„VAN JAVA NAAR „SCHIER" IS EEN HELE
SPRONG, AL ZIJN HET BEIDE EILANDEN"
Restje „tempo
doeloe" op 'n
waddeneiland
EEN CENTENKWESTIE co"'ra
van onze kleine pasmunt
15
Erbij
W. Donraadt: Ik heb altijd ge
probeerd me zelf bezig
te houden.
Albert Heijti
Prijzenoorlog
(Van een onzer verslaggevers)
SCHIERMONNIKOOG. „Na vijfen
twintig jaar kwam je uit Java terug en
je werd hier gezien als een koloniale uit
buiter. Een van de werklieden, o nee, dat
mag je tegenwoordig ook niet meer zeggen,
een van de bouwvakkers dus die aan m'n
huis werkte, heeft me nog uitgescholden
voor koeliedrijver, dat was hier toen zeer in
trek. De mensen in Nederland dachten:
daar heb je zo'n kerel, die daar in Indië
met grote flessen bier voor zich zat, ter
wijl de tijgers door zijn voorgalerij lie
pen!"
W. DONRAADT, geboren Hagenaar, eerst
stuurman op de wilde vaart, daarna 25 jaar
planter, thee, koffie, rubber, in Java en Viet
nam, gevangen genomen door de Jappen, die
hem een „speciale behandeling" gaven. Hij
weigert sindsdien een teevee van Japans merk
te kopen. „Na de oorlog kreeg ik van de Ne
derlandse regering 600 gulden steun, terwijl
m'n vrouw met gordijnen om liep en ik alleen
een Japans zakdoekje tussen de benen had".
Deze heer Donraadt is nu wethouder op
Schiermonnikoog, grote man in de partij Schier -
monnikoogs Belang, hoofdredacteur van het
gezaghebbende Schiermonnikoogse orgaan De
Dorpsbode, strandjutter („niet om langs zee
diepe gedachten te krijgen, maar veel meer uit
materialistisch oogpunt, je vindt zo nog es
wat"), houder van bijen en een stel zwarte
schapen, waar hij volgens zijn politieke tegen
standers uitstekend bij past. Hij woont aan de
rand van een duinpan; temidden van allerlei
bloemen zit hij onder een schilderij waar hij
ln wit planterskostuum opstaat, hij zal me
ondermeer toespreken over „de zogenaamde
koloniale uitbuiters", over Java en het verval
der zeden in en rondom de duinpan en over het
kleine Schiermonnikoog: „Als ik vandaag van
merk sigaretten verander, weet morgen het
hele eiland 't."
Hoewel W. Donraadt ervan overtuigd is,
dat het geen hond interesseert, wil hij het eerst
wel 's over de plantages hebben. „Na die poli
tiële acties is er veel veranderd in het den
ken van de mensen in Nederland. Ze dachten
eerst altijd dat die planters daar op Java schep
pen geld verdienden ten koste van de inlan
ders; die soldaten zagen toen zelf dat het toch
anders was. En wat deden die Nederlanders
zelf thuis? Die profiteerden toch ook royaal
van het werk dat de planters deden; de indu
strie in Nederland kreeg massa's geld in het
laatje, talrijke verlofgangers besteedden in
Nederland hun salarissen, maar intussen waren
wij planters de grote uitzuigers. Zal ik je es
wat vertellen, de verhoudingen in Indië waren
bijzonder goed! Toen wij, planters onder de
Jappen aan een spoorlijntje moesten werken,
legden de Madoeareense vrouwen stiekem voor
ons schaaltjes rijst in het veld. Dat doe je niet
als je een hekel aan iemand hebt. De felle
nationalisten dachten er anders over, maar de
sociale toestanden waren in de dertiger jaren
daar beter dan hier. De vaste kern arbeiders
had er goede woningen, vrije geneeskundige
verzorging, maar niemand had de mentaliteit:
precies om vijf uur op het klokje kijken en
afnokken".
„VOOR DE vaste mensen lag een dagloon op
zo'n 45 cent; losse plukkers werkten op tarief
en hadden soms veel meer. Toch weinig denk
je nu, maar 68 kilo rijst kostte toen zes gulden.
En die Javaan eet heel anders dan wij. Niet drie
keer per dag tafel dekken, hij snoept af en toe
wat, hij koopt bij een kraampje gado gado voor
tweeëneenhalve cent, en dan kun je voor 45
cent heel wat doen".
„Natuurlijk zijn er onder die Nederlanders
daar zwarte schapen geweest, maar die heb je
in Nederland zelf ook. Maar er werd daar in
Indië niet echt geslagen, wel waren er momen
ten dat je een klap uitdeelde. Een employé
wou je uitproberen, je gaf hem een draai om
z'n oren; dat waardeerde-ie, hij zag dat je geen
vent was om flauwekul mee uit te halen. Ik
ben eigenlijk conservatief, ik wil dat een kerel
hard werkt, want ik werk zelf ook hard, ik was
in Indië bij de Vaderlandsche Club, in Neder
land zou je dan in de WD horen. Ik stond niet
afwijzend tegenover zelfstandigheid, maar in
een zelfstandig Indonesië zou voor mij nog wel
plaats zijn, dacht ik. Het is anders uitgepakt,
maar hier in Nederland stuur je toch een Ame
rikaan ook niet weg, die toevallig iets in zijn
bedrijf te zeggen heeft. Dat heeft niks met kolo
nialisme te maken Wat is kolonialisme, toen de
Batavieren de Rijn afzakten waren zij toen
kolonialisten? En nu gaan Nederlanders naar
Canada, zijn dat dan koloniale uitbuiters? Maar
als je in Indië planter bent geweest, kun je bij
veel mensen niet meer deugen, terwijl je
daar geen mens verdrukt hebt".
„IK WAS NET weg toen die politiële ac-
tis begonnen. Wat zo'n man als kapitein Wes
terling daar gedaan heeft kun je natuurlijk
niet goedpraten, maar ik kan het me indenken.
Ik heb gezien hoe de revolutionairen de Neder
landers afslachtten, ze waren opgejut door
Soekarno. Hij noemde de Nederlanders de wit
te mieren die alles opvraten. Die Soekarno was
een soort Goebbels, lekker lullen, maar verder
ho maar. Ik heb gezien hoe ze de mitrailleurs
op de Nederlanders zetten, drie weken later la
gen de lijken verdomme nog op straat. En als
je ziet hoe zo'n Javaan een Nederlandse vrouw
beetpakt en de oren afsnijdt, ga je dan naar
hem toe en zegt: kerel, zullen we samen gezellig
even een strootje roken? Daarmee praat ik het
optreden van die Nederlandse militairen niet
goed, maar ik kan er in komen. Iedere Neder
lander was daar geen engel, maar in Nederland
zelf ook niet".
„DIE JAVANEN zijn trouwens veel wreder
dan Nederlanders, ik heb prettig met ze ge
werkt, maar je had er ook rotkerels onder. Ik
heb een rechtspraak meegemaakt, een kerel had
zijn eigen dochter vermoord. Het was een kreng,
ze was door de grootmoeder verpest, de moe
der had haar al etns Spaanse peper in de ogen
gestrooid, ze was een kreng gebleven, en toen
had pa zijn dochter het bos mee ingenomen en
haar ergens opgeknoopt, zonder meer".
„JAVANEN kunnen op zich erg zachtmoedig
zijn, maar God beware je als ze loskomen. Ze
zijn ook van zichzelf harder dan wij. Een In
dische vrouw krijgt snel een kind en staat
zich na vijf minuten alweer in de rivier te
wassen. Hier liggen sommige vrouwen tijden
langrijk; het gaat hier gemoedelijk. Als je als
wethouder een woning moet toewijzen, ligt er
geen ambtelijk stuk op je tafel, maar een ge
zin. Bij het gezin dat de woning krijgt, is
Donraadt een fijne vent, bij iemand anders
kan-ie niks goed doen. Maar als je geen tegen
standers hebt, ben je een vent zonder rugge-
graat".
„MET DIE Dorpsbode krijg je ook vijan
den. Ik doe niet veel zelf meer, ik versla zelfs
niet meer de biljartwedstrijden. Er is nu iemand
die een alternatieve Dorpsbode voor de ruit
hangt, waarin van mij niet veel heel blijft. Ik
vind het best, je moet de mensen vrij laten. Ook
met al dat gedoe over jongens en meisjes die
in één tent slapen. Dan willen ze tussen een
jongens- en meisjeskant prikkeldraad, maar ze
springen toch als wilde bokken en geiten over
dat draad en de gemeente blijft met de lam
metjes zitten. Dikke flauwekul, al die bepalin
gen. Als het in de tent niet mag, lopen ze het
duin in, in een duinpan heb je van niemand last.
De zeden zijn wat losser geworden, vroeger
kneep men de kat meer in het donker. Ik ben
ook geen heilige boon geweest, ik hoefde ook
geen 21 te worden om het verschil tussen een
jongetje en een meisje te weten. De jeugd is
veel zelfstandiger, maar onder de eilanders ko
men eigenlijk weinig excessen voor. Bij de bur
gerlijke stand zie je op de kaart wel wanneer
ze getrouwd zijn, en wanneer het kind komt".
„Iedereen houdt mekaar op zo'n eiland wel
vreselijk in de gaten. Of hier geroddeld wordt?
Man, schei uit, ze hebben soms niks anders te
doen, het is een vrijetijdsbesteding".
„IK BEN SOMS wat ruig in de mond, m'n
collega-wethouder Faber klaagt daar wel es
over. Hij is AR, en als ik in het gemeentehuis
verdomme zei, zei hij: dat moet je niet doen.
Ik beloofde dan beterschap, maar het blijft
moeilijk. Ik geloof niet, ik leef wel volgens al
gemeen christelijke beginselen, maar ik wil niks
te maken hebben met al die kerken, ze hebben
altijd onderling ruzie. Als je er zelf niet in zit
is dat een krankzinnige zaak. Dan zitten ze te
kibbelen of Maria wel of niet maagd was. Ik
MENEER DE WETHOUDER
op bed, vroeger tien dagen. Dat noem ik een
verwekelijking van het ras. Iedereen mag me
dat kwalijk nemen, ik ben niet benauwd; ze
mogen me rustig met stenen gooien. De Javaan
heeft geen hoofdpijnpoeder en weet ik veel no
dig, maar hier hebben mensen soms een hele
batterij voor zich op tafel. Nou heb je hier al
dat gedoe over fluor voor de tanden. De Javaan
kauwt al honderden jaren op een siri-wortel
en heeft vreselijk mooie tanden".
ER KOMT bier op tafel. W. Donraadt is hele
maal op de punt van zijn stoel komen te zitten
om zo bijna persoonlijk zijn woorden op m'n
notitieblok te leggen. „In 1946 kwam ik in
Nederland, ik woog na het Jappenkamp nog
46 kilo, ik was even oud, en dan kom je in Ne
derland moeilijk aan de slag, je bent geen vlees
en geen vis meer. Eerst heb ik nog een functie
gehad in de scheepsbouw, voor ik op Schier
monnikoog verzeild raakte door stom toeval. Ik
werkte niet meer, ik behoefde gelukkig niet op
salaris te letten, ik had wat geld overgehouden.
Zo heb ik hier zes jaar in dit huis gezeten,
voor iemand eigenlijk wist dat ik er zat. Toen
vroegen ze me plotseling of ik mee wou doen
aan de verkiezingen. Mij best, zei ik, zet me
maar op een niel-verkiesbare plaats als vlag
die de lading moet dekken. En 's avonds belde
een wild enthousiaste vent me op: Je zit er
in. Nou, ik zat er in, ik heb de pest aan rot
werk, daarom wou ik het toen meteen maar
goed doen".
„JE HEBT HIER twee partijen. Iets als CH
AR, dat noemen ze dan rechts, en Schiermon-
nikoogs Belang, wat dan onmiddellijk links
heet. Maar ik heb niks met links te maken.
Waarom richt je hier geen VVD op, vragen ze
dan, maar op Schier is politiek volstrekt onbe-
wil niet in een kerk, en als ik in de duinen loop
krijg ik ook een godsidee zoals 'sommige men
sen".
„Ik Juister er wel veel naar dieren. Ik ben
gek op dieren, ik heb in Indië een panter en een
olifant gehad, hier schapen, een kraai, een pape
gaai. Die moet van goeden huize zijn, hij zegt
niet eens g.v.d. en dat had hij verdomme van
mij in al die jaren best kunnen leren. Wel doet
hij het deuntje van de STER-reclame na".
„IK VIND beesten trouwens dikwijls aange
namer gezelschap dan mensen. Als dieren aan
hankelijk zijn, is het. gemeend, onder mensen
wordt zo vreselijk veel gehuicheld, ze zijn niet
eerlijk, praten je naar de mond. En je kunt een
dier nog zo rot behandelen, hij komt toch weer
bij zijn baas terug, een mens doet dat ook niet.
Een dier is gelukkig, zijn veel mensen geluk
kig?"
„Je kunt, dacht ik, gelukkig zijn als je in je
leven werk hebt gedaan, waar je voldoening
in hebt gevonden. Een goede gezondheid is ook
belangrijk, die heb ik sinds de speciale behan
deling van de Jappen niet; ik zie bijna niks
meer, en de helft van m'n maag ligt in het zie
kenhuis. Ik hou nog steeds niet van Jappen en
Moffen, ik koop hun spul ook niet, ik heb al
tijd de gewoonte gehad om Nederlands fabri
kaat te kopen. Hier op het eiland maken ze al
kabaal als je een potje verf op de vastewal
koopt: „eilanders kopen bij eilanders". Ik was
in 1950 de achttiende teevee-bezitter in Neder
land. Ik heb sindsdien heel wat toestellen ge
had. Steeds Nederlandse, als iedereen Neder
lands fabrikaat zou kopen, zou het hier beter
gaan."
„ALLES WAT IK in die oorlog in de Jappen
kampen beleefd heb, heb ik opgeschreven, ik
heb het gestuurd naar het rijksinstituut
voor oorlogsdocumentatie, ik heb er nooit meer
iets van gehoord, nooit bericht gehad zelfs.
Toen dacht ik, ach stikken jullie toch ook, die
dr. L. de Jong is ook al lang in het rode
schuitje beland. Die man zal wel geen belang
hebben gehad bij het verhaal van een planter,
een zogenaamde koloniale uitbuiter!'
„TTeel oud-planters hebben het moeilijk, ze
wonen in Den Haag op zo'n flat, drinken kof
fie in Centraal, kijken op hun horloge en gaan
keurig op tijd naar huis, waar ze kapot gaan
van de verveling. Die kerels hebben soms hun
hele leven doorgebracht met praten, ze heb
ben nu alles, een prachtige flat, geld. Het enige
wat ze niet kunnen doen, is praten, en daar
gaan ze gewoon dood aan!"
„IK HEB ALTIJD geprobeerd, me zelf bezig
te houden. Dat begon al in het Jappenkamp.
Daar hield ik een buiténlands overzicht, die
Jappen verstonden er toch geen pest van. Je
kunt natuurlijk niet een kwartier kletsen, maar
we hadden een koortje, ik sprak dan drie mi
nuten, en dan gingen we weer met z'n allen
a capella zingen: Het zonnetje gaat van ons
scheiden: duidelijk het Japanse zonnetje na
tuurlijk. We roffelden dan wat op een bank, en
die Jappen maar applaudisseren. Na het lied
sprak ik weer drie minuten, en dan kwam;
Waar de blank top der duinen. Zo maakte ik
m'n overzicht af, de Jappen vonden de voor
stelling prachtig, ze dachten waarschijnlijk dat
ik de liederen eerst repeteerde".
„IK PROBEER me nog steeds bezig te hou
den, maar veel vrienden van me hier op het
eiland, veel oud-zeelui ook, zijn dood. En ik
zie geen pest meer, ik lazer zo van een duin
af. Ik kan niet meer lezen, 's Morgens zit ik
als wethouder op het gemeentehuis stukken
te tekenen, 's middags lig ik in bed, en ik zeg
tegen m'n vrouw, laat me maar tot zes uur
liggen, ik kan met die ogen niks meer, ik ver
veel me toch rot! Je hebt heel wat om aan
terug te denken, maar teevee kan ik niet meer
zien, en dan krijg je 's avonds mensen die niet
naar het gemeentehuis willen aan de deur,
potje bier erbij, ze blijven een hele avond, en
ik zit in dit huisje toch ook voor m'n eigen
lol."
„Wie er ook binnenkomt, het kan me niet
schelen hoe ik er bij zit. We zijn altijd gastvrij
geweest, dat was je in Indië zo gewend, gauw
een pot bier erbij en je lette helemaal niet op
de tijd. Hier eet iedereen precies om zes uur,
je krijgt bij de thee één koekje, soms een
tweede en dan gaat het trommeltje stijf dicht.
Aan die levensstijl heb ik nooit meer kunnen
wennen!"
(Van een onzer redacteuren)
Wat doet u als u een cent op straat
ziet liggen? Raapt u hem op of loopt
u er achteloos aan voorbij? En bent
u bereid een dubbeltje extra in de par-
keermeter te stoppen, als u niet ze
ker weet, binnen een halfuur terug te
kunnen zijn? Halverwege die (bijna)
waardeloze cent en dat (toch wel)
waardevolle dubbeltje zit een stuiver,
die een goede kans maakt, onze klein
ste munteenheid te worden. Als de
door de regering ingestelde studiecom
missie haar zin krijgt, verdwijnt de
cent, maar krijgen we er muntstukken
ter waarde van twee kwartjes, vijf gul
den en een tientje bij.
Dat hele geval houdt natuurlijk ver
band met de geldontwaarding. De hal
ve cent van voor de oorlog zijn we
allang kwijt, evenals de halve stuiver,
oftewel de „plak" De intrinsieke waar
de van die plak zou nu vijftien a twin-
tig cent zijn. Het is dus niet zo ver
wonderlijk, dat de commissie van des
kundigen het muntenstelsel aan die ont
wikkeling wil aanpassen.
TOCH ZULLEN er weerstanden te
overwinnen zijn. In de praktijk van
alledag speelt de cent nog wel dege
lijk een rol en het ziet er niet naar
uit, dat daarin op korte termijn ver
andering zal komen. De advertentiepa
gina's, ook van deze krant, spreken in
dat opzicht boekdelen. Prijzen van 88
cent, 1,49 en dergelijke zijn aan de
orde van de dag. En wanneer bijvoor
beeld de melkprijs één cent omhoog
gaat is dat voorpaginanieuws. De
cent als rekeneenheid in het handels
verkeer mag dus niet worden veron
achtzaamd.
„VOOR. ons zit er nog altijd een dub
beltje tussen 49 en 51 cent", zegt de
heer G. J. Heijn, lid van de raad van
bestuur van Albert Heijn. Hij had het
berichtje over de voorgestelde af
schaffing van de cent wel gelezen,
maar zich nog niet in de consequen
ties verdiept.
Als spontane reactie wilde hij wel
zeggen, dat men in zijn bedrijf in een
83 jaar oude traditie „gek" is geweest
op die kleine prijsnuances. Op het con-
currentievlak is dat centje wel dege
lijk van belang. Het verdwijnen ervan
zou een interessante prijsstelling be
moeilijken.
„VOOR MIJ hoeft het dus niet zo
erg", aldus de heer Heijn, die aan de
andere kant wel oog heeft voor de on
miskenbare voordelen van een cent
loos verkeer. „Het zou het werk van
onze caissières en dus de doorstro
ming aan de kassa's aanzienlijk be
vorderen als de cent werd afgeschaft.
Bij de Migros-supermarkten in Zwitser
land zijn de kassa's al aangepast aan
het gebruik van afgeronde prijzen."
Ook in ons land zijn er volgens de
heer Heijn al bedrijven, die streven
naar een prijsstelling in afgeronde be
dragen. Al „filosoferend" zag hij de
mogelijkheid, de cent op de prijskaart
jes te handhaven, maar het totaal aan
de kassa's af te ronden op 0 of 5 cent
Dat gebeurt per slot van rekening ook
aan de benzinepompen, waar de liter-
prijs in tienden van de cent wordt geno
teerd.
OOK VOOR de kleine middenstand
zou deze maatregel een hele ingreep
betekenen. En ook daar zal het effect
ervan geheel uiteenlopend zijn. De
pomphouder bijvoorbeeld moet met
minieme verschillen een prijsoorlog
voeren die hem door de benzinemaat
schappijen wordt opgelegd. Afgezien
van de witte pompen, is de uitwer
king van al deze prijsbepalingen zeer
gering, daar de tegenwoordige auto
mobilist er steeds meer toe over gaat
voor een tientje te tanken.
Een prijzenoorlog woedt trouwer
al geruime tijd in vele branches bij de
kleine middenstandbedrijven. Vele
zijn daaraan ten gronde gegaan. En
noodgedwongen hebben zij, die zich
konden handhaven, de bakens volko
men verzet. De kleine knusse winkel
tjes van vroeger zijn getransformeerd
tot supermarkten, en hun assorti
ment is zodanig uitgebreid dat het
oude karakter van het winkeltje vol
komen verloren ging.
DE WAARHEID gebiedt te zeggen,
dat bij velen de waarde van de cent
volkomen aan het vervlakken is. Hoe
vaak komt het niet voor dat de men
sen een paar centen wisselgeld niet
eens willen hebben. Een brok roman
tiek dreigt te verdwijnen en vooral de
ouderen zullen met een zekere wee
moed terugdenken aan het liedje
„Voor een cent, voor een cent" waar
in Wim Sonneveld een tijd bezong toen
de cent nog een wezenlijk onderdeel
uitmaakte van het dagelijks bestaan.
Maar regeren is vooruitzien en de mi
nister die zich laat verleiden tot senti
mentele gevoelens, „zit" meestal niet
lang. Daarom zal de stud' tssie,
al zal er nog wel een 10 iaa> 'heen
gaan. het gelijk wel aan haar kant
krijgen.