„KEIZER HIROHITO WAS GEEN OORLOGSMISDADIGER Hoe is het ontstaan Prof. B. Röling, Nederlandse rechter in Tokio-tribunaal: Krul van een boom Machteloze vorst had regering te gehoorzamen GROEN Co Samen op de bank Prikkelend Tranen van vreugde VRIJDAG 14 AUGUSTUS 1970 ppwipiii door Dit woord: TOVENAAR Dit woord: GRIJSAARD Dit woord: BEST JE Dit woord: ZORG Keizer zonder macht Aanwijzing Geen oorlogsmisdadiger Oorlog verboden Het lijkt alsof een reus de krul in deze palmboom heeft gebogen, maar niets is minder waar. Enige jaren geleden werd de boom, die in de tuin staat van mevrouw Da niel Lloyd in St. Petersburg in Florida, door de bliksem getrof fen. Het gevolg was deze wonder lijke vergroeiing. Centrale Verwarming IDEAL-STANDARD Gasketels Het woord zou eigenlijk toveraar moeten luiden met een r in het mid den, want het werkwoord is toveren. En inderdaad kent het Middelneder lands de vorm toverare. Toen schreef men terecht ook kamerier in plaats van kamenier voor kamerjuffer. De vormen met r werden tot in de 18e eeuw gebruikt. De betekenis van tovenaar is natuur lijk: iemand die bovennatuurlijke din gen kan verrichten en vroeger be schouwde men herp als iemand die een verbond met de duivel had ge sloten. De kleur die bij satan en tove naar hoort is het rood. In het Angel saksisch bestond een woord teafor dat: menie, rode verf betekende. Misschien is dus tovenaar: de man die met de kleur rood werkt. Met het woord aard in de beteke nis: eigenschap, wezen, karakter heeft het tweede deel van het woord grijs aard niets te maken. Het is een ach tervoegsel waarmee vroeger persoons namen werden gevormd, die meestal een ongunstige betekenis hadden. Dat is met grijsaard nu niet meer het ge val, maar in het Middelnederlands be tekende dit woord- grijskop, knorre pot. Andere zulke woorden waren: grongaert (brompot) musaert (druil oor), ledigaert (luiaard) en nog enke le meer. Het achtervoegsel -aard heeft het Nederlands aan het Frans -ard ont leend, maar dit -ard stamt weer uit het Germaans -hard dat in persoons namen als Bemhard en Reginhard heel gewoon was. Het is verzwakt tot -erd in woorden als: sufferd, (oude) snoeperd en enkele andere. Het woord bestje of besje voor: ou de, afgeleefde vrouw wordt thans niet veel meer gebruikt, maar het is een aardig voorbeeld hoe de taal van sa mengestelde woorden weer enkelvoudi ge maakt. Bestje is namelijk in de omgangstaal verkort uit bestemoeder, een woord dat in Scandinavische talen nog bestaat in de betekenis: grootmoe der. Op dezelfde wijze zijn andere sa menstellingen met moeder verkort: min komt van minnemoeder (zoog ster, voedster) en baker van baker moeder. Naast de vorm moeder komt de vertrouwelijker klinkende vorm moer voor evenals vaar voor vader in woorden als praatvaar en bestevaar, de bijnaam die men vroeger aan zee helden gaf. Een voorbeeld van een woord dat in allerlei betekenisschakeringen voor komt, is het woord zorg. Men zie de volgende zinnen: na het eten placht hij een dutje te doen in de zorg. Hij verkeerde in grote zorg om de ziekte vóin zijn vrouw. Dat handwerk is met zorg gemaakt. Ik ga een bezoekje af steken bij onze oude zorg. De vier be tekenissen van het woord zorg in deze voorbeelden zijn: zorgstoel, dat wil zeggen leunstoel met hoge rug; onge rustheid; toewijding; oude dienstbode, dus: iemand die lang en goed heeft gezorgd. De grondbetekenis van zorg is: on gerustheid, angst (tweede voorbeeld) Wie ongerust is gaat maatregelen ne men, gaat zorgen, opletten (derde voorbeeld). Naar waarom heet een ge makkelijke stoel een zorg? Omdat mer er in uitrust van z'n zorgen? (Van een medewerker) DEN HAAG Terugzien op de capitulatie van Japan, nu vijfentwin tig jaar geleden, betekent terugzien op de eerste tegen de mensheid ge richte kernexplosies, de atoombom men op Hiroshima en Nagasaki. Het betekent ook terugzien op de tumul tueuze tijd daarna, toen de Ameri kaanse generaal Douglas MacArthur de bestuurskoorden van het op de knieën gedwongen imperium in han den kreeg en zelfs de als een godheid vereerde keizer naar zijn pijpen kon laten dansen. Van de persoon van de keizer, die de oorlog in het oosten niet leidde, maar hem gedurende vier jaar ook niet beëindigde, hoewel hij dat waarschijnlijk in zijn macht had, is een sprong te maken naar het grootste proces, dat ooit in de ge schiedenis de mensheid heeft bezig gehouden. Het proces tegen de Japanse oorlogs misdadigers, 27 in getal, duurde van april 1946 tot oktober 1948. Rechters uit de elf landen, waarmee Japan in oorlog was geweest, spraken zeven doodvonnis sen uit die later werden voltrokken. Veer tien verdachten legden zij langdurige ge vangenisstraffen op, één werd krankzin nig verklaard, twee stierven tijdens het proces. Het proces-verbaal van deze mon sterzitting beslaat 49.858 bladzijden. De Japanse keizer stond niet terecht. Tegen de mening van velen in werd hij niet als oorlogsmisdadiger beschouwd. De vraag: Waarom niet? kan in ons land het best worden beantwoord door de eni ge Nederlandse rechter in het tribunaal, prof. mr. B. V. A. Röling, thans direc teur van het Polemologisch (vraagstuk ken van oorlog en vrede bestuderend) In stituut van de Rijksuniversiteit in Gro ningen. Hij zegt: „Vijf dagen nadat de atoom bommen waren gevallen was de oorlog afgelopen. Het is heel begrijpelijk dat de mening heeft postgevat, dat het de kern explosies waren die Japan definitief de den buigen. Maar het blijft een open vraag. Natuurlijk, de mensen in de con centratiekampen in Japan, in Birma en in Indonesië hadden alle aanleiding te gelo ven dat zij, als de geallieerde legers tot een invasie in Japan hadden moeten over gaan, vermoord zouden worden. Dat is in de oorlogsgeschiedenis al vaker ge beurd. Voor deze mensen betekende de atoombommen en de bliksemsnelle capitu latie, die erop volgde, het einde van hun zorgwekkende situatie. In Amerika is betoogd, dat een inva sie één miljoen doden aan geallieerde zij de zou hebben gekost en ettelijke miljoe nen slachtoffers aan Japanse kant. Ook dat mag waar zijn, maar men moet ook niet vergeten, dat die bommen miljar den dollars hadden gekost. Er was ja renlang aan gewerkt door vele geleerden Dergelijke grote wapens hebben de ten dens in zich om, als ze er eenmaal zijn, ook gebruikt te worden". Professor Röling is van mening dat de atoombommen ook moesten dienen als een waarschuwing aan de Russen. „De Verenigde Staten wilden vóór de confe rentie van Potsdam, waar over de na oorlogse situatie zou worden onderhan deld, hun grootste troefkaart laten zien aan de Sovjet-Unie. „Churchill wenste die conferentie zo gauw mogelijk na de ca pitulatie van Duitsland, maar Truman heeft haar met de vreemdste smoesjes steeds weer weten op te schuiven, totdat de proefexplosies in de woestijn van Nieuw-Mexico succes hadden op gele verd." Over de vermeende uitwerking van de atoombommen op de Japanners heeft de Groningse hoogleraar thans na zoveel ja ren een duidelijk afgeronde mening, die niet vóór het gooien van de bommen pleit. „Men wilde een schokwerking op de Japanse bevolking. Maar men heeft zich niet gerealiseerd dat dit effect niet tot de Japanners doordrong, niet kón doordringen, want zij wisten niet wat er gebeurd was. Vóór Hiroshima was de term „atoombom" niet be kend. De proefexplosies waren in het diepste geheim gehouden. Na de bei de bombardementen was er zegge en schrijve één Japanner, die zei: „Dit moet een kernexplosie zijn ge weest." Maar die man was dan ook kernfysicus. De gewone mensen be grepen er niets van. Zij waren door de gevolgen die eerste dagen ook niet buitengewoon geschokt, want er stierven dagelijks al 125.000 mensen tengevolge van conventionele bombar dementen. Dat ging al maandenlang zo. Door brandbommen op die hou ten huisjes werden de mensen levend gecremeerd." „Hebben de bommen dan totaal geen zin gehad?" „Die vraag is heel moeilijk te beant woorden. In Japan waren er al velen die beseften dat de oorlog verloren was. Begin januari 1945 rapporteerden de in lichtingendiensten aan Truman dat hel land rijp was voor capitulatie. Maar het gebeurde niet. De keizer was geen macht hebber. Tijdens het proces is mij volko men duidelijk geworden dat hij een con stitutioneel machteloos vorst was, die slechts had te doen wat de regering hem voorschreef. Hij mag dan ook niet wor den vergeleken met Hitier. Het dictator schap was hem vreemd. Slechts twee keer heeft hij zich persoonlijk met de landspolitiek bemoeid. De eerste keer was in 1931 ten tijde van de interventie in Mandsjoerije, waar hij tegen was. Toen hij zich in die zin uitliet werd hem te verstaan gegeven, dat hij zijn boekje als constitutioneel monarch te buiten ging. De tweede keer was bij de capitu latie in 1945. De werkelijk drijvende krachten achter de oorlog waren de jon ge nationalistisch ingestelde militairen. Zij wensten te vechten en bleven ook doorvechten toen de zaak al hopeloos was, louter en alleen om de functie van de keizer in ere te houden." „Hier hebben we te maken met die merkwaardige halfmystieke verering van de keizer, die in het vooroorlogse Japan in zwang was. Toen de regering allang had afgezien van alle voorwaarden, waar op een capitulatie zou kunnen worden aangeboden, bleef één eis gehandhaafd: de keizer'moest keizer blijven. Het ongelukkige was, dat de verkla ring van Potsdam zich over die kwestie niet duidelijk uitsprak. Truman had er voor zichzelf reeds in toegestemd, maar in zijn memoires is te lezen, dat hij dit niet durfde te zeggen uit vrees de publie ke opinie in de Verenigde Staten tegen zich te krijgen. Van Australische kant was zelfs een formeel voorstel ingediend de keizer niet alleen af te zetten, maar hem ook als oorlogsmisdadiger te be rechten. Dat was het grote struikelblok voor de nationalistische krachten in Ja pan. Truman wist dat, de Japankenners onder zijn adviseurs wisten dat en Mac Arthur had reeds onomwonden verklaard dat hij Japan nooit zou kunnen besturen zonder de aanwezigheid van de keizer. „Er is toen door Tokio een nadere uit leg van de verklaring van Potsdam ge vraagd. De geallieerden antwoordden, dat de keizer de bevelen zou hebben op te volgen van de geallieerde opperbevel hebber. Dit was een duidelijke aanwij zing, dat hij op de troon mocht blijvn, maar een belangrijk deel van de Japanse machthebbers achtte haar niet voldoen de. In de keizerlijke raad heeft Hirohito PROF. B. RÖLING medio augustus 1945 zelf de knoop door gehakt. Hij gaf als zijn mening te kennen, dat de oorlog uit moest zijn. Die verkla ring is op een grammofoonplaat gezet en de volgende dag via de radio uitgezon den. Alle Japanners konden het horen. De keizer had gesproken en de stem van de keizer was almachtig. De oorlog was ten einde." Ook in deze interventie van de keizer ziet professor Röling een duidelijk be wijs voor de stelling welke hij geduren de het gehele proces is blijven verdedi gen, namelijk dat de keizer het niet ver diende als oorlogsmisdadiger te worden beschouwd. Hij heeft deze mening ook ten aanzien van 5 van de 27 beklaagden verkondigd, evenwel zonder succes. „In vijf gevallen heb ik op vrijspraak aangedrongen. Twee keer betrof het be roepsdiplomaten, die minister van Bui tenlandse Zaken waren geweest, Togo en Shigemitsu. Shigemitsu was naar mijn overtuiging tijdens de oorlog tot het Ja panse kabinet toegetreden om de oorlog zo spoedig mogelijk te beëindigen. Zo ie mand moet je niet straffen, die moet je eren. Hij heeft zeven jaar gevangenis straf gekregen. Zodra hij vrijkwam werd hij opnieuw minister van Buitenlandse Zaken. In New York is hij zelfs door MacArthur ontvangen, wel een bewijs voor mijn stelling. Ik weet niet waarom de andere rechters tijdens het proces zo op zijn veroordeling aandrongen. Ik denk dat de Russen zijn hoofd eisten." „Togo was eigenlijk een overeenkom stig geval. Ik achtte die man onschuldig. Hij was gehuwd met een Duitse. Die vrouw heeft elke dag van het proces, tweeënhalf jaar lang, op dezelfde plaats in de rechtszaal de zittingen bijgewoond. Haar man is tenslotte tot twaalf jaar veroordeeld en in de gevangenis gestor ven. Mevrouw Togo heb ik later in Den Haag nog eens gesproken. Ik was uitge nodigd voor een diner bij de Japanse ambassadeur, maar ik ging er een uur tje eerder heen, speciaal om haar mijn respect te betuigen". Een kardinale vraag, een kwarteeuw na de processen van Neurenberg en Tokio, blijft of zij in volkenrechtelijk op zicht zin hebben gehad. Is er recht ge daan? Is het leed gewroken? Zijn aard se rechters in staat om namens de ge hele mensheid een adequate vergelding af te dwingen? De hoogleraar in het volkenrecht ant woordt voorzichtig: „Met de vonnissen van Neurenberg en Tokio is sterke nadruk gegeven aan de volkenrechtelijke regel die oorlog ver biedt. Die regel bestond allang, maar grote delen van de mensheid zijn zich dat pas bewust geworden door de uitkom sten van de processen in Neurenberg en Tokio. De gehele mensheid zal van die regel, die ook in het Handvest van de Ver enigde Naties is opgenomen, op de hoogte moeten komen. Pas dan gaat er ook van de bevolking een dwingende macht uit die de gezagsdragers op dit stuk in toom houdt". „In de westelijke wereld functioneert dit mechanisme al enigszins. Denk maar aan de geweldige oppositie van de En gelsen en Fransen tegen de Suez-invasie. Kijk maar naar Amerika voor wat Viet nam betreft. Oorlog is verboden. Het ont ketenen van een oorlog is een misdrijf jegens de mensheid en als zodanig zwaar strafbaar. Als Neurenberg en Tokio er toe hebben bijgedragen, dat regeringen minder snel naar de wapens grijpen, dan zijn deze processen een bijdrage geweest tot het voorkomen van een oorlog en een belangrijke stap naar de uiteindelijke wereldvrede. In deze zin hebben zij ze ker hun grote betekenis gehad", aldus prof. Röling. ADVERTENTIE Banken zijn in onze samenleving onmisbare instellingen en wij moeten eensgezind ijveren voor hun instand houding. Afgaande op de driftige ma nier waarop zij zich via de reclame media aanprijzen, hebben zij het niet gemakkelijk en wij vérrichten onge twijfeld een goede daad als wij zo veel mogelijk offertjes brengen die hun bestaanszekerheid bevorderen. Wij moeten ons geld niet in een spaarpot of een oude kous bewaren, maar naar de banken brengen. Ook onze looncentjes moeten wij onver wijld aan een bankinstelling toever trouwen. De banken belonen ons dan door drie percent rente zomaar cadeau te geven, maar dat is nog niet alles: als wij het geld dat wij op de bank heb ben gezet om een of andere dringen de reden terug willen hebben, krij gen wij het onmiddellijk. Wij kunnen nog méér doen. Wij moeten ook het geld dat wij voor onze dagelijkse behoeften nodig heb ben, naar de bank brengen. Zodra wij daardoor op zwart zaad zijn ko men te zitten, vragen wij de bank om een persoonlijke lening. De bank praat dan niet over het feit dat wij eerst ons geld komen brengen en het dan weer terug vragen, neen, zij rept daar niet van en geeft ons edelmoe dig een ruime lening van haar eigen geld. Natuurlijk kan zij dat niet voor niets doen, want er gaat een massa werk en romslomp inzitten. Zij ver strekt ons een lening en berekent daarvoor een kleine vergoeding in de vorm van ruim tien percent rente. Op die wijze geven wij de banken gelegenheid, ruim zeven cent winst te maken op iedere gulden die wij erheen brengen. Wat is nu zeven cent? Bovendien kost het ons niets, behalve dan dat wij naar die bank moeten lopen om het geld te brengen en het leengeld te halen. Dat is een kleine moeite. Het is bovendien een interessant ontmoetingspunt, zo'n bank. Men kan er vrinden en ken nissen tegenkomen en als men een beetje geluk heeft, kan men het hele proces van nabij volgen. Dan kan men zien hoe het guldentje dat tante Fien komt brengen en dat voor drie percent rente geboekt wordt, enkele minuten later aan neef Hugo wordt uitgeleend voor tieneneenhalf per cent. De ingewikkelde financiële ma chine waarop onze maatschappij loopt, kan men daar in over-gesim- plificeerde vorm aan het werk zien. Men moet zich natuurlijk hoeden voor scepticisme, ironie of nuchter heid. Men moet niet zo flauw wezen om zich af te vragen of het zowel voor tante Fien als voor neef Hugo niet voordeliger zou zijn geweest, wanneer tante haar guldentje buiten op de stoep aan neef Hugo had uit geleend tegen vijf percent. Want met zulke ernstige zaken als financiën moet men geen grapjes maken. Van grapjes houden de banken niet en dat is maar goed ook. Laatst kwam een middelbaar echt paar aan de balie van een bank en liet een uitgeknipte advertentie zien. In die advertentie stond, dat de bank tenvolle bereid was aan iedereen zon der aanzien des persoons tien- of twintig- of dertigduizend guldens te lenen, natuurlijk tegen tieneneenhalf percent, dat spreekt vanzelf, maar daar was de kous dan ook helemaal mee af. Geen gezeur over borgstel ling of onderpand of andere tierlan- tijntjes. En als de lener voor de af lossing zou komen te overlijden, zo vertelde de advertentie, dan verviel de schuld. Dat risico nam de bank graag, zei de advertentie, als men maar zo goed was om bij haar te komen lenen en niet bij een con current. Het middelbare echtpaar wilde tienduizend guldens lenen. Dat kon. Natuurlijk moest er wel een formu liertje worden ingevuld, nou ja, als je bij de gemeente een vuilnisbak in leen wil hebben moet je vijf formu lieren invullen, dus daar kon nie mand over vallen. Het middelbare echtpaar viel er ook niet over, maar het vertelde wel dat op het formu liertje de naam van de vader van vrouwszijde moest staan, want hij was eigenlijk de man die de tiendui zend wilde lenen maar hij kon niet komen. Daar viel de man van de bank op zijn beurt ook niet over. Meneer was zeker aan het werk, of op reis? Nee, meneer was niet wel, met andere woorden, meneer was ziekjes. De man van de bank zei te hopen dat meneer gauw weer hersteld zou wezen en dan even zijn handteke- nig zou komen zetten. Maar het mid delbare echtpaar keek zichzelf be denkelijk aan en zei toen, dat vader van vrouwszijde waarschijnlijk niet gauw zou kunnen komen, dat wil zeggen, helemaal niet zou kunnen komen, want vader van vrouwszijde was tweeënnegentig en hij lag op het randje. Kijk, daar viel nou die meneer van de bank verschrikkelijk over. En het middelbare echtpaar vroeg hem be leefd om aan te wijzen in de adver tentie waar nu eigenlijk stond dat men geen tweeënnegentig mocht zijn en niet op het randje mocht liggen, om geld te kunnen lenen. Het stond nergens, maar toch bleek het niet te kunnen. In advertenties staat natuurlijk nooit alles. Zij prikkelen daandoor wel eens de nieuwsgierigheid. Laatst stond in deze uw en mijn krant een advertentie van een modezaak die om personeel vroeg. „Bij ons kunt u zelf uitmaken of u verkoper of ver koopster wilt worden", stond er. Men zou denken dat zo'n zaak wel heel goede betrekkingen met de vereni ging voor seksuele hervorming moet hebben. Is met het invallen en verglijden van de vakantietijd de rust aan het confessioneel-politieke front weerge keerd? Behalve in Noord-Ierland, waar onze eigen Tachtigjarige Oorlog nog blijkt te kwispelen met zijn pseudo-christelijke staart, schijnt overal ter wereld de vrede tussen strijdbare confessionele groepen ge tekend te zijn. Men hoort ook wei nig meer van ruzie tussen radicalen en traditionelen, zelfs in Rome zwijgt men over de gehuwde Nederlandse priesters en ook het Michael-legioen is reeds aan zijn winterslaap begon nen. Er treden nog druppelsgewijs paters en nonnen uit, hier en daar probeert een eenzame dominee zijn kudde te wennen aan zwarte schapen in minirokken, maar het vuur van enige tijd geleden is uitgebrand. Of lijkt het maar zo? Toch zijn de christenen nog steeds onderweg in de woestijn van de mo derne samenleving. Zij zwerven nog tussen oases van traditie en folklore en zoeken hun route door het zand van onzekerheden. In sommige lan den zijn zij gewillige lijfeigenen van de gevestigde politieke orde, in an dere oorden prediken zij de oppositie omwille van de sociale vervulling van hun leer. Maar grote schokken blijven uit. Toch is het opmerkelijk dat na de beroeringen van de laatste jaren niet méér dingen radicaal veranderd en niet méér geesten naar de bron der waarheid zijn teruggekeerd. Zelfs kleine waarheden zijn onontdekt ge bleven, ofschoon de felle wind van de Grote Verandering alles bloot scheen te willen blazen. Er is eigen lijk niet veel méér bloot gekomen dan wat vrouwenvlees in enge uit stalkastjes, afgebeeld op lugubere blaadjes, of geprojecteerd op het filmdoek. Er is eigenlijk niet eens één blad zijde van de oeroude, heilige boeken schoongewaaid, noch van de bijbel, noch van de koran, noch van de gita, noch van de talmoed. Of misschien een enkel regeltje wel, maar het heeft geen gigantische revoluties ontketend in de harten van de mensen. Men mag dat wellicht ook niet verwachten, omdat men te kort leeft en zich ten onrechte verbeeldt dat men uitverkoren getuige zal zijn van grootse dingen in de historie. Het is echter een begrijpelijke menselijke zwakheid, dat hij grootse dingen wil zien gebeuren die zijn gemoed verwarmen en hem tranen van vreugde in de ogen brengen. Hij is veeleisend en hoogmoedig. Hij heeft geen recht op grootse dingen, zelfs niet op kleine grootse dingen. Eenige weken geleden vroeg een Utrechts actiecomité aan kardinaal Alfrink of hij een stuk van zijn grote tuin beschikbaar wilde stellen om er een kinderspeelplaats te vestigen voor de kleintjes uit de buurt. Kar dinaal Alfrink is een eerbiedwaardig en goedaardig man. Hij moest echter weigeren, omdat hij vreesde dat zijn „privacy" schade zou lijden. Natuurlijk had hij gelijk. Een kerkprins heeft recht op „privacy" en er zijn in Utrecht gefortuneerde lie den genoeg met nog grotere tuinen. Maar als men zoiets leest, ziet men in gedachten de bladzijde open- waaien van het Nieuwe Testament, waar de simpele woorden gedrukt staan: „Laat de kleinen tot Mij ko men. en men zou er een stuk van zijn eigen ziel en zaligheid voor over hebben gehad als kardinaal Alfrink dié woorden zou hebben gezegd en zijn armen zou hebben uitgebreid omdat een kleine, éénregelige waar heid aan hem was geopenbaard als de uitverkoren wegbereider van de Grote Waarheid. Tranen van vreugde om een grootse gebeurtenis ver geet het maar. Het Leven is groots, maar een mensenleven is saai en dor en kort en er gebeurt eigenlijk hele maal niéts in.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 11