I
>1
w?1
Jeugdig kunstenaar
met een hobby voor
auteurskarikaturen
LEVINE'S LUSTIGE LITTERARIUM
Willem G. van Maanen: „Helse steen
EEN TERUGHOUDEND EXHIBITIONIST
DichtErbij
>L,' MI
VKtfZn"*-
'H
Nederlandse litteratuur
ZATERDAG 23 MEI 1970
Erbij
Éfigg I
"-V
F -
V;,: -
(Van onze correspondent)
De schrijverskarikatu
ren van David Levine krij
gen de laatste jaren steeds
meer bekendheid. In 1963 is hij er
mee in üe New York Review of
Books begonnen. Later werden de
tekeningen ook door andere bladen
overgenomen, onder andere door
Le Monde.
„MIJN VERHAAL, gesteld dat
ik het opschreef zou het ver
haal van de zelfvernedering wor
den; Die hele geschiedenis van
incest, exhibitionisme, moord en
doodslag zou er juist toe dienen
om de verteller onder zijn schul
denlast te laten bezwijken. Hij zou,
ik zou schuld op schuld stapelen in
een verschrikkelijk verlangen naar
straf dat nooit vervuld zou
worden. Maak daar maar eens een
boek van".
Bekentenis
Verhoudingen
In de gedichtenrubriek van 25 april zijn twee fouten geslopen:
het gedicht „Koper" is van Marius Verwey en de twee gedichten
daaronder zijn van Ida Goedhart.
Gedichten voor de juni-aflevering van „Dichterbij" kunnen vóór
30 mei worden gezonden aan: Kunstredactie Haarlems Dagblad,
Grote Houtstraat 93, Haarlem (met vermelding van naam, adres
en leeftijd).
Het viel ons op dat zowel in „Het lichtgevoelig oor centraal" als
in „Chinese begrafenis" van Jan Klungers de omgeving waarin de
gebeurtenis zich afspeelt sterker op de voorgrond treedt dan de ge
beurtenis zelf. De beelden die voor die omgeving, dat decor, worden
gebruikt vonden we boeiend.
Het lichtgevoelig oor centraal
Chinese begrafenis
Vertrek
Volwassen
Ik ben ik (of niet)
V- -
r,v„
NORMAN MAILER
V.
HONORDE BALZAC
SIGMUND FREUD
Het genre, dat Levine beoefent, is
oud maar toen hij begon bestond er
in de Verenigde Staten eigenlijk geen
goede tekenaar van portretkarikatu
ren. De toneelcartoons van Al Fuchs
in de New Yorker en die van Al Hirsch-
feld in het zondagsblad van de New
York Times verschenen niet meer en
William Auerbach-Levy had juist zijn
carrière beëindigd met een indruk
wekkend deel verzamelde tekeningen
onder de veelzeggende titel „Is that
me"? De karikaturisten hadden de
traditie van voorgangers als Ralph
Barton en Max Beerbohm gevolgd.
Hoe het ook zij, Levine is een vrij
unieke figuur en dat niet alleen in de
Verenigde Staten. Ook in het Europa
van onze dagen vindt men weinig goe
de karikaturisten van letterkundigen.
Tim van l'Express staat wel boven
aan met zijn wat visionaire verbeel
dingen. Zijn varianten op Malraux en
op Mauriac zijn eigenlijk onnavolg
baar. In de Sunday Times vindt men
af en toe ook wel eens een schrijver
„overtrokken" getekend maar het is
allemaal niet veel.
David Levine is eigenlijk kunstschil
der. Hij is in 1926 in Brooklyn gebo
ren en hij woont er nog steeds. Van
zichzelf heeft hij eens gezegd dat hij
een kunstschilder is, die leeft van zijn
liefhebberij, het maken van karikatu
ren. Ik heb nog nooit een schilderij
van hem gezien. Hij zou realist zijn.
John Updike citeert in een Duits bun
deltje met reprodukties van Levine's
portretten de kunstkriticus John Ca-
naday. Die heeft geschreven dat Le
vine als kunstschilder een „legitiem
anachronisme" is. Met de kennis van
zijn tekeningen kan men het zich dan
wel zo'n beetje voorstellen.
Wat nu de karikaturen van schrij
vers aangaat, het merkwaardige moet
zijn dat Levine alleen maar naar fo
to's schijnt te werken. Ook al kent hij
verscheidene auteurs en al heeft hij
wel eens een krabbel van hen ge
maakt. Hij gaat dus uit van foto's.
Bij sommige tekeningen ziet men dat
duidelijk zoals bijvoorbeeld die van
Charles Baudelaire, die naar de be
kende foto van Nadar moet zijn ge
maakt of die van Colette naar een
persfoto, waarin zij in haar rolstoel
zittend uit een hotel in Nice komt.
Levine tekende haar als een van haar
geliefde katten maar hij vergat niet
het kleine detail: de muilen met dik
ke zolen, welke zij de laatste jaren
van haar leven altijd heeft gedragen.
HET ZOU wel aardig zijn te weten
of Levine ook boeken leest van dege
nen die hij tekent. Bij figuren als
Proust, Waugh of Virginia Woolf of
Sartre kan het wel bijna niet anders.
Hij heeft een geniale trefzekerheid
voor het kleine gebaar of het detail,
dat een figuur volkomen uit een ande
re hoek doet zien. Zijn Shakespeare
met een lorgnetje en Simone de Beau-
voir met haar boodschappen onder de
arm, Tennessee Williams met een stip
pellijntje „told here" dwars over zijn
buik, Benjamin Franklin met een hoe-
la-hoepeltje en nog andere zijn er om
te laten zien dat Levine er meer van
weet dan hij direct vertelt. En dat
heeft altijd de goede tekenaars van
karikaturen gekenmerkt. Niet het gro
te overdrijven maar eerder het gete
kende understatement. Levine is daar
in zoals het bij Rowolt uitgegeven
boekje met 125 reprodukties naar zijn
tekeningen en een inleiding van John
Updike laat zien, een meester.
„Helse Steen", een „vertelling" zo
als Willem G. van Maanen zijn nieuw
ste boek presenteert, is een intelligent
verhaal. Het is heel knap geconstru
eerd zo, dat de lezer als in een de
tective de sleutels tot het verhaal één
voor één en uiterst zorgvuldig ge
rangschikt, krijgt toegespeeld. De ei
genlijke geschiedenis wordt verteld
aan een vrouw, haar identiteit en de
relatie tot haar wordt ook pas gelei
delijk duidelijker. Aanvankelijk zou er
ook sprake kunnen zijn van een brief
of van een verklaring aan een ver
trouwde of aan een vriend.
De hoofdpersoon verklaart zichzelf
in zijn vertelling een tegenstander /an
schrijven voor een geval als het zijne.
„Mijn egoisme is grenzeloos, ik praat
het liefst over mijzelf, maar over mij
zelf schrijven is een andere zaak; ik
wil me niet vastleggen voor een on
bekend publiek; ik wil ine vastleggen
voor een enkeling die ik ken, die ik
zie, die mij ziet." Hij is ook een te
genstander van een verhaal in de ik
vorm in het algemeen: „Het nadeel
van de meeste romans in die vorm
is dat de ik zo slecht uit de verf kamt.
De verklaring ligt voor de hand; hij
is de waarnemer, hij kijkt toe, hij
neemt niet werkelijk deel aan het ver
haal". Hier is de paradox gesteld,
waarmee je als lezer van deze ro
man in de ik-vorm geconfronteerd
wordt. De schrijver ondergraaft zijn
eigen methode.
EEN LEZER IS immers geneigd
zich te identificeren met de hoofdper
soon af met een andere figuur die de
auteur hem laat spelen. Bij een roman
in de ik-vorm wordt de lezer al gauw
de luisteraar, een mogelijkheid die in
deze vertelling in het begin duidelijk
aanwezig is. Langzaamaan krijgt de
gestalte van de toehoorster meer
contour en wordt de lezer naarmate
hij beter geïnformeerd raakt, meer
buitenstaander, toeschouwer bij dit
hoogst merkwaardige geval. De band
die mogelijk had kunnen worden tus
sen de ik en jezelf als lezer wordt
verbroken, je betrokkenheid verdwijnt.
Hierdoor blijft er na het lezen van de
ze roman die de meest innige relaties
tussen een aantal mensen beschrijft,
een gevoel van leegheid achter.
WAT VERTELT de man nu aan zijn
aandachtige toehoorster? Hij vertelt
hoe hij tijdens de oorlog tot een inces
tueuze verhouding met zijn moeder
kwam, die meer dan vijf jaar zou du
ren. Aanleiding daartoe was de arres
tatie van tante Dolly, een joodse
vrouw die bij hen was ondergedoken.
Zij koesterde een uitvoerige erotische
belangstelling voor hem, waarvan zij
in tekeningen en in liefkozingen blijk
gaf. Na haar arrestatie wil zijn moe
der hem troosten, een „troost" die zij
zelf ook nodig heeft, want haar man
en minnaar zijn door de oorlog uitge
schakeld. Maar zijn moeder wil hem
ook beschermen tegen zijn exhibitio
nistische neigingen, waarschijnlijk
ontstaan door tante Dolly's intensieve
aandacht voor zijn geslachtsdelen.
Na de oorlog richt zijn moeder een
tijdschrift op, Imago, een modern Ave-
nue-achtig blad waarin zijzelf verha
len schrijft en waarbij haar zoon, Bru
no, als fotograaf wordt betrokken. Drie
van haar verhalen sleutelverhalen
geeft hij zijn luisteraar te lezen.
Dan gaat de zoon weer verder en ver
telt hoe een oudere vriend hem aan
raadt het graf van zijn vader te gaan
opzoeken, die ergens in Frankrijk als
vermist werd opgegeven. Als hij on-
verrichterzake terugkomt, deelt zijn
moeder hem mee dat hij toch hoogst
waarschijnlijk niet het kind van die
vader was; bovendien wordt hij op
de hoogte gebracht van haar voorne
men te gaan trouwen: dit zou voor
beiden beter zijn.
Dan volgt het bitterste moment van
de bekentenis: hij gebruikt de naam
van zijn oudere vriend bij het huwe
lijksbureau waar zij haar partner
gaat zoeken en creëert zo de ideale
echtgenoot. Hij treedt met zijn moe
der in correspondentie en arrangeert
tenslotte een ontmoeting waarbij hij
als toeschouwer aanwezig is. „Mensen
die goed voor mij zijn moeten bedro
gen warden. Ik moet tegen ze aantrap
pen, steeds harder naarmate ze meer
verdragen, ik wacht op straf en ben
er bang voor, maar dat bang zijn is
al een stuk genot. Het kan alleen niet
eindeloos gerekt worden, dat is nu een
maal een voorwaarde voor genot, het
moet bevredigd wordenGebeurt
hetdan vier ik mijn bittere triomf:
de mensen hebben een ander lief ge
had dan mij, en nu zij mijn ware
aard zien laten zij me vallen. Het is
him fout, niet de mijne! Ik beschouw
die redenering als een vorm van dat
zelfde exhibitionisme: je lui laten zien
is immers ook niet anders dan een
wanhopige uitlokking tot genegenheid,
wie nu nog niet wegloopt houdt wer
kelijk van me."
Zijn moeder heeft hem inderdaad
niet liefgehad; de volgende dag pleegt
ze zelfmoord. Haar broer Bruno, die
vanwege een vage slechte reputatie in
Frankrijk woont, komt over voor haar
dood en toont zich heel bedroefd. Vijf
jaar na de dood van zijn moeder gaat
Bruno nogmaals naar Frankrijk op
zoek naar zijn vader en naar zijn oom.
Daar worden de dramatische achter
gronden van zijn jeugd volledig dui
delijk.
De bekentenis van de fotograaf aan
zijn geliefde model is uitgesproken,
maar zij is uitgeput door het luiste
ren ingeslapen en nu durft hij de eni
ge vraag aan haar „uit te spreken",
blij dat hij dat tot nu toe heeft kun
nen voorkomen: „Wees mijn dochter,
mijn vrouw, mijn moeder, verpletter
me, verniel me, laat me niet los.
het Lichtgevoelig oor centraal
gekonserveerd
geëtaleerd op zwart fluweel
als diamant
oneetbaar voor de zwelgers:
weekdieren met blote magen
gekroond met okeren zeesterren
hun zwarte tanden sluiten zich
en breken op mijn schedel
ook het oor blijft ongedeerd
opstijgend ben ik koud en klaar
alles is vergeten
de voetstappen voor mij
worden steeds vager
hoewel ik dichterbij kom
een meeuw vliegt door de dwarrelende sneeuw
als een spookverschijning
die niet zwaarder wordt
van de sneeuwmassa's
die op zijn vleugels zouden moeten kleven
het krescendo vervaagt de vormen
en de schreeuw sterft weg
mijn voetstappen verdwenen binnen enkele meters
en ik was hier niet
JAN KLUNGERS
Eindelijk een luchthartig gedicht over een vertrek:
Er is niet veel gesproken bij 't vertrek,
hij is gegaan zoals hij was gekomen,
de meisjes hebben van hem moeten dromen,
want hij was lief en leuk, soms ook wat gek.
Er zijn erbij geweest die hem beminden,
die hem dus paaiden, aanhaalden wellicht:
een glimlach en een streel over 't gezicht,
maar niets vermocht om hem blijvend te binden.
i
Hij bleef niet lang, hij was een wilde ruiter,
dag ongebonden geest. Dag flierefluiter.
RUDOLF VAN LING
Spel en speelse herhaling spelen een belangrijke rol in de twee gedichten
van M. van Aerschot:
de wind blaast zacht
in m'n oren;
het kind speelt, lacht,
is rein geboren
de wind vervuilt
en stinkt;
het kind
rein geboren huilt
de wind wordt rook,
pikzwart;
het kind wordt mens,
wordt groot,
heeft zorgen,
is bedorven
(door de rook)
ik ben de haaster,
ik ben de vergeter,
ik ben de drager
van twijfelgeluk
ik ben de bangerd,
ik ben de grootspreker,
ik ben de preker
van bijkomstigheden
ik ben de beperkte,
ik ben de overhaaste,
ik ben de materialist
die altijd vist
met te grote netten,
met te grote mazen.
M. VAN AERSCHOT
„.nnnnrnm—
Neem me in je op en verteer me."
De exhibitionist is zichzelf tot pa
radox geworden. Hij heeft zijn gene
genheid voor de luisteraarster juist
niet uitgesproken. Hij heeft haar koe
le houding gerespecteerd en hij heeft
daardoor zichzelf dus genezen.
Dit heel knap opgebouwde complex
van relaties en de even ingenieuze als
cynische analyse ervan, belemmert
je echter door de distantie waarin het
geheel is verpakt, vat te krijgen op de
schrijver: noch in herkenbare tbser-
vaties, noch in meningen, noch 'n uit
spraken over waarden laat deze zich
vangen, tenzij in deze: „omdat er geen
oninteressantere mensen oestaan dan
juist schrijvers. Die beleven nu iuist
helemaal mets. dat zijn al waarne
mers van geboorte, dat is nog in staat
dronken te worden en er zelf bij toe e
kijken. „Daarom werd dit verhaal een
„vertelling" over „een geval" door
Willem G. van Maanen, een exhibitio
nistisch bescheiden auteur.
ANNEKE VAN LUXEMBURG.
(Helse steen door Hans van Maa
nen. Uitgev. Querido - Amster
dam)