MR. ROM ELKE DAG DAT DE BEZETTING DUURDE KWAM ER EEN LEPEL ONRECHT BIJ In de oorlog voeren we geheel in de mist" 25 jaar geileden ZATERDAG 2 MEI 1970 Erbij 25 Ik vond, dat we in de oorlog helemaal in de mist voeren. Er was nau- lijks communicatie. In het westen werd, wat ik ervan wist, niet over politieke groepsvorming gesproken, wel over het maatschappelijk herstel na de oorlog. Nogmaals, voor mij was het volkomen mist. Terecht of ten onrechte. Ik heb alle samenwerking in de oorlog die was ér dus wel degelijk zien staan in het teken van de gemeenschappelijke vijand. En daar kwamen na tuurlijk wel vriendschappelijke relaties uit voort. Dat spreekt vanzelf als je allemaal samen aan iets bezig bent. En ik geloof als je het achter al bekijkt dat het géén grote politieke betekenis heeft gehad. De contacten hadden allemaal een verzetsmatig karakter en van daaruit gezien een grote betekenis op zichzelf. Maar het was niet van belang voor de politieke machtsvorming na de oorlog. Dat zat er juist in die tijd helemaal niet in. Tijdens een oorlog onderzoek je niet hoe er machtsvorming na die oorlog gepleegd kan worden. Machtsvormingpolitieke machtsvorming houdt veel te veel een onderlinge strijd in. Dat kan niet in een tijd dat het overheersende ideaal vrijheid is. Vrijheid en nog eens vrijheid; daar ging het om. Dat eiste gezamenlijkheid en alles achterwege laten wat die geza menlijkheid kon verstoren DE QUAY - EIGEN IDEE OP 21 DECEMBER 1896 werd C. P. M. Romme geboren. Hy bezocht het katho liek gymnasium in Amsterdam en stu deerde daarna rechten aan de gemeen telijke universiteit van Amsterdam. Van 1920 tot vlak na de oorlog was mr. Romme advocaat in Amsterdam, van 1921 tot 1937 lid van de gemeenteraad van Amsterdam, van 1935 tot 1937 en van 1946 tot 1947 lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Hij had in 1937 de Staten vaarwel gezegd om lid te worden van de Eerste Kamer, maar dat duurde slechts zeer kort, want in het zelfde jaar nog werd hij minister van Sociale Zaken in het vierde ministerie- Colijn. Het kabinet trad vervroegd af; als reden voor dit aftreden: „Ontbreken van genoegzame eenstemmigheid ten aanzien van de financiële politiek o.a. in verband met de werkloosheidspolitiek De werkloosheidspolitiek behoorde tot het terrein van mr. Romme. NOG VOOR hij minister werd, was de heer Romme twee jaar buitengewoon hoogleraar aan de katholieke economi sche hogeschool te Tilburg in het staats- en administratief recht, tevens belast met het onderwijs in de sociale wet geving. NA DE OORLOG, werd mr. Romme voorzitter van het College van Rijksbe middelaars en staatkundig hoofdredac teur van De Volkskrant. Een jaar later werd lijj lid van de Tweede Kamer voor de Katholieke Volkspartij. Jarenlang heeft hij zijn fractie geleid en was me nigmaal de sleutelfiguur bij kabinetsfor maties. In 1961 trok hij zich volledig terug uit de politiek wegens gezond- heidsredenen. Enkele maanden geleden was het voor het eerst weer dat hij iets wilde zeggen over politiek, al die tyd had hij daarover gezwegen. ONZE PARLEMENTAIRE redacteur schreef bij zijn afscheid: „In de loop van de laatste vijftien jaar, waarin hy aan de top stond, is Romme veel voor de voeten geworpen. Romme, de reactionair, Romme, de zedenmeester van Rome, de lijkbezorger van Linggadjati, Romme, de sfinx en de schrielhans. Doch niemand heeït ooit zijn formaat in het parlemen taire spel in twyfel getrokken. Hy vorm de wat dat betreft, een klasse apart". Zo vat prof. mr. C. P. M. Romme samen wat hij nu denkt over de werk zaamheden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog inzake de poli tieke verhoudingen na de bezetting. Betrekkelijk emotieloos laat hij gedu rende twee uur een aantal vragen op zich afkomen. Wat nadruk dient te krijgen wordt harder gezegd. Na zich tien jaar geleden te hebben terugge trokken uit de actieve politiek blijkt hij in zijn uitspraken nog even politiek als in de tijd, dat hij als fractievoorzit ter van de KVP in de Tweede Kamer wel eens met de Sfinx werd aangeduid. Wanneer de heer Romme wil nadenken over een vraag, dan kijkt hij naar bui ten vanuit zijn studeerkamer op de negende verdieping van flat Cronestein een andere benaming schijnt te zijn: het Arendsnest naar het verkeer in Zuid-Leiden of verder naar een gebied in het zuidwesten, dat minder urbaan aandoet. Hij kijkt ook naar buiten als het er de schijn van heeft, dat een vraag hem minder goed bevalt. Dat gebeurt ook wel eens. Aan zuivere poli tiek zegt Romme tijdens de oorlog niets te hebben gedaan. Hij was toen rijksbemiddelaar evenals Verschuur. „Ik had veel contact met hem, maar wij spraken nooit over politieke groeps vorming. Daar heb ik nooit over gepie kerd. De bezetting was een groot on recht. En iedere dag kwam daar bij wijze van spreken een lepel onrecht bij. Bevrijding en vrijheid; dat hield je in de hoogste mate bezig", zo vertelt mr. Rotnme. Direct na de bevrijding van het noor den werd Romme opgezocht door mr. Teulings uit Den Bosch, die gedurende de hongerwinter al contacten had ge legd met verschillende rooms-katholie- ke politici. Inmiddels was in het be vrijde zuiden ook al de Katholieke Staatkundige Vereniging opgericht, die mede tot doel had de NVB waarvan dr. De Quay een van de prominenten was te neutraliseren. In juni hadden de eerste besprekingen plaats met Rom me. Ook pater Stokman was daar nauw bij betrokken. Men kan hem min of meer zien als de persoonlijk afgevaar digde van kardinaal De Jong, die voor eenheid in het katholieke kamp was. Prof. Romme: „Onmiddellijk na de capitulatie viel de gerichtheid tegen de gezamenlijke vijand weg. Je kreeg toen de verantwoordelijkheid. Je moest zeg gen wat er zou gebeuren. Overigens, houdt er wel rekening mee, dat ik eigenlijk op dat moment geen man was van het. eerste plan. Vóór mij kwamen dat wil zeggen om politieke leiding te geven Goseling en Verschuur. Ik zou er nooit over gedacht heben te pogen primair politieke leiding te ge ven, wanneer een van die twee er nog geweest zou zijn. Dat wil niet zeggen, dat ik dan zou zijn gaan duimen draaien, maar in ieder geval had ik dan op een plan achteraf gestaan". Romme heeft zijn oordeel over de te volgen partijvorming na de oorlog dui delijk laten beïnvloeden door het ad vies van de commissie-De Quay aan het Centrum voor Staatkundige Vor ming. Dat hield in, dat de katholieken in één partij dienden te worden onder gebracht. Mr. Romme: „Op mijn instigatie is De Quay voorzitter geworden van die club. Ik vind De Quay een figuur, die zo degelijk en zo objectief mogelijk zou bekijken, wat er leefde aan wensen bij het katholieke volksdeel. En toen het slot was: voorlopig beginnen met één katholieke partij heb ik me daar achter gesteld. De RKSP kreeg een andere naam en uitdrukkelijk werd gesteld, dat ook niet-katholieken lid konden wor den. Maar we wisten van tevoren, dat het geen storm zou lopen. „Het oordeel van de commissie-De Quay is voor de heer Romme een definitieve uitspraak geweest. Er wordt daarin weliswaar met geen woord gewezen in de richting van een corporatieve staat, waar Rom me nogal wat over getheoretiseerd had. Dat wordt zo'n beetje een vergeten hoofdstuk in de activiteiten van de latere KVP-fractievoorzitter. Mr. Romme: „Ik was langzamerhand het loopt tegen het eind van 1945 wel de overtuiging toegedaan dat het een eigen politieke organisatie zou moe ten en kunnen zijn. Er moest dan wel een groepsgewijze samenwerking met anderen bevorderd worden. In concreto f t&éiri Prof. Romme in het begin van de vijftiger jaren. hebben we toen zelfs een uitdrukkelijk voorstel gedaan aan de PvdA om voor de verkiezingen al een gezamenlijke verklaring af te leggen over samenwer king, maar dat is toen afgewezen. Naar mijn gevoel voor een belangrijk deel, omdat men binnen de PvdA wat al te hoge gedachten over de aanhang van de partij had. Men dacht daar, dat die alleen maar aan waarde konden in boeten, wanneer men overging tot het afleggen van verklaringen over samen werking". Dit alles roept als vanzelf bijna de vraag op, wat er gebeurd zou zijn als het advies van de commissie anders geweest zou zijn. „Kijk eens: voor een katholieke politieke machtsvorming heb je een hoeveelheid medewerking nodig en als je die niet kunt krijgen is het onzinnig er aan te beginnen. Was De Quay dus met het tegenovergestelde resultaat gekomen, dan zou ik dat als een realiteit hebben aanvaard. Een an der punt is, of ik dan gezegd zou heb ben: ik doe daar aan mee. Het had best kunnen zijn, dat ik dan weer de we tenschap was ingedoken. Daar was ik toen nog niet zo lang uit. Ik zou mij bepaald hebben willen vrijhouden. Ik zou mij hebben willen beraden over wat mij te doen stond. Maar ik zou er niet over gedacht hebben iets te onder nemen tegen de nu even veronder stelde realiteit dat het katholieke volksdeel iets anders wilde". De formulering van de heer Romme maakt in ieder geval duidelijk, dat het advies van de commissie volkomen strookte met zijn eigen ideeën over de wijze waarop de katholieken na de oorlog politiek moesten bedrijven. Toch wil hij er niet aan, dat er gezegd wordt, dat de confessie de belangrijkste richt lijn is geweest voor hem in het berei ken van politieke doelstellingen. „Het was niet de confessie; het waren de zedelijke christelijke beginselen. In confessie zit geloof, en dat is een ge nade in bovennatuurlijke waarheden. Je baseert politiek niet op geloof, maar op zeden, die natuurlijk wel worden beïvloed door het geloof, ermee samen hangen. En als je dan uitgaat van de katholieke kerk, dan vind je de richt lijnen, daar waar zij zich uit op zedelijk gebied". Op dat punt komt uiteraard ter sprake het boekje „Katholieke Politiek", dat de heer Romme schreef in 1953 en waarin hij zich uitspreekt voor een straffe volgzaamheid ten aanzien van de pauselijke en episcopale uitspraken. „Goed, maar het richtsnoer wordt alleen gegeven voor het zedelijke handelen. ïk beroep mij bij voorbeeld op een ency cliek als Quadragesimo Anno. Dat is een sociaal-economisch stuk, waarin niet ge zegd wordt, dat je moet geloven in de godheid van Christus, of in het wezen lijke van de EucharistieWat anders staat het met het hiernamaals; dat heeft wel degelijk iets te maken met politiek". In „Katholieke Politiek" werd met in stemming aangehaald alles wat de paus en bisschoppen zeiden. Het werd ge schreven getuige de inleiding voor de doodgewone kiezer die nu overigens helemaal niet meer zo vastgepind wordt op uitspraken van kerkelijke overheden. Dat die band zoveel losser wordt ziet de heer Romme niet als zo'n grote vooruit gang: „Wat ik wel een vooruitgang vind is, dat men zich veel meer overal op bezint. Vroeger werd en dat was een bezwaar domweg van alles aan genomen, omdat het gezegd werd van uit Rome. Maar je kunt natuurlijk ook zeggen het komt van gezagvolle zijde en nu ga ik me erop bezinnen, waarom dat gezegd wordt, waar het op steunt en hoe ik me ermee kan verenigen. Het bewust beleven, daar ontbrak een heleboel aan. De bewustwording is belangrijk en brengt tenminste ook met zich mee, dat er bewust tegengesproken wordt". Als dan later in het gesprek de term „inerte massa" van prof. Rogier uit de vijftiger jaren valt, dan tekent de heer Romme aan, dat er toch wel sprake was ook vlak na de oorlog van een be wuste keus bij de katholieken: „Het was welbewust, dat men koos, maar onvol doende gericht op de inhoud van de po litiek en dat was fout. Heel veel men sen zeiden: kijk daar is een bisschoppe lijke brief; het is duidelijk: we stemmen KVP. En de inhoud van de politiek want daar gaat het dan toch uiteinde lijk om; de KVP is immers alleen maar een middel om de politiek naar de in houd krachtig door te zetten daar in teresseerde men zich veel te weinig voor. Trouwens een groot deel van de verwarring van nu vloeit voort uit het feit, dat de mensen zo weinig weten van de inhoud van de politiek Mr. Romme verklaart zich niet geluk kig met de bisschoppelijke brieven, on danks het feit, dat ze voor de KVP alle steun betekenden om als machtsfactor te kunnen blijven bestaan. „Dat is zon der enige twijfel zo, maar ik vond toch die brieven niet prettig. Ik had gewild, dat de bisschoppen het direct na de oor log niet meer hadden gedaan, dan waren we er namelijk vanaf geweest". En het mandement? Uw „Katholieke Politiek" verscheen in 1953; in het daar opvolgende jaar komt het mandement. „Ik heb er niet om gevraagd. Het mandement was voor mij een volslagen verrassing, ik heb er van tevoren niets van geweten". Hoe dan ook, de bisschoppen konden zeker zijn, dat het mandement geen weerstanden zou oproepen bij de KVP, want zij hadden de uitgave van Romme op hun bureau liggen in 1954. Hij had als fractie-voorzitter van de KVP grote macht en zegt nooit na de oorlog, voor die tijd is hij twee jaar minister van Sociale Zaken geweest geam bieerd te hebben politiek te bedrijven van achter de regeringstafel. Mr. Romme: „Ik heb wel eens gezegd, wie voor de iweede keer minister wordt is gek. Dat klinkt misschien een beetje overdreven maar zo stel ik het om mijn eigen ideeën weer te geven. Je bent het eenmaal geweest, en je hebt veel erva ring opgedaan, die twee jaar. In die tijd zit je er geweldig in. Je eet het, drinkt het en slaapt het. Dat gaat te ver. Bo vendien leek het mij na 1945, dat ik ef fectiever bezig kon zijn in het parle ment. Overigens heb ik in wezen het fractie-voorzitterschap ook niet geam bieerd. Ik heb me er zes maanden lang in alle toonaarden tegen verzet. Op een goed moment doe je het. Maar ik zat er nog geen dag het was vlak na de ver kiezingen toen de fractie moest be raadslagen over een formateur en even tueel een premier. Men zei, dat ik het moest doen. Daarop heb ik gezegd: ben je nou helemaal gek; een half jaar lang zaniken jullie mij aan mijn hoofd, dat ik fractie-voorzitter moet worden. Nau welijks zit ik er of jullie willen me weer laten verdwijnen. Toen heb ik tegen Beel gezegd, dat hij het moest doen. Na een nacht bedenktijd heeft hij, gelukkig, geaccepteerd. Kijk, je hebt als fractie voorzitter het grote voordeel, dat je het hele terrein van de politiek kunt be strijken. Als minister is je gebied be perkter, maar je moet het wel helemaal doorploegen". Dat Romme zich ooit heeft bezigge-. houden met de corporatieve staat, is niet iets, dat hij zelf vermelden zal. Want wanneer het gaat om de verbindingen partij-vakbeweging en de term „ge lieerd" valt, dan vindt hij die te sterk: „De partij had natuurlijk wel te maken met die organisaties. Als je een partij van alle volksgeledingen in stand wil houden, dan doe je er verstandig aan contact te houden met die verschillen de geledingen. Laat ik zeggen, zoals de oude SDAP dat deed en zoals nu ook de PvdA nog rekening houdt met het NVV". Contact is altijd veel minder dan de vorm van corporatisme, die Romme des tijds voorstond. Maar er is nog veel meer verzacht in de houding van Rom me na verloop van jaren. Hij was im mers de man, die de katholieken op het hart bond in de gaten te houden, dat zij de „natuurlijke waarheid" aan hun kant hadden. De noodzaak om dat te blijven benadrukken „de mens is van nature katholiek" schrijft hij in „Katholieke Politiek" lijkt Romme nu niet meer zo te zien. De doorbraak zo daar al echt spra ke van is tussen de christelijke par tijen en het zoeken naar verbindingen met andere niet-christelijke partijen (een doorbraak ve*- après la lettre) keurt hij goed. Vocral de richting waarin de christelijken denken heeft Romme's in stemming: „Ik zie geen overwegende redenen om die zaak nu nog gescheiden te houden. Ik vind, dat de christelijke partijen be paald homogeen kunnen optreden". Hij ziet dat als een reële mogelijkheid en tekent zichzelf als politicus door er on middellijk de restrictie aan toe te voe gen, dat hij er nr na tien jaren uit de politiek te zijn wel iets verder vanaf staat. URIAS NOOTEBOOM en RUUD PAUW.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 25