Nederland in verwachting van zijn dertienmiljoenste inwoner Als er niet snel iets gebeurt moeten wij rond het jaar 2000 „om de beurt ademhalen" Geboortenbeperking: een noodzakelijk kwaad ZATERDAG 20 JUNI 1970 Erbij 19 Overpeinzing WIL NEDERLAND niet „dichtgroeien" met mensen, dan moet er snel iets gebeuren. Maar wat? De enige remedie is ge boortenbeperking, op wat voor manier dan ook. Het beleid van de overheid zal daarop gericht moeten zijn. Maar politiek is dat een moeilijk verkoopbare zaak. Daarom draaien de meeste par tijen om dit chapiter heen als een kat om de hete brij. Herverdeling (Van een onzer verslaggevers) DEZER DAGEN zal het aantal inwoners van ons land de dertien mil joen passeren. Althans als wij daarbij de 77.000 buitenlandse werk nemers meetellen, want als geboren en getogen Nederlanders zou den wij pas aan het eind van dit jaar bet dertiende miljoen hebben vol- gemaakt. Wij vermenigvuldigen ons zo traag, vergeleken met het ge boorteniveau van 1903 toen de 12 miljoen werd bereikt dat wij met dit nieuwe miljoen elf maanden later zijn dan men volgens de maat staven van zeven jaar geleden had kunnen verwachten. Zo'n ramp is dat niet, want Nederland raakt toch al benauwend snel vol. Zelfs als de recente daling van het geboortecijfer aanhoudt, zullen wij in het jaar 2000 de achttien miljoen bereiken. Dat betekent: nog meer belasting van het overvolle Westen, maar ook, als het zo blijft gaan als nu, een extra „overloop naar andere delen van het land, die vooral in de provincies Utrecht en Gelderland hard zou kunnen aankomen. DE HISTORISCHE en leefbaarheids aspecten van onze bevolkingsontwikke ling worden belicht in een studie van het Centraal Bureau voor de Statis tiek CBS waarover een artikel is op genomen in het maartnummer van het CBS-maandschrift (voor 3,60 verkrijgbaar bij de Staatsuitgeverij en in de boekhandel). Willen we ons ïand ook voor de toe komst leefbaar houden, dan zullen wij ons terdege bewust moeten zijn van de te verwachten bevolkingsgroei, me nen de van hun eigen cijfers geschrok ken statistici, die bij hun somberheid dan nog niet eens de recente D'66- meningen over weer stijgende geboor tecijfers hebben betrokken. VOLGENS een telling in het jaar 1844 had ons land toen 3 miljoen in woners. Over het derde miljoen had den wij een halve eeuw gedaan. In de 125 jaren die sindsdien zijn verstre ken, heeft de gemiddelde jaarlijkse groei van de bevolking iets boven de één percent gelegen (een percentage dat uiteraard wordt berekend over tel kens gegroeide bevolkingsaantallen). Bij één percent groei hadden wij de 13 miljoen pas in juli 1991 bereikt. Een opmerkelijke tijd van toename was er in de periode 1879-1911 (sterf- tedaling), toen de bevolking tussen de vier en de zes miljoen 1ag. Na 1911 was er een versnelde geboortedaling, waartegenover echter weer de komst van heel wat immigranten stond. De jaren 1931-1941 vertoonden duidelijke geboortedaling, de periode 1941-1949 (vooral na de oorlog) een geboorten- hausse. In 1949-1957 remde de emigra tie de bevolkingstoeneming af. Het wegvallen daarvan leidde in 1957-1963 weer tot een bevolkingstoeneming, zij het bij een dalend geboortecijfer. Het gemiddelde jaarlijkse bruto-geboorte- cijfer was in de periode tussen okto ber 1963 en april 1970, bijna twee per cent lager dan ooit tevoren in ons land was waargenomen. HET IS allemaal droog cijfermate riaal, maar het is toch wel aardig om, al bladerend in de getallenrechten, te constateren dat de jonge ouders van thans de circa 30-jarigen hun le vensstart kregen in een land met nog geen 9 min. inwoners. De ouders van studerende kinderen de thans om streeks 45-50-jarigen kwamen ter wereld in een land met zo ongeveer 7 miljoen mensen. De bejaarden van rond de zeventig begonnen in een land met 5 miljoen inwoners. Zo'n verge lijking is misschien een goede basis om te overpeinzen, wat de thans gebo renen boven het hoofd hangt, als zij eenmaal hun volwassen leven begin nen. HET CBS schetst de gevolgen van dat alles voor de leefbaarheid. In 1884 toen Nederland nog slechts 3 miljoen inwoners telde, was de bevolkings dichtheid gemiddeld 91 mensen per vierkante kilometer. Thans, bij 13 mjl- joen inwoners, wonen wij gemiddeld met 384 mensen op 1000x1000 meter grond. Let wel: gemiddeld. Want in het westen is de bevolkingsdichtheid in 125 jaar gestegen van 169 naar 876 (Zuid-Holland 1050), in het Zuiden van 81 naar 391, in het Oosten van 67 naar 274, in Zeeland van 91 naar 174, in het Noorden van 61 naar 168 inwo ners per vierkante kilometer. Een zéér onevenwichtige verdeling dus, ook van de bevolking over het land: 46,5 percent woont in het Westen. 21.5 percent in het Zuiden, 18,7 percent in het Oosten, 10,8 percent in het Noorden, en 2,4 percent in Zeeland. De „verstopping" van het Westen voltrekt zich gelukkig wat langzamer dan de groei elders, met name in Noord-Brabant, Utrecht, Drente en Gelderland. Voor Brabant heeft de ei gen bevolkingsuitbreiding daarbij wel sterk meegeteld. De andere provincies groeiden snel als gevolg van de „overloop" (door verhuizingen en der gelijke) uit het Westen en Noorden; de vestiging van buitenlanders (voor al in de provincie Utrecht) nog buiten beschouwing gelaten. WAT GAAT er nu verder gebeu ren? De bevolking groeit door naar 18 miljoen over dertig jaar, volgens re cente schattingen. Het land daarente gen wordt in die tijd niet of nauwe lijks niet groter. Het scheppen van leefruimte aan steeds meer mensen, met alles wat daarbij komt, heet ruimtelijke ordening. Voor ruimtelijke ordening bestaat echter geen vast re cept. Het bestaat uit het steeds weer maken en wijzigen van plannen, plan nen en nog eens plannen. Het CBS heeft eens uitgeplozen wat D'66 HEEFT enige tijd ge leden een programcongres gehouden. Daarbij is ook de bevolkings-politiek die deze partij voorstaat, aan de orde geweest. Maar slechts vluchtig, „we gens tijdgebrek". Vastgesteld werd alleen dat D' 66 de gedwongen on- vruchtbaarmaking (sterilisatie) be slist afwijst. Het congres sprak zich verder alleen uit voor afschaffing van alle wettelijke bepalingen tegen de zwangerschapsverbreking (abor tus provocatus). Over de eveneens door D' 66 bepleite afschaffing van de kinderbijslag en -aftrek werd nauwelijks gesproken Mogelijk om dat dit in de huidige politieke ver houdingen toch geen haalbare kaart geacht wordt. En daarmee is opnieuw een kans ge mist, om de zaak klaar en duidelijk te stellen. De zaak dat afremming van de bevolkingsgroei door 'n doel bewuste overheidspolitiek een on ontkoombare noodzaak Is. WAT VOOR mogelijkheden zijn er tot geboortebeperking? Behalve de voorbehoedmiddelen zijn dat de vrijwillige sterilisatie en de abortus provocatus, die volgens D' 66 bij de wet toegestaan dient te worden. Maar tegen de legale abor tus verzetten velen in Nederland zich uit religieuze overtuiging of om ethi sche redenen. TOEN ONLANGS plannen geop perd werden voor een abortus-kli niek in Rotterdam, hebben 16 gynae cologen uit die stad zich in een pro test tegen dat plan verenigd. Waar schijnlijk kunnen zij zelfs represen tatief geacht worden voor de meer derheid der Nederlandse vrouwen artsen. Psychologisch is dat wel ver klaarbaar. Mensen wier beroep het is, vrouwen te helpen bij de verlos sing, zullen bijna vanzelfsprekend ethische en emotionele bezwaren hebben tegen opzettelijke zwanger schapsverbreking, als er geen me dische of psychische indicaties voor zo'n ingreep zijn. Sociale indicaties zullen minder zwaar tellen dan de klassieke artseneed van Hippocrates die, vijf eeuwen vóór Christus, stel de: „Ik zal geen vrouw enig instru ment geven om abortus op te wek ken". DE VRAAG is alleen of die oude erecode nog onverminderd gelden kan in een snel veranderende wereld van nieuwe normen en waarden: een wereld die uiteindelijk slechts een altternatief heeft: verhongeren of geboortebeperking. Zelfs een christelijke organisatie voor ongehuwde-moederzorg de Hendrik Piersonvereniging be lijdt openlijk een nieuwe norm. In haar maandblad „Gezond Gezin" heet het: „Wij pleiten dan ook voor meer mogelijkheden voor niet-ge- huwden om zich in ons land op le gale wijze te laten aborteren". DE ARGUMENTEN pro en contra de legale abortus zijn legio en over bekend. Wat meer zegt: zij snijden alle hout. Maar het zwaarste ge schut van de voorstanders is nog al tijd het argument, dat een ongewenst kind weinig of geen kans heeft op de liefderijke ouderzorgen die het nodig heeft om zich tot een harmonisch, „gelukkig"' mens te ontplooien. Vele gevallen van jeugdcriminaliteit zijn terug te voeren op de frustraties van deze, zich ongewenst wetende pa ria's. LICHAMELIJK gevaar van de abortus is te verwaarlozen mits deze tijdig (binnen de eerste 3 maanden van de zwangerschap) en deskundig wordt uitgevoerd. In „Intermedair" van 28 maart stelt R. van Hasselt: „De sterftekansen zijn dan zelfs klei ner dan bij een normale bevalling, terwijl ook het risico van blijvende onvruchtbaarheid gering is. Gevaar is er dan ook vrijwel alleen bij cri minele abortus. In Engeland is be cijferd dat een verknoeiende crimi nele abortus vijfmaal zoveel kost aan behandeling, ziekenhuis e.d. als een medisch-verantwoorde vrucht afdrijving" REEËLER zijn de psychische risi co's. Stellig kunnen na een abortus provocatus ernstige schuldgevoelens bij de vrouw ontstaan. Maar volgens Blomquist („Tal en Last" van maart 1970) „hoeft een vrouw geen schuldgevoelens te hebben als haar niet in de loop van haar leven is aangeleerd dat vrouwen moeten ba ren en dat abortus verkeerd is". LEGALISERING van de abortus zou volgens sommigen „geen ver mindering van de criminele abortus tot gevolg hebben, wel een slordiger gebruik van voorbehoedmiddelen waardoor de neiging ontstaat, de ge boortenbeperking grotendeels door aborteren te laten gebeuren". (Tref fers). Maar de statistieken bevesti gen deze visie niet. In Hongarije daalde het criminele abortuscijfer (na invoering van de legale abortus) van 4,4 tot 3,4 geval len per 1000 inwoners; in Tsjecho- Slowakije van 2,3 tot 1,9. En in Ja pan daalde het aantal doodgeborenen plus de illegale abortus-gevallen van 216.970 in het jaar 1949 tot 181.795 in 1959. NATUURLIJK is ook legale abor tus iets „tegennatuurlijks", een „kwaad" zelfs. Of het een noodzake lijk kwaad zal blijken ter vermijding van overbevolking, moet de toekomst leren. Want he* is zeer wel mogelijk dat een mentaliteitsverandering bij het publiek met name: het baan brekend inzicht dat kleine gezinnen wenselijk zijn heel dat paarde- middel in de toekomst overbodig zou maken. Maar dan moet die mentali- tietsverandering wel gauw komen, anders hoeft het niet meer MWWWMWWWIMMMWWVWWVWMflMMMMNWlflflIVWWWWWVIMMIMAMVIMIVWWVftM er gebeuren zou als alles zo zou blij ven gaan als nu, dus met dezelfde re gionale verschillen in bevolkingsgroei en met dezelfde „overloop" van de ene kant van het land naar de andere In de komende dertig jaar zouden Noord en Zuidholland dan 384.000 mensen af stoten naar andere delen van het land. Doch dit zou nog slechts een kwart van de verwachte groei zijn. Drie maal zoveel mensen zouden er in het Westen dus nog bijkomen, nog afge zien van een eventuele extra-toeloop van buitenlanders. Uit Limburg zouden 78.000 mensen naar elders in het land vertrekken, ofwel 18 percent van de verwachte groei, zodat er nog ruim viermaal zo veel in de eigen provincie blijven Groningen en Friesland samen zou den 16 percent van hun groei inboe ten, wat neerkomt op 63.000 vertrek- kenden. Overijssel zou slechts 3 per cent van zijn groei, dat is 12.000 men sen, aan verhuizingen verliezen. TOTAAL zouden dus zo'n 538.000 mensen uit West- en Noord- Neder land naar elders in het land trekken. Volgens de berekeningen zou dit de groei van de bevolking in Gelderland met 191.000 mensen (30 percent extra) doen toenemen. Brabant zou er 159.000 extra (18 percent van de eigen aan was) bij krijgen. De provincie Utrecht zou een verhuis-overschot van 120.000 mensen hebben, ofwel 38 percent extra boven de natuurlijke aanwas. Drente zou 55.000 verhuizers binnen krijgen (10 percent extra groei), en in Zee land zouden zich 13.000 mensen vesti gen. (3 percent extra). ZO ZOU HET gaan als alles bij het oude (de huidige) gang van zaken bleef. Maar via een d oelbewuste en radicale ruimtelijke ordening zal men proberen aan te sturen op een betere verdeling van de bevolkingsgroei over het land, met alles wat daar aan woon- en werkvoorzieningen bijkomt. Dertig jaar resten ons nog, tot het kroonjaar 2000, om de zaken in betere banen te leiden en dat is, gezien de omvang en de ingewikkeldheid van het probleem, een korte tijd. Wij kun nen slechts hopen en „bidden om wijs heid" voor de regeerders en de ruim* telijke ordenaars

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 19