Antillianen willen erkenning
van Papiamento als taal
WATAPANA, STA OP
Henry Habibe, oprichter van
litterair tijdschrift: In die
taal zoek ik mijn identiteit
TONEEL-
Haseks beroemde avonturenroman „Schwejk
SOLDATEN
MOETEN
KREPEREN
notities
ZATERDAG 27 JUNI 1«>70
Erbij
17
(Van een medewerker)
ALLES WAT MET de Nederlandse Antillen heeft
te maken, kan tegenwoordig alleen maar in mineur
worden beschreven. Behalve aan misschien door voor
lichtingsambtenaren en tekstschrijvers van toeris
tische bureaus. Die houden nu eenmaal hardnekkig
vast aan hun eenzijdige en o zo blije uitzicht op de
wereld. Aan een juist voor deze lieden zo leerzaam
boekje als „Een doekje voor het bloeden" van Miep
Diekmann komen zij niet toe
>- - -
'■7 V
C olportageroman
A ntimilitarist
ANNE BRANDENBURG
WATAPANA
HENRY HABIBE
HABIBE ZEGT het zo: „Als Antil
liaan zoek ik naar mezelf, naar mijn
eigen identiteit. Het is zinnig om je in
zo'n situatie vast te grijpen aan iets
dat helemaal van jezelf is. Voor mij
als -dichter is dat mijn taal, het Papia
mento is van mij, daarom zoek ik in
die taal mijn identiteit."
Om 7,ijn streven een podium te
geven en om zijn overtuiging naar
buiten toe te kunnen uitdragen, begon
Habibe in juli 1968 aan het hachelijke
avontuur van een eigen litterair tijd
schrift, een initiatief waar elke jonge
dichter zich wel een keer een flinke
buil aan valt. Maar merkwaardig ge
noeg bestaat „Watapana" nog steeds,
dank zij een bijzonder gulle subsidie
van de Stichting Culturele Samenwer
king, beter bekend als „Sticusa".
De naam Watapana is niet willekeu
rig gekozen. Het woord is van Indiaan
se afkomst en het staat voor hetzelfde
begrip als „divi-divi": een boom ka
rakteristiek voor de Antillen, de peul-
drager met zijn door de passaatwind
in één richting weggeblazen kruin.
Henry Habibe: „Wij hebben de naam
Watapana gekozen omdat dit wellui-
dender klinkt dan divi-divi. Maar be
langrijker is dat Watapana voor ons
het symbool is van het volk dat krom
gebogen gaat."
In één van de eerste nummers van
Watapana publiceerde Habibe een kort
gedicht waarvoor hij inspiratie vond
in deze symboliek. „Lanta para, wata
pana!" „Watapana, sta op!"
„Omhoog je lichaam, zoals de cactus
uit de savanne, verankerd in het ge
lid." Een vers, dat de dichter na enige
aarzeling wel wil rangschikken in de
categorie verzetspoëzie.
„Na enige aarzeling" omdat een
eventueel politiek engagement (Ha
bibe: „Ik hou niet van die uitdruk-
HENRY HABIBE zal het ongetwijfeld met instemming
hebben gelezen, vooral het hoofdstuk waarin de schrijfster
een beeld vanzelfsprekend somber schetst van de gang
van zaken met de Antilliaanse litteratuur. En dat niet alleen
omdat deze 30-jarige Arubaan die in Nijmegen de studie
van het Spaans combineert met het schrijven van gedichten
en het redigeren van het litteraire tijdschrift „Watapana"
Sf Ufr v<
/-/'f- t,
UTEnm TIJDSCHRIFT VAN DE NtDCRUNÖSS ANTILLEN
Omslag van het Antilliaanse litteraire tijdschrift
„Watapana".
in genoemd hoofdstuk zelf wordt genoemd, maar vodral ook
omdat hij bij Miep Diekmann belangstelling en begrip zal
hebben ontdekt voor zijn eigen „worsteling". Want Henry Ha
bibe en zijn mede-redacteuren van „Watapana" liggen voort
durend overhoop met een identiteitsprobleem, zij het dat zij
richting hebben weten te geven aan hun zoeken.
king, sociale bewogenheid vind ik be
ter") in de verskunst van deze Aru
baan meer spontaan dan doordacht is.
„Watapana" is daar een afspiegeling
van. Het zoeken naar een eigen iden
titeit blijft beperkt tot zuiver litterai
re vormen, wat het blad onvolledig
lijkt te maken en niet van deze tijd,
waarin de Nederlandse Antillen zich
vrijwel uitsluitend politiek manifeste
ren.
Henry Habibe: „Spil van „Watapa
na" is de taal. Ik geef toe dat het
kunstmatig is om het litteraire facet
van het Antilliaanse leven zo expliciet
te belichten. Ik geloof ook niet dat we
dat nog lang kunnen volhouden. Ik
heb me lang afzijdig gehouden van de
politiek en steeds meer ervaar ik dat
als een grote fout."
DE TAAL, het papiamento, is dus
de inzet van de „culturele revolutie"
waar Habibe en de zijnen heen willen,
al dient het woord „revolutie" hier be
slist tussen aanhalingstekens te staan.
Niet zonder trots constateert Habibe,
dat het Papiamento de eeuwen door
is gebleven. Ja, maar waar is het ge
bleven? Onder het volk, in de kunuku,
waar het als een volkomen ongedisci
plineerde brug fungeert tussen men
sen, die zich niet drukmaken om
linguistiek, die zich bij het communi
ceren geen moment afvragen of zij
hun taal wel in de optimale waarde
hanteren. Dat zou het werk moeten
zijn van hen, die menen op grond van
talent, intelligentie en ontwikkeling
leiding te kunnen geven, óók op het
gebied van taalbehoud.
Maar waarom schrijven Antilliaan
se litteratoren als Cola Debrot, Boeli
van Leeuwen en Frank Martinus dan
vrijwel uitsluitend in het Nederlands?
En waarom is er dan pas nu enig ge
mor onder de Antilliaanse elite over
het feit, dat Nederlands nog steeds de
officiële taal op de Antillen is?
IN ZIJN ANTWOORD op deze vra
gen betrekt Henry Habibe zijn eigen
werk: „Het papiamento laat me vaak
in de steek. Je moet zoeken naar
woorden, omdat veel verloren is ge
gaan. Bij vertalingen ontkom ik er niet
aan woorden en uitdrukkingen van
andere talen te lenen met name van
het Spaans. Het gevolg daarvan is na
tuurlijk een rotzooi. De schrijfwijze
van papiamento verschilt van auteur
tot auteur. Er zou een instituut voor
de taal moeten komen, een soort „Aca-
demia papiamento". Er wordt ook wel
in die richting gedacht op de Antillen.
Sinds kort bestaat er een „Stichting
Antilliaanse Litteratuur", die zich in
zet voor publikatie van werk in het
papiamento. Dat is een begin". (De
door Habibe genoemde stichting heeft
het voor elkaar gekregen dat de Bezige
Bij met subsidie van Sticusa het
nieuwste boek van Guillermo Rosario,
getiteld „E rais ku no ke muri", heeft
uitgegeven).
„En wat de invoering van het pa
piamento als officiële voertaal op de
Antillen betreft, kun je inderdaad zeg
gen dat we daar veel te laat voor zijn
gaan werken. Onze taal is verwaar
loosd, met als gevolg dat er een stuk
van zijn rijkdom is verdwenen. We
moeten die terugwinnen, willen we
aanspraak kunnen maken op het pre
dikaat officiële taal. Arubanen, die
zich hiervoor inspannen, hebben zich
verenigd in de „Movemento pa promo-
vé papiamento" (beweging ter bevor
dering van het papiamento). De over
heid gaat langzamerhand het belang
van onze eigen taal inzien, maar we
zijn er nog lang niet. De Antillen zijn
verblind door Nederland. Wat uit Ne
derland komt, is goed, beter dan we
zelf hebben. Dat is ons altijd inge
pompt en het stomme is, dat we ons
veel te laat zijn gaan afvragen of dat
nu wel zo is."
MIEP DIEKMANN noemt dat in
haar boekje over de Antillen (van na
31 mei 1969!) het „goedbedoelde, maar
verkeerd opgezette culturele éénrich
tingsverkeer van Nederland uit." En
als Henry Habibe moet antwoorden
op de vraag of het woord „goedbe
doeld" juist is, of dat hier veel meer
moet wonden gesproken over een cul
turele dictatuur, die opzettelijk voor
bijziet aan de belangen van de Antil
len, dan schrikt hij weer, ongemakke
lijk als hij zich voelt onder dergelijke
aan de politiek ontleende termen. Heel
voorzichtig komt hij tenslotte tot de
formulering, dat „de eigen expressie
van de Antillen nog steeds aan ban
den wordt gelegd door de overheersing
van Nederland." Ook de vraag, of hij
die overheersing dan niet inherent
acht aan het Koninkrijksstatuut pro
beert Habibe te omzeilen, door een be
toog te beginnen over de „vele goede
dingen", die het statuut de Antillen
heeft gebracht.
Onzeker legt de dichter uit, dat hij
voorstander is van de „introductie van
HET ENGELSE National Youth
Theatre (dat de volgende week in
Nederland voorstellingen van Peter
Tersons „Zigger Zagger" komt ge
ven) krijgt in Londen een eigen
schouwburg die onder de naam
„Shaw Theatre" in oktober van dit
jaar zal worden geopend. De jeugd
organisatie van Michael Croft, die
al veertien jaar bestaat, zal daar
voor een afzonderlijk beroeps-en
semble vormen de Dolphin Compa
ny, die veertig weken per jaar in
het nieuwe theater zal spelen. De
amateurgroepen van de organisatie,
zoals de groep die nu naar ons
land komt, blijven intussen in de be
staande vorm doorwerken.
GALT MACDERMOT, de compo
nist van „Hair", heeft de muziek ge
schreven voor een nieuwe musical,
die aan de ruimtevaart is gewijd. De
titel is „Via Galactica" en de tekst
is van Christopher Gore. De pre
mière zal binnenkort in New York
plaats hebben.
DE ENGELSE regisseur Peter
Brook gaat zich dit najaar in Parijs
vestigen, waar hij een eigen experi
menteel theater krijgt. Het zal wor
den gevestigd aan de linker Seine-
oever in een leeg pakhuis van een
'meubelfabriek („The empty spa
ce", zoals het boek heet waarin de
regisseur zijn toneeltheorieën heeft
uiteengezet). Met een groep van
twintig personen van allerlei natio
naliteiten schrijvers, acteurs en
regisseurs wil Brook zich daar
de komende drie jaar geheel wij
den aan het zoeken naar, en het ex
perimenteren met, nieuwe moge
lijkheden op toneelgebied.
DE VERMAARDE Tsjechische re
gisseur Otomar Krejca zal vanaf de
herfst van het volgend jaar in We
nen een reeks opvoeringen gaan re
gisseren in het Theater in der Josef-
stadt dat in het huidige Holland
Festival voorstellingen geeft van
Das Wort"). Krejca zal er voor
namelijk klassieke Russische stuk
ken Tsjechovs „De Meeuw" en
„De kersentuin" en Gorki's „Nacht-
asyl" ten .tonele brengen, maar
ook het Tsjechische meesterwerk
„De brave soldaat Schwejk" van
Jaroslav Hasek.
DE SHAKESPEARE-prijs voor
1970 van de Freiherr von Stein-
stichting in Hamburg is toegekend
aan de Engelse toneelschrijver Ha
rold Pinter wegens zijn „uitzonder-
ter heeft de prijs, die 25.000 mark
het sociale engagement in de littera
tuur". Habibe: „Maar de'dichter moet
vrij blijven. Poëzie is een manier van
zich uitdrukken. Maatschappelijke be
wogenheid kan de litteratuur verrij
ken, maar ze is geen noodzaak. Ik
acht bij de beoordeling van poëzie
vorm en inhoud van even grote waar
de." En alsof hij het nodig vindt om
zich te verontschuldigen, eindigt hij
zijn moeizaam verlopende alleen
spraak met de opmerking: „Ik vind de
kunst iets zeer persoonlijks. Kunst is
van en vóór de individuele mens. Ik
kan het ook niet helpen, dat ik er zo
over denk."
lijke verdiensten voor de instandhou
ding van de Europese cultuur". Pin-
bedraagt tijdens een plechtigheid in
Hamburg in ontvangst genomen.
DE OPVOERING VAN het nieu
we stuk van Claude Arrabal, „La
guerre de mille ans", dat deze zo
mer als lyrische en dramatische
vertoning" een onderdeel van het
Festival van Avignon had zullen
worden gaat niet door. De reden
van de annulering schijnt te zijn dat
de Franse televisie niet zoveel in
de produktiekosten wilde bijdragen
als Jean Vilar, de leider van het
festival, nodig had om de vertoning
te kunnen financieren.
DE ACTEUR Jerome Kilty, die
een tiental jaren geleden met veel
succes een toneelbewerking, geti-
geld „Dear Liar", maakte van de
correspondentie tussen Bernard
Shaw en Stella Patrick Campbell,
heeft nu hetzelfde procédé toege
past op de brieven en gedichten,
uitgewisseld tussen Elizabeth Bar
rett en Robert Browning. Dit nieu
we spreekspel voor twee personen
heet .Dear love" en zal het vol
gend seizoen in New York worden
opgevoerd. In de rol van Elizabeth
Barrett zal de filmactrice Myrna
Loy haar Newyorks toneeldebuut
maken; Jerome Kilty zal zelf de
rol van Robert Browning vervullen.
„LEBEN UND TOD der Marilyn
Monroeis de titel van een nieuw
toneelstuk van Gerlind Reinsha-
gen, de Berlijnse schrijfster wier
eersteling, „Doppelkopf" twee jaar
geleden in ons land door Centrum is
opgevoerd. De première zal in het
komende seizoen in het Deutsche
Schausptelhaus te Hamburg plaats
hebben.
IN PARIJS ZIJN dit seizoen twee
nieuwe stukken van Jean Anouilh
(„Cher Antoine" en „Les poissons
rouges") opgevoerd, die beide nog.
worden gespeeld. Maar intussen
heeft Anouilh alweer een nog nieu
wer stuk klaar, dat „Le théatre,
ou La vie tel qu'elle est" heet.
iNaar verluidt is het een deels
autobiografisch werk, waarin
Anouilh zijn opvattingen over en
zijn verhouding tot de toneelwereld
heeft uitgebeeld. De première, met
Francois Périer in de hoofdrol, zal
in oktober van dit jaar worden ge
geven in de Comédie 4es Champs-
Elysées, waar tot ëofand „Cher
Antoine" op het repertoire blijft.
S.K.
VOLGEND JAAR ZAL Henry Ha
bibe aan de universiteit van Nijmegen
afstuderen. Hij gaat dan met vrouw
en kind terug naar de Antillen om
leraar Spaans te worden. Hij zal dan
de kans krijgen weer helemaal Antil
liaan te worden. Zijn Nederlandse ja
ren hebben hem, zoals hij herhaalde
lijk beweert, vervreemd van zijn volk.
Dan ook zal hij misschien meer begrip
krijgen voor wat er vorig jaar, op de
laatste dag van mei, in Willemstad is
gebeurd. Vooralsnog blijft zijn com
mentaar op die gebeurtenis beperkt tot
de woorden: „Ik ben tégen plunderen
en brandstichten."
VWWWWWWVWWWWVWMWVWWWWWVWWWUWMWV
AAAWAWWWWWWWWWUWWAAAHAAA/WWWWU
AL BIJNA EEN JAAR heb ik Ha-
seks beroemde „Soldaat Schwejk" in
huis en ik kon er tot. op heden maar
niets mee beginnen. De volledige titel
luidt „De avonturen van de brave sol
daat Schwejk gedurende de Eerste
Wereldoorlog" De schrijver is een
Tsjech. Het boek is een aaneenscha
keling van anekdotes. Hoofdpersoon is
de arme Schwejk, die als gemeen sol
daat de Eerste Wereldoorlog intrekt.
De meeste tijd brengt hij echter ach
ter slot en grendel door hij is het
symbool van de argeloze goedmoedig
heid. Op school heeft hij weinig ge
leerd, maar hij is slim, gewoonweg
niet kapot te krijgen Met een onvoor
stelbaar optimisme tuimelt hij van het
ene ongeluk in het andere en toch
komt hij, altijd weer hoè is het moge
lijk, op zijn pootjes terecht.
HET BOEK opent met de moord in
Serajewo. aanleiding tot de grote oor
log. Schwejk zit in zijn stamkroeg De
Kelk met een aantal vrienden, maar
wordt na enige onvoorzichtige uitlatin
gen aan het adres van de keizer inge
rekend en naar de gevangenis ge
bracht. In zijn argeloosheid hij is
vanzelfsprekend niet op d< hoogte met
de juridische gebruiken zet hij zijn
naam onder een hem voorgelegd pro-
ces-verbaal, waarmee hij zich tot de
moordenaar van Serajewo verklaart.
Het verhaal is hiermee natuurlijk di
rect goed op gang, Schwejk wordt
herhaalde malen verhoord en het
blijkt zonneklaar, dat hij met de be
doelde gebeurtenissen niets heeft uit
te staan. Hij wordt vrijgelaten en moet
in militaire dienst.
Na vele verwikkelingen wordt hij
bediende-oppasser van een luitenant,
Lukasch, met wie hij op den duur in
een soort haat-lief de-verhouding ver
bonden raakt. Tijdens een treinreis
door Lukasch er op uitgestuurd om
wat eten te bemachtigen, mist hij de
trein en staat geheel onthand op het
perron van het stationnetje Budejo-
wice. Het ligt voor de hand dat men
hem als deserteur beschouwt. Opnieuw
maakt hij kennis met het cachot en
treft daar de aan een officiersopleiding
ontkomen aspirant-reserve-officier,
een verwoed antimilitarist. Nadat ze
beiden een flinke dosis alcohol geno
ten hebben, zetten ze 's nachts met
hun gezagsondermijnend gezang het
kamp op stelten. „Met mensenknoken
-X v'. 2e'y. /TPV-rrf'it- A \-.ii .J,rTffi.i/j
bevruchten wij de akkers/ Acht paar
den en nog achtenveertig makkers"
Gevolg: langdurige celstraf.
Na vele omzwervingen slaagt
Schwejk erin zich weer bij zijn peleton
te voegen. Hij wordt nu compagnie
ordonnans van luitenant Lukasch, die
hem met gemengde gevoelens heeft
zien terugkeren. De goede Schwejk,
nauwelijks het schrijven machtig,
moet telefonisch doorgegeven tele
grammen noteren voor zijn peloton,
dat weldra naar het front zal moeten
vertrekken. „Dan jagen ze ons door
heel Hongarije, zonder dat ze weten,
welk gat op welk slagveld ze met ons
moeten stoppen" Tenslotte raakt
Schwejk in Oostenrijkse krijgsgevan
genschap (dus van zijn eigen partij!)
daar hij in zijn onschuld een Russisch
uniform had aangetrokken om eens
te kijken, hoe dat hem we) stond.
Ruim 800 bladzijden met avonturen
van de brave soldaat Schwejk, opgete
kend en verzonnen door Jaroslav Ha
sek, die op veertigjarige leeftijd in
1923 stierf. De schrijver verkeerde
vrijwel permanent in geldnood. Hij
liet zijn werk in afleveringen ver
schijnen. Tijdens de Eerste Wereld
oorlog was hij soldaat, hij is in Rus
sische krijgsgevangenschap geweest.
Het aan het front beleefde plus zijn
eigen fantasieën over die tijd lever
den hem de stof voor ziin beroemd
geworden colportageroman.
Het is geen wonder dat hij met
Schwejks avonturen succes had. De
mogelijkheid tot identificatie van de
toenmalige lezer met de brave soldaat
was ruimschoots voorhanden. Wie, als
eenvoudig ongeletterd soldaat opgeno
men in het gecompliceerde militaire
apparaat, had niet, net als Schwejk,
ontelbare malen zijn neus gestoten?
De soldaten, die aan he+ front het
vuilste werk moesten opknappen, von
den geen weg in de jungle van voor
schriften, die dooi' mensen uit een
volkomen andere klasse de officie
ren opgesteld waren. Daar Schwejk
niet wist, dat je eerst een stuk moet
lezen, voor je Let ondertekent, zette
hij zijn handtekening onder het hem
belastend proces-verbaal inzake Sera
jewo.
Hasek steekt ook de draak met het
uit de nood geboren bondgenootschap.
Oostenrijkers, Hongaren en Tsjechen,
vroeger gezworen vijanden, vechten
nu aan dezelfde zijde. Regimenten van
verschillende nationaliteit lopen el
kaar voor de voeten.
Natuurlijk is Hasek antimilitarist,
zeer te begrijpen van iemand, die de
verschrikkingen van het front, de ge
borneerdheid van de leiding, heeft ge
zien. Ik citeer: „Aldus sprak veld
maarschalk Konrad von Hötzendorf'
Die Soldaten mussen sowieso krepie
ren". Op een andere plaats zegt de
schrijver over een soldaat, die na ge
wond geweest te zijn naar het from
wordt teruggestuurd: „In zijn mouw
was nog het, gat van de kogel te zien,
die terwille van de Hongaarse koning
in zijn lichaam was terechtgekomen."
Jaroslav Hasek is een geboren ver
teller, Schwejk krijgt steeds meer re
liëf, wordt een zeer kleurige figuur.
De oorspronkelijke, bijzonder geslaag
de illustraties van Josef Lada in
zwart-wit dragen hiertoe in niet ge
ringe mate bij.
Waarom kon ik aanvankelijk zo
weinig met „de avonturen van de bra
ve soldaat Schwejk" beginnen? Om
dat het een boek voor mannen is.
Vrouwen zien niet zo veel in alleen
maar avonturen, die slechts ter wille
van de gebeurtenis zijri opgetekend
Zij willen van een romanfiguur altijd
andere dingen weten, zij willen hem
meer in zijn omgeving met een ver
leden en een toekomst zien. Ook in
het eenvoudigste damesbladverhaal
gaat het meestal om relaties voor de
lange duur. Zie de eeuwigdurende
liefde. Schwejk is een figuur, die veel
beleeft, vol goede moed weer aan het
volgende ongelukkig verlopende avon
tuur begint. Hij wordt geen cent wij
zer van zijn ervaringen. Vrouwen zul
len wellicht na honderden bladzijden
langzamerhand >ts in hem gaan zien.
Dan is De brave Schwejk ook voor
ons amusante lectuur!
Jaroslav Hasek, De avonturen van de Drave
soldaat Schwejk gedurende de eerste wereld
oorlog, uitg. Pegasus. Amsterdam. Vertaling:
S. van Praag.