Jhr. Six
NA OORLOG GEEN ANGST VOOR
REVOLUTIONAIRE BEWEGINGEN
;,,:v
„Met Van Randwijk was het moeilijk samenwerken"
25 jaar géiden
r v'/"
ZATERDAG 2 MEI 1970
Erbij
34
ex-leider O.D.
OP 5 APRIL werd jonkheer
P. J. Six vijfenzeventig jaar. De
hoeven van de ruiters van de
Koninklijke Nederlandse Jacht-
vereniging en de martiale
schreden van een militaire kapel
vertrapten de crocussen in het
grasgazon voor de witte, zes-
kantige theekoepel naast het
bakstenen landhuis in 's-Grave-
land in het Gooi. Tegenover de
koepel een wit miniatuurhuis,
waarin kinderen de droom, eens
een groot mens te zullen wor
den, kunnen beleven. Voor de
eigenaar van dit landhuis is na
vijfenzeventig jaar die droom al
voorbij „Dat huisje hebben mijn
broers en ik, op de dakpannen
na, helemaal zelf gebouwd. Ook
het loodgieters- en metselwerk.
Vanaf ons twaalfde jaar moesten
wij in de vakanties twee ochten
den in de week bij een timmer
man werken. Vader zei: Als jul
lie groot zijn, krijg je met huizen
te maken en dan moet je pre
cies weten hoe ze in elkaar zit
ten". Jonkheer Six, die in 1942
als zevenenveertigjarige reserve
ritmeester van de huzaren de
leiding kreeg van de door de
Duitse bezetter gevreesde mili
taire verzetsorganisatie, de Orde
Dienst, is nu een frêle man met
dun wit haar, die niemand meer
enige vrees zal inboezemen. Zelf
ongehuwd, bewoont hij met
twee ongehuwde zusters het
landgoed „Jagtlust". Wat heeft
deze man bewogen aan het ver
zet te gaan deelnemen? Waarom
is hij voor het politieke verzet
in Nederland een van de meest
otwistreden mensen geworden?
OP DE LINKER REVERS van
het blauwe pak prijkt het
knoopsgatinsigne van de
militaire Willemsorde, hoogste
onderscheiding voor betoonde
dapperheid in dienst van de natie
„Wie aan het verzet begint, reali
seert zich eigenlijk niet welke
risico's hij accepteert. Als je op een
gegeven moment „ja" zegt, zit je
erin. Toen ik de leiding van de
Orde Dienst op mij nam, besefte ik
dat mjjn voorgangers het niet lan
ger dan drie maanden hadden uit
gehouden. Wij waren onervaren in
de technieken van het verzet en
wilden misschien te veel doen.
Bovendien dachten wij dat de oor
log snel zou zijn afgelopen".
OMZICHTIGHEID
CONTACTEN
iiiffiis m
a 4 r
3
-V--'
ASPIRATIES
TANG
REVOLUTIE
PROCLAMATIE
TEGENZIN
DE ORDE DIENST werd onmiddel
lijk na de capitulatie opgericht door
jhr. J. Schimmelper ninck. Hij richtte
een driemanschap op met jhr. Willem
Röell en jhr. mr. B C. de Jonge, de
oud-gouverneur-generaal van Oost-
Indië, die voor de oorlog tot tweemaal
toe Mussert had ontvangen.
Doel van de O.D. was actief verzet
te plegen tegen het bezettende Duitse
leger en spionage te bedrijven ten be
hoeve van de geallieerden. De O D
was georganiseerd als ondergronds le
ger, waarbij het gezags- en regionale
patroon van het Nederlands leger was
aangehouden. Volgens cijfers die tij
dens de oorlog zijn opgesteld, maar
waarin ook jhr. Six niet helemaal ge
looft, waren er ruim honderdduizend
leden.
„De O.D. had onderafdelingen over
het gehele land, die georganiseerd wa
ren in 22 secties ter behartiging van
de talrijke taken op het gebied van
spionage van de Duitse troepenbewe
gingen en verdedigingswerken, sabo
tage daartegen, waterbeheersing, me
dische verzorging van de troepen, wa
pendroppings, bestrijding van de S.D.,
onder meer door de verspreiding van
een signalementenblad, verbindingen
door koeriers en ondergrondse tele
foon- en telegraaflijnen met Londen en
de beveiliging van deze diensten, voor
bereiding van een militair apparaat en
militair gezag, dat beschikbaar moest
zijn bij het beëindigen van de oorlog
en zoveel meer, in dit kader bijvoor
beeld de voorbereiding van de reha
bilitatie der geïnundeerde gebieden, de
voorbereiding van de arrestatie der
NSB'ers, de voorbereiding van de
spoorwegstaking, van de geldsanering,
de voedseldropping en zo veel meer.
In het voorjaar van 1942 werd de
Orde Dienst, waarschijnlijk door in
tern verraad dat nooit precies bewezen
is, gedecimeerd. Jhr. Schimmelpen-
nick werd in maart 1941 en de luit.-
generaal Röell- in augustus 1942 ge
arresteerd. Toen alle militaire be-
roepspersoneel zich in mei 1942 moest
melden, viel de leiding vrijwel overal
uit, behoudens dan de „burgeropvol
gers", die voor dat geval waren aan
gewezen, doch veelal nauwelijks op
het werk waren ingeschoten."
BESCHOUWDE U zich als een par
ticuliere organisatie van voornamelijk
militairen, of als de officiële voort
zetting van het Nederlandse leger?
„Een verlengstuk van het leger. Of
er bij de legerleiding al voor de oor
log een organisatie werd opgezet om
bij een eventuele bezetting onder
gronds door te gaan, weet ik niet. Dat
zou u aan de GS II van voor de oorlog
hebben moeten vragen; aan wijlen de
generaal Fabius. Ik betwijfel het."
Werd de O.D. opgericht in opdracht
van de regering in Londen of was het
een spontane reactie van de militairen
zelf?
„Het laatste. Niemand is ooit door
Londen aangezocht. Na de arrestatie
van de beroepsofficieren kwam een
van de cadetten, die zich niet hadden
gemeld en daardoor de enige overge
blevenen waren van het Algemeen
Hoofdkwartier, mij vragen of ik mij
met de leiding wilde belasten".
U beschouwde de O.D. als het on
dergrondse verlengstuk van het leger;
een leger kan alleen optreden in op
dracht van de regering. Hoe was uw
contact met de regering in Londen in
de eerste jaren?
Six: „Dat was erg moeilijk. U moet
niet vergeten dat de oorlog werd ge
voerd door de geallieerden en niet door
de Nederlandse regering. Hoe de ver
bindingen liepen tussen de regering in
Londen en de geallieerde legerleiding,
wisten wij in die periode niet Vooral
in het begin, ook door het „England
Spiel", liep de zaak mis. Zelf hebben
wij daarover de eerste telegrammen
gestuurd dat er iets mis was. Wij had-
1 -
den wel gemerkt dat de Duitsers meer
wisten dan mogelijk kon zijn, maar
wij kenden de oorzaken niet. Er was
duidelijk verraad. Dus was grote om
zichtigheid geboden. Dat besefte ik al
voordat ik de leiding van de O.D. op
me nam. Ik besloot meer nog dan
voordien in de schaduw te blijven. Tot
heel kort voor het einde van de oorlog
heeft men ook in Londen niet gewe
ten wie er aan het hoofd zat.
In totaal hebben wij anderhalve ro
man aan telegrammen naar Londen
gezonden en drieduizend tekeningen.
Meestal vroeg Londen en gaven wij
antwoord. Onze vragen waren gericht
aan het Bureau Inlichtingen, waar de
kolonel Somer aan het hoofd stond.
Een meer feitelijke erkenning van
de O.D. vond plaats in augustus 1943,
toen wij van de regering in Londen
opdracht kregen tweehonderd officie
ren aan te trekken voor de vervul
ling van Militair Gezag-taken.
MEENDE DE O D., als voortzetting
van het Nederlandse leger, de enige
officiële verzetsorganisatie te zijn,
waarbij alle andere zich zouden moe
ten aansluiten?
„Neen. Bijvoorbeeld van de pers, de
vrije kunstenaars, de politici is nooit
verwacht dat zij zich zouden aanslui
ten, al waren er soms wel contacten
aan de top, of plaatselijk, dikwijls zo
als het toevallig uitkwam. Verschil
lende groeperingen die min of meer
dezelfde doelstellingen hadden, zijn,
sommige eerder, andere later met de
O.D. gefusioneerd. Niet echter de
spionagegroepen."
„WIJ WISTEN dat er in Engeland
verscheidene organisaties waren, die
ieder hun eigen contacten in het bui
tenland wilden hebben. En vaak meer
dan één contact, ook wel met het oog
op het uitvallen door arrestaties of an
derszins. Daarom hebben wij nooit
verlangd dat zij zich zouden aanslui
ten, hoewel zij gelijksoortig werk de
den. Dat zou trouwens tegen hun in
structies zijn geweest. Bovendien
maakten wij na de golven van arresta
ties sinds maart 1941 niet zo graag
nieuwe contacten met. anderen, tenzij
men dat contact om welke reden dan
ook wederzijds wenselijk achtte. Daar
het nogal eens voorkwam dat verzets
mensen deel uitmaakten van meer dan
een organisatie, was de onderlinge sa
menwerking in het land plaatselijk
zeer verschillend. Met de meistaking
in 1943 ontstond de Raad van Verzet
en toen kwam ook de LO tot een plot
selinge en stormachtige ontwikkeling,
in verband met de meldingsplicht van
de oud-militairen, die zich eerst lokaal
georganiseerd hadden en dus vaak be
stonden los van de OD en soms weer
niet. Toen uit de LO geleidelijk de
KP zich ontwikkelde die terecht
zich meestal beperkte tot zeer kleine
plaatselijke groepjes, waarin vaak
OD'ers of oud-OD'err zaten, die om
eigen veiligheid met niemand contact
wensten is niettemin toch ook cen
traal een samenwerking gegroeid tus
sen Orde Dienst, Knokploegen en Raad
van Verzet. Van het voorjaar 1944 af,
hadden wij elke woensdag een bespre
king in Amsterdam om te overleggen
over de wenselijkheid van de uitvoe
ring van bepaalde technische sabota
ges. Uit deze besprekingen groeiden
de plannen voor een fusie. Daardoor
bestonden de Binnenlandse Strijd
krachten, in de vorm van „Delta cen
trum" in feite reeds vóór 4 september
1944 en kon er binnen enkele dagen
na de eerste oproep uit Londen om de
Hsf- v :'v
t...' -:..V;f
Av&ïm v -•
Tf
«•«ft «4?-:
iSskr.t-f-
BS te vormen, een „ja" als antwoord
worden gegeven."
„CONTACT MET het politiek ver
zet hadden wij, omdat wij de waarne
mend directeur-generaal van de PTT,
de heer Neher, hadden aangezocht te
helpen bij de organisatie van lande
lijke en internationale geheime tele
foonlijnen. Door hem kwamen wij in
het najaar van '44 in contact met
Drees. Voor ons was dat een ver
nieuwd contact met de politiek. Dat
hadden wij voordien ook al gehad.
Maar in 1942 was gebleken dat het
met Van Randwijk van Vrij Neder
land maar moeilijk samenwerken was,
zodat ik toen die verbindingen had
beperkt en verlegd naar een andere
schijf. Bij beide gelegenheden is nim
mer gepoogd aansluiting te bewerk
stelligen, evenmin als in later con
tact met de heer Bosch van Rosenthal
en met het College van Vertrouwens
mannen. Dat er in september '44 en
nog later in de BS gekrakeel ontstond,
is een verhaal apart. Daar heeft de
OD overigens nooit aan meegedaan."
HET ANDERE verzet heeft u wel
verweten dat de Orde Dienst politieke
aspiraties had en een deel van de acti
viteit daarop richtte?
„Als u met „politiek bedrijven" be
doelt, dat wij de politiek van de rege
ring in Londen ondersteunden, dan
heeft u gelijk. Als u bedoelt dat wij
een eigen politiek bedreven, gericht op
de naoorlogse situatie, dan heeft u on
gelijk. Voor dat laatste hadden wij tijd
noch interesse. Als wij eigen politieke
aspiraties hadden bezeten, dan zou
Nederland daar na de oorlog beslist
iets van gemerkt moeten hebben en
dat is duidelijk niet het geval geweest.
Dat de verhoudingen tussen bepaalde
groepen van het verzet en de regering
in Londen soms vertroebeld waren,
kan men niet aan de OD verwijten,
maar kwam mede doordat de politieke
strijd van voor de oorlog bijna vanzelf
sprekend ook tijdens de oorlog werd
voortgezet."
„In de top van de OD althans, had
den wij geen belangstelling voor de
politiek. Ik herinner mij in dit ver
band dat ik met Stikker door Amster
dam liep en dat hij zei: „Zou jij straks
ook maar niet in de politiek gaan?"
Toen zei ik: „Nou, dan ben je bij mij
aan het verkeerde adres."
TOCH HEEFT de O.D. controle uit
geoefend op de berichten die door het
verzet voornamelijk door de groep
Vrij Nederland via de zogenaam
de Zwitserse weg naar Engeland wer
den verzonden.
Six: „Wat men spionage heeft ge
noemd, is een heel andere zaak. De
Zwitserse weg was gesticht door de
koerierster mejuffrouw Chris je, die
daarvoor tweemaal naar Zwitserland
was geweest. Zij werkte nauw samen
met Vrij Nederland. Toen daar on
enigheid ontstond kwam zij bij ons
met het fotomateriaal en haar erger
nis. Toen heb ik al spoedig gezegd:
alleen feitelijke gegevens naar Londen,
geen commentaar, want dat hebben ze
daar niet nodig".
Daarmee heeft u toch een politiek
standpunt ingenomen, of niet?
Six: „Dat zie ik niet in, commen
taar was overbodig".
DAT LIJKT toch op een vorm van
censuur. Als iemand een bericht wil
zenden, waarin hij vaststelt dat de re
gering faalt en dat onverbloemd, ver
gezeld van commentaar zegt, dan kan
het leger een dergelijke brief moeilijk
op eigen houtje onderscheppen en vast
houden.
Six: „Ik acht die zogenaamde spio
nage een ontzettend opgeblazen zaak
van lieden, die een stok zochten om
een hond te slaan. Ik vond dat de re
gering recht had op inlichtingen. Er
was een oorlog aan de gang. Het doel
daarvan was de bevrijding en in een
oorlog heeft het leger grote volmach
ten, onder andere het afluisteren van
berichten en het uitoefenen van brief
censuur".
DAARMEE HEEFT de O.D. toch
politiek bedreven. Er zijn heel wat
verhoudingen tussen iet andere verzet
en de regering in Londen vertroebeld.
Six: „Ik heb al gezegd dat wij geen
belangstelling hadden voor de politie
ke problemen van na de oorlog. Dus
slaat uw vraag als een tang op een
varken".
WAS DE O.D bevreesd voor een re
volutionaire beweging na de oorlog,
van links-radicale groeperingen?
Six: „Nee, dat waren wij niet. Hoe
wel, nu wij er toch over praten, dan
komt wel het een en ander terug in
de herinnering. In het militaire moet
je ook het onwaarschijnlijke voorzien.
Er was een plan opgesteld om Am
sterdam af te grendelen, wanneer er
bij het aflopen van de oorlog iets zou
gebeuren. Dat hebben wij toen doorge
geven aan de andere gewesten. Ik was
voor het eerst in aanraking gekomen
met militair gezag in 1917 in de mijn
streek, toen daar de mijnwerkers
staakten. Uit mijn ervaringen, in die
periode opgedaan, heb ik na 1943 con
tact gezocht met militaire juristen en
met mensen die in Indië hadden ge
diend, want die varen daar ook vaak
op bestuurlijk niveau opgetreden.
Maar echt bevreemd voor revolutio
naire bewegingen waren wij niet. Tij
dens en na de oorlog hebben wij van
dergelijke bewegingen, dus van groe
pen die na de oorlog een revolutie wil
den ontketenen, trouwens nooit iets ge
merkt. De maatregelen die waren
voorzien, zijn dan ook nooit uitgevoerd.
Ook van communistische zijde heb
ben wij nimmer van enige actie iets
ondervonden. Wel herinner ik mij dat
Gerben Wagenaar eens, heel welwil
lend overigens, tegen mij heeft ge
zegd: „Na de bevrijding, dan moet u
voorzichtig zijn". Daar heb ik mij
nooit enige zorgen over hoeven ma
ken".
NAAST HET feit dat de Orde Dienst
vanuit Londen reeds in augustus 1943
opdracht had gekregen voorbereidin
gen te treffen voor de vestiging van
een militair gezag, wanneer na de ne
derlaag van de Duitsers een gezags
vacuüm zou dreigen te ontstaan, werd
op initiatief van Van Neuven Goedhart
in augustus 1944 het College van
Vertrouwensmannen opgericht, met het
doel het politiek vacuum op te vullen.
Toen kort voor Dolle Dinsdag het Col
lege van Vertrouwensmannen naar Den
Haag ging, om er de macht over te
nemen van de Duitsers die men toen
verslagen achtte, lagen daar een drie
tal aanplakbiljetten al klaar, die de
Orde Dienst had laten drukken. Dit gaf
op dat moment aanleiding tot een con
flict tussen ondergronds leger en onder
grondse politiek, die het leger verweet
op eigen houtje te handelen.
Six: „In de eerste plaats lagen die
proclamaties al een paar jaar klaar,
voordat de vertrouwensmannen werden
benoemd. In de tweede plaats is .er
een vergadering geweest in een gebouw
aan de Herengracht, in Amsterdam,
waar verschillende vertrouwensman
nen aanwezig waren, onder meer de
heer Neher, waarbij met name over de
redactie van de proclamaties uitvoerig
is gesproken. Men vond de redactie van
de O.D. tenslotte heel goed. Dat is ook
na de oorlog vastgelegd in het verslag
van de werkzaamheden van de ver
trouwensmannen van de regering (pag.
13). Die beschuldiging begrijp ik dus
niet".
DE DUITSERS bleken echter nog
niet verslagen. De vertrouwensman
nen en de Orde Dienst vonden een
nieuwe basis van nauwe samenwer
king. Veel eerder waren schikkingen
getroffen, waarvan men over en
weer door de gebrekkige com
municatie niet veel wist In alle re
gelingen aan beide zijden echter, wa
ren de negentien andere verzetsorgani
saties niet wezenlijk betrokken.
Six: „Dat lag ook niet in de eerste
plaats op onze weg. In het overleg
met de vertrouwensmannen hebben wij
ons primair bezig gehouden met de mi
litair technische aange'eeenheden en
het verschaffen van ten "eed telegra
fisch contact met Londen"
JONKHEER SIX praat met een dui
delijke tegenzin over de critiek die er
op de O.D. is geweest. Volgens hem is
er zoveel belangrijk werk verricht,
waarvoor zoveel mensen ruim !4<io
zijn gevallen, dat het weinig zin
heeft om steeds maar weer terug te
komen op de controversen die er zijn
geweest. Hij acht zichzelf ook niet aan
gewezen om te praten over wat er ten
slotte voor de Nederlandse maatschap
pij in vijf en twintig jaar uit de oorlog
is gegroeid. Hoewel hij in het bestuur
van drie en dertig verenigingen zitting
heeft en tot voor kort van twaalf daar
van voorzitter was. acht hij zichzelf
niet voldoende betrokken bij de naoor
logse periode om er een oordeel over te
geven.
HEEFT U dikwijls het gevaar ge
voeld, waaraan u zich blootstelde?
„Je beseft oas wat gevaar is, wan
neer je het werkelijk beleeft. Toen ik
in het voorjaar '42 wist dat zij aan
mijn bed hadden gestaan, en na de
fusillering op 2 mei '42 van de twee
en zeventig van de O.D. toen wist
ik wat gevaar was r»mdat ik besefte,
dat ondanks alle voorzichtigheid het
verraad ook mij had getroffen".
En verraad?
„Tegen verraad kan je niet veel an
ders doen dan voorzichtig zijn"
Het is een understatement van de
man die opdracht heeft moeten geven
zijn eigen adjudant wegens verraad te
liquideren.
JAN VAN BEEK
t