Poëzie van Clavin en Insingel ONGENAAKBAAR A VANTGARDIST een opzettelijke amateurfilmer Litteraire Kanttekeningen ZATERDAG 20 JUNI 1970 Erbij 14 (Van onze correspondent) NEW YORK Het filmverhuurbedrijf Amstelfilm is bezig enige films van de avant-garde kunstenaar Andy Warhol naai Nederland te krijgen. Dat kost veel moeite, want Warhol is een moeilijk benaderbaar persoon. Een enkele film van zijn hand is al in ons land te zien geweest, maar alleen in voorstellingen van filmliga's. Enige Warhol-films zouden in het Holland Festival te zien zijn, maar een duidelijke afspraak met Warhol bleek men niet te kunnen maken. De ruimte Gedichten voor de volgende aflevering van „Dichterbij" kunnen worden gezonden aan: Kunstredaktie Haarlems Dagblad, Grote Houtstraat 93, Haarlem (met vermelding van naam, adres en leeftijd). t Bij eerste lezing schijnt';,Onderweg" van Pjotr van der Reep moeilijk toegankelijk te zijn. Bij nader inzien vonden wij de funkti- onele titel, het originele vergelijkingsmateriaal en een konsekwent gebruik daarvan bijzondere kwaliteiten van dit gedicht. HET GEDICHT „De laatste trein" heeft bij ons enkele vragen op geroepen, doordat wij de tekst als niet geheel sluitend hebben er varen. Als geheel vonden wij het wat onsamenhangend; sommige regels komen apart veel beter tot hun recht. EEN BESCHEIDEN taalgebruik kan zich goed lenen voor het beschrijven van relaties met anderen. Ida Goedhart heeft hiervan in haar gedichten gebruik gemaakt. Mede door een onbevangen woordkeus krijgen die gedichten een open karakter. ANDY WARHOL ANDY WARHOL is in Europa tot nog toe meer bekend als de schilder van het Campbeel soepblik (dat on langs voor 60.000 gulden werd ver kocht het hoogste bedrag ooit in Amerika voor het werk van een le vende schilder betaald). Warhol's films worden tot de „underground" van de Amerikaanse filmindustrie ge rekend. Warhol (van Tsjechoslowaakse af komst) heeft een ongenaakbare repu tatie, en er is in Amerika inderdaad geen enkele nationaal bekende kunste naar (met de mogelijke uitzondering van J. D. Salinger, de schrijver van „Catcher in the rye"), over wie tij dens diens leven zoveel mythevor ming heeft plaatsgevonden. Warhol wordt in deze mythes voorgesteld als een lugubere jongeman, die een ge heimzinnige en perverse invloed uit oefent op zijn medewerkers. Kleine feiten hebben meegeholpen deze mythe te bevestigen. Enkele ja ren geleden zou Warhol een lezing houden aan een universiteit in het Middenwesten, maar tijdens de lezing bleek het niet Warhol te zijn die de studenten toesprak, maar iemand die hij in zijn plaats had gestuurd Onge veer twee jaar geleden kwam hij op nieuw in het nieuws, toen hij op de stoep van zijn werkgebouw in New York werd neergeschoten door een meisje dat een van zijn „super-ster ren" was geweest. Warhol lag maan denlang in een ziekenhuis, en het meis je werd opgesloten in een krankzinni gengesticht. In haar flat werden pam fletten gevonden t egen het onrecht van een door mannen overheerste maatschappij. Ze was lid van de „So ciety for Cutting Up Men" (SCUM). DE MYTHEVORMING werd verder versterkt door het feit, dat Warhol zel den buitenstaanders ontvangt, en nooit te zien is in de waterplaatsen van de hele en halve beroemdheden, die de Amerikaanse society bevolken. Daar bij kwamen dan nog zijn „vreemde" films, zijn Campbell Soepblik (wie schildert er in vredesnaam een soep blik?), en het boek dat uit niets an ders bestond dan de gedrukte, letter lijke tekst van alles wat er geduren de één dag in zijn werkgebouw. de „fabriek", door wie dan ook werd ge zegd. „The factory" (de fabriek) is een grote, ruime zolder die aan de voor zijde uitkijkt op Unionsquare in New York. Wie op de derde etage uit de lift stapt, stapt zijn spiegelbeeld tege moet in een holle spiegel, die de hele wand van de kleine hal beslaat. Ach ter de toegangsdeur (overdag be waakt door een informele secretares se) dreigt men aangevallen te wor den door een levensgrote, opgezette, zwart-witte hond. Het .kantoor" be staat uit twee doorzichtige grote plas tic tafels, daar achter witgeverfde rie ten tuinstoelen, ruimtelijk geplaatst aan de voorzijde van de zolder. Er saat ook nog een cactus in een grote pot, en dat is alles. De achterzijde van de zolder is af geschermd door gordijnen. Daarach ter is een schemerige ruimte die het midden houdt tussen een sinds lang verlaten salon uit de 19e eeuw, en de geheime zolder van een kasteel in En geland. Er staan comfortabele, sjiek- onsjieke banken, drie levensgrote fles sen met kristalhelder water, antieke kastjes op een rij langs de muur, een paar fauteuils en de achterafscheiding wordt gevormd door een projectie scherm van bioscoopformaat. Het is de plaats waar de films worden bekeken. ANDY WARHOL, omstreeks 40 jaar, maakt de indruk van iemand die van af zijn geboorte binnenskamers is ge bleven. Hij heeft as kleurig haar, een spierwit gezicht met donkerbruine kleine wenkbrauwen en donkerbruine ogen. Af en toe draagt hij een bril. Maar altijd is hij vergezeld van een bandopname-apparaat in een zwart koffertje. Hij draagt oude kleren en open conventionele overhemden zon der das. Een gesprek met hem is niet ongelijk aan een conversatie met een gekwelde ledepop die spreken heeft geleerd. Om te beginnen praat hij zacht, met slikbewegingen die suggereren dat ie der woord operatief wordt prijsgege ven. Zijn antwoorden zijn dan ook be perkt tot ja's en nee's, en vaak vraagt hij anderen wat zij van de gestelde vragen vinden. Maar ontwrichtender dan dat alles (vooral voor de aan vra gen stellen gewende verslaggever) is de microfoon die Warhol tijdens het gesprek voortdurend ophoudt. Waarom? „Iedereen zou eigenlijk al les moeten opnemen. Iedereen zou een microfoon onder zijn eettafel moeten :v.V:' -X - moeten aanbrengen. Gewone gesprek ken zijn de interessante gesprekken". Wat doet hij met de bandopname? „Die worden in een doos gegooid We luisteren er eigenlijk nooit naar. Ze zouden natuurlijk overgetikt moeten worden, maar dat is veel te veel werk". Is hij, omdat hij alles wil vastleg gen, ook iemand die alles bewaart? (Verlegen nadenken) „Nee, dat is een interessante gedachte". Vindt hij pra ten moeilijk, pijnlijk? (aarzeling) „Ik heb eigenlijk niks te zeggen, schrijf maar op wat je wil". Waarom schilderde hij een soepblik, andere voorwerpen, bij wijze van pa rodie? „Ik geloof niet in voorwerpen. Ze nemen te veel plaats in. Vind je zo'n bijna lege zolder niet prettig?" Ook als de telefoon gaat en hij die beantwoordt, blijft hij de microfoon ophouden. Hoe ben je met filmen begonnen? „Ik was naar Hollywood gegaan. We kochten wat goedkope apparatuur en zijn gewoon begonnen". Waarom ma ken je films zo'n ruwe, onafgewerkte indruk? „We hadden geen verstand van filmen, daarom besloten we met opzet alle fouten te maken, die er met filmen te maken zijn. Dat was makke lijker en goedkoper", EEN WARHOL-FILM heeft iets ge meen met een produktie van de en thousiaste amateur-cineast die, gewa pend met een in de avonduren ge schreven scenario, in het weekeinde de buren optrommelt voor hoofd- en bijrollen, zijn achtertuin als decor ge bruikt en dan de helft van zijn film moet weggooien wegens onderbelich ting. De vergelijking is echter mis leidend. Het is een feit dat Warhol geen scenario's gebruikt en dat hij zijn „acteurs" laat doen, wat zij wil len doen. Het is ook een feit dat de afwerking van zijn film de te goeder naam en faam bekende Hollywood- studio's van ontzetting doet verste nen: overbelichte beelden, zichtbare Andy Warhol aan zijn bureau in De Fabriek. Achter hem drie van zijn super-stars, van wie de meest rechtse de superster werd in „Lions Love" van Agnes Varda. montage, slecht en ongesynchroni- seerd geluid, dialogen zonder begin of eind. Maar het verschil met de zon dagsamateur is, dat Warhol het zo wil en dat de amateur er slapeloze nachten over heeft. DE TYPISCHE reactie van de Hol- lywood-gelovigen is: Warhol verna- chelt ons, maar waarom? Nee, War hol vernachelt niemand. Zijn films be tekenen een doorbraak in de karika turaal geworden Hollywood-opvatting over wat een film behoort te zijn: glansprodukt, acceptabel voor de aan deelhouders van de filmmatschappij, begrijpelijk voor iedereen, en ge maakt volgens het laatste succes-re cept. Warhol brengt de film echter te rug bij zijn oorsprong, voordat iemand ooit had bedacht dat er miljoenen mee te verdienen waren (die hij dan ook niet verdient). EEN WARHOL-FILM is een visuele poging tot natuurlijkheid, en als zoda nig is het een voorloper, en aanslui ting op, zulke gebeurtenissen als het super-rock-festival „Woodstock" en rock-musicals als „Hair" en „Salva tion", die van de ongedwongenheid een feest maken. Deze natuurlijkheid houdt alles in waar Hollywood zich nooit aan heeft gewaagd: naaktscènes, doelloos gekeuvel, fotografie zoals het uitkomt (die indruk wordt althans ge wekt), en een gegeven zonder inhoud. Een film als „Woodstock" (binnen kort in ons land) is „establishment", oude koek, vergeleken bij een film van Warhol. Warhol gebruikt geen montage-foefjes, geen mooie camera hoeken, geen „artisticiteit". Een War- hol-film is, zoals een ding is: authen tiek, onvervreemdbaar, herkenbaar. ZICHTBARE WOORDKUNST PUUR TOEVAL speelt me vrijwel gelijktijdig twee bundels „konkrete poëzie" in handen: var Hans Clavin onder de titel „Holland Var. 969" (uitgave D* Tafelronde, Antwerpen; ook verkrijgbaar aan zijn huisadres Dennekoplaan 11, IJmuiden) en "ar Ma-1 Insingel als cyclus Hie hij niet zonder toe speling waarschijnlijk op de geestelijke bloedverwantschap van zijn poëtische expressievormen „Perpetuum Mobile" (serie De Ceder, J. M. Meulenhoff) noemde. Beide dichters willen best weten en daarin kan men gerust een bewijs zien van hun eerlijkheid en oorspronkelijkheid waar ze vandaan komen. Ze behoren in de poëzie niet tot degenen die geen vaders willen hebben. Ze stammen af van Dada, de (voor mij althans) nog altijd geweldige, voortgaande en daarom boeiende kunstrevolutie uit de periode van de eerste wereld oorlog, een doorbraak die in het Nederlandse taalgebied toen alleen een creatieve weerklank vond bij Paul van Ostaijen, de „De Stijl"-mannen Theo van Doesburg (I. K. Bonset) en Antony Kok, en fragmentarisch bij de schilder-dichter Nicolaas Werk man, „de drukker van het paradijs". ZELFS litterair-geïnteresseerden weten van die explosieve en expansie ve voorgeschiedenis niet zoveel. Ze zouden om dicht bij huis te blijven toch eens de fotocopische herdruk van „De Stijl" (Bert Bakker, Den Haag), de studie van Hans van Stra ten over Werkman (J. M. Meulen hoff), de in boekvorm verschenen dis sertatie van Dr. H. L. C. Jaffé, „De Stijl", 1917-1931" en de door Arthur Lehning en Jurrian Schrofer samen gestelde keuze uit de internationale revue i 10 („Avant-garde tussen de twee wereldoorlogen" Bert Bakker, Den Haag) moeten raadplegen. En Hans Clavin met een brok concrete poëzie op de arm. als ze dan de smaak ervan gekregen hebben kunnen ze teruggrijpen naar de pur sang Dadaïsten van vroeger, die de Kunst (met heilige hoofdletter) voor dood verklaarden en daarna zich zelf. Ze wilden geen dogma worden, ze wilden beweging, ontwenning, vrij making en trokken daaruit de enig mogelijke konsekwentie: het dadaïs me is dood. Maar ondergronds leefde Dada verder, ging zijn vemieuwings- kracht voort: in een van zijn monta- ge-typogrammen (Radadar) laat Hans Clavin de getuigen ervan alfabetisch de revue passeren: van Aragon tot Tzara. VAN DAAR AF is de lijn vrij nauw keurig te volgen. De namen wisselden: lettrisme, fonetische poëzie, calligrafi- sche, visuele, concrete, cybernetische, fonische, spatialistische, dactvlografi- sche poëzie, al naar gelang bij al deze zicht- en hoorbare experimentele vor men het accent werd gelegd op het ene of het andere expressie-aspect. Ze lopen trouwens in elkaar over. om dat ze één element gemeen hebben: de ruimte. Ze maken het woord vrij van het zinsgelid, vrij van zijn poëti sche patina, zijn confectiebeffrip, zijn inhoudsverstarring: „libérer les mots" aldus de werkformule van Pierre Gar- nier, een der Franse voormannen van de visuele poëzie. Zet de kooien open, laat de woorden vrij gaan, laat ze dis ponibel zijn voor het leven, geef hun een vrije speelruimte, laat ze zich in klanken ontbinden tot hun oorspronke lijke onmiddellijkheid. Het is duidelijk hoe sterk de drang, de levensbehoef te is om aan de dodelijke conventie- dwang te ontkomen, om het taalmate riaal, alles lus. wat klinkt en mee klinkt, klakt en smakt, sist er slist, lalt en schalt te verkennen, opnieuw te herkennen, ermee composities te bou wen en zó spelend iets mee te delen voor horen en zien. ER ZIT IN de mathematisch-gecon- strueerde typogrammen, scriptogram- men, figurenstructuren of hoe men deze composities noemen wil met hun lettergroeperingen, lineaire ritmiek, klankcombinaties, letterverspringin- gen, woordspelingen, zwart-wit ver houdingen, een behoorlijk spelelement. „Ludiek" heet dat als alweer bedui- melde slogan, maar het is in deze „ob jectieve" poëzie toch nog iets anders: namelijk verkwikkend, boeiend, ver rassend, creatief onverwacht, zoals het spel van het nog onbevangen kind. En óók is er de welbewuste onwil om dat kind te laten overrompelen door de oprukkende robot die van alles kan, maar zo bitter weinig meer is, niet veel meer tenminste dan een instru ment van de technocratie Men wil dat vaak niet zo graag horen, maar het „kind", onafhankelijk van zijp leeftijd, is en blijft ds natuurlijke vijand van de gevestigde burger, die in de verstikking van de schijnwaarden der „establish ment" zo jammerlijk het spelen het tot niets-verplichtende blij-vrije verruk kelijke -spelen verleerd heeft en zich verkreukelt in de bloedige ernst. OOK SPEL IS, zolang het geboeid bedreven wordt, ernst, maar van een vrijblijvende lichtheid, die iets met ademen, met onvertroebeldheid en in nerlijke vrijheid te maken heeft. Hans Clavin draagt zijn bundel op aan „mister paradise", aan degeen die hij kan zijn zolang hij doende is met vor men- en klankenspel. Hij heeft geen behoefte aan een theorie, een pro gram. Hij luistert, hij ziet, hij bouwt, en wat daaruit te voorschijn komt, zal door een oppervlakkige beschou wer wel voor grappenmakerij of voor „vieux jeu" worden gehouden, maar ik lees het zoals men een partituur kan lezen, een notenschrift, een ru nenschrift, waarin men mee-fantase- rend en mee-combinerend van allerlei ontdekken kan. Paul de Vree, zijn Vlaamse inleider, die evenals Frans Vanderlinde in Holland, van nature vertrouwd is met deze ruimtelijke poëzie en er een bloemlezing van sa menstelde, verklaart een zwak te heb ben voor Clavins „love-tematiek". In een charmant gestileerd typogram laat hij dat spontane levensgevoel be wegen op het motief: „All you need is love" alles wat de mens nodig heeft is liefde. Dat léést de ware le zer niet alleen, hij ziet het, hij hoort het, want deze poëzie appelleert aan alle zintuigen tegelijk, buiten alle op zettelijke begripsvorming om. Maar hij duidt ook op iets: als hij in een „One mistake" getiteld ruitvormig ty pogram volstaat met een visueel-audi- tieve herhaling „man ape" (mens aap), als hij in een kubustypsel tien maal (met een interlinie) „day after day after" laat opeenvolgen, dan maakt hij een ding-gedicht waarmee men eigenlijk in alle talen van de we reld kan spreken. Niet alles is in deze bundel voor mij even doeltreffend, al licht niet. Iedere „lezer" heeft nu een maal een blinde vlek. Maar ik wens velen dezelfde vreugde toe die ik aan Clavins konkrete poëzie heb beleefd. En dat is niet weinig. DE COMPOSITIEVORM van Mark Insingel is wat strakker, maar niet minder verrassend. Bij voorkeur dicht hij met verschillende woordenreeksen straalsgewijs, in radkrans zou men kunnen zeggen: radiaal dus zoals wet matig geordende zonlichtbundels. Dat geeft aan zijn gedicht een meeslepen de dynamiek van zinvarianten: sters- gewijs wentelen man, vrouw, woord en wachten om elkaar heen, dóór elkaar heen, evenals in een ander „radiaal" essentiële gewaarwordingen als begin, einde, angst, hoop, verandering, ele mentaire levensgevoelens, die in de ONDERWEG parallel aan andere wielen rol ik een vlakte een monotone gang met negen spaken bij ons verschil m struktuur wuiven wij beleefd een herkenningsteken wiel zijn gemeen hebben onder spaken achter mij tel ik tot negen en ontdek een duplikaat ik wacht op zijn nadering tot assen in elkaar klemmen en samen rollen wij een vlakte en wuiven beleefd PJOTR VAN DER REEP De laatste trein stoof daverend naar voren; wij konden eindelijk weg. Wij konden gaan. We keken al te lang elkander aan maar zeiden niets. Wij wilden niets meer horen. Toen hield hij hijgend stil, en spoog zijn stoom vet en vies stinkend over onze hoofden als hoonde hij ons, daar wij geloofden dat we ontsnappen konden aan de kwade droom. Maar niemand was m staat een deur te ontsluiten, ook onze leider niet, profeten, heiligen, wijzen: de laatste trein vertrok, niemand kon reizen, en in de verte hoorden wij sarcastisch fluiten. Daar stonden wij, verlaten en geslagen, van onmacht huilend op een koud perron. En achter ons, zo scherp als het maar kon, scheurde en brak de broze horizon. RUDOLF VAN LING even maar was ik de regen en liet ik mijn sherry staan even was ik de zee en had ik geen gedichten meer nodig even was ik de zon en kón iedereen van mij verwachten dat ik bleef stralen even was ik een roos die een mens aan een mens gaf en nog nooit was ik zo diep mens geweest nog nooit had ik zo geleefd ik word vuurwerk als een oude onbekende me groet ik word een kleine tevreden god als ik zie hoeveel mensen van elkaar houden alsof dat in mijn hand lag maar vaker nog word ik een huilend kind als ik zie dat mensen geen mensen meer zijn vandaag was de laatste dag van mijn leven ik heb er niet om gehuild ik lachte niet meer ik vertelde het de anderen niet maar staarde voor me uit en was stil wat is er toch met jou? ach niets noem dat maar niets de laatste dag van je leven ik heb hem niet eens geleefd ja ook ik ben een god in het diepst van mijn gedachten waarom ik? het doet pijn om god te zijn en te beseffen dat ik dit alles heb geschapen en dat ik het nooit meer overnieuw kan doen IDA GOEDHART traditionele poëzi» vaak overtroefd werden door de verheven woorden praal. In andere gedichten doet het zwart-wit van het gevarieerde letterty pe lineair het expressieve werk. Ook typrogrammen worden nauwgezet ge formeerd om een kernbesef te ver zichtbaren. Zo wordt uit louter „ik"- typsels een naar voren springend MEN gemaakt, waarbij de kijk-lezer denken, voelen, ervaren kan wat hem past, maar door het druksel gedrukt wordt op een dagelijks indringender gewaar wording. Zeg zo weinig mogelijk, gebruik een minimum aan woorden, lèèt ze hoe dan ook spreken en bal in het allernood zakelijkste een maximum aan expres siekracht samen dat is, in het kort samengevat, misschien het meest ei genlijke van deze object-poëzie, waar voor degenen die ontvankelijk zijn voor de abstracte beeldende kunst en de ato nale moderne muziek wellicht de beste lezers zullen zijn. Wie weet zijn er rasechte jazz-luisteraars voor nodig. OF AL DEZE vormen van woord en taalexperiment nu wél of geen poë zie, wel of geen kunst zijn, is een vraag die in de fase van ontwikkeling, die in de wervelwind van universele verandering alle litteraire genres, alle kunstvormen doormaken niet relevant. De gestandaardiseerde indelingen wor den teniet gedaan, de grenzen tussen de kunsten gelden niet meer, de ne gen muzen hebben het verder gebracht dan de volkeren: ze gaan een verbond aan, ze ver-enig-en zich. Dat is van ve le jongere kunstenaars de hoogste droom: dat hetgeen ze maken als ex- pressionele totaliteit de totale mens aanspreekt. Nu, men kan zijn doel la ger stellen! Die „alkunst" is als streef - kunst het heerlijkste van alle spelen. En het leven als „hoog spel" is dat niet een voorname gooi naar de bele ving van het eeuwigheidsgevoel. waar in de tijd stilstaat en iets van het won der gebeurt? Ja, zegt een .mister pa radise". C.J.E. DINAUX.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 14