Sjef van Dongen, de „bijna-redder" van poolreiziger Nobile, wordt rustend burger Nieuwe aanpak bij astmabestrijding Afhankelijkheid van collecte blijft een ernstige handicap m I DONDERDAG 4 JUNI 1970 31 i? frappr* DEN HAAG In juni neemt Sjef van Dongen afscheid van zijn be stuurlijke functies. Zijn naam zegt de jongeren waarschijnlijk niets, maar de ouderen herinneren zich ongetwijfeld de man die meer dan veertig jaar geleden een expeditie uitrustte om de boven de Noordpool met zijn lucht schip verongelukte Italiaanse generaal Nobile en zijn mannen te redden. Driemaal ridder Noodkreet Een held erbij „Koene Nederlander" Burgemeester Eén keer terug Problemen Nieuwbouw Onzekerheid SJEF VAN DONGEN, nu de in juni scheidende Zeeuwse gedeputeerde J. M. A. C. van Dongen, oud-burgemeester van Aardenburg (1945-1962), oud-lid van de Tweede Kamer (1956-1966) en lid van de Zeeuwse provinciale en Ge deputeerde Staten (1948-1970) is ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij is driemaal ridder. Italië maakte hem na zijn reddingsactie in het poolijs ridder der Italiaanse Kroonorde en voorts viel hem de pauselijke onder scheiding van ridder in de Orde van Gregorius toe. In 1928 zwierf de toen 22-jarige Sjef van Dongen samen met de Italiaanse officier Sora maandenlang over het on herbergzame ijs van Spitsbergen om generaal Nobile en de bemanning van het verongelukte luchtschip te redden. Zij hadden moeten leven van vlees en soep, bereid van hun eigen sledehon den. Na dit barre avontuur was zowat half Nederland bij de huldiging van Sjef van Dongen betrokken. Kranten en tijdschriften vulden maandenlang hun voorpagina's en zondagbijlagen met het relaas van zijn ervaringen. De red der kreeg toen van zijn regering de gouden erepenning voor menslievend hulpbetoon. Men moet tot de generatie van Van Dongen behoren om het verhaal van Nobile en zijn verongelukte luchtschip „Italia" tot in details te kennen. ITALIË wilde de Noordpool bereiken en de hele wereld, zoals dat heet, keek ademloos toe. Op 15 april 1928 had ge neraal Umberto Nobile in Milaan het sein tot vertrek gegeven. De „Italia" vloog in de richting Spitsbergen met aan boord de Italiaanse vlag, die boven de Noordpool zou worden afgeworpen. Mussolini vond de onderneming voor de toen fascistische staat van het hoog ste belang. Een eikenhouten kruis was, eveneens ter afwerping, door de paus beschikbaar gesteld. ALS OP 11 MEI de „Italia" op Spits bergen een eerste poging doet voor een korte proefvlucht boven het ijs, mislukt die door het slechte weer. Op 14 mei heeft men meer succes en op 23 mei start men dan definitief voor de sprong naar de pool. Het is uitstekend weer en de pool wordt al op 24 mei bereikt. Vlag en kruis gaan overboord en nadat het luchtschip twee uur boven de af- werpplaats heeft rondgecirkeld, keert het terug. Maar dan steekt een storm op, het hoogteroer raakt defect, de „Italia" verliest hoogte, slaat met de gondel tegen het ijs en negen van de vijftien opvarenden blijven tussen de wrakstukken op het ijs achter. Vier van hen zijn gewond, één dood. De „Italia" stijgt weer en sleurt de zes overige bemanningsleden mee. Van deze zes mensen en het luchtschip heeft men nooit meer iets gehoord TUSSEN DE wrakstukken van de gondel vinden de acht overlevenden, onder wie de gewonde Nobile, de radio zender en ontvanger. Het zal echter tot 6 juni duren eer de marconist, Biagi, een boodschap van radio-Rome ont- DE MASSA heeft altijd behoefte aan idolen, helden die zij be wieroken kan en met wie zij zich kan vereenzelvigen. De helden van nu zijn de popsterren en de top voetballen zoals Feijenoord; die van vroeger waren de sterren van het witte doek, de ontdekkingsreizigers en de poolvorsers. Zo werd, in 1928, in ons land ene Sjef van Dongen tot nationale held gebombardeerd, omdat hjj na een barre tocht over het poolijs, bijna de Italiaanse Zeppelin-generaal Nobile, die gestrand was op het pak ijs, wist te redden. Zijn achterstand op de echte redder, een Russische ijsbreker, bedroeg slechts achtenveertig uur Umberto Nobile „Sjef" (voor J. M. A. C.) van Dongen; géén familie van Herman Wigbold. de bezittingen van de liquiderende com pagnie te waken. HIJ WAS in Haarlem geboren, had in Amsterdam gewoond, later in Til burg, waar zijn vader een betrekking aanvaardde bij de Spitsbergen-Com- moest opgeven, de barre tocht over het ijs zal maken. Van Dongen en Sora moeten tenslotte hun eigen geliefde en eigenlijk onmisbare honden slachten om hun honger te stillen. Hun onder neming blijkt bovendien een overbodige affaire, als de Russische ijsbreker IJsbrekers en vliegmachines, alles wordt gereed gemaakt. 't Gaat om Nobile te vinden, die verloren is geraakt. Het zal heel wat moeite kosten, koene durvers, stoere kerels. Het zal een-twee-drie niet gaan, want men komt voor veel ontbering, stormen, sneeuw en ijs te staan. Omdat onverschrokken helden noodig zijn voor dezen tocht, daarom zwellen wij van blijdschap, nu er in de bladen staat, dat de Hollander Van Dongen met zijn honden medegaat. „Glückauf" beste vriend Van Dongen, plaats je beste beentje voor, 't Hollands bloed zit in je body wat jij aanpakt zet je door. Holland rekent op je, kerel! Doe je best dat jij hem vindt. Geef jij Nobile nu spoedig weer terug aan vrouw en kind. Als jou dat eens mag gelukken, nou geloof me dan maar vrij, Juichen alle Nederlanders Holland heeft een held erbij!" EEN RIJM dat er niet om liegt en een prachtig tijdsbeeld oproept: Hol- Het zonderlinge avontuur van een nationale held tegen wil en dank vangt, dat een amateur uit Archangel de noodkreet van de „Italia" heeft doorgegeven, en dat reddingsploegen worden gereedgemaakt. De positie van de verongelukten is dan ook bekend: een ijsschots in het pakijs noordelijk van Spitsbergen, die in de poollente langzaam afbrokkelt. Rusland zendt ijsbrekers, Finland en Zweden vliegtuigen, de bekende Noorse poolreiziger Amundsen, hoewel een te genstander van Nobile's poolexpeditie, doet met twee helpers per vliegtuig een reddingspoging. Men zal nooit meer iets van hem horen Op Spitsbergen woont de Nederlan der Sjef van Dongen, die daar kantoor bediende bij de „Spitsbergen-Steen koolcompagnie" was geweest. Op het moment van de ramp met de „Italia" was hij geen kantoorbediende meer maar wachtsman, samen met een Deen en een Duitser achtergebleven om over pagnie en daartoe in 1922 naar de pool streek vertrok. Zijn gezin volgde een jaar later. Toen in 1926 het bedrijf werd stilgezet, keerde het gezin Van Dongen terug naar Nederland, maar Sjef bleef achter als wachtsman. Hij was daar bekend als hondenmenner en sledevoerder. Hij had het beste stel sledehonden van het eiland. Hij had er twee eenzame Spitsbergse jaren opzitten, toen de ramp zich vol trok. Van de Noorse gouverneur Bassö krijgt hij het verzoek om met de hon den en sleden een expeditie uit te rus ten om Nobile en zijn mensen te red den. Een schip brengt hem en de Deen se ingenieur Varming, die hem zal ver gezellen, tot aan de rand van het pool ijs. Aan boord zijn ook Italianen, van wie er één aan de expeditie wordt toe gevoegd, kapitein Sora, met wie Van Dongen, nadat Varming, geplaagd door vermoeidheid en sneeuwblindheid, „Krassin" Nobile en zijn mannen oppikt van de schots, die enige mijlen is af gedreven van de plaats, waar tenslotte Van Dongen en Sora ook aankomen. Scandinavische vliegers moeten hen oppikken en eveneens naar de „Kras sin" brengen. HET WAS EEN tegenslag, maar in Nederland brengen de kranten dage lijks in een voor die tijd forse opmaak de stoutmoedige verrichtingen van Van Dongen en zijn honden. Men ziet foto's van „die koene Nederlander Van Don gen, met zijn hondenslede gekiekt voor het vertrek van Spitsbergen". De stem ming, die toen in Nederland ontstond wordt het best weergegeven door een gedicht uit de Maasbode van 14 juni 1928: land heeft een held erbij. Een nationale held. Van Dongen wist niet, wat hem in Nederland te wachten stond. Na een tumultueuze aankomst in Rotterdam volgden in vrijwel elke stad intochten en ontvangsten. De gebruinde Van Dongen, schuilgaand onder bloemen, werd rondgereden in open auto's, ge flankeerd door padvinders en leden van turnverenigingen, voorafgegaan en gevolgd door muziekkorpsen. Dat ging zo een jaar door. Van Dongen moest lezingen houden, driehonderdzes tig in één jaar, soms twee per dag. De reclame maakte zich ook van hem meester. Voor een passend welkom werd een „Sjef van Dongen-mars" gecomponeerd. De Spitsbergen-Compagnie stelde een hogere functie in het vooruitzicht en zorgde voor een studiefonds. Maar de 22-jarige Van Dongen kreeg na een jaar genoeg van het optreden als spreker en de huldigingen. In Eind hoven solliciteerde hij bij Philips. Hij werd onmiddellijk aangenomen en was vanaf die dag reiziger in neonbuizen, lichtreclames en plantenbestralers. Een aantal jaren later voerde een andere betrekking hem naar Oostburg, was» hij zijn vrouw leerde kennen en win kelier werd. Toen kwam de oorlog en toen die voorbij was kwam Van Dongen in het verwoeste Oostburg voor het eerst in de overheidssfeer bij zijn po gingen als inkoper voor het Militair Gezag artikelen voor de bevolking los te krijgen. Toen werd hem plotseling gevraagd waarnemend burgemeester van Aardenburg te worden (hij was dat ook van Oostburg korte tijd geweest) en drie dagen later was de benoeming een feit. „TOEN WAS IK plotseling burge meester van een afgebrand dorp. Eede was voor 96 percent verwoest, Aardenburg voor ruim 50 percent. Ge lukkig was ik tegen veranderingen op gewassen. Het is een druk leven ge weest. Daarom heb ik mijn vrouw vier jaar geleden beloofd er nu mee uit te scheiden. Dat betekent dat ik me hele maal los wil maken van alle functies (de heer Van Dongen is nog landelijk voorzitter van de R.-K. Schippersbond Sint Nicolaas). Je moet er een punt achter durven zetten. Je blijft te ge makkelijk te lang zitten; de jeugd moet ook een kans hebben. Ik blijf in Aar denburg wonen, daar ben ik mee ver groeid". Van Dongen is nog één keer terug geweest in het hoge Noorden toen hem in het televisieprogramma „Anders dan Anderen" een reis daarheen werd aan geboden. „Je leefde daar omstreeks 1928 niet met de kalender van de beschaafde wereld. Kerstmis, Nieuwjaar, je merkte het nauwelijks. De 21ste maart, dat was een feestdag. Dan zag je na de Pool nacht twee minuten de zon. Als de eer ste postboot kwam was ook een feest dag. Ik was toen geabonneerd op een Nederlandse krant. Die werd iedere dag trouw verstuurd, maar kwam niet ver der dan Tromsö in Noorwegen. De postboot bracht dan een baal van een heel jaar. Dan begonnen we elke dag een krant te lezen van precies een jaar oud. Dan stond je stomverbaasd hoe actueel het nieuws nog was voor ons". TERUGZIENDE op zijn ontvangst in Nederland in 1928 zegt hij: „Toen ik wegging stonden er nog koetsjes bij het station, toen ik terugkwam taxi's. Voor de rest weet ik van die eerste dag in Nederland weinig meer. Eerst was het overweldigend, maar op den duur werd het toch wel erg met die huldi gingen. Ik werd er baldadig van. Dan ging ik in een plaats waar ik verwacht werd tussen het publiek staan en vroeg ik aan een agent wat er aan de hand was. „Sjef van Dongen komt". Tot ze me door hadden. Dan zat je weer in zo'n open rijtuig. En daar ging Sjef dan maar weer, zwaaiend met het handje". (Van onze correspondent) ZWOLLE. „De mens op de ach tergrond, die boeit me het meest in mijn werk. Hij is voor mij de spil, waar alles om draait. Soms, als ik die enorme rijstebrijberg zie, al die dos siers en al die paperassen waar je je doorheen moet worstelen, vergaat me de lust wel eens. Maar als je dan be denkt dat je bezig bent voor je mede mensen, die hulp nodig hebben en op die hulp zitten te wachten misschien, dan zorg je wel dat je opschiet. Dan kan het geen uitstel lijden. Prachtig werk is het. Dat geweldig veel voldoe ning geeft' ALDUS de Zwollenaar Sake Santema, directeur van het Groene Kruis in zijn woonplaats en sinds enkele maanden tevens landelijk voorzitter van de Ver eniging tot steun aan het Nederlands Astma Fonds. En over zijn werk voor dat fonds gaat het grootste deel van het gesprek dat wij met hem hebben. Ast ma is een ziekte, waaraan veel Neder landers in meer of minder ernstige mate lijden. Daarover wil de heer San tema graag wat kwijt. „HET WAS voor mij een wat moei lijke start. Mijn voorganger, de Rotter damse advocaat Jansen van Raay, had op staande voet opgezegd. Er waren allerlei problemen. Ik wist dat wel, we hadden er voor die tijd al over gepraat. Maar ik wist niet dat de trammelant zo groot was, en zoveel extra werk met zich mee zou brengen. Anders had ik misschien wel voor de eer bedankt. Alle problemen waren, voor zover ik het als nieuwkomer kon bekijken, te rug te voeren tot de wijze waarop de astmabest-ijding in ons land is opgezet. Niet dat daarvan helemaal niets deug de. Maar het was wel zo, dat die toe stand misverstanden in de hand werk te, communicatiestoornissen veroor zaakte en soms typisch persoons gebonden was. Mogelijkheden genoeg dus om botsingen te krijgen". „IK ZAL wat duidelijker zijn. In Ne derland heb je de Stichting Het Ast mafonds, waarin een aantal lichamen is verenigd op het gebied van de astma bestrijding. De stichting coördineert, verricht onderzoek en helpt ook pa tiënten. Daar is geld voor nodig. Eén van de bronnen is natuurlijk de rijks overheid, maar wat daar vandaan komt, is weinig in verhouding tot de bijdrage van onze vereniging, de Vereniging tot Steun, zogezegd. Het bedrag dat wij elk jaar in het laatje brengen varieert van vijf tot zeven ton. Dat wordt bijeenge bracht via de jaarlijkse collecte en al lerlei acties. Nu zit het wrikpunt hierin, dat de vereniging, die voor de stichting de belangrijkste bron van inkomsten is, nauwelijks een vinger in de pap heeft wat de besteding van dat geld betreft. Het bestuur van de stichting bestaat uit vijftien 'eden. Slechts twee daarvan komen bij ons vandaan. En in die .scheve verhouding' ligt, dacht ik, de bron van alle narigheid". „DE KWESTIE van het nieuwe kantoor bijvoorbeeld. Er was iets nieuws nodig. De stichting koos voor nieuwbouw. Op advies van deskundigen. Maar de vori ge voorzitter van onze vereniging was het daarmee niet eens. .Verspilling van geld', zei hij. ,Dat geld is voor de ast mabestrijding en niet voor een status- gebouw van de directeur. Nieuwbouw is niet nodig'. Een reactie, die ergens was terug te voeren tot de persoonlijke controverse tussen hem en de directeur van de stichting. Wat hij zei was natuurlijk onzin. Want het geld werd niet uitgege ven, het werd in feite alleen belegd op een heel goeie manier. Maar lang niet iedereen n de vereniging zag het zo. De voorzitter schreef een boze brief, die kwam in de kran' en het slot was, dat een Kamerlid vragen ging stellen aan de staatssecretaris. Allemaal heel ver- veleind!" ER MOET nu één organisatie komen, waarin de collecterende en de distribu erende instanties als gelijkwaardige partners naast elkaar zitten, zodat de medezeggenschap van de democratisch opgebouwde vereniging in de meer autocratisch georganiseerde stichting zwaarder gaat worden. In wat voor vorm het nieuwe orgaan gegoten wordt? Als de schijn niet be driegt denk 'k. dat we per 1 januari '71 in de nieuwe opzei aan de slag kunnen. Ik zal blij zijn als het zover is". DE BESTRIJDING van astma is nog vrij „jong" in ons land. Toch is het een ziekte die steeds meer aandacht vraagt. Santema: „Cijfers over aantallen lij ders heb ik niet. Ik weet zelfs niet of die er zijn. Ik denk dat die nog niet zijn verzameld. Juist omdat men pas sinds kort met de bestrijding bezig is. Alles is er nog op gericht, achter de oorzaken van de ziekte te komen. Dat vergt onderzoek en research, over vele jaren. Dat kost kapitalen. De overheid levert slechts een geringe bijdrage. In 1968 was dat 2,9 percent van het totale budget. Dat wordt wat meer, nu het rijk ook het honorarium gaat subsidi ëren van onze eerste medicus in vaste dienst, dokter W. Gramsbergen. Dezer dagen zal hij, als alles goed gaat, in dienst treden". DE VERENIGING van de heer San tema telt ca. 25.000 leden. Een betrek kelijk gering aantal voor een land als Nederland? „Dat komt niet alleen, doordat we een vrij jonge vereniging zijn, maar ook omdat de bevolking op den duur wel eens genoeg krijgt van al die liefdadigheid. Er is een moment dat het verzadigingspunt is bereikt Dan kom je niet verder. Ook al doe je met ledenwerfacties nog zo je best". ,,DE VRAAG is dan ook: moet die particuliere inbreng blijven zoals die is met collectes en allerhande andere ac tiviteiten? Of moeten de kosten van dit werk op een andere wijze worden ge dekt, bijv. met overheidsgeld of door de ziekenfondsen? Een gezonde situatie is het beslist niet, dat je volledig afhan kelijk bent van wat „men" ervoor over heeft. Dat betekent dat je soms allerlei belangrijke orojecten moet laten liggen, omdat je ze niet kunt financieren. Op den duur zal ook de astmabestrijding wel uit de ziekenfonds-voorzieningen betaald moeten worden. Een landelijke commissie beziet de mogelijkheden daartoe. Maar gemakkelijk is het niet. Want dat zou betekenen premieverho gingen, .net alle gevolgen van dien. Lo gisch is be' wel, dat de ziekenfondsen ermee te maken krijgen; die hebben tenslotte uelang hij een goede preven tieve gezondheidszorg op een zo breed mogelijk vlak Ook hart- en nierziekten zullen daar te zijner tijd toe moeten behoren. En nan natuurlijk de noodzaak van een goede nazorgdienst via de zie kenhuizen. Er is nog zo ontzettend veel te doen".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 31