PROF. DE QUAY
„GEWRAAKTE NEDERLANDSE UNIE HEEFT TOCH HAAR NUT GEHAD"
m
25 jaar geleden
ZATERDAG 2 MEI 1970
Erbij
28
PROF. DR. J. E. DE QUAY,
69 jaar oud en dikwijls geken
schetst als „de jofiale Brabander",
„de man van het midden", is in de
Nederlandse politiek een aparte
figuur geweest. Zijn blijmoedige
verschijning, zijn terloopse wijze
van doen, die hem buiten de ca
tegorie van de politieke beroeps
spelers leek te plaatsen, maakten
hem tot een dankbaar gegeven
voor caricatuur en cabaret. Mis
schien dat zijn Bourgondische
zwier en (naar buiten) onver
anderlijk goed humeur tot enkele
populaire misvattingen sterk heb
ben bijgedragen. Bijvoorbeeld deze,
dat voor De Quay het politieke be
drijf een vrijblijvende bezigheid
zou zijn geweest, ergens in de
marge van het leven eens genoeg
lijken landsmans op een riante
Brabantse hereboerderij. Alleen al
zijn activiteiten in de oorlogsjaren
die omstreden Nederlandse
Unie, gijzelaarschap, onderduiken,
verzetswerk stempelen hem tot
een man die zich bij de publieke
zaak zonder voorbehoud betrokken
wist. Het heeft hem veel vrienden
opgeleverd en veel tegen
standers.
Weigering
Op fiets naar front
De Unie
Een beetje
Terugval
„IK HEB DIKWIJLS meegedaan aan
een nieuwe opzet, waar risico's aan ver
bonden zijn. Daarom probeer ik altjjd tot
samenwerking te komen; alleen dan kan
zo een opzet slagen. In de politiek echter
heb je vele tegenstanders."
Dit verklaarde enkele maanden ge
leden prof. dr. Jan Eduard de Quay in
een interview, nadat bekend was ge
maakt dat hfl zijn lidmaatschap van de
Eerste Kamer zou opzeggen. Dr. De Quay
heeft in zjjn leven inderdaad vele func
ties bekleed en bekleedt er nog veel.
Naast z\jn lidmaatschap van enkele com
missies en verenigingen, heeft hjj thans
nog vijf commissariaten en is curator
van de technische hogeschool te Eind
hoven.
DE HEER DE QUAY werd in 1901 t«
's-Hertogenbosch geboren, studeerde aan
de rijksuniversiteit te Utrecht en promo
veerde in 1927 tot doctor in de letteren
en wijsbegeerte. Na een studieperiode
aan enkele Amerikaanse universiteiten
werd hij benoemd tot lector aan de
katholieke economische hogeschool in
Tilburg. Van 1928 tot 1933, toen hij be
noemd werd tot gewoon hoogleraar in de
bedrijfsleer en de psychotechniek aan de
katholieke hogeschool in Tilburg, was
dr. De Quay achtereenvolgens werkzaam
bij de PTT, een efficiency- en advies
bureau en C A.
TOEN prof. De Quay in 1940 directeur
was van het economisch technologisch
instituut te Tilburg nam hij zitting in het
Nationaal Comité en later in de Neder
landse Unie.
In april 1945 werd de heer De Quay
minister van Oorlog in het tweede-
ministerie-Gerbrandy. Tot 1959 was hij
commissaris der koningin in Noord-
Brabant, in dat jaar werd hij de leider
van het kabinet-De Quay, dat de volle
vier jaar in leven bleef. Daarna bleef de
heer De Quay als lid van de Eerste
Kamer nog in het politieke leven tot in
het afgelopen najaar.
VAN RESERVE en tegenstand tegen
prof. De Quay bleek in 1945, toen hij,
uit het bevrijde zuiden naar Londen
gereisd, door Gerbrandy werd ge
vraagd in diens tweede kabinet mi
nister van Oorlog te worden. Het wek
te veel bevreemding waarvan later
ruimschoots zou worden getuigd in het
rapport van de Parlementaire Enquête
Commissie Regeringsbeleid 1940-'45:
moest De Quay tot zo'n hoge post ge
roepen worden en dat terwijl de
rol van het „driemanschap" van de
Nederlandse Unie (waartoe hij met
Einthoven en Linthorst Homan be
hoorde) nog niet was onderzocht?
ZELFS LIEP het gerucht dat hij
als formateur zou worden gevraagd.
Prof. De Quay zegt er nu van: „Nee,
dat is als zodanig niet gebeurd. Met
de koningin heb ik wel in algemene
zin over deze zaken gesproken. Ik heb
toen gezegd dat men niet iemand uit
het bevrijde zuiden als premier moest
nemen omdat die niet voldoende op
de hoogte was van de situatie in de
vrije wereld. We voelden allemaal dat
het einde van de oorlog naderde. Het
zou niet juist geweest zijn, een onbe
kende, zonder internationale relaties,
eerste minister te maken. Een andere
vraag was of er mensen uit het zuiden
in dat ministerie moesten komen.
Daarop heb ik de koningin bevesti
gend geantwoord."
DUS WÉL minister van oorlogBe
tekende de aanvaarding van die post
geen grote persoonlijke spanning, ge
zien de te verwachten protesten? „Ik
heb toen eerst nee gezegd, me bewust
dat Gerbrandy daarover later vragen
zou kunnen krijgen. Neem andere men
sen, zei ik hem. Pas als je werkelijk
niemand kunt vinden sta ik ter beschik
king. Gerbrandy heeft toen anderen ge
vraagd, zoals De Ridder van de Schue-
ren, maar die weigerden. In april '45
ben ik toen alsnog minister geworden,
•en maand na Beel en de andere men
sen uit het zuiden. En wat uw vraag
betreft: ik zou 't beslist niet hebben ge
daan als dat voor mij persoonlijke span
ningen zou hebben betekend".
DE REDEN van De Quays aanvanke
lijke weigering was trouwens niet al
léén beduchtheid voor moeilijkheden
die Gerbrandy zou kunnen krijgen. Na
zijn onderduiktijd in Limburg en Bra
bant was hij voorzitter geworden van
het College van de algemene commissa
rissen voor Landbouw, Handel en Nij
verheid een instelling die zo goed en
kwaad als het ging het economisch le
ven van het bevrijde maar gehavende
zuiden op gang moest zien te krijgen.
PROF. DE QUAY zet uiteen hoe hij
na zijn werk voor de Nederlandse Unie
is gegijzeld. Hoe hij één dag op vrije
voeten kwam, toen de Wehrmacht (te
gen de zin van de SS) verlangde dat hij
zich als reserve-officier voor krijgsge
vangenschap in Amersfoort zou melden.
(„Van die uitnodiging heb ik geen ge
touw te zetten? Hij denkt even na.
Het is moeilijk achteraf te zeggen
wat je toen verwachtteer bestond
een sterke behoefte om iets te doen. De
mensen waren stuurloos in die eerste
tijd. Er moest iets komen om daardoor
een vacuum, waarvan de Duitsers kon
den profiteren, te verhinderen. Ik denk
ook aan de secretarissen-generaal, die
niets meer achter zich hadden. Hirsch-
feld (secretaris-generaal van economi
sche zaken) heeft mij bezworen het te
doen".
Welke gedachte stond bij dit alles
voorop? „Die is misschien geleidelijk
gegroeid. Die opzet was een grote groep
van goedwillende Nederlanders te vor
men en bij elkaar te houden. Ik' was wel
overtuigd dat de Duitsers zouden ver
liezen, maar ook, dat dat héél lang zou
duren. Ik wist wel degelijk dat er aan
de opzet van die Unie gevaren waren
verbonden. En langzaam aan is het ook
wel duidelijk geworden dat het niet
meer zou gaan. Er was een groeiend
DE DUITSERS, behendig op hun
beurt, voldeden niet aan de verwach
ting. Zelfs niet toen de Nederlandse
Unie officieel weigerde steun te geven
aan de Duitse strijd tegen „het bolsje
wisme". Seyss-Inquart heeft na een
reeks beperkende bepalingen volgens de
„salami-tactiek" (colportage-, verschij-
nings- en vergaderverbod) de Unie mét
de nog bestaande politieke partijen
zachtjes doen overlijden.
„Ze hebben niet te veel martelaren
willen maken. Eerst is mr. Einthoven
gearresteerd en gegijzeld, een maand
later Linthorst Homan en ik". Was het
een opluchtig bevrijd te zijn van de last
die toen de Nederlandse Unie voor het
driemanschap moet hebben betekend?
„O ja, zeker. En bovendien het Ne
derlandse volk had toen zijn rust ge
vonden en het verzet opgenomen". Ook
kernen van de Unie, die al voor de op
heffing clandestien vergaderden, zo zegt
hij, hebben zich tot illegale groepen ont
wikkeld.
nente katholieken) zich op de K.V.P. te
richten.
HEEFT DIT niet bijgedragen tot een
terugkeer naar de oude politieke ver
houdingen? „Door mijn werk in de Ne
derlandse Unie en de Volksbeweging
was ik niet afkerig van een deconfes
sionalisering van het politieke leven.
Mijn uitgangspunt was dat In de oorlog
het bewuste christendom en het gods
dienstig leven zo veel sterker waren ge
worden, dat het goed zou zijn het iso
lement van dg confessionele groeperin
gen te verlaten. Zo zouden wij onze ge
dachten beter kunnen uitdragen". Maar
hij ontveinst zich niet dat de feitelijke
ontkoppeling van godsdienst en poli
tieke organisatie is mislukt.
STERKER NOG: dat alle grote chris
telijke partijen van vóór '40 zijn terug
gekeerd betreurt hij nu oprecht. „Ik
m>iwii>iuwiiwwwifMy»wwiMA—waM««w«»«M»M»»1r)nnnnnnnnnf1fmnni1nmiumiuuiiuuuiiJUw—
nAfMwwmiwwimnKmiwiiiiiiMwmNAAAawwwMa»»».»...--1.—^^nnnnnnnnnnnnnnniuuuwu
iwwww>imiwnnwwnwiiMWMMwaa«««a«-,—nnnnruuuuuuinnnnnnnnn.
nnnnnnfUUlfl
Verdeeldheid is nu wellicht
nog groter dan vóór 1940
wwymuwwfwuifiKHKi*»—tnnnnnnnnnjuuuuuuuLJ
«wwifiiiififMMwwinmimufmiinjnnMnn—r-rnrrrinnnnnniiJuuuuuLn
juinnmumjL-.
bruik gemaakt", zegt hij). Een onder
duikperiode volgde, eerst in Sevenum,
later in het land van Cuyk, vlak bij zijn
villa in Beers.
„Ik dacht als er gevochten wordt wil
ik thuis zijn. Op 17 september '44 was
er een luchtlanding in de omgeving. Op
de fiets ben ik naar Grave gegaan om
het 2e Britse leger te zien. Daar kwam
ik ook in aanraking met de Prinses Ire
ne Brigade. Ik zei: hier ben ik, officier,
als jullie me nodig hebbendat is
naar Brussel doorgegeven. Kort daar
op ben ik naar Brussel toe gegaan en
daar door het Militair Gezag uitgeno
digd voorzitter te worden van het Col
lege van Commissarissen. Weldra vroeg
de Koningin mij om naar Londen te ko
men. Door de in het gijzelaarskamp St.
Michelsgestel uitgewerkte grondslagen
voor staatkundige opbouw naar Enge
land te sturen had ik al contact gekre
gen. Enkele dagen lang heb ik de Ko
ningin van alles verteld. Aan het eind
van het gesprek zei ik: u hebt nu één
persoon gehoord, daar moet u niet te
veel waarde aan hechten. Ik raad u aan
andere mensen uit te nodigen. Als con
tactpersonen heb ik toen De Casem-
broot, Beel en Wijffels genoemd".
NOG EVEN terug naar dat onont
koombare onderwerp: de Nederlandse
Uniewat had prof. De Quay, blijkens
vooroorlogse uitspraken zich het Duitse
gevaar zeer wel bewust, gedreven een
volksbeweging in bezet Nederland op
inzicht dat de Duitsers de groep in hun
greep zouden willen krijgen".
HET MOEIZAAM manoeuvreren van
de Unie onder de bezetting heeft tot on
miskenbare tweeslachtigheid geleid.
Enerzijds de officiële commentaren in
het weekblad De Unie, die zelfs zover
gingen dat illegaal werk als deloyaal
werd bestempeld. Maar ook artikelen
die het misnoegen van de bezetter op
wekte (om van de N.S.B., die met lede
ogen toezag, nog te zwijgen). En dit al
les bij een onderstroom van de over
grote meerderheid der één miljoen le
den, die sterk anti-Duits gezind was.
De Quay bevestigt zonder enige aarze
ling, dat de Unie in dit opzicht ondoor
zichtig is geweest en ook wel gedwon
gen was dat te zijn. Hij zegt ook: „De
Unie is ongetwijfeld de aanzet geweest
tot veel verzetsgroepen. En voordien
al... één miljoen leden, daarover heb
ben de Duitsers echt wel in hun rats
gezeten. Zoals ze ook bang waren voor
de r.k. kerk, die natuurlijk nog veel
moeilijker hanteerbaar was".
De situatie werd, bij alle behendig
heid en concessies (die velen later als
verwerpelijke tegemoetkomendheid te
genover de Duitsers hebben beschouwd),
onhoudbaar. „De vraag was", aldus De
Quay, „of we zelf het besluit moesten
nemen er mee te stoppen. Ik was daar
een tegenstander van, overtuigd als ik
was dat de Unie toch wel zou worden
verboden. Dat verdiende verre de voor
keur. Het zou immers de Nederlanders
de ware aard van de bezetters hebben
duidelijk gemaakt".
DE QUAY is dus van mening dat de
Unie haar nut heeft gehad? „Zonder
twijfel. Als de Unie er niet was ge
weest had de groep van de N.S.B. meer
plaats en invloed kunnen verwerven".
Hij voegt er aan toe dat die kortston
dige massabeweging toch heeft bijge
dragen tot een groepssamenhang die
ook voor latere jaren niet zonder ge
volgen is gebleven.
DREES heeft gezegd dat er een soort
verbindingslijn loopt van de Nederland
se Unie naar de Nederlandse Volksbe
weging in '44 en '45 en later van die
„personalistisch-socialistische" groep
vrucht van veel overleg in St. Michels
gestel) wonderlijk genoeg óók naar de
Partij van de Arbeid.
Deelt De Quay deze mening? „Ik zie
inderdaad wel een lijn tussen de Unie
en de Ned. Volksbeweging. Minder dui
delijk lijkt mij dat voor de N.V.B. en de
Partij v. d. Arbeid Misschien een beet
je Hij zet uiteen dat het „socialis
me" van de N.V.B. vaag was en dat dit
voor de latere P.v.d.A. zeker niet gold.
Wel was het een nieuwe partij, maar
hij droeg toch sterk het stempel van de
oude S.D.A.P., met een aantal marxis
tische trekken. De oriëntatie van de
P.v.d.A. heeft De Quay, die het christen
dom ook voor de politiek als „het be
langrijkste van alles" onwrikbaar cen
traal wilde stellen er toe gebracht
(evenals Beel en vele andere promi-
zou nu zeggen: christelijke partijen,
blijf bij elkaar. Ik hoop dat daardoor
een sterk eensgezinde vooruitstreven
de middengroep ontstaat. Juist op het
gebied van het geloofsleven is zoveel
in beweging dat gezamenlijkheid een
groter inspiratie kan opleveren dan het
vasthouden aan de eigen kring".
WAARUIT IS die terugval in oude
verhoudingen van het Nederlandse volk
te verklaren? Met een handgebaar
maakt hij duidelijk dat voor zo inge
wikkelde problematiek een kort ant
woord altijd te kort moet schieten. Hij
onderneemt niettemin een poging: „Het
Nederlandse volk is vasthoudend in dit
soort zaken na de oorlog was eerst
de aandacht geheel gericht op de op
bouw, maar daarna vergeet u ook
niet, dat de leiders van de oude par
tijen, die in de oorlog weinig of niets
hadden kunnen doen weer tevoorschijn
kwamen. Het waren vertrouwde en ster
ke figuren, het lukte hun de mensen
weer om zich heen te verzamelen
eer er andere organisaties waren opge
bouwd. Daar kwam bij dat er ook te
weinig nieuwe figuren waren. Scher-
merhorn, ja, dat was er één, hij was de
sterkste figuur in St. Michelsgestel. Ik
heb hem in Londen nog genoemd als een
zeer geschikte eerste minister, nee, dat
zeg ik niet om te tonen hoe goed ik het
achteraf heb gezien Maar Schermerhorn
sprak niet tot de verbeelding van het
volk
NEDERLAND van vandaag: „De
verdeeldheid is eerder groter gewor
den, mede als gevolg van veel struc
tuurveranderingen".
Welke bijvoorbeeld? „De bevrijding
heeft een openheid en een drang naar
kritiek gebracht zoals we die vroeger
niet gekénd hebben. Door de grote ont
wikkeling van de exacte- en de gees
teswetenschappen hebben wij een voor
uitgang gemaakt, die zo geweldig is dat
de oude waarden trillen op hun grond
vesten. Er wordt vernieuwing ge
vraagd, in vormen én in normen. Dat
proces heeft tot gevolg gehad dat de
afstand tussen de oude en de jonge ge
neratie groter is dan m normale tijden.
Ook ouderen beseften wel dat er veel
veranderen moest. Maar de beweging
van de jeugd heeft, bij alle overdrij
ving, dat proces versneld. In het maat
schappelijk leven, op de universiteiten,
in de kerken
WAAROM IN de Nederlandse kerken
zoveel heviger dan in andere Europese
landen?
„Omdat hier de vormen en normen,
ook in de r.-k. kerk, zo sterk gehand
haafd werden. In Frankrijk en België
bijvoorbeeld was het katholicisme veel
minder hecht georganiseerd, bekom
merde men zich zoveel niet om de theo
logie Toen in Nederland de vernieu
wing in discussie kwam, moest dat wel
tot heftiger reacties leiden". Hij noemt
op het katholieke erf zulke uiteenlo
pende verschijnselen als het Michaël-
legioen en de Septuagint-groep.
En De Quay zelf? Hij noemt zich „een
man die zoekt naar verbindingen en
zegt dat dit niet van recente datum is.
Het begon al in zijn studententijd in
Utrecht waar hij misschien wel vanwe
ge deze betrokkenheid overzwaaide van
rechten naar psychologie. Zijn latere
levensgang heeft hem van deze Utrecht
se liefde doen afdwalen. Sterk daartoe
bijgedragen, meent hij, hebben de ge
sprekken waaraan hij voor de oorlog
deelnam als lid van Gemenebestgroep
en de Woudschotengroep, waar mensen
van verschillende politieke en gods
dienstige herkomst elkaar probeerden te
vinden. Tot concrete resultaten heeft dat
nooit geleid, „maar de contacten in die
groepen waren toen nuttig en leerzaam".
Zij leidden later mede tot het denk
beeld van een Nederlandse Unie: „Ik
heb Linthorst Homan in deze kringen
leren kennen".
Een periode, kortom, die van beslis
sende betekenis is geweest voor het
latere politieke leven in de oorlog en
daarna van prof. dr. J. E. de Quay.
Veel van die ontwikkeling, vermoedt
hij, zal, voorzover het nog niet elders
is gebeurd, geboekstaafd staan in het
vierde deel van L. de Jongs Het Ko
ninkrijk der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog. Welke vorm en toon dat
zal krijgen is hem geheel onbekend.
Evenals Linthorst Homan merk* hij op
dat de schrijver van dit standaardwerk
daarover (nog) geen contact met hem
heeft opgenomen. Of dat nog gebeurt
hij weet het niet. En veelbetekenend:
„Ik sta natuurlijk ter beschikking. Nü
zijn de mensen, d'e dit hebben meege
maakt, nog in leven"
EWOUT JANSE
en A. VOORBRAAK.