IJmuider Courant
Grillig
Infiltratie
Niet schuldig
Spartelmeer
Geen ramp
iMH
Udo J. Buys
IN KENNEMERDUINEN STERVEN
EIKEN EN BERKEN ALS RAnEN
DE TROTSE Kennemerduinen
in Bloemendaal kragen een nieuw
gezicht. In het twaalfhonderden-
veertig hectare grote nationale
park voltrekt zich een destructrief
proces, dat het leven eist van
eeuwenoude eiken, hooggerekte
populieren en elegante berken. Dit
loofhout is een uitstervend ras op
de duintoppen en in de zandval-
leien. De afgelopen vijftien jaar is
dertig hectare bos ten onder ge
gaan.
Voor Kennemerduinendirecteur dr.
ir. E. C. M. Roderkerk van origine
houtvester Ls het niet lang zoeken
naar de schuldige van het snel om
zich heen vretende kwaad: het zijn
de waterwinners.
Met die schuldige bedoelt hij het
Waterbedrijf van de gemeente Haar
lem, dat onder de Kennemer duin-
grond wroet naar het leidingwater
voor steeds meer Haarlemse gezinnen.
Dr. Roderkerk: „Daarmee is het duin
nog niet verwoest, maar de vegetatie
wordt anders. We hebben er eiken van
twee en driehonderd jaar oud staan,
die zijn allemaal dood".
„De laatste jaren is het sterven van
de bomen in versneld tempo gegaan",
zegt hij, „er waren hele valleien die
vol stonden met berkenbos, dat is nu
allemaal verdwenen. Er is ontzettend
veel schade".
film wanen, waarin alleen de volle
maan en kasteelspoken ontbreken.
Het grootst is het verlies van het
hoge groen rond het waterwingebied,
in het oostelijk deel van het park. De
zogenoemde bovenduinwaterwinning
vreet het levensvocht weg van de wor
tels van de houtreuzen. De jongere
bomen hebben nog het vermogen hun
wortels dieper te laten meegroeien;
voor het oudere loofhout is er geen
redden meer aan. Enkele jaren gele
den heeft Haarlem de manier van wa
terwinning gewijzigd. Bovenduins
wordt jaarlijks maximaal nog maar
één miljoen kubieke meter wegge
haald, de andere zeseneenhalve mil
joen kubieke meter die Haarlem voor
de watervoorziening van zijn inwoners
nodig heeft wordt nu verkregen door
diepduinwaterwinning.
VEEL SCHADE DUS, iets wat aan
menig bezoeker van de Kennemerdui
nen niet is voorbij gegaan. Hij wordt
geconfronteerd met houtresten, waar
van de dode uitgedroogde armen gril
lig naar alle windrichtingen wijzen.
Temidden van het uitgestrekte duin
landschap kan hij zich in een griezel-
DR. RODERKERK: „Jaren geleden
is Haarlem begonnen met de plannen
de duinen te infiltreren met aange
voerd water. Daar heb ik nog weinig
van gemerkt. Het kan nog wel een
jaar of vijf, zes op zich laten wach
ten".
Ook van invloed is het waterwinnen
op een van de meest geliefde recrea
tieplaatsen: het Spartelmeer. Oor
spronkelijk gegraven op één meter
diepte, staat er nu nog vijftig centi
meter water in. Directeur Roderkerk:
„Ook het voor het publiek verboden
Grote Vogelmeer begint de invloed al
te merken". En wat de teruggang van
de waterstand in de Oosterpias, bij de
ingang Bleek en Berg betreft: „Dat kan
ik nog niet met feiten beweren, maar
het zit er wel in dat ook hier de water
winners de schuldigen zijn".
Een tweede Sahara zal, ondanks de
grote sterfte, het Kennemerduin nooit
worden: „Ik blijf een groen duin hou
den, er zijn zoveel planten en struiken
die niets met het grondwater te ma-
ken hebben". Hij is van mening dat
de infiltratie voor de woudreuzen te
laat komt: „Als ze nu gaan pompen,
dan gaan de bomen die sterven, daar
toch mee door".
VEEL MINDER SCHULDIG dan men
zou verwachten voelt de directeur
van de Haarlemse waterleiding zich.
Ir. S. J. Meijn: „Die meneer Roder
kerk is een olijkerd, die dode bomen
staan er al van 1959 af, hij rooit ze
gewoonweg niet. Hij laat ze staan tot
schut en schande van de waterwin
ning".
Ir. Meijn verder: „De winning
waarmee we de vegetatie kunnen be
schadigen hebben we geminiseerd".
Hij legt uit dat het wachten op in
filtratie van de duinen samenhangt
met regeringsplannen. De hele zaak
moet op een groter geheel wor
den bekeken. „Zover zijn we nog niet.
We zijn met uitvoerige studies bezig,
maar de projecten die uitgevoerd moe
ten worden, moeten passen in een na
tionaal systeem".
Ir. Meijn verwacht dat met de infil
tratie op z'n vroegst in 1976 begonnen
kan worden: „Onze prikdatum is
1980".
Hij is echter van mening dat de
beperkte bovenduinwaterwinning die
nog gebeurt, geen enkele invloed kan
hebben op de waterspiegel: „Dat be
tekent dus geen schade voor de ve
getatie".
OOK AAN HET LAGE peil van het
Spartelmeer voelt hij zich niet in het
minst schuldig: „Natuurlijk heeft ook
de waterwinning hier invloed, maar je
mag ons echt niet het volle pond ge
ven. Misschien is er tien centimeter
van mij bij".
„Nee echt," benadrukt ir. Meijn
nogmaals, „ik ben er van overtuigd
dat we nu een evenwicht hebben be
reikt en geen kwaad meer doen"
En nog eens over de dode bomen
in het duinlandschap: „Die laat ie ex
pres staan om een etalage te maken
tegen ons".
Niet alleen de waterwinners zijn voor
dr. Roderkerk de grote schuldigen in
het duinlandschap. Ook een kentering
in de begroeiing hebben jaren gele
den een zwerm zogenaamde denne-
scheerders met zich mee gebracht, een
soort kevers. Aan de westkant van het
nationale park, aan de zee, werden
de dennen aangevreten en waren ten
dode gedoemd. De zeewind deed de
rest. De verderstaande bomen, eerst
beschut door een dennenbos, weerston
den de aanval niet.
L'
„DAT ROLT OP, DAT is niet te
stuiten", aldus de Kennemerduinendi
recteur, die het verdwijnen van de
dennen, tientallen jaren geleden aange
plant, nauwelijks betreurt. Hij ziet het
dan ook niet als een ramp, maar als
„een correctie van de natuur". „Als
dit niet gebeurd was, hadden ze mis
schien een schimmelinfectie ge
kregen".
Hoe dan ook, het landschap van de
Kennemerduinen zal zich in de jaren
die volgen nog sterk wijzigen. Al of
niet door natuurlijke correcties, of de
„destructie" van de waterwinners.
Een troost blijft ir. Roderkerks laat
ste woord: „M'n duinen zullen altijd
groen blijven".
v.vv/ V