„Indonesische kwestie een der oorzaken van de
herleving der vooroorlogse tegenstellingen"
25 jaar g eleden
VERNIEUWINGSIDEALEN LEDEN
NA BEVRIJDING SCHIPBREUK
-
Prof. W. Schermerhorn
M
ZATERDAG 2 MET 1970
>r
DE EMERITUS hoogleraar dr. ir. W. Scher
merhorn bij zijn 75ste verjaardag door
ons geïnterviewd voor Erbij (13 decem
ber 1969) is als politicus geprezen en ver
guisd. Als wetenschapsman verwierf hij faam
door de T.H. in Delft internationaal vermaard
te maken op het gebied van de foto-luchtkar-
tering. In 1926 werd de toen 32-jarige ir.
Schermerhorn hoogleraar in Delft in land
meten, waterpassen en geodesie. Onlangs is
besloten „zijn" instituut voor luchtkartering te
verplaatsen van Delft naar Enschede.
Als eerste minister-president na de oorlog
begon het politieke leven van deze boerenzoon
uit Noord-Hplland, hoewel hij reeds vóór de
oorlog voorzitter was van „Eenheid door demo
cratie", een vereniging die al vroeg het gevaar
van het nationaal-socialisme inzag. Schermer
horn was toen lid van de Vrijzinnig Democra
tische Bond, waaruit onder meer na de oorlog
de Partij van de Arbeid ontstond.
Het eerste naoorlogse kabinet-Schermerhorn
richtte zich op herstel en vernieuwing. Voor
vele Nederlanders is de naam Schermerhorn
echter gebonden aan Linggadjatti; voor Scher
merhorn zelf, toen voorzitter van de Commis
sie-Generaal, de verschrikkelijkste tijd van
zijn leven. „Politieke achterlijkheid van de lei
dende laag", noemde Schermerhorn het, „het
hindert me dat de mensen zo dom zijn te
menen dat het beleid van een enkele man de
loop van de geschiedenis zou kunnen beïn
vloeden". De verschijning van ir. Schermer-
homs memoires over de oorlogsjaren wordt in
het najaar verwacht.
PROF. SCHERMERHORN zegt nu. 25 jaar na de
bevrijding, over de teleurstellende politieke ervaringen
van na 1945: „De zwakte van de naoorlogse politiek is
geweest dat we ons niet gerealiseerd hebben dat het
sterke verband in ons volk tijdens de oorlogsjaren er
één was met een negatief karakter. De grote massa
heeft „nee" gezegd tegen de Duitsers, maar is aan het
„ja" op andere gebieden niet toegekomen. Wat we wel
v;v;:r;v. -■
T\
ja1*'- 4'. k J
'-sMf V-
5 'r-X'-:- ï'^k'
voor ogen hadden, daar hebben bepaalde groepen men
sen, zoals in het gijzelaarskamp St. Michelsgestel, zich
mee beziggehouden. Maar de positieve kracht die daar
van uitging is toen eenvoudig ontoereikend geweest.
Na 1945 viel er een sterk verband compleet weg. En
daarvoor in de plaats kwam een vacuüm. Dat heeft nie
mand toen als zodanig gezien".
„IN 1946", aldus prof. Schermerhorn,
„heb ik dat andere grote voorbeeld
hiervan meegemaakt. waarbij de
kracht van het negatieve verband en
de onvoldoende kracht van het posi
tieve een beslissende rol speelden: de
kwestie-Indonesië. Voor de grote mas
sa in Nederland was dat ook weer iets
met een negatief aspect: men wilde
die ontbinding met Indië niet, zonder
er iets positiefs tegenover te kunnen
stellen. Ook daar gold de strijd om de
vormgeving. Dat was niet alleen aan
onze kant, maar ook aan Indonesische
zijde. Daar zeiden ze: weg met de Ne
derlanders, maar hoe het dan wel
moest, daar maakten ze intern de
grootst mogelijke ruzie over."
U PROBEERDE na de oorlog op
te treden overeenkomstig de denkwij
ze zoals die in St. Michelsgestel was
ontwikkeld?
„Ja, wat ik bij voor'.- aeld voor Indo
nesië in het hoofd had, dat lag vol
strekt in het verlengde van het den
ken tijdens de bezetti ïg. Dat met In
donesië kon naar mijn inzichten alleen
maar slagen in een federatieve op
bouw, intern en extern. Dat was een
van de grondslagen van de denkwe
reld die we er in de Gestelse groep
op na hielden. Om een binding tot
stand te brengen, hebben we gepro
beerd, zo zou je kunnen zeggen, om
tot miskenning van de krachten van
het instinctleven van de mens (ieder
voor zich en de duivel hale de achter
ste) te komen."
OVER DE NEDERLANDSE UNIE
is veel lelijks gezegd, maar zij ver
brak in elk geval zoals Het Parool
schreef, de voogdij van de oude par
tijen en bracht voor het eerst katho
lieken, protestanten ongelovigen en
socialisten te zalmen. Wat is daarvan
aan inspiratie gebleven voor na de
oorlog?
„Ik ben zelf nooit in dat Unie-rijtuig
gestapt, ik had er niet veel vertrou
wen in. Als die partij goed was dan
zou zij door de Duitsers worden ge
ëlimineerd. Dat is uitgekomen. En
voorzover zij de verkeerde kant op
zou gaan, lustte ik het niet. De men
sen van de Unie hebben eerlijk ge
meend een nieuw gezicht aan ons
volk te kunnen geven. Maar het was
ook hier een verband met een negatie
ve inslag. Nee zeggen tegen de Duit
sers en nee tegen het vooroorlogse
Nederland, zonder dat ze de Conse
quentie konden trekken in positieve
zin. Er zat niets tastbaars in dm mee
te werken. In dat opzicht stond de
Unie veel zwakker dan de Gestelse
groep. Wij hadden tenminste een de
mocratisch maatschappijbeeld en dat
zat er bij hen niet in. Tegen de tijd
dat ze daarmee wilden beginnen, wer
den ze door de Duitsers overboord
gezet In die tijd van de ontreddering
heeft de Unie wel even een functie
gehad, maar als inspiratiebron voor
na de oorlog heeft het niet veel bete
kend. Wat wij voorstonden, de door
braakgedachte, daarmee waren we in
1945 kennelijk nog te vroeg. Maar ik
heb toen gezegd: het zal 20, 30 jaar
duren, maar komen doet het. Dat hele
confessionele partijwezen was een van
de strijdpunten van na de oorlog.
WAT HEBBEN naar uw mening
Politiek Convent en Vaderlands Co
mité (groeperingen van politici beho
rend tot verschillende partijen) bete
kend voor de naoorlogse politieke ge
dragslijn?
„Niet veel. De Duitsers hebben dat
lang als onschuldige gezelschappen
beschouwd. Het daar besprokene was
ook wel op de naoorlogse politiek ge
richt, maar die comités hebben alles
bij elkaar toch weer te kort bestaan
om tot iets concreets te kunnen ko
men. Ik meen dat op den duur het
hele stel politici dat ermee te maken
had, is opgepakt."
VORRINK heeft vlak na de oorlog
gezegd dat hij de groep officieren rond
prins Bernhard niet vertrouwde.
Vormden zji toen een bedreiging van
de democratie? In „Londen" leefde
immers al de gedachte dat men zich
na de oorlog maar lost moest maken
van de oude wijze van samenstellen
van volksvertegenwoordiging, Provin
ciale Staten en gemeenteraden?
„Dat.gevaar zat eigenlijk in wat wij
de Orde Dienst noemden. Los van de
groep rondom prins Bernhard was dat
zo'n club die we helemaal niet ver
trouwden. Er waren van dat soort
krachten. Het hele Militair Gezag was
trouwens iets waarbij je je onbehaag
lijk voelde. Vandaar dat toen Drees
en ik optraden een van onze eerste
activiteiten was om per 1 september
1945 het Militair Gezag de nek om te
draaien. Dat heeft wel wat langer ge
duurd, maar het is in elk geval ge
lukt. In het zuiden heeft zich dat met
die militairen duidelijker gemanifes
teerd dan op andere plaatsen. In Bra
bant bijvoorbeeld gingen figuren uit
de grote industrieën met een militair
pak aan op de stoel van het civiele
bestuur zitten. Dat gaf een wat angstig
idee. Het ging hier inderdaad om een
„stroming vast te stellen". Maar een
wezenlijke bedreiging van de demo
cratie? Dat is er van links noch van
rechts geweest. Er waren wel figuren
die het nodig vonden een eigen spio
nagedienst tegen de communisten op
touw te zetten. Ik heb eens een gene
raal bij me gehad die vreselijk boos
werd omdat hij geen benzine meer
kreeg voor zijn privé-recherche, maar
dat was toch ook iets dat weinig om
de hakken had."
ZAG U BIJ DAT EERSTE naoor
logse kabinet de oude tegenstellingen
al vlug terugkeren? Iser toen nog tijd
gevonden om over maatschappijver
nieuwing te spreken?
„Zo'n kabinet als dat eerste hebben
we later niet meer gehad. Daar zaten
in een Meynen, een Van Royen, een
Lieftinck, een Van der Leeuw en an
deren. Dat waren mensen die wat te
betekenen hadden. Ik zag de oude te
genstellingen niet zó vlug terugkomen.
De katholieken bijvoorbeeld hadden
nog helemaal geen kleur. Dat is pas
eind 1945 gekomen, na de uitspraak
van de commissie-De Quay. Boven
dien is het Indonesische vraagstuk
gauw gaan spoken. Je kunt de Neder
landse politiek van die jaren niet be
grijpen zonder dat probleem ermee in
te betrekken. Dat heeft de oude tegen
stellingen ook doen herleven.
Wat de maatschappijvernieuwing
betreft: de maatregelen die genomen
werden, zoals: de nationalisatie van de
Nederlandsche Bank. de geldzuivering,
de wijze waarop we toen met de
eigendom in het algemeen omspron
gen, die klopten toen nog vrij aardig
met de gedachtengang ontworpen
in de oorlogsjaren zoals die bij vrij
veel mensen leefde. Het kabinet nam
die maatregelen ook zonder moeite.
Als je nu vraagt of iedereen precies
wist waar het met de samenleving
naar toe moest, dan zou ik daar geen
antwoord op durven geven. Want tot
Kerstmis-1945 was het in Nederland
een chaos. Maar het was toch wel zo
dat de ingrijpende maatregelen die als
noodzakelijk werden beschouwd, bij
velen van ons tegen een zekere ach
tergrond werden gezien en ervaren.
Mensen als Lieftinck en Van der
Leeuw waren toen geen uitgesproken
socialist, maar representeerden wel
een daarop gebaseerde denkwijze. En
oók een katholiek als Kolfschoten was
positief in zijn reactie op de maatre
gelen. In dat kabinet is maar één keer
gestemd. Dat ging toen om de annexa
tie."
DE QUAY BEHOORDE vlak na de
oorlog tot de linkervleugel van de
katholieke politici. Is er toen, met het
oog op de doorbraakgedachte, met hem
nauw contact geweest? Contact dus,
zeg maar, van de P.v.d.A. in wording
en de K.V.P. in wording?
„Ik durf dat niet goed te zeggen.
Voor mezelf heb ik het gevoel van
wel, maar wat daar toen besproken
is (Prof. Schermerhorn denkt er
even over na). „Er is kort na de oor
log een ere-promotie geweest van kar
dinaal De Jong in Utrecht. Ik ben
daar als minister bij geweest. Toen
zei mijn vrouw: „Toen jij binnen
kwam waren er in de bank van de
bisschoppen verscheidene figuren die
vies naar je keken." Daar was ik dus
toen al geen persona grata. Ik heb het
idee dat op dat moment de kaarten
al geschud waren. In die tijd hadden
wij meer contact met een andere ka
tholiek, Sassen. De Quay zat in die
periode in Beers, hij was niet vaak bij
de hand. Maar Sassen was getrouwd
met een nicht van Romme en had dus
nauw contact met hem. Misschien heb
ben we toen al de verkeerde bij de
kop gehad. Aan de andere kant: het
contact met de katholieken liep in
1945 voor een belangrijk deel over de
ministers in het kabinet, namelijk
Kolfschoten en Beel
DIE EERSTE verkiezingen waren
een teleurstelling voor de mensen van
de doorbraakgedachte. Geloofde u er
toen nog in?
„Vlak voor de verkiezingen van 1946
gaven de bisschoppen aan de katholie
ken hun bekende advies uit. Toen
werd het al moeilijk om te geloven dat
de doorbraak zou slagen. De verkie
zingen brachten een zekere teleurstel
ling, maar ik geloofde er toch nog wel
in. En dat doe ik vandaag nóg. Want
Terugkeer van het prinselijk gezin: symbool van de herwonnen vrij
heid en van de met zware offers bevochten eenheid van het volk. Maar
al heel spoedig zou die eenheid uiteenvallen in oude en nieuwe, poli
tieke en maatschappelijke tegenstellingen
in de grond van de zaak zit er bij de
katholieken iets achter dat vroeger wel
maar vandaag niet meer wezenlijk van
betekenis is. Kijk, die hele situatie
zoals die in 1945 was, daar zat iets
vreemds aan. Vlak na de oorlog waren
er vooral aan protestants-christelijke
kant en juist bij de orthodoxen, nogal
wat doorhraakfiguren. Die volgden het
spoor van een Lieftinck en Van der
Leeuw. En aan Roomse zijde werd de
zaak geblokkeerd. Kardinaal De Jong
zei in 1945 tegen mij: „In wezen heeft
u gelijk met wat u voorstaat, maar uit
het oogpunt van zielzorg kan ik het
niet aanvaarden." En wat zie je nu
vandaag? Het omgekeerde. Beweging
aan katholieke kant en bij de protes
tante christelijken lijkt het wel dood te
zijn."
NA UW PREMIERSCHAP en uw
deelneming aan de Commissie-Gene
raal voor Indië bent u feitelijk van
het grote politieke toneel verdwenen.
Was dat uw eigen keuze, of werd u
weggerangeerd?
„Beide. Het Kamerlidmaatschap
heeft mij nooit helemaal bevredigd.
In de Tweede Kamer had ik wel de
gelegenheid in te gaan op interessante
dingen als de buitenlandse politiek en
het wetenschappelijk onderwijs, maar
ja ik heb het altijd een beetje ge
voeld als praten over het werk van
anderen zonder dat je zelf werkt. Ik
wilde wel graag terug naar de weten
schap. Aan de andere kant was ik na
mijn Indonesische periode politiek
„verbruikt". Ik weet nog best dat ik
er naar toe ging en in een particulier
dagboekje schreef: „Deze missie bete
kent het einde van mijn politieke car
rière, want het resultaat zal door het
Nederlandse volk niet geaccepteerd
worden." Ik wist het dus zelf donders
goed."
HEEFT U in de jaren '46-'48 vaak
bloot gestaan aan zware kritiek. Hoe
heeft u die verwerkt?
„Wat een Elsevier schreef in die ja
ren hinderde me niet. Ik heb maar één
keer geprobeerd daar iets recht te zet
ten. Maar onder sommige gebeurtenis
sen heb ik wel eens geleden. Zo ble
ven er op een senaatsdiner in Delft,
waar ik als oud-senaatslid wilde aan
zitten, mensen om mij weg. En ik heb
eens een bootreis gemaakt waar een
collega-hoogleraar mij de hele reis
straal genegeerd heeft. Dat deed me
wel wat. Van invloed op mijn handel
wijze is het nooit geweest. Want ik
was er rotsvast van overtuigd dat wat
ik deed én in Nederland én in Indone
sië goed was. Als de kritiek eens erg
hard was dan had ik in laatste instan
tie de beschikking over een religieuze
ondergrond ik ben remonstrant
waardoor ik de emoties opving
ALS U NU terugkijkt op wat 25
jaar geleden is gebeurd, zegt u dan
die-en-die dingen heb ik verkeerd ge
daan?
„Er zijn twee dingen waarvan ik
spijt heb. Ik had er na de oorlog naar
moeten streven dat er direct verkie
zingen waren gekomen. Dan hadden
de oude verbanden zich nog niet kun
nen manifesteren en dan had het In
donesisch probleem de verhoudingen
nog niet vertroebeld.
Ten tweede: ik had later in Indië.
toen de eerste politionele actie uit
brak, uit de Commissie-Generaal moe
ten stappen en daardoor het kabinet
moeten laten springen. Ik ben toen op
verzoek van Vorrink aangebleven,
want hij was bang dat de socialisten
dan niet meer in de regering zouden
terugkeren. Ik had me daar niets van
aan moeten trekken. Ik heb nog altijd
berouw dat ik toen niet gedaan heb.
wat ik me had voorgenomen."
WAT GEEFT op dit moment leiding
aan uw gedachtengang over politiek
en maatschappijvernieuwing?
„Dat is de zekerheid dat we naar
een andere samenleving gaan, gedwon
gen door techniek en wetenschap Het
is onzin om te geloven dat wat ons in
wezen bedreigt van de kant van de we
tenschap weerstaan of ingepast kan
worden in een samenleving zoals die
nu is. Wat mij somber maakt is het
besef dat al deze brave mensen en
politici ook ten aanzien van dit vraag-
- stuk vijf minuten over twaalf zullen
arriveren in plaats van om twaalf uur.
Dat hebben zij totnutoe altijd gedaan.
Achteraanlopen in plaats van leiding
geven. Al die politici zitten zo duide
lijk in de kleine nesten dat ze geen
tijd hebben om te overwegen waar
het eigenlijk om gaat: het begrip dat
de wereld onder onze voeten ver
schuift.
Laat ik een voorbeeld noemen: het
komt er straks op neer dat van over
heidswege bepaalde maatregelen wor
den genomen om de hoeveelheid werk
die er nog is en de investering die no
dig is om het te laten draaien te be
ïnvloeden. Dat betekent dat je een ap
paraat nodig hebt dat er vandaag niet
is.
HOE ZOU dat moeten gebeuren?
Is daar uitzicht op?
Alles overlaten aan het vrije spel
van de maatschappelijke krachten is
een riskante zaak. Ik geloof niet dat
dat zal worden gedaan. Neem een
groot bedrijf als Philips. Ik ben ervan
overtuigd dat dergelijke concerns wel
in die richting denken en werken,
want dat moeten ze wel vanuit hun
eigen doelstelling. Veel moeilijker ligt
het bij de vakbeweging: hebben die
een plan uitgewerkt dat daarvan de
tegenhanger is? Zo lang die de vrije
loonpolitiek als hoofdthema houden,
zie ik dat niet. Nu kan men daarin de
werkelijkheid van de klassestrijd
herkennen. Hier ligt .en tegenstelling
van ons naoorlogs idealisme met als
kern de zogenoemde rechtsorde van de
arbeid, die meer inhield dan de SER
en de medezeggenschap waar de strijd
nu om gaat. We dachten met het in-
grijpen in het hele mechanisme van
de prijzen een zeker evenwicht te
kunnen scheppen. Dat is blijkbaar te
moeilijk. Het ging goed van '45-'46,
toen werd het donderen. De prijzen
werden losgelaten en de lonen gingen
er achteraan. Dat was de consequen
tie. Toen had je het oude kapitalis
tische stelsel met de klassestrijd in
begrepen weer terug.
Toch ziet men, dat met uitzon
dering van Oost-Groningen de klas
sestrijd zich vandaag anders manifes
teert, namelijk om de groene tafel en
niet meer door grote stakingen. Waarom?
Er is dus kennelijk toch iets van een
geestelijk proces aan de gang. Aan
weerskanten van die groene tafel is
een ander en duidelijker begrip van
goed en kwaad ontstaan. Bovendien
heeft het groter worden van de te ver
delen koek ook verzachtend gewerkt."
„Toch meen ik dat het hele mecha
nisme zoals het nu bestaat de proble
men van de structuur van de samen
leving niet kan oplossen. Ook in de
politieke partijen durft men deze
vraagstukken niet aan. Gebrek aan
begrip of angst voor stemmen? Zie
als voorbeeld de landbouw. Zijn de
socialisten hierin altijd beter? Vaak
wel, en is er begrip voor de komende
veranderingen, maar vaak. vooral bij
het establishment overheersen ook de
zorgen van de politieke dag van mor
gen. Ik vind de AOW ook belangrijk,
maar toch gaat het daar niet alleen
om. Of gaat het ook in deze structurele
vragen, zoals in Indonesië, om het feit
dat de regering niet verder springen
kan dan de stok ang is die het volk
haar door midde1 de noHtieke par
tijen aanbiedt'"
ROB SOETENHORST en
RUUD PAUW