HAARLEMSE ORGELACADEMIE TONEEL- Orgelcaltuur en godsdienst raken van elkaar verwijderd Vakonderwijs voor specialisten m ■lis 1 SCHRIJVEN OVER EN AAN KINDEREN Verhalen van Jerome D. Salmger en brieven van Lewis Carroll I i® ■Hill Godsdienst Vaktechnisch Oude muziek notities Schoolreisjes Verloren onschuld Brieven aan meisjes Onvolledige uitgave ZATERDAG 18 JULI 1970 Erbij W 21 (Van onze kunstredactie) DIRECTEUR W. SUTHERLAND van de Haarlemse Zomeracademie voor organisten moet weten of het slabestek, dat een kunstnijver winkeltje aan de Grote of St. Bavokerk verkoopt, breekbaar is of niet. Eén van zijn 65 cursisten (55 buitenlanders, 10 Nederlanders) vraagt erom. Sutherland doet nog meer: postzegels verkopen, sleutels uitreiken, lesroosters uitleggen, de weg wijzen, adresjes opgeven van Chinese restau rants, tekst en uitleg geven in Frans, Duits, Engels, Nederlands (afzonder lijk, maar meestal door elkaar) wmm Komen en gaan van cursisten in de consistoriekamer van de Bavo, het hoofdkwartier van de orgel academie. JEROME D. SALINGER, geboren in 1919 in New York, begon op zijn vijftiende te schrijven. Zijn vele korte verhalen voor populaire bla den als de Saturday Evening Post en Collier's werden nooit gebun deld. Zijn eerste roman was een literaire verrassing van de eerste orde: The Catcher in the Rye (1951) is een buitengewoon boek over een jongen, zowel door de knappe manier waarop de gevoelens van de (vertellende) hoofdpersoon, Holden Calfield, volkomen aanvaardbaar worden ver woord, als door het feit dat Holden's wereld verre van grammaticaal is. The Catcher in the Rye heeft een opzettelijk onliterair idioom dat de in wezen juist literaire structuur des te schrijnender maakt. Marie Claire Alain geeft les op het Chr. Müller-orgel van de Grote Bavo. Zijn hoofd loopt om, vooral wanneer het hoofdkwartier van de orgelacade mie, de consistoriekamer van de Oude Bavo, om de twee uur volstroomt met cursisten, die tussen de lessen op de orgels van de Bavo, Waalse en Doops gezinde kerk door post komen halen of de sleutel van een van de achttien kerken in Haarlem en omgeving, waar zij kunnen studeren. „Een zonderling wereldje, die orga nisten", meent Sutherland, „kent u musici? Inderdaad dat is al een heel apart volkje. Maar daarin vormen de organisten weer een enclave. Een zeke- kere Weltfremdheit zit er wel in. Maar ook hier zie je toch wel, dat ze een beetje maatschappelijker bewust wor den. Ze zijn niet meer zo vastgebak ken aan de godsdienstoefening. Die koppeling van het organistenvak aan de godsdienst begint langzamerhand te verwateren". BIJNA ALLE cursisten zijn kerkor ganisten. Daarnaast geven ze hier en daar les of dirigeren koren. De Ame rikaanse organiste Catharine Moen uit St. Paul (Minnesota) is er zo eeiy. Ze is de organiste van de Lutherse kerk ter plaatse en heeft de vier ko ren van de gemeente onder haar hoe de. „Als student werd ik erg door de kerk aangetrokken", zegt ze en ver telt, dat haar werk nog steeds een grote religieuze betekenis voor haar persoonlijk heeft. „De muziek heeft een heel belangrijk aandeel in de godsdienst", zegt ze, „en de clerus moet dat goed beseffen". Ze betreurt het daarom dat de organist-dirigent van de gemeente zo weinig te zeggen heeft wanneer het gaat ofn het aan schaffen van een orgel. Ze is wild enthousiast van de mechanische or gels, waarop zij hier les krijgt. Ze vindt het daarom jammer dat het al tijd het geld is, dat de doorslag moet geven. Meestal worden elektrische or gels gekocht. „En ik wil het orgel als een instrument bespelen en niet als afstandsbediening". En dat laatste is het geval op een elektrisch orgel. „Het is als het de knop omdraaien van het licht", meent ze. Hetzelfde valt te beluisteren bij Wim de Ruiter, een van de Nederlandse deelnemers (oud-Haarlemmer, nu wo nend in Joure, vanwege de frisse lucht). Zowel mrs. Moen als De Rui ter is eendrachtig tégen elektroni sche orgels (zoals het Hammond-or gel). „Hoe minder daarover gezegd wordt hoe beter", zegt de Amerikaan se en De Ruiter meent: „Die orgels hebben alleen de naam gemeen met de echte orgels. De handel heeft ge woon de naam gepikt om een goede indruk te maken. Misschien heeft het elektronisch orgel een sociale functie, maar voor de rest. De Ruiter is een van de weinige cursisten, die geen kerkelijke functie hebben. Hij studeerde orgel, is kerk organist geweest, maar voelt meer voor de maatschappij dan de kerk. Hij geeft les en componeert. ,Ik zelf be moei me nogal met wereldse zaken. Ik heb een grote maatschappelijke inte resse". Maar hij vraagt zich af in hoe verre dat altijd weerslag kan krijgen in zijn werk als musicus. Voor de kerk voelt hij weinig, omdat ze „bijna per definitie rechts" is. MAAR RELIGIE en maatschappij zijn vrij ver van de Haarlemse orgel academie. Voor zowel Catharine Moen als Wim de Ruiter gaat het daar om hun vak. Het is een specialistische cursus, waar enige Europese top-orga- nisten les geven: Marie Claire Alain met Franse orgelmuziek, Luigi F. Tagliavini met oude Spaanse en Ita liaanse meesters, Anton Heiller met Bach en Buxtehude, Hans Klotz met Max Reger en Cor Kee met impro visatie. De cursisten kiezen twee of drie leraren (die in het lesrooster gecom bineerd kunnen worden). Zij hebben voor ze naar Haarlem kwamen voor elke leraar drie stukken geprepareerd die zij tijdens de academiemaand voorspelen. De leraar bespreekt de technische kanten van de compositie en de uitvoering in aanwezigheid van de andere cursisten. „Op de scholen en conservatoria leer je feitelijk alleen de basis van orgel spelen. Maar hier proberen ze vanuit de componist te leren hoe je hun werk moet spelen", zegt Wim de Ruiter. „Ze proberen de dingen historisch te benaderen. Hun bedoeling is per definitie anders dan wat bijvoorbeeld Feike Asma en Piet van Egmond doen, die zichzelf volgens de roman tische opvattingen van kunst als uit voerder op de voorgrond stellen". De Ruiter wil daarmee niet zeggen dat de organist zichzelf helemaal uitscha kelt bij de oude orgelcomposities, hij meent dat bijvoorbeeld Bach grote mogelijkheden openlaat voor de crea tiviteit van de organist. DE HAARLEMSE orgelacademie be paalt zich voornamelijk bij oude oude muziek. Max Reger is de modernste 4l dl*»;* componist, d ie er behandeld wordt, terwijl Cor Kee bij de improvisatie- lessen enige moderniteiten niet schuwt. Directeur Sutherland en ook De Ruiter menen dat er nog weinig belangstelling is voor een avant-gar- distische benadering van het orgel spel. De Ruiter stelt voorop: „Ik wan trouw mensen die zeggen: ik speel alleen maar moderne muziek". Maar hij gelooft wel dat wat meer „mo dern" geen kwaad kan en dat bij voorbeeld een man als de Zweed Karl Erik Welin een goede figuur zou zijn voor lessen daarin. Vooralsnog blijft de academie zich richten op de ouden: volgend jaar wordt er weer uitgebreid aandacht besteed aan Sweelinck en andere componisten uit die tijd. Overigens was Sweelinck de grote man van de orgelconcerten, die buiten de godsdienstoefeningen om in de kerk werden gegeven. Een dergelijke praktijk is ook in Haarlem sinds eeu wen ingeburgerd. En zowel de Ame rikaanse organiste als de Nederlander gelooft dat het orgel als muzikaal in strument er steeds meer in zal komen. Zelf gaan de cursisten bijna e lke avond naar een van de orgelconcerten die hun leermeesters en andere groot heden in Haarlem en omgeving geven. DIE CONCERTEN hebben een grote sociale functie. De cursisten leren elkaar beter kennen, net als op „de school reisjes", de twee excursies die men onderneemt naar befaamde orgels in Nederland. Dit jaar gaat men naar or gels in Amersfoort, Westervoort en Nij megen, en naar Breda, Ulvenhout en Hilvarenbeek. Verder zien de cursis ten elkaar behalve op de lessen, op de terrasjes van Gouwenberg en Hof van Holland, of elders op de Grote Markt. De „vaste" cursisten een tiental is voor de tweede of derde keer naar de orgelacademie gekomen) be treuren het ten zeerste, dat Brink- mann dicht is en daardoor de sociëteit Teisterbant is gesloten. Daar placht men elkaar vaak te ontmoeten. Mrs. Moen die hier voor de derde keer is, vindt het verschrikkelijk jammer. De cursisten, die op eigen kosten (soms met een beurs) naar Haarlem komen en ondergebracht zijn op par ticuliere adressen, vinden het heerlijk om in Haarlem te studeren. Wim de Ruiter geniet met vrouw en kinderen in het Friese Joure wel van de frisse lucht, maar voelt zich toch wel een beetje ver van de culturele wereld verwijderd. Terwijl mrs. Moen zo graag in Haarlem is van wege de „charme van de oude wereld", die te bespeuren valt in onze zorg voor de oude gevels en het plaveisel van klin kers. De prijs voor toneelschrijvers dia waarschijnlijk de oudste is die op dit gebied bestaat, is dezer dagen voor de zevenentwintigste keer toegekend. Het is de prijs van de Zwitserse Welti- stichting, die sedert 1890 om de drie jaar aan een Zwitserse toneelschrijver wordt toegekend uit een fonds, ge vormd ter ere van de toenmalige mi nister Emil Welti. Een jury, benoemd door de gemeenteraad van Bern, heeft met deze prijs, waaraan een bedrag van vijfduizend frank is verbonden, het toneelspel „Rabenspiele" van de auteur Herbert Meier bekroond. Een entwintig Duitstalige en vijf Fransta lige Zwitserse toneelschrijvers hadden dit jaar naar de prijs gedongen. Dr. Jonathan Miller, de nu 35-jarige Engelsman die voor arts studeerde maar dadelijk na zijn promotie aan het toneel ging, is in korte tijd een van de meest vooraanstaande Engelse regisseurs geworden. Zijn eerste regie deed hij enige jaren geleden bij de avant-garde-revue „Beyond the fringe" voor het Edingburgh Festival. Nu heeft hij, kort na elkaar, twee Shakespeare- opvoeringen uitgebracht die beide tot de grootste Londense toneelsuccessen van dit jaar behoren: „The merchant of Venice" (met Laurence Olivier als Shylock) dat hij een heel nieuw ge zicht heeft gegeven door de tijd van de handeling te verplaatsen naar de twee de helft van de negentiende eeuw, en „The tempest", waarin hij eveneens nieuwe mogelijkheden heeft ontdekt door verband te leggen met het kolo nialisme van weleer en Prospero een koloniaal regime te laten voeren over het eiland waar hij met Miranda woont. Binnenkort zal er ook een boek van Miller verschijnen, waarin hij fel stelling neemt tegen de theorieën van de Canadees Marshall McLuhan. De Passiespelen te Oberammergau zullen niet, zoals oorspronkelijk de be doeling was geweest, het volgend jaar worden herhaald met dezelfde rolver deling als dit jaar. Dat plan gaat niet door in verband met het teleurstellen de aantal bezoekers aan de voorstel lingen van dit jaar. De volgende Pas siespelen zullen nu pas in 1980 worden vertoond. Het succes van deze roman over een puber op zoek naar zichzelf en op de vlucht voor de onzuivere wereld der volwassenen, is verklaarbaar: juist in het begin van de jaren vijftig begint in de Verenigde Staten de desillusie met de American Dream. The Catcher in the Rye grijpt dat ook nog eens aan omdat het de „traditie" volgt van Twains Huckleberry Finn, een popu laire en nostalgische „classic" vol ver loren onschuld. De korte verhalen die Salinger na zijn romansucces wel gebundeld ging publiceren, zijn veelal een uitwerking van thema's uit die roman. Hij be schrijft in een reeks kleine novelles de excentrieke familie Glass: vader een gewezen revuester moeder een ex- danseres, en zeven scherpzinnige kin deren, vijf jongens en twee meisjes. „Franny and Zooy". toch nog wel het beste van de serie over de „Glass menagerie" zoals de familie wel eens met een knipoog naar Tennessee Wil liams' toneelstuk is genoemd, ver scheen in 1961 (in 1968 in een Litte raire Reuzenpocket). Het wordt ver teld door Buddy Glass, Salingers alter-ego. Buddy is ook verteller van de bun del die dit jaar in goede Nederlandse vertaling van Jan Gerhard Toonder in de serie Literair Paspoort (De Bezige Bij-Meulenhoff) is verschenen, en in 1963 uitkwam bij Little, Brown. Het bundelt een één geheel vormende reeks verhalen uit The New Yorker. De titel blijft lang in het geheugen: Heft Hoog de Nokbalk, Timmerlieden, en, Seymour, een Introduktie. Het eerste verhaal gaat over Buddy's terugkeer naar New York gedurende de oorlog voor zijn huwelijk met de lieve dochter uit een walgelijke fa milie. De door hem zeer bewonderde intellectuele oudere broei Seymour verschijnt eerst niet op de huwelijks plechtigheid (omdac hij te zeer van hetzelfde meisje houdt: een onduide lijke reden voor een intellectueel man) en Buddy heeft het dan ook erg moei lijk te midden van de kwade schoon- familie-in-spe. Vaak erg amusant, en een aardige introductie voor Buddy's gevoelens voor Seymour (deze ver schijnt later op de dag toch nog en gaat er vandoor met beider beminde), wiens eigenaardige karakter in het tweede, langste, en meest ambitieuze gedeelte van het boek hoofdonder werp is. „Seymour, een introduktie" is een monoloog van Buddy Glass tegen de lezer, veroorzaakt door de zelfmoord van Seymour. Buddy's gedachten over de deugden van zijn broer zijn somber genoeg om hem bijna het voorbeeld te doen volgen Een quasi-religieuze vervoering waarin modieus begrepen christelijke mystiek en een vorm van zen-boeddhisme elkaar afwisselen geeft het boek een hinderlijk-gewilde smaak. Een eindoordeel over Salinger, hoe knap zijn schetsen van kinderen vaak ook zijn, zal vermoedelijk uitwij zen dat The Catcher in the Rye zijn grootste creatie is geweest. Voor lief hebbers van dat boek is „Timmerlie den" een aardige aanvulling. Ook Lewis Carroll hield van kinde ren. Alice in Wonderland en Through the Looking-Glass zijn daar wereld beroemde voorbeelden van, die met recht zijn opgenomen in de kleine rij boeken-voor-kinderen die juist door ouders met veel plezier gelezen zullen worden. Bekend is de wijze waarop Alice in Wonderland ontstond. Charles Lut- widge Dodgson (Carroll was een pseu doniem), de schuchtere vrijgezel die wiskunde doceerde aan de universiteit in Oxford omdat stotteren hem onge schikt maakte voor de preekstoel, ver telde het verhaal aan het dochtertje van een vriend tijdens boottochtjes met haar op de Thames. Er wordt door Freudianen wel op gewezen dat Alice in Wonderland (en meer nog Through the Looking-Glass) veel bevat dat kan worden uitgelegd als onderdrukte seksualiteit, en echt schokkend of ver wonderlijk is dat niet in het Victo riaanse tijdperk. Dodgson immers voelde zich alleen met kinderen, en in het bijzonder met kleine meisjes, op zijn gemak. In hun gezelschap werd hij Lewis Carroll de verbaal begaafde, die zijn grote fantasie kon uitleven in bizarre vertelsels, grappige raadsels (voor de oplossing waarvan men wel wiskundige moet zijn) en nonsens gedichten. Hij had altijd een tas met spelletjes bij zich, waardoor hij kennismaakte met vele kinderen. Aangezien hij ver woed (en begaafd) amateur-fotograaf was, vroeg hij de moeders toestem ming hun dochters te fotograferen, in volwassen poses en soms in negligee. De naaktfoto's die hij ook van zijn kennisjes maakte (kennelijk vond men deze hobby niet bedenkelijk, toestem ming werd immers steeds verleend) zijn na zijn dood vernietigd, maar van de rest is nog veel bewaard gebleven. Ook bestaan nog vrij veel van de brie ven die hij aan zijn kennisjes schreef. Een selectie daaruit verscheen in 1933 in Londen. De brieven zijn geestig, virtuoos, ontroerend interessant In een Barbai berboek (Querido) is onlangs een selectie uit deze selectie Brieven aan kinderen verschenen, uit stekend vertaald door C Buddingh' (alleen is Gaynor een meisjesnaam!) en verlucht met enige foto's die Car roll van kinderen maakte Op de ach terzijde van de omslag verder een zeer korte tekst van J Bernlef en een fraaie foto van Dodgson zelf. Helaas ontbreekt de meest elementaire infor matie over Dodgsons leven en eigen aardigheden, worden vindplaatsen van de foto's niet gegeven, mist men ver klaring. Door het ontbreken van enig tekstcritisch apparaat is dit Barbarber- boek volkomen waa^deioos behalve voor wie al het een en ander wist van Carroll. Dit tekort aan ijvei van de uitgever is des te schrijnender omdat de brieven zelf zo geweldig het lezen waard zijn en de originele uitgave nooit een herdruk heeft gekend. De laatste publicatie van J. Bernlef is een bundel essays getiteld ,Wie a zegt" Hij had in deze bundel van tekst zon der uitleg ook b moeten zeggen. PETER JAN DE VOOGD Jean-Louis Barrault is begonnen aan de voorbereidingen van een „drama tische revue" waarvan de première in oktober in het Parijse Théatre Ely- sée-Montmartre zal plaatshebben on der de titel „Jarry sur la Butte". Die titel is een verwijzing naar de schrij ver Alfred Jarry en diens stuk „Ubu sur la Butte" dat in 1898 op Mont- martre werd opgevoerd. Barrault schrijft zelf het scenario (dat op het hele oeuvre van Jarry gebaseerd is), zal de regie voeren en de mannelijke hoofdrol spelen. Voor de belangrijkste vrouwenrollen heeft hij Geneviève Grad en Annie Duperrey geëngageerd. In Bregenz (Oostenrijk) zal de vol gende maand ter gelegenheid van het vijfentwintigste jaarlijkse toneelfesti val een „theaterwetenschappelijke conferentie" worden gehouden over het onderwerp „realisering van dra matische vormgeving". Tot de belang rijkste sprekers behoren: de Tsjechi sche regisseur Paul Vasil (over „De eisen van de moderne regie aan het theater"!, de componist Ernst Krenek (over „Het hedendaagse muziekthea ter") en Wazlaw Orlikowskv (over „Het ballet in het moderne theater"). Het festival in Bregenz waaraan het Burgtheater, de Wiener Staatsoper en de Wiener Symphoniker meewer ken duurt van 23 juli tot 23 augus tus, de conferentie van 10 tot en met 15 augustus. De Amerikaanse negerauteur, ac teur en regisseur Charles Gordone heeft de Pulitzer-prijs voor toneel schrijfkunst gekregen voor zijn stuk „No place to be somebody", dat van incidentele opvoeringen „off Broad way", via een reeks van bijna twee honderdvijftig voorstellingen in het Public Theatre (een soort volks schouwburg), het Promenade Theatre in de voornaamste New Yorkse toneel- wijk rondom Broadwav heeft bereikt. Het stuk speelt in een kroeg in Green wich Village onder negers, mafia- bandieten en allerlei mislukkelingen. Hoewel Gordone het een „black black- comedy" noemt, is het overwegend tra gisch. Het eindigt met vijf moorden en een zelfmoord. In navolging van Londen en New York blijven ook in Parijs tegenwoor dig meer en meer schouwburgen ge durende de zomermaanden doorspelen. Dit jaar kan men in juli en augustus op zijn minst in vijftien Parijse thea ters terecht, iets wat nog niet lang ge leden ondenkbaar was. Zelfs zijn er eind juni nog twee premières gege ven: een programma van drie eenak ters, door Pirandello, Roussin en Iones- co, in het Théatre Gaité-Montparnasse en een blijspel „Monsieur Prud- homme", gebaseerd op het werk van de satiricus Henri Monnier, in het Théatre des Nouveautés. S.K. r

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 21