Marijke van Noort uit Wormerveer: r fEÖUw LOES VAN DER HORST WEEFT MET PLASTIC mt Materiaal zonder geheim zinnigheid Stap naar het a rbe idsbu rea u is voor de vrouw nog altijd groot" VOORLICHTING NODIG OVER .BUITENSHUIS" WERKEN" 1 t Mevrouw H. Schaminee-Bosman ZATERDAG 11 JULI 1970 Erbij 17 (Van een onzer redacteuren) AMSTERDAM „Hebt u aan boord een asiel, zodat wij onze hond kunnen meenemen?" Gewone vragen MARIJKE VAN NOORT, steun en toeverlaat van de cruise-passagiers. Halve wereld Relaties Duidelijkheid Improvisatie 99 Meer doen Enquête „Hostess zijn op Engels schip: zalig én vermoeiend" Deze vraag- en talloze andere te be antwoorden, is de taak van een hostess aan boord van een cruise-schip, in dit geval vandaar de vraag over die ren een Engels schip. Dat juist En gelsen bijzonder graag hun lievelings hond of kat meenemen aan boord als zij een reis van een paar weken of maanden gaan maken, ligt voor de hand. Ook een Engelse rederij is zich ervan bewust, dat met een asiel voor deze „pets" in een behoefte zou wor den voorzien, maar er is niet aan te beginnen op grond van de bepalingen van die strekking van verscheidene landen, die de cruise-schepen aandoen. Toch wil men, vaak, eenmaal aan boord, wel het fijne van dit vervelen de aspect weten. Marijke van Noort, een charmante 24-jarige uit Wormerveer, is één van de tien Nederlandse meisjes, die de Britse rederij P. en O.-Lines in dienst heeft genomen om tijdens de hele reis de gasten van dienst te zijn. P. en O., (de afkorting van Penin sular and Orient Lines) is de aandui ding van één van de grootste rederij en ter wereld. Tot de vloot behoren tien passagiersschepen, acht ervan, elk met een tonnage van 14.000 tot 45.000, worden een groot deel van het jaar gebruikt voor cruises naar Scan dinavië, Australië en De Middellandse Zee. WAAROM HAD P. en O. nu juist Nederlandse meisjes nodig? Al ver scheidene jaren brengt de rederij van uit Rotterdam emigranten en emi- grantenouders naar Australië. En met wie kunnen vooral oudere Nederlan ders hun moeilijkheden beter bespre ken dan met een Nederlandse? Marijke: „Voor de Woman Assistant Person is het de kunst de allergewoon ste vraag ook na een jaar te beant woorden alsof hij voor het eerst wordt gesteld. Het belangrijkste werk is echter de administratie voor de pas sagiers en de bemanning. Dat vraagt veel tijd en grote precisie. Bij een schip als de Chusan gaat het om zo'n 1550 mensen. Maar ook passagiers kun nen het je soms moeilijk maken met afgezaagde, niettemin voor passagiers belangrijke vragen als: „Waar kan ik postzegels krijgen, hoe laat is de bank open, waar is de ballroom". OOK ECHT GEKKE vragen moet zij beantwoorden: „Juffrouw, ik ben mijn gebit kwijt. Is het misschien ge vonden?" of: „Zoudt u mijn ochtend jas in de brandkast willen bergen?" De meeste voldoening geeft haai de persoonlijke hulp die zij kan ge ven. Een man schoot haar aan, omdat hij iets voor zijn vrouw wilde koperj. maar hij wist zelf niets te bedenken, toen hij in de notabene belastingvrije winkel stond. Ze wees de man op de zijden sjaals, die er waren uitgestald, hij kocht er een en was verrukt toen ze ook nog de moeite nam de sjaal te laten strijken, want in de vitrine was hij wat verkreukeld. jyywwwiAftlWWWWWWWWWVWWWIlWWWWWWWWWWWMWWWWVWMWWWWIftflAIWWWWIWflIWIWWIMIIWWIWW Nederlanders stellen typisch Neder landse vragen, vertelt Marijke. Ze willen beschuit met muisjes, bruine boterhammen, ontbijtkoek en een koekje bij de koffie. De maatschappij heeft een Nederlandse kok aan de kok van de Chusan laten vertellen, hoe hij een aardappel zo kan koken, dat hij kruimig wordt. BIJNA TWEE jaar heeft zij dit werk gedaan, aan bijna alle kusten is zij ge weest. Zij heeft, zegt ze zelf, „de hele halve wereld" gezien. Het begon met een reis van zes maanden met de Hi malaya van Londen naar Sydney, van daar werden cruises gemaakt over het zuidelijke deel van de Pacific: Fiji, Tonga, Noumea, Pago Pago en Nieuw- Zeeland. De Himalaya ging daarbij een paar keer over de datumgrens. Dat gaf onmiddellijk problemen. Som migen namen het de maatschappij kwalijk, dat ze nu een dag van hun le ven hadden gemist. Voorts heeft Marijke cruises ge maakt naar Casablanca, Madeira en de Canarische eilanden, vervolgens weel een tocht naar Australië, nu aan boord van de Iberia. Wat zijn het voor mensen r die boe ken voor een cruise? „Heel verschillend. De meesten kunnen ZO'n. tocht zonder al te veel moeite be talen. Maar ook minder gefortuneer- den, öudérs met schoolgaande kinde ren, studenten, vooral in de zomer, of een buschauffeur. Het soort mensen verschilt met het jaargetijde. In het najaar en het vroege voorjaar vooral de ouderen, mensen van vijftig tot ach ter in de achtentachtig bij wijze van spreken. Het is moeilijk te bepalen uit welke maatschappelijke groep de passagiers komen, bijna alle catego rieën zijn vertegenwoordigd. Ook uit alle windstreken: Wie zou verwachten dat Schotten boeken voor een zeereis naar Scandinavië, die in Southampton begint?" MAR1JKES WERK is nu wat anders georiënteerd. Vanuit het hoofdkantoor van P. en O. in Londen onderhoudt zij de relaties met de passagiers, dat wil zeggen dat wanneer een „kruis vaarder" ergens onderweg om wat voor reden dan ook duidelijk teleurgesteld is en dat meldt aan de leiding van het schip, Marijke zo gauw mogelijk in een haven waar het schip afmeert, de passagier gaat opzoeken om te probe ren de problemen op te lossen. Het enkele feit, dat daarvoor iemand hele maal uit Londen komt, verbaast de passagiers vaak in die mate, dat het probleem voor de helft al is opgelost, zodra zij haar komst heeft verklaard. Ondanks haar twee Engelse jaren is Marijke nog niet „verengelst", dat zou ze trouwens niet willen. Wel heeft zij een Engelsman als vaste vriend. Volgend jaar willen zij en haar Brian Craig, een vroegere stuurman van P. en O. trouwen. Ze blijven dan toch wel in Engeland wonen, want Brian werkt in Londen bij het Opinion Research Centre, het bureau dat de dag voor de verkiezingen als enige peilbureau de overwinning van de conservatieven (juist) heeft voorspeld. Als je trouwt, geef je dit werk dan op? „Weet ik nog niet, hostess op een Engels schip te zijn, te zorgen voor de passagiers, is net zo zalig als het ver moeiend is". (Van onze medewerkster) AMSTERDAM. In het atelier van weefster hoes van der Horst op het Amsterdamse Prinseneiland liggen stapels plastic materiaal. Rode, groe ne en aluminiumkleurige slangen naast bladdunne repen transparant plastic. In elkaar gedraaide plasticdraden naast dikke en heel dunne, holle en massieve slangen en slangetjes van plastic. Van deze zeer hedendaagse, prozaï sche materialen maakt Loes van der Horst haar weefselszoals ze zelf haar weefwerk noemt. Grote werk stukken zoals een vrij in de ruimte han gend object van twee elkaar kruisende weefsels met reliëfwerk, draaiend om zijn as. Maar ook kleinere speelse din gen: een wandlapje met grillige bob bels. Of composities van een soort vlechtwerk spiralen, als een beweeg lijk en doorzichtig gordijn neerhangend van de zoldering. Door deze bizarre materiaalkeuze gaat ze met haar weefwerk sinds en kele jaren in een heel eigen richting, al zijn er meer wevers en weefsters die werken met combinaties van onconven- LOES VAN DER HORST bij haar spiraalmateriaal. „Weven zonder geheimen" zegt ze. tionele materialen als sisal, touw, katoen en daarbij ook wel plastic gebruiken. „Het is echt een stroming van deze tijd", zegt Loes van der Horst. „Maar voor zo ver ik weet, ben ik op het ogenblik wel de enige die uitsluitend met plastics weeft". WAT TREKT HAAR aan in dit glad de en zo op het oog „koude" materi aal? Het antwoord komt snel: „Voor al de helderheid. Er is niets geheim zinnigs aan. Die helderheid geeft mij de mogelijkheid om de essentie van het weven heel duidelijk te laten zien. Je realiseert je vaak zo weinig wat weef sel is terwijl toch zoveel dingen om ons heen uit weefsels bestaan Met dit ma teriaal kun je de toeschouwer heel dui delijk laten zien wat weven in zijn meest elementaire vorm is". Die „heldere eenvoud" staat haar bij het werk voortdurend voor ogen. Ze zegt dat ze ook altijd naar doodeen voudige technieken zoekt. „De men sen mogen gerust denken: gut, is het zo eenvoudig. Daar ben ik niet bang voor. Ik geloof dat je daardoor een stap dichter bij 't publiek kunt komen, de mensen juist door die doorzichtig heid meer kunt boeien" LOES VAN DER HORST wijst op de stapels plastic op de vloer van haar atelier en zegt lachend, dat ze de rest van haar leven waarschijnlijk wel zoet is met het verkennen van de mogelijk heden van haar werkmateriaal. Ze ge bruikt de zogenaamde thermoplasti sche soorten plastic, zoals polypropy- leen.Om de eigenschappen van deze AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAIUUMAAA nog jonge materialen te leren kennen, volgde ze een TNO-cursus. „Plastic heeft vreemde hebbelijkheden", zegt ze. ,,'t Kan heel gevoelig zijn voor tem peratuurverschillen, maar polypropy- len bijvoorbeeld heeft daarvan veel minder last dan PVC. De kettingdra den van zo'n compositie waaraan de hele boel hangt, maak ik daarom van materiaal dat Weinig temperatuurge- voelig is. Met de inslag kan dan niet zo veel meer gebeuren". WEVEN MET PLASTICS betekent voor Loes van> der Horst voorlopig nog een eindeloos lijkende ontdekkings tocht. Bij de verwerking op de weefge touwen moet soms danig worden geïm proviseerd. „Je werkt met allerlei wonderlijke vondsten", zegt ze. „goed koop materiaal? Dat liikt misschien wel zo, maar goede plastics zijn vrij kostbaar. Ze moeten van goede kwali teit zijn. Het witte en transparante plas tic bijvoorbeeld mag niet vergelen. Daarom is het fijn om goede relaties met plasticfabrieken te hebben". Plastic „weefsel" als versierend ele ment is voor haar maar één van de vele mogelijkheden. Ze denkt ook aan functionele dingen als scheidingswan den, lichtweringen, verlaagde plafonds. „Plastic als materiaal is heel erg ver guisd geweest", zegt Loes van der Horst. „Dat is aan het veranderen, ook in de opleidingen van de academies. Er wordt steeds meer creatief werk met plastic gedaan. Wat mij vooral aan trekt in plastic: het is niet historisch geladen en daardoor heb je het gevoel dat je alle kanten uit kunt. Het geeft ook niet dat dingen die op een grote tentoonstelling hebben gehangen, roet zwart terugkomen. Je kunt ze immers met sop weer schoon maken. De men sen mogen er gerust met hun handen aankomen om het materiaal te voelen. Je hoeft het publiek niet op een afstand van dit werk te houden". (Van een medewerkster) ZEVENBERGEN. „Er wordt ein deloos gepraat over het onderwerp buitenshuis werkende vrouw, terwijl we veel te weinig weten van wat die vrouwen eigenlijk willen." Dit is de mening van mevrouw H. M. L. Scha minee-Bosman in Zevenbergen, zelf géén buitenshuis werkende vrouw maar wel iemand die al haar hele leven „buitenshuis actief" is. Ze was vóór haar huwelijk onderwijzeres, is sinds enkele jaren voorzitster van het Diocesaan Vrouwengilde Breda en zit al zo'n jaar of vijftien in het vrou- wenorganisatiewerk. Heeft bestuurs functies op de terreinen van onderwijs en bejaardenzorg, ontmoet als echtge note van de burgemeester van Zeven bergen uiteraard de nodige represen tatieve verplichtingen en is hij dit al les bovendien moeder van een groot gezin: negen kinderen. „DE OUDSTE IS weliswaar drieën dertig en de jongste zestien, maar toen ze klein waren deed ik ook al van alles", zegt ze lachend. „Dat hangt echt niet af van de grootte van je ge zin en je huis, maar aan de wil en energie die je kunt opbrengen om je werk te organiseren." Deze bonte men geling van uiteenlopende activiteiten heeft haar een nuchtere en praktische kijk op de vele „praat-problemen" van deze tijd gegeven. ZE VINDT DAT we veel praten over „de werkende vrouw", maar eigenlijk zo weinig doen voor de ge trouwde vrouwen die inderdaad willen gaan werken of, op z'n minst, wel eens iets meer zouden willen weten van de mogelijkheden om te gaan werken. „Op zeker ogenblik, wanneer kinderen groter zijn geworden, zijn er een hele boel vrouwen die zeggen: nu kan het. Ze willen iets gaan doen, maar ze we ten niet wat. En dan kun je wel zeg gen dat ze zelf niet weten wat ze wil len, maar je kunt de zaak ook om draaien: ze weten het niet omdat ze de mogelijkheden niet kennen. Vrou wen die niet gestudeerd hebben weten niet welke functies er voor hen even tueel zijn." ER WORDT VEEL te weinig gedaan aan voorlichting op dit gebied, vindt ze. En de arbeidsbureaus dan? „De stap naar het arbeidsbureau is voor de vrouw blijkbaar nog altijd te groot", constateert mevrouw Schami- nee. „Er zouden, ter overbrugging van die kloof, regionale voorlichtingscentra moeten komen waar vrouwen goede en uitgebreide voorlichting over werk- mogelijkheden kunnen krijgen. Niet alleen over de functies die beschik baar zijn, ook over alle mogelijke franje rondom de beschikbare banen. En de arbeidsbureaus moeten zich wat meer openstellen. Ik geloof dat de wil er wel is, maar dat de mensen ont breken." ZE VERTELT over een kleine en quête uit haar onmiddellijke omge ving, onlangs door het vrouwengilde gehouden. Daaruit bleek dat vijfen twintig percent van de ondervraagde vrouwen („het was een gevarieerd ge zelschap") wel wilde gaan werken. „Bij de jongeren is het, naar mijn er varing, geen punt", zegt mevrouw Schaminee. „Die willen over het alge meen zonder meer wel werken. Daar is beslist een mentaliteitsverandering aan de gang. En dan is er verder in derdaad een flinke groep die gewoon lekker thuis wil zitten en nog altijd plezier heeft in huishoudelijk werk. En waarom ook niet? Ook dat moet een kwestie zijn van eigen vrije wil, net als het gaan werken. Maar toch kan voor die thuiszitters een porretje in de rug heel nuttig zijn. Dan komen ze soms tot onvermoede dingen." DAT BRENGT HAAR op een andere categorie vrouwen die naar haar me ning wordt doodgezwegen: de vrouwen die geen ambitie of financiële nood zaak hebben om te gaan werken, maar van tijd tot tijd wel eens „iets" zou willen doen buiten de vier muren van die (vaak kleine) woning. Die vrou wen, vindt ze, zouden een stuk vor ming moeten kunnen vinden in crea tieve vrijetijdscentra waar ze zich kunnen uitleven in allerlei vormen van handenarbeid. „Daarvoor is thuis meestal geen ge legenheid", zegt mevrouw Schaminee. „De ruimte ontbreekt en dan komt men er niet toe om materialen aan te schaffen. Zulke vrijetijdscentra zou den volgens mij uitstekend een ver lengstuk van het wijkwerk kunnen zijn. Ik geloof dat we door het schep pen van zulke gelegenheden een hele boel vrouwen een enormedienst zou den bewijzen." Mevr. H. Schaminee-Bosman: vrijetijdscentra nuttig en nodig

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 17