ourant DE HERSENGYMNASTIEK VAN ONZE VOOROUDERS Al dt Tm/^^% lïf l'^"' zes^V^/' GEMAK StDusGI lAS^JlIolcuz y^DEËL LI RAADSELS, REBUSSEN EN PUZZELS ALLER TIJDEN" een kostelijk verzamelwerk „Onoplosbare raadsels" nu toch opgelost m lp m mm 513 rvf P DEEL I n 4 JL mm' L. 't&'i&tè Eert cjezelscliap! ZOEK DE DIEREN. f$0E v ith»m PUZZELEN IS EEN OER- INSTINCT VAN DE MENS, EEN UITDAGING AAN Z'N VERNUFT EN ZIJN VIN DINGRIJKHEID. DAAROM IS ER ALTIJD GEPUZZELD EN ZAL ER TOT IN LENG TE VAN DAGEN WEL GE PUZZELD WORDEN... MziH/S Wh! ili lil'» -"W-- r mmgmm&m - x^ mmumwii it (Van een onzer redacteuren) WIE DENKT dat raadsels, rebussen en puzzels ,,uil de tijd" zijn, vergist zich deerlijk. De speciale puzzeltijd schriftjes zoals Denksport (er zijn er een hele reeks) mogen dan dun zijn en geen blotigheid op hun omslagen afdrukken, zij vinden nog altijd een enorme kring van regelmatige afnemers, en bepaald niet al leen onder de oudere Nederlanders. Ook de rijpere jeugd doet nog altijd graag aan „hersengymnastiek", al waagt zij haar krachten dan ook bij voorkeur aan het genre kruiswoordpuzzels en cryptogram men en dan bij voorkeur hoe lastiger, hoe liever. Want een moeilijke puzzel is nu eenmaal altijd een uitdaging aan 's men sen vernuft en vindingrijkheid en zo'n uitdaging kunnen de meesten van ons niet onbeproefd terzijde leggen. IN VROEGER TIJDEN maakte men het zich zelf en anderen niet zo moeilijk. Eenvoudige „rebussen", waarvan er enkele op deze pagina zijn afgedrukt, vormden toen de hoofdschotel voor de puzzelende mensheid. Maar dat be tekent geenszins dat men er niet evenveel ple zier aan beleefde als wij aan onze hersenkrakers van zwaar kaliber. De voorbeelden die wij hierbij afbeelden zijn ontleend aan het omvangrijke verzamelwerk „Raadsels, Rebussen en Puzzels van alle tijden", bijeengebracht door dr. J. M. Fuchs en W. J. Simons, dat onlangs bij de uitgeverij Strengholt in Amsterdam verschenen is. Een kostelijk boek, dat een aspect van onze cultuurhistorie belicht, waaraan de geleerden totnogtoe blindelings voorbijgegaan zijn. Maar hoe indrukwekkend (èn lachwekkend) de collectie raadsels ook is die de beide auteurs bijeengaarden, toch is het nog maar een fractie van wat er op dit terrein in vele eeuwen werd verzonnen en gevraagd. Al in de bijbel komen „raadselen" ter sprake en ook uit bijvoorbeeld Griekse en oud-Germaanse bronnen zijn er vele. in steeds nieuwe vormen, tot in onze dagen bewaard gebleven. Zoals „de Schoolmeester" in de 17de eeuw schreef. „Raetsels zijn dei jeugd gevailig, Ouden zijn op raetsels mallig" IN HET HIER besproken boek komen „onoplosbare raadsels" voor die bij nader inzien niet zo onoplos baar blijken. Van enkele daarvan geven wij hieronder het antwoord. In het boek blijven voldoende raad selachtige raadsels over voor hen, die hun krachten willen meten met die van de samenstellers. Mijn lieve moeder zond mij uit Op 't water zonder schip of schuit En beval mij aan God en aan de stromen, Ik ben gezond weer thuisgekomen". ONOPGELOST bleef ook een cha rade (lettergreepraadsel) van de volgende inhoud: „Drieledig is 't charadewoord, Dat in het gaan en loopen stoort, En zoo men niet vlug op de beenen Er over stappen, springen kan; Dan struikelt zelfs de wijste man, Hij valt en moet van weedom weenen. Het eerste lid vindt ge aan de kool. En ander moeskruid; zoo 'k niet dool, Hoort gij daarmee 't geheel ook noemen. Het tweede is daaglijksch handgerijf Voor hen, die, als het best bedrijf Hun sitsen-winkel hoogl'ijk roemen. Het derde is wel geen deur of stok, Geen kast ook van de kamerklok; Maar heeft van de eigen stof zijn wezen. Meestal is 't ruw en onbehakt; 't Zag 't, in een ijz'ren band gepakt, Vaak aan het been van stouten wezen". EEN ANDERE charade is ook niet zo onoplosbaar als 't lijkt: „Mijn duizendtallen, Nederland! Heeft op uw' wenk de zee gedragen Sints volk bij volk de broederhand. Met eerbied knielend u kwam vragen. Ja, 't dondren van mijn grof geschut Gerigt, ontbrand door dappre mannen, Heeft eeuwen lang den trotschen Brit Van Neerlands strand en kust gebannen. Drie lettergrepen heeft mijn woord: Het eerste doet ons spoedig weten, Wat and'ren zeggen; 't zij men wil, Dat wij 't onthouden of vergeten. Maar 't is zoo vlug niet als het licht Dat rasscher doordringt in onz' oogen. Mijn tweede duidt een toestand aan, Naauw door een' zweepslag zelfs bewogen. Mijn derde zweeft op 't ruime pad. Waar honderdduizenden nog wonen, Maar niemand hunner zou 't in nood Ook zelfs de minste hulp betoonen". HET KOSTTE heel wat tijd om de oplossing te vinden van een toch wel simpel raadsel: „In Holland verkeer ik, In Friesland regeer ik, Met een rokje brageer ik Als zijde zoo zacht, En in mijn woning Is het altijd nacht. MISSCHIEN hadden we nooit de op lossing gevonden van het volgende raadsel, als juist dat ons niet van vroeger bekend was: „Op den dijk daar staan twee palen, Op die palen staat een ton, Op die ton, daar staat een knikker, Op die knikker is een bosch, Daar lopen alle hazen en konijnen los". EN TEN SLOTTE: „Zij vliegt, maar niet in wintertijd, Dan heeft zij zich der rust gewijd, Om 's zomers met vernieuwde krachten, Te snorren. Keer haar naam eens om, Dan vindt ge een roover, die alom Besteelt, bij dagen en bij nachten". DE OPLOSSINGEN luiden: Mozes in zijn biezen mandje; struik-el-blok (het „blok aan het been"!) oor-log- schip (de honderdduizenden zijn de vissen in zee); water; een mens (en bij het laatste zinnetje werd flink door de haren gestreken, waar „alle hazen en konijnen los liepen"); tor- rot (zoals vroeger algemeen de rat werd genoemd). MAAR NEDERLAND zou Nederland niet zijn als de raadselarij voor de jeugd niet in dienst gesteld was van de opvoeding. Juist in calvinis tische kringen, waai allerlei vormen van ver maak al gauw te werelds gevonden werden, boden de bijbelse raadsels een godvruchtige uitwijkmogelijkheid. Maar lang niet alle raad sels waren voor de jeugd bedoeld. Een apart hoofdstuk in het nieuwe raadselboek wordt ge wijd aan dubbelzinnige puzzeltjes voor „brui loften en partijen", getuige het beroemde „de keizer van Egypte die had een ding dat wipte tussen z'n benen en z'n gat ra, ra, wat is dat?" waarvan de oplossing luidde: „z'n paard!" NIET VOOR ALLE door hen uitgegraven raadsels hebben de beide auteurs de oplossing kunnen vinden. In enkele tientallen gevallen vonden zij het „verlossende" antwoord niet en juist dat zal vooi velen de bekoring uit maken van dit werk. Want het is één ding om achterin het boek te zoeken naar de betekenis van „Wat was was, eer was was was?" (er staat „honing", maar het juiste antwoord is honing raat), maar het is iets heel anders om gecon fronteerd te worden met het schijnbaar onop losbare: „Van boven plat en van onder plat En 't staat op halfweg achten". HET LEGE PLEKJE in de rij van oplossingen is een uitdaging, die al het oude puzzelplezier terugbrengt. Niets is intrigerender dan een puzzel zonder oplossing; de auteurs zelf halen de „opwinding" aan die in Parijs ontstond toen de redacteur van hei blad „Mercure" voor de grap een raadsel had opgegeven, waarvoor geen oplossing bleek te bestaan. De twee regeltjes blijven meedraaien- en tollen, tot er eensklaps iets klikt. „Van boven plat en van onder plat, en een vorm van twee halve achtenhet moet een ouderwetse zandloper zijn DOOR DIT SUCCESJE gesterkt hebben we ons gestort op de andere „onoplosbare" raadsels. Uit een ver verleden herinnerden we ons nog een deel van de oplossing van een raadsel, dat ons als kind werd \erteld: „Juffrouw Tuit is altijd uit Juffrouw Tin is altijd in, En juffrouw Fleur Die vliegt het hete huis deur". Dat laatste is een plumeau, maar of jutirouw Tuit een tuingieter en juffrouw Tin een kande laar is? HEEL WAT gemakkelijker blijkt een ander mysterie: „Ik keek naar buiten, en 't leek me wonder: De billen bloot en de kop naar onder". Dat kan niet anders dan een geslacht varken zijn, dat aan de „leer" besterven moet Er be staat trouwens een ander raadsel over dit onder werp, dat in het boek niet is opgenomen: „Welk dier „leert" nog na zijn dood?" Het antwoord kent u nu. OP DEZE PAGINA hebben wij nog enkele raadsels opgenomen, waarvan het boek de op lossing niet geven kan. Ter aanvulling, niet als critiek. Want het boek is een bron van genoegen voor elke liefhebber, mede door de korte in leidingen tot de rubrieken. ZEER POPULAIR werden de „rechter-raad- sels", die men nu nog in volkskringen kan horen vertellen. Bij dit soort opgaven hing het lot van een veroordeelde ai van een raadsel, dat hem door de rechter werd opgegeven of dat hij zelf aan de rechter vertelde met de zekerheid, dat hij vrij zou komen als de magistraat het goede r .wwtM-u'jv' m antwoord niet wist. Een beroemd voorbeeld daarvan is het zeer oude: „Soldaatje, jij noet sterven, Soldaatje, jij moet dood Voor jou is geen genade De koning heeft 't gebood. Maar ik heb hier nog vier raadsels Vier raadsels uit 't Latijn Als jij die weet te raden Soldaat, jij vrij zal zijn". HET BOEK geeft hierop een matrozenvariant met dezelfde opgaven. Knap is het raadsel, dat een vrouw aan de rechters opgaf om haar man te redden: „Wanneer een mensch, hier in de Stad, Geld en goed genoeg bezat, Met heil en zegen op zijn pad, En 't hemelrijk hierna gewis: Er is toch nog wat. dat beter is". De rechters gaven het op, want beter konden zij het niet verzinnen. Maar de vrouw sprak: „Het zou beter zijn. als we het allemaal zo had den". We kunnen ons indenken, hoe zo'n raad sel in sociaal moeilijke tijden von mond tot mond ging, èn vooi de spanning èn als een stukje maatschappiicritiek. HET ILLUSTRATIVE gedeelte is een ver rukking. Vele pagina's worden gevuld met „zoekplaatjes" („Waai is de molenaars vrouw". „Waar is Rinaldo Rmaldini?") en met oude rebussen, die wel iets beter zijn afgedrukt dan op de beruchte sigarenzakjes van weleer. Hoe geestig die raadselpiaatjes kunnen zijn bewijst een tekening van een vluchtend soldaat, waar van het ontcijferd»- onderschrift luidt: „Ik be let den vijand van te zeggen, dat alles bleef op 't slachtveld leggen'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 15