ideeën omtrent een zekere versterking van het uitvoerend gezag straalden door in het „Eindho- vens adres" dat een redactiecommis sie van drie man. onder wie dr. Beel, voor de regering in Londen opstelde. van Vertrouwensmannen (waartoe on der meer Drees behoorde) in dit op zicht voor hem een openbaring is ge weest. Rechtstreekser werd Dr. Beel bij het regeringsbeleid betrokken toen hij te zamen met enkele anderen via het Militair Gezag het verzoek van de re gering kreeg om een advies over de financiële regeling voor de slachtoffers van de oorlog uit te brengen, een ur gente zaak die tot dan toe in Londen ongeveer geheel was blijven rusten. In oktober-november '44 kwam dat advies gereed. Enige tijd later werd hem door minister van Binnenlandse Zaken a.i. H. van Boeyen. die toen in Eindhoven De koningin had de verwachting dat door het verzet nieuwe mensen naar voren gekomen waren, die een leiden de rol zouden spelen in het naoorlogse Nederland." Dr. Beel stond met grote reserve te genover dat denkbeeld. Als minister heeft hij later met de illegaliteit veel contact gehad. „Toen het ging om de zuivering van overheidspersoneel kreeg ik op een gegeven moment uit een afdeling van de Gemeenschap Oud-illegale Werkers een telegram. Als ik dit of dat niet deed.zei den ze. Maar dat nam ik niet... bij alle respect voor de verzetsbeweging was ik als minister wat huiverig er alleen maar plezier van gehad, ik voel de bewondering voor de mensen die, zonder bestuurservaring, zich zo gege ven hebben. Vanzelfsprekend was in oorlogstoestand het M.G. de cover voor binnenlandse zaken. Na de voortgaan de bevrijding ben ik eerst naar Apel doorn gegaan en daarna, toen het kon. naar Den Haag. Ik heb dadelijk ge zegd: Het binnenlands bestuur komt nu onder Binnenlandse Zaken". HOE STOND HIJ tegenover het „per sonalistisch socialisme" van de Neder landse Volksbeweging, dat toen zeer in zwang was en vooral bij de gijzelaars van St. Michielsgestel sterk wortel had geschoten? Een vorm van .socialisme' die ook voor het kabinet Schermerhorn kenmerkend zou zijn? „Ik ben min of meer toevallig in dat kabinet gekomen de bedoeling was dat niet. Tijdens een bezoek aan de koningin op Het Loo zei zij mij, dat Schermerhorn en Drees die in een andere kamer zaten, me graag wilden spreken. Ik zei dat ik als minister afscheid wilde nemen, dat komt nog wel. antwoordde de koningin. Omstreeks die tijd was mijn hoogle raarschap in Nijmegen al geregeld, maar Schermerhorn en Drees ver- 'VVVVVVVVVVVVVVVVVVWVVVVVVVVVVWVVVVWWWVWVV~'VVVVVVVVVVVVVVWVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVWVWVVVVVWVVWVVVVVVVVVVVVVVVWVVVVVVVVVVWVV wwwwvwwwwvwwwww rnmnnnnnnrmonjm mnnnnnnr.nnnnnnnmi.mnnn 'W'MMWiwwMwtWMMMMwvMM'iMMMMMWMwMwwMwtwawwuM'WMMMWWMMMMMwM-n-lnnnnnnniuimuuuuuuinnnnnwiniinnmn^ „Het was een compromis, geen weten schappelijk doorwerkt stuk, ze hebben het later we) een „bom in Londen" ge noemd, maar moest dat stuk nou een bom zijn. er zijn wel andere geval len Hij glimlacht: „Later, in de Tweede Kamer, ben ik er over aange vallen, en Donker (voorzitter van de Parlementaire Enouète Commissie Re geringsbeleid 1940-'45) is tijdens zjjn verhoor er diep op ingegaan. Hij heeft daarbij geprobeerd er méér uit te ha len dan er in zat". (Het was in het bijzonder één zin snede, die aanleiding gaf tot bedenkin gen. Hij luidde: „De controlerende en beleidsvormende taak kan op meer doeltreffende wijze dan vóór 10 mei 1940 plaatsvond, worden toever trouwd aan Colleges van meer be perkten omvang en samengesteld uit personen, die de mogelijkheid en nood zakelijkheid eener sterkere nationale binding op Christelijke grondslag er kennen, den opbouw van het organisch leven in onze volksgemeenschap en de aanpassing van Staats- en Rechtsleven aan de verdere eischen van den nieu wen tijd voorstaan") DR. BEEL onderstreept dat de groep van zuidelijke prominenten zich in zijn adres niet bemoeide met de Staten-Ge- neraal, terwijl men door die kwestie in het (nog niet bevrijde) Westen sterk in beslag bleek te zijn genomen. „Ons werd gevraagd wat leeft er aan gedach ten in het bevrijde Zuiden. We hadden geen contact met het Westen, ook tij dens de bezetting al niet. omdat de spoorwegen waren uitgevallen en de verbindingen verbroken" Hij voegt er aan toe dat de eerste contacten met Gerbrandy en later met het College verbleef, gevraagd of hij niet een dag of tien naar Londen zou willen gaan. NA RUIM een week in de Britse hoofdstad kreeg hij de gelegenheid ko ningin Wilhelmina te bezoeken („ik herinner me dat prinses Juliana er bij was, ze zou diezelfde avond nog naar Canada reizen"). De vorstin infor meerde zeer uitvoerig naar de toe stand in Nederland. En terwijl Dr. Beel dacht dat hij geroepen zou zijn een regeling voo- de oorlogsslachtof fers te gaan uitwerken, werd hem al spoedig duidelijk, dat een aanzienlijk breder werkterrein hem wachtte. Eind december reeds had de koningin de wens geuit vooraanstaande figuren uit de drie bevrijde provincies in Lon den te ontvangen. Die wens mondde uit in de overkomst van wat wel dra „de heren 17" zou gaan heten (hoewel er één vrouw bij was: Dr. Hilda Verwey-Jonker). Tot de groep behoorden Jonkheer De Casembroot uit Zeeland en de heer Wijffels uit Limburg, die elk een aantal kandida ten aanwezen. Hetzelfde gebeurde voor Noord-Brabant, vertegenwoordigd door dr. Beel, die in Londen op de groep bleef wachten TIJDENS DE daaropvolgende ge sprekken. aldus de heer Beel, toonde „de koningin echt het gevoel dat er door de loutering van de oorlog een vernieuwing zou komen die de mensen zou betreffen. Ik heb toén al uitge drukt. dat daarvoor minstens één ge neratie nodig zou zijn, zo niet twee. van uit te gaan dat verzetswerk ie mand als vanzelf geschikt zou maken voor een burgemeesterspost of andere leidende functie. En in die illegaliteit zaten natuurlijk ook mensen van het laatste uur, die er tegen de bevrijding nog gauw bij gekomen waren." KORTOM bij de zuivering en ver vanging van ongewenste functionaris sen wenste hij een eigen weg te vol gen. „Ik ontwierp een centrale instan tie voor de zuivering, eerst onder lei ding van Van Boeven, later van Dr Notenboom. Ik wilde een zo snel mo gelijke procedure." „En prof. Paul Scholten", zo ver volgt hij, „toch óók niet de eerste de beste, vroeg ik als voorzitter van een beroepsinstantie, daar ben ik erg blij mee geweest. Verder was er maar één streven: zo gauw mogelijk naar norma le verhoudingen. Overigens wil ik graag erkennen dat er bij die zuivering wel degelijk fouten zijn gemaakt". GERBRANDY, wiens le ministerie door allerlei oorzaken in een crisis-situ atie verkeerde, wilde gaarne zuidelijke figuren opnemen in een gereconstru eerd kabinet. Beel was een van hen. Hij had evenals de anderen aan zijn toetreding de voorwaarde verbonden, dat hij dadelijk na de bevrijding van de rest van Nederland ziin zetel ter beschikking zou stellen. Het 2e kabi net Gerbrandy was bedoeld als een re gering zonder politieke exponenenten („er zaten ook geen socialisten in, Gerbrandy heeft er wel naar gestreefd, het is hem niet gelukt"). Over de door velen uiterst moei zaam genoemde betrekkingen tus sen regering en Militair Gezag zegt dr. Beel: „Mijn verstandhouding met het M.G. is altijd goed geweest, ik heb er klaarden dat zij me als minister van binnenlandse zaken wilden hebben". „Maar ik ken Uw programma niet eens, wierp ik tegen. Schermerhorn bleef aandringen en wees er op dat de lijst van ministers al gereed was. Ik zei dat ik niet kon beslissen, dat ik eerst met vrienden wilde overleggen en met Nijmegen. Gerbrandy, Huys- mans en Van Kleffens zeiden echter allemaal: doen! en zo is dat toen ge beurd". MET PIJN in het hart? Dr. Beel (na een kort zwijgen): „Deels! Maar ik vond 't toch ook een boeiende zaak om door te gaan. Natuurlijk wist ik wat dat betekende. Dat wanneer ik als mi nister van binnenlandse zaken zou sla gen dat dan van langere duur zou zijn. Hij zegt Schermerhorn voordien niet gekend te hebben. „Toevallig was ik niet in St. Michielsgestel terecht ge komen. Ik stond wel op de lijst, maar toen de Duitsers me kwamen halen, was ik net van huis vertrokken: ik moest de volgende dag in Den Haag examineren en mijn vrouw had mij aangeraden een dag eerder weg te gaan omdat ik anders zo vroeg van huis zou moeten. Maar goed: als de muren van hotel Vieux Doelen konden spreken.vaak heb ik met Schermer horn over het personalisme van ge dachten gewisseld. We waren het er over eens dat er veranderingen en wij zigingen nodig zijn als het staatskundig leven is verstard, dat politieke partiien een middel moeten ziin. géén doel". OOK DAT personalistische socialis me is tenslotte in partijvorming uitge mondJa" zegt Dr. Beel, „er kwam een moment dat de Vedeniant|. se Volksbeweging werd omgevormd tot de Partij van de Arbeid. Toen stond ik voor de keus. Drees had geen be zwaar tegen de naamsverandering van de S.D.A.P., maar stelde de voorwaar de dat het een socialistische partij zou blijven, met internationale socialisti sche contacten". Dat was voor Dr. Beel het uur van de beslissing. „Drees is over die nieu we partij volkomen duidelijk geweest. Toen heb ik gezegd: dan ik niet in die partij. Ik heb die duidelijkheid van Drees altijd zeer gewaardeerd. We wis ten waar we stonden. Wij zijn goede vrienden gebleven, altijd, ook nu heb ben we nog contact met elkaar". IS DE Nederlandse Volksbeweging, die meer de nadruk legde op „maat schappelijke en geestelijke stromin gen" dan op politieke partiien nuttig geweest? Na enig nadenken' „In die jaren waren er zoveel national» en in ternationale problemen die de aan dacht vroegen dat er te weinig tijd was voor rustige bezinning. Maar te rugblikkend meen ik dat die NVB in ieder geval een tijdelijk karakter zou hebben gehad Er was nu eenmaal sprake van een sterke terugval in de oude verhoudingen" Ofschoon dr. Beel hier terughoudend is blijkt duidelijk dat hij ook nu nog Nederland aan die toestand niet ontste gen acht. Wel is hij bereid om in alge mene termen zijn inzichten over be paalde recente ontwikkelingen kenbaar te maken. HET VOERT tot een bijna gespan nen monoloog: „Er is een zekere men taliteitsverandering vooral bij de jeugd. Maar die verandering is nog niet positief genoeg gevormd. Men wendt zich af van het bestaande, het is een zoeken en tasten waar moe ten we naar toe? Dit houdt mij al jaren bezig: het parlementaire stelsel is geboren in een tijd dat het overheidsbeleid be perkt was. overzichtelijk. Men heeft getracht de structurele wijzigingen op te vangen door nieuwe departemen ten. Maar de structuur van de over heid is in wezen dezelfde gebleven. De vraag is of deze uiteindelijk nog ade quaat is voor de problematiek van het huidig gebeuren. We borduren voort op het oude patroon het kan voor de jonge generatie niet anders dan desillusies onleveren. Nu, als in 1945, loopt iedereen met plannen rond. Hoe de waarde van de democratie bij dit alles voorop te stel len, dat grote goed verder ruimte te geven en doeltreffend te besturen? En vraagt u mij. hebt u een plan. dan zeg ik: nee! De toekomst zal het moe ten uitwijzen, aan het heden zijn grote gevaren verbonden, we mogen niet te lang vasthouden aan de oude uitwer kingen". ZAL DIE vernieuwing revolutie bete kenen of evolutie? Dr. Beel: „Het zou onverantwoord zijn als dit niet langs de weg van de evolutie ging. Wat ik in de beschouwingen nogal eens mis is dat men zich voldoende los maakt van de bestnandp toestand. Ik vrees dat vernieuwingsplannen ge frustreerd worden orr^ot men tvt zijn verzet vaak vervalt in de fout dat men zich te negatief opstelt en praktisch dikwijls, iets nieuws beogend toch weer in de oude verhoudingen terecht komt Bii de ionveren tref ik veel goe de elementen on gedachten, maar ook het bezwaar, de ieued eigen, dat ze tl Off mnofpn e»ri Haar- bii nW 7o>^rtpT r?p Vurmpn. Nee ik zie nog niet de lucide ge dachte, die de oplossing Wrseri zal". EWOUT JANSE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 22