MADRAS
metropool der
miserabelen
s
Schimmenlegioen van tienduizenden
politieke paria's teert weg in
stinkende huttengetto's
mmÊÊÊSÊ
1
19
Mensen in Nood"
start hulpactie
ZATERDAG 13 JUNI 1970
Erbij
!li" - "■i'*S5»Ü
4
(Van onze correspondent)
MADRAS Tegen het vallen van de avond, als de
temperatuur tergend-traag naai 36, 35, 34 graden terug-
kruipt, is de stank op zijn hevigst in Madras, de grootste
etterende zweer op het omvangrijke lichaam van moe
der India. Een stank, die zich niet laat beschrijven noch
verdragen, die je op de hoeken van de zanderige straten
de adem afsnijdt, die misselijk maakt en wanhopig. De
walm van de armoede, verwekt door het vuil en het
stof, de winkeltjes en de kookpotten, de uitwerpselen
van de koeien en de geiten en de menselijke faecaliën
in de uitgestrekte sloppen var het noordelijk stadsdeel,
waar de ene krottenwijk zich aan de andere vastklampt
en de grauwe huttennederzettingen als korstmos voort
woekeren op de afgegraasde vaalten en langs de modde
rige kanalen.
Huttenkolonies
Discriminatie
illiiinwÈtÊÊÊÊÈÊM
Exodus
Begin is er
I. ...<r
Stortregen
NIEMAND KAN zeggen hoeveel van
de drie miljoen inwoners van Madras
in het door koeltorens en fabrieks
schoorstenen gemarkeerde noorden
van de hand in de tand leven. Nie
mand durft er trouwens een eed op te
zweren, dat het er geen vier miljoen
zijn. Het enige waaraan men niet hoeft
te twijfelen is, dat een kwart in de
meest abominabele omstandigheden
verkeert, dat is ongeveer de gehele
bevolking van Amsterdam.
VOORAL IN DE vroege ochtend en
de late middag krijg je wel de indruk,
dat zij alle drie of vier miljoen tege
lijk op straat zijn, waar het lopen
moeilijk is met al die moeders, die hun
te talrijk kroost met het water uit de
corporation-kranen wassen, de koop
lui met hun handeltjes, de met stenen
in het stof spelende naakte peuters,
de lang uitgestrekte ouden van dagen,
de bedelende lompenkindertjes. Het
rijden is er overigens nog moeilijker
en zeker niet alleen vanwege de kui
len en de koeien, de rammelende bus
sen en onafgebroken toeterende
vrachtauto's, de osse- en koeliekarren.
Elke morgen tornde ik op tegen de
exodus van werkers en van werklozen,
die in de haven of in de stad een paar
rupees hoopten te verdienen, zodat die
dag tenminste weer één keer de ma
gen konden worden gevuld. Velen van
hen hadden op Basin Bridge, de brug
der zuchten over het vervuilde Bu
ckingham Canal, a] een hele sjouw
achter de hielen, die begonnen was in
Vyasarpadi. Daar, aan de rafelige
stadszoom, waar eens het tere groen
van de paddi de rijstveldmozaïekcn
inkleurde en de lange, lange asfalt-
baan naar Calcutta haar bochten be
gint, leven de laatste jaren zo'n 17.000
mannen vrouwen en vooral kinderen
onder de meest erbarmelijke om
standigheden in twee uitgestrekte hut
tenkolonies, waar men ontdekt dat het
altijd nog erger kan. Zonder drinkwa
ter, zonder riolering, zonder verlich
ting, zonder goed begaanbare wegen
en paden, zonder voldoende toiletgele
genheid en wat 60 percent van de man
nen betreft ook zonder werk, leiden
hier in Sastri Nagar en Bakthavat-
salam Colony enkele duizenden gezin
nen een mensonwaardig bestaan onder
het straks in de regentijd weer nut
teloze palmbladerendak van hun
bamboehutten.
HET MEEST tragische is, dat deze
gezinnen het in 't algemeen anders ge
wend zijn geweest. Want in beide „ko
lonies" en op diverse andere plaatsen,
vooral in het zuiden, waaraan zij van
wege hun taal (Tamil) de voorkeur ga
ven, streken de „Burmese repatria
tes" neer. Officieel: gerepatrieerden,
uit vrije wil naar het onbekende moe
derland India gereisd. Maar in feite
vluchtelingen, wier ouders of voor
ouders zich tijdens ht1 Brits bestuur in
Birma vestigden, daar (gewoonlijk
goed) boerden, handel dreven, winkels
openden, klerk werden en in wier voet
spoor zij traden. Mensen uit alle lagen
van de Birmaanse samenleving, die
daar toch altijd wel min of meer naast
bleven staan, zichzelf met hun taal en
gewoonten isolerend anderzijds mei
animositeit, afgunst wantrouwen beke
ken. „Wij waren de 'ula's de mensen
die over het water waren gekomen
en gaandeweg werd dat een scheld
woord", aldus J Joseph, het dorps
hoofd van Sastri Nagar. Het bleef niet
bij schelden. Na de militaire staats
greep van generaal Ne Win in 1962, die
nadien op grootscheepse wijze aan het
nationaliseren sloeg, werd het leven
voor de Indiërs in Birma, vooral voor
het overgrote deel, dat niet als Bir-
de Naties zich het hoofd niet behoe
ven te breken
Voor de honderdduizenden, die moe
ten zien een nieuw bestaan op te bou
wen in een land, waar de huisves
ting- en werkgelegenheidsvraagstuk
ken zonder deze extra bevolkingsaan
was al groot genoeg zijn, is het een
schrale troost. Berooid kwamen zij in
- k-
- i
Dit gebouw met veertien toiletten in de grootste vluchtelingenconcentratie
van Madras, Vyasarpadi, werd betaald door Frans Schlooz en is bedoeld
voor duizenden mensen
maan stond ingeschreven, voortdurend
moeilijker. De discriminatie, in econo
misch en sociaal opzicht, werd steeds
groter, velen raakten hun baan of op
zijn minst hun promotiekans, hun win
kels, hun firma's kwijt. Hun talen moch
ten niet meer worden geleerd in de
ook al genaaste privéscholen, bij de
distributie (alles kwam op de bon)
werden zij achtergesteld. „Zelfs kregen
we in de bussen geen zitplaats meer",
herinnert zich Joseph, die bankbedien
de in Rangoon is geweest en in 1965 het
land verliet. „India was vreemd voor
mij, maar ik was hier direct thuis. In
Birma, waar ik ben geboren, voelde ik
me als ik over straat liep altijd een
vreemdeling".
Zoals hij hebben sedert 1964, toen
een „rèpatriëringsregeling" van kracht
werd, al 250.000 Indiërs Birma met
achterlating van nagenoeg al hun be
zittingen verlaten. 120 schepen brach
ten hen in Madras en Vizagpatinam
op vreemde, niettemin vaderlandse
bodem. En volgens de verwachtingen
zullen de eerstkomende jaren, afhan
kelijk van de scheepsruimte, die de
regering in New Delhi beschikbaar
kan stellen, nog een half miljoen vol
gen. Een geweldige vluchtelingenstroom
dus die merkwaardig genoeg buiten het
blikveld van de rest van de wereld
is gebleven. Daar is nauwelijks iets
bekend van deze- massale repatrië
ring, dit menselijk drama in zovele be
drijven en met zo'n kwalijk decor.
Een verbazingwekkend aspect. De eni
ge verklaring kan zijn, dat India er
uit politieke overwegingen men
blijft kennelijk graag op goede voet
met Birma geen belang in ziet, de
werkelijke achtergronden van de ge
zamenlijke overeenkomst in het volle
licht te stellen. Althans één vluchte
lingenprobleem, waarover de Verenig-
India aan (dorpshoofd Vasan van Bak-
thavasalam: „Zelfs m'n kostbare hor
loge werd me afgepakt", collega Jo
seph: „van m'n twee vulpennen mocht
ik er een houden"). En als zij er al
in slaagden na de 42 dagen in het op
vangkamp werk te vinden, dan moest
bijna altijd met veel minder genoegen
worden genomen dan in Birma ver
diend was. De helpende hand, die de
Indiase autoriteiten uitstaken, beefde
te veel om werkelijk tot steun te zijn
Inmiddels zijn de omstandigheden wel
verbeterd, zowel wat de opvangtijd
als de nazorg betreft. Maar hoe kun
je nu b.v. gebruik maken van de mo
gelijkheid, geld voor een huis te le
nen als je met je loon net precies in
leven kunt blijven en dus geen schul
den kan aflossen of op de charitas
bent aangewezen?
DIE CHARITAS kreeg begin 1965
voor de „Burma repats", zoals de
vluchtelingen worden genoemd, het
eerst fors gestalte in de baar
dige Italiaanse Pater Mantovani, een
enige jaren later overleden formidabe
le figuur, die voordien al dichtbij
Vyasarpadi het Beatitudes Sociaal Cen
trum had gesticht.
Deze man met een groot hart en niet
minder groot „showmanship", die let
terlijk stervenden van de straat opraap
te, het eerste melaatsenkamp van India
inrichtte, hielp waar hij maar kon hel
pen, maar ook in barokke beke
ringsijver? zijn kerk aan Broadway
veel te overdadig en weelderig met
marmer uit Italië liet inrichten, trok
zich op zijn eigen doortastende wijze '1
lot aan van de over Madras en de
omgeving van de miljoenenstad uit
zwermende Birmaanse vluchtelingen.
Hij stimuleerde de vestiging van ve
len van hen dicht bij zijn Beatitudes-
kamp, waar zij gratis maaltijden en
medische verzorging, hun kinderen
onderwijs, kleding en voedsel kon
den krijgen. Dit sociaal werk is sinds
dien steeds verder uitgebouwd en wordt
sedert Mantovani's dood geleid door
de niet minder geziene Nederlandse
Pater Frans Schlooz een altijd maar
doorstomende, opgeruimde Salesiaan
uit Venlo, die in de jeugdige India
se priester Father John een flegma
tieke secondant bezit.
Wijlen premier Nehru heeft het be
staan om Madras een van India's
mooiste steden te noemen. Misschien
beperkte zijn bezoek zich tot het on
eindige Marina-strand, waar de Golf
van Bengalen behalve haar rollers
ook wat koelte aandraagt, en tot de
goed geasfalteerde laantjes in zuid,
waar de ministers, industriëlen, film
sterren en heilige koeien het rijk .al
leen hebben. En misschien was Ma
dras in die tijd ook nog mooi, moes
ten het verval en de vervuiling nog
beginnen. In elk geval zal toen Vya
sarpadi er hebben uitgezien zoals nu
de toeristenplattegronden nog steeds
suggereren, een groot grillig azuren
meer met een lieflijke entourage van
rijstvelden, palmen, papajabomen en
bananeplanten. In 1965 was daar al
niets meer van over, stonden de kokos
palmen in een zandvlakte geprikt,
was het meer drooggevallen. In dit
desolate decor verrezen op de 13e ja
nuari van dat jaar de eerste honderd
hutten. Een dag later al in aantal ver
dubbeld, pater Mantovani besteedde
15.000 rupees aan het materiaal, het
transport, de werkkrachten. Daarna
had hij nog heel wat overredings
kracht nodig om de gezinnen de barre
woestenij binnen te krijgen.
Sindsdien is er veel en tegelijk niets
veranderd. De 200 hutten van toen
zijn er inmiddels 2000 geworden niet
meegerekend de reeksen krotten, die
samen een paar honderd hectaren be
slaan. Er klinkt op meer plaatsen de
godsganselijke dag de knarsende
klaagzang van roestige pompen, maar
net als de putten geven zij alleen
maar brak waswater prijs. Het drink
water moet nog altijd kilometers ver
van de weinig gulle Corporation-kraan
worden betrokken en het wordt om
het dure brandhout te besparen
veelal ongekookt gedronken. Dat het
aantal sterfgevallen door cholera e.d.
tot dusver „maar" in de tientallen
loopt, dat nog geen grote epidemieën
zijn uitgebroken, mag een wonder
worden genoemd. Want de bacteriën
kunnen zich hier onbeperkt uitleven-
Drie jaar lang liggen de door de ge
meente aangevoerde rioolbuizen er al
te wachten om ingegraven te worden,
zwarte varkentjes fungeren nu als „af
voer" bij de schaarse latrines, die
hier en daar in een schamel rijtje
Zo wonen en leven bij Madras dui
zenden Birmaanse vluchtelingen
gezinnen De kinderen hebben wei
nis kans op onderwijs, want de
scholen rondom de city zijn over
vol. Bij pater Frans Schlooz konden
er 800 worden geplaatst, terwijl
Schlooz en pater Ignatius samen
nog eens 20 mille neertellen voor
400 kinderen uit sociaal-zwakke of
onvolledige gezinnen, die op kost
scholen onderwijs krijgen om zo
snel mogelijk voor de rest van de
familie te kunnen zorgen.
bij elkaar staan. Vyasarpadi Tank?
Eén grote openlucht-w.c. en kilometers
ver te ruiken Intussen brengt het
stadsbestuur eindelijk een waterleiding
naar de kolonies, maar op z'n vroegst
komt die volgend jaar pas in gebruik.
En hoeveel drinkwater zal er dan uit
zo'n dun buisje voor zoveel mensen sij
pelen? Het zal sjouwen blijven, met
de aarden kruiken, de tinnen potten,
de biscuitblikken bengelend aan een
juk, een paar kilometer heen, een paar
kilometer terug over de nauwelijks be
gaanbare, pokdalige meerbodem vol
diepe kuilen en dwarse kloven. Bin
nenkort, als de regens de kolonies in
een grote modderpoel veranderen,
vormen die gaten als binnenzeetjes
weer een permanent gevaar voor de
kinderen en een uitkomst voor de rat
ten, die snel drinkend een snoeppar
tij tje van het uitgestrooid vergif niet
hoeven te bezuren. Want dat hebben
die slimme bamboeknagers inmiddels
wel geleerd.
De gruwelijkheid van de huttenne
derzettingen kent overigens gradaties.
Een paar redelijke zandwegen door de
dorpjes betekenen al een hele verbe
tering, zoals in de buurt van het boe
rendorp Madavaram is te constateren.
De 39-jarige Indiase pater Ignatius
Dharmakartha heeft hier zo'n 20 Bir
maanse nederzettingen onder zijn hoe
de. Met alle respect en eerbied voor
de manier, waarop pater Schlooz acu
te nood van verschrikkelijke omvang
lenigt, geeft hij toch een andere aan
pak de voorkeur en laat zijn vluchte
lingen voor 't overgrote deel óók zon
der inkomen werken voor de kost:
„food for work"-projecten, die wegen in
de eerste plaats.
Een pragmatische man, deze donke
re Franciscaan in wapperend wit, die
zich voortbeweegt in een amechtige,
stomende en kreunende Morris, bouw
jaar 1949 en wiens energie omgekeerd
evenredig is aan het vermogen van
dat oude beestje. Er van uitgaand
dat je met het werkprobleem ook het
Vf \-
«U.
„EEN DAK boven hun hoofd" heet
de dinsdag 16 juni beginnende actie,
waarmee de stichting „Mensen in
Nood" een beroep doet op het Neder
landse volk om mee te helpen aan de
verbetering van de verschrikkelijke
omstandigheden, waaronder de tien
duizenden tot dusver volkomen aan
de aandacht van de wereld ontsnap
te Birmaanse vluchtelingen in Ma
dras en omgeving (Zuid-India) moe
ten leven. Voor deze hulp koos men
twee projecten in de gebieden, waar
respectievelijk een Nederlandse en
een 'ndiase pater voor deze Birma-
nen van (ndiase afkomst hindoes,
katholieken en moslims werken.
Het gaat concreet om woningen en
kleine fabriekjes, die gemiddeld
2500 per stuk kosten als zjj op door
de regering beschikbaar gestelde
grond kunnen verrijzen en drie mille,
wanneer bouwterrein moet worden
gekocht of in optie verkregen. Op
elke 20 woningen zal één fabriekje
of werkplaats komen, waarbij wordt
gedacht aan de produktie van lichte
artikelen om de transportkosten zo
laag mogelijk te houden en aan wer
ken in coöperatief verband De dorp
jes, die aldus ontstaan en speciaal
zijn bedoeld voor de gezinnen die
geen of nauwelijks inkomen hebben
en daarom niet in aanmerking ko
men voor een lening van de staat,
zullen ongeveer 300 families tellen.
Het huis wordt hun eigendom, maar
het geïnvesteerde kapitaal wordt be
schouwd als een lening De aflossing
geschiedt door inhouding van loon.
Zo is de coöperatie in staat, uit de
vrijkomende gelden collectieve voor
zieningen te realiseren. Voorlopig wil
„Mensen in Nood" honderd gezinnen
op deze manier aan betere huisves
ting en vaste werkgelegenheid hel
pen. Overtreft de actie het benodig
de bedrag, dan worden plannen voor
meer dorpen verwezenlijkt. Een van
onze medewerkers reisde naar Zuid-
India om de situatie van nabij te
bekijken. In dit artikel geeft hij zijn
indrukken we-r.
In een enkel geval kunnen dank zij buitenlandse hulp en steun van de Indiase
regering al bouwplannen worden gerealiseerd, zoals hier in Gummidipundi, be
noorden Madras. Dit zal op groter schaal mogelijk u orden bij het welslagen van
de actie die „Mensen in Nood" nu ontketent.
voedselprobleem hebt opgelost, ont
wikkelde hij een methode, waarvan
de eerste fase is direct hulp te bie
den met huttenbouw. onderwijs en het
verzekeren van zoveel mogelijk ar
beidsplaatsen in nabije industrie (600
tot 700 mannen en vrouwen vonden zo
vrij vlug werk), daarna rehabilitatie
en integratie van de vluchtelingen in
de Indiase samenleving, dus, al dan
niet met financiële hulp van de over
heid, de bouw van permanente wo
ningen, liefst in bestaande woonge-
meenschanpen en met eigen handen,
de stichting van kleine ondernemin
gen en industrietjes, als het kan op
coöperatieve basis. Het aarzelend be
gin is er: een naaiatelier, een var
kensfokkerij en -slachterij, een be
drijfje voor verpakkingsmateriaal.
Met als principe, dat er geen naald
wordt gestoken, geen spijker gesla
gen, geen varken gekeeld voordat er
opdrachten binnen zijn. En als stre
ven zo gauw mogelijk de zaak door
de betrokkenen zelf te laten runnen.
Het hele systeem lijkt goed in elkaar
te zitten. Of het ook werkt zal nu moe
ten blijken.
Pater Ignatius, die plannen voor de
bouw van 500 woningen klaar heeft lig
gen, nam me mee naar Gummidipun
di, 45 km benoorden Madras, waar in
een krans van rijstvelden met steun
van onder andere Werkgroep 2000 in
Amersfoort en de Indiase overheid
een „modeldorp" overeind komt. Sim
pele stenen optrekjes, door de toe
komstige bewoners zelf (eten voor
werk) opgetrokken, een paradijsje na
de hel van Vyasarpadi. „Model" zal
het overigens pas werkelijk zijn als
het dorp op het daarvoor gereserveer
de terrein zijn industrie heeft gekre
gen, waar de vluchtelingen werkgele
genheid vinden. Maar ook dat komt
voor elkaar.
Er zullen echter vele Gummidipnn-
di's moeten volgen wil men het ont
stellende vluchtelingenprobleem al
thans ten dele de baas worden. Daar
om is het te wensen, dat de actie
„Een dak boven hun hoofd," die
„Mensen in Nood" in ons land en mo
gelijk ook daarbuiten ontketent, een
stortregen veroorzaakt op de gloeien
de plaat van misère in Madras Dan
zal men in 't vervolg, informerend bij
de „Birmanen" wat zij van hun toe
komst verwachten hopelijk niet meer
zo vaak het stereotiepe antwoord krij
gen: „Bhagwan Jane": dat mag God
weten!