„KEIZER HIROHITO WAS
GEEN OORLOGSMISDADIGER
Hoe is het ontstaan
Prof. B. Röling, Nederlandse
rechter in Tokio-tribunaal:
Krul van een boom
Machteloze vorst had
regering te gehoorzamen
GROEN Co
Samen op de bank
Prikkelend
Tranen
van vreugde
VRIJDAG 14 AUGUSTUS 1970
ppwipiii
door
Dit woord:
TOVENAAR
Dit woord:
GRIJSAARD
Dit woord: BEST JE
Dit woord: ZORG
Keizer zonder macht
Aanwijzing
Geen oorlogsmisdadiger
Oorlog verboden
Het lijkt alsof een reus de krul
in deze palmboom heeft gebogen,
maar niets is minder waar. Enige
jaren geleden werd de boom, die
in de tuin staat van mevrouw Da
niel Lloyd in St. Petersburg in
Florida, door de bliksem getrof
fen. Het gevolg was deze wonder
lijke vergroeiing.
Centrale Verwarming
IDEAL-STANDARD Gasketels
Het woord zou eigenlijk toveraar
moeten luiden met een r in het mid
den, want het werkwoord is toveren.
En inderdaad kent het Middelneder
lands de vorm toverare. Toen schreef
men terecht ook kamerier in plaats
van kamenier voor kamerjuffer. De
vormen met r werden tot in de 18e
eeuw gebruikt.
De betekenis van tovenaar is natuur
lijk: iemand die bovennatuurlijke din
gen kan verrichten en vroeger be
schouwde men herp als iemand die
een verbond met de duivel had ge
sloten. De kleur die bij satan en tove
naar hoort is het rood. In het Angel
saksisch bestond een woord teafor dat:
menie, rode verf betekende. Misschien
is dus tovenaar: de man die met de
kleur rood werkt.
Met het woord aard in de beteke
nis: eigenschap, wezen, karakter heeft
het tweede deel van het woord grijs
aard niets te maken. Het is een ach
tervoegsel waarmee vroeger persoons
namen werden gevormd, die meestal
een ongunstige betekenis hadden. Dat
is met grijsaard nu niet meer het ge
val, maar in het Middelnederlands be
tekende dit woord- grijskop, knorre
pot. Andere zulke woorden waren:
grongaert (brompot) musaert (druil
oor), ledigaert (luiaard) en nog enke
le meer.
Het achtervoegsel -aard heeft het
Nederlands aan het Frans -ard ont
leend, maar dit -ard stamt weer uit
het Germaans -hard dat in persoons
namen als Bemhard en Reginhard
heel gewoon was. Het is verzwakt tot
-erd in woorden als: sufferd, (oude)
snoeperd en enkele andere.
Het woord bestje of besje voor: ou
de, afgeleefde vrouw wordt thans niet
veel meer gebruikt, maar het is een
aardig voorbeeld hoe de taal van sa
mengestelde woorden weer enkelvoudi
ge maakt. Bestje is namelijk in de
omgangstaal verkort uit bestemoeder,
een woord dat in Scandinavische talen
nog bestaat in de betekenis: grootmoe
der. Op dezelfde wijze zijn andere sa
menstellingen met moeder verkort:
min komt van minnemoeder (zoog
ster, voedster) en baker van baker
moeder. Naast de vorm moeder komt
de vertrouwelijker klinkende vorm
moer voor evenals vaar voor vader in
woorden als praatvaar en bestevaar,
de bijnaam die men vroeger aan zee
helden gaf.
Een voorbeeld van een woord dat in
allerlei betekenisschakeringen voor
komt, is het woord zorg. Men zie de
volgende zinnen: na het eten placht
hij een dutje te doen in de zorg. Hij
verkeerde in grote zorg om de ziekte
vóin zijn vrouw. Dat handwerk is met
zorg gemaakt. Ik ga een bezoekje af
steken bij onze oude zorg. De vier be
tekenissen van het woord zorg in deze
voorbeelden zijn: zorgstoel, dat wil
zeggen leunstoel met hoge rug; onge
rustheid; toewijding; oude dienstbode,
dus: iemand die lang en goed heeft
gezorgd.
De grondbetekenis van zorg is: on
gerustheid, angst (tweede voorbeeld)
Wie ongerust is gaat maatregelen ne
men, gaat zorgen, opletten (derde
voorbeeld). Naar waarom heet een ge
makkelijke stoel een zorg? Omdat mer
er in uitrust van z'n zorgen?
(Van een medewerker)
DEN HAAG Terugzien op de
capitulatie van Japan, nu vijfentwin
tig jaar geleden, betekent terugzien
op de eerste tegen de mensheid ge
richte kernexplosies, de atoombom
men op Hiroshima en Nagasaki. Het
betekent ook terugzien op de tumul
tueuze tijd daarna, toen de Ameri
kaanse generaal Douglas MacArthur
de bestuurskoorden van het op de
knieën gedwongen imperium in han
den kreeg en zelfs de als een godheid
vereerde keizer naar zijn pijpen kon
laten dansen. Van de persoon van de
keizer, die de oorlog in het oosten
niet leidde, maar hem gedurende
vier jaar ook niet beëindigde, hoewel
hij dat waarschijnlijk in zijn macht
had, is een sprong te maken naar het
grootste proces, dat ooit in de ge
schiedenis de mensheid heeft bezig
gehouden.
Het proces tegen de Japanse oorlogs
misdadigers, 27 in getal, duurde van
april 1946 tot oktober 1948. Rechters uit
de elf landen, waarmee Japan in oorlog
was geweest, spraken zeven doodvonnis
sen uit die later werden voltrokken. Veer
tien verdachten legden zij langdurige ge
vangenisstraffen op, één werd krankzin
nig verklaard, twee stierven tijdens het
proces. Het proces-verbaal van deze mon
sterzitting beslaat 49.858 bladzijden.
De Japanse keizer stond niet terecht.
Tegen de mening van velen in werd hij
niet als oorlogsmisdadiger beschouwd. De
vraag: Waarom niet? kan in ons land
het best worden beantwoord door de eni
ge Nederlandse rechter in het tribunaal,
prof. mr. B. V. A. Röling, thans direc
teur van het Polemologisch (vraagstuk
ken van oorlog en vrede bestuderend) In
stituut van de Rijksuniversiteit in Gro
ningen.
Hij zegt: „Vijf dagen nadat de atoom
bommen waren gevallen was de oorlog
afgelopen. Het is heel begrijpelijk dat de
mening heeft postgevat, dat het de kern
explosies waren die Japan definitief de
den buigen. Maar het blijft een open
vraag. Natuurlijk, de mensen in de con
centratiekampen in Japan, in Birma en in
Indonesië hadden alle aanleiding te gelo
ven dat zij, als de geallieerde legers tot
een invasie in Japan hadden moeten over
gaan, vermoord zouden worden. Dat is
in de oorlogsgeschiedenis al vaker ge
beurd. Voor deze mensen betekende de
atoombommen en de bliksemsnelle capitu
latie, die erop volgde, het einde van hun
zorgwekkende situatie.
In Amerika is betoogd, dat een inva
sie één miljoen doden aan geallieerde zij
de zou hebben gekost en ettelijke miljoe
nen slachtoffers aan Japanse kant. Ook
dat mag waar zijn, maar men moet ook
niet vergeten, dat die bommen miljar
den dollars hadden gekost. Er was ja
renlang aan gewerkt door vele geleerden
Dergelijke grote wapens hebben de ten
dens in zich om, als ze er eenmaal zijn,
ook gebruikt te worden".
Professor Röling is van mening dat de
atoombommen ook moesten dienen als
een waarschuwing aan de Russen. „De
Verenigde Staten wilden vóór de confe
rentie van Potsdam, waar over de na
oorlogse situatie zou worden onderhan
deld, hun grootste troefkaart laten zien
aan de Sovjet-Unie. „Churchill wenste die
conferentie zo gauw mogelijk na de ca
pitulatie van Duitsland, maar Truman
heeft haar met de vreemdste smoesjes
steeds weer weten op te schuiven, totdat
de proefexplosies in de woestijn van
Nieuw-Mexico succes hadden op gele
verd."
Over de vermeende uitwerking van de
atoombommen op de Japanners heeft de
Groningse hoogleraar thans na zoveel ja
ren een duidelijk afgeronde mening,
die niet vóór het gooien van de bommen
pleit.
„Men wilde een schokwerking op de
Japanse bevolking. Maar men heeft
zich niet gerealiseerd dat dit effect
niet tot de Japanners doordrong, niet
kón doordringen, want zij wisten niet
wat er gebeurd was. Vóór Hiroshima
was de term „atoombom" niet be
kend. De proefexplosies waren in het
diepste geheim gehouden. Na de bei
de bombardementen was er zegge
en schrijve één Japanner, die zei:
„Dit moet een kernexplosie zijn ge
weest." Maar die man was dan ook
kernfysicus. De gewone mensen be
grepen er niets van. Zij waren door
de gevolgen die eerste dagen ook
niet buitengewoon geschokt, want er
stierven dagelijks al 125.000 mensen
tengevolge van conventionele bombar
dementen. Dat ging al maandenlang
zo. Door brandbommen op die hou
ten huisjes werden de mensen levend
gecremeerd."
„Hebben de bommen dan totaal geen
zin gehad?"
„Die vraag is heel moeilijk te beant
woorden. In Japan waren er al velen
die beseften dat de oorlog verloren was.
Begin januari 1945 rapporteerden de in
lichtingendiensten aan Truman dat hel
land rijp was voor capitulatie. Maar het
gebeurde niet. De keizer was geen macht
hebber. Tijdens het proces is mij volko
men duidelijk geworden dat hij een con
stitutioneel machteloos vorst was, die
slechts had te doen wat de regering hem
voorschreef. Hij mag dan ook niet wor
den vergeleken met Hitier. Het dictator
schap was hem vreemd. Slechts twee
keer heeft hij zich persoonlijk met de
landspolitiek bemoeid. De eerste keer
was in 1931 ten tijde van de interventie
in Mandsjoerije, waar hij tegen was.
Toen hij zich in die zin uitliet werd hem
te verstaan gegeven, dat hij zijn boekje
als constitutioneel monarch te buiten
ging. De tweede keer was bij de capitu
latie in 1945. De werkelijk drijvende
krachten achter de oorlog waren de jon
ge nationalistisch ingestelde militairen.
Zij wensten te vechten en bleven ook
doorvechten toen de zaak al hopeloos
was, louter en alleen om de functie van
de keizer in ere te houden."
„Hier hebben we te maken met die
merkwaardige halfmystieke verering van
de keizer, die in het vooroorlogse Japan
in zwang was. Toen de regering allang
had afgezien van alle voorwaarden, waar
op een capitulatie zou kunnen worden
aangeboden, bleef één eis gehandhaafd:
de keizer'moest keizer blijven.
Het ongelukkige was, dat de verkla
ring van Potsdam zich over die kwestie
niet duidelijk uitsprak. Truman had er
voor zichzelf reeds in toegestemd, maar
in zijn memoires is te lezen, dat hij dit
niet durfde te zeggen uit vrees de publie
ke opinie in de Verenigde Staten tegen
zich te krijgen. Van Australische kant
was zelfs een formeel voorstel ingediend
de keizer niet alleen af te zetten, maar
hem ook als oorlogsmisdadiger te be
rechten. Dat was het grote struikelblok
voor de nationalistische krachten in Ja
pan. Truman wist dat, de Japankenners
onder zijn adviseurs wisten dat en Mac
Arthur had reeds onomwonden verklaard
dat hij Japan nooit zou kunnen besturen
zonder de aanwezigheid van de keizer.
„Er is toen door Tokio een nadere uit
leg van de verklaring van Potsdam ge
vraagd. De geallieerden antwoordden,
dat de keizer de bevelen zou hebben op
te volgen van de geallieerde opperbevel
hebber. Dit was een duidelijke aanwij
zing, dat hij op de troon mocht blijvn,
maar een belangrijk deel van de Japanse
machthebbers achtte haar niet voldoen
de. In de keizerlijke raad heeft Hirohito
PROF. B. RÖLING
medio augustus 1945 zelf de knoop door
gehakt. Hij gaf als zijn mening te kennen,
dat de oorlog uit moest zijn. Die verkla
ring is op een grammofoonplaat gezet en
de volgende dag via de radio uitgezon
den. Alle Japanners konden het horen.
De keizer had gesproken en de stem van
de keizer was almachtig. De oorlog was
ten einde."
Ook in deze interventie van de keizer
ziet professor Röling een duidelijk be
wijs voor de stelling welke hij geduren
de het gehele proces is blijven verdedi
gen, namelijk dat de keizer het niet ver
diende als oorlogsmisdadiger te worden
beschouwd. Hij heeft deze mening ook
ten aanzien van 5 van de 27 beklaagden
verkondigd, evenwel zonder succes.
„In vijf gevallen heb ik op vrijspraak
aangedrongen. Twee keer betrof het be
roepsdiplomaten, die minister van Bui
tenlandse Zaken waren geweest, Togo en
Shigemitsu. Shigemitsu was naar mijn
overtuiging tijdens de oorlog tot het Ja
panse kabinet toegetreden om de oorlog
zo spoedig mogelijk te beëindigen. Zo ie
mand moet je niet straffen, die moet je
eren. Hij heeft zeven jaar gevangenis
straf gekregen. Zodra hij vrijkwam werd
hij opnieuw minister van Buitenlandse
Zaken. In New York is hij zelfs door
MacArthur ontvangen, wel een bewijs
voor mijn stelling. Ik weet niet waarom
de andere rechters tijdens het proces zo
op zijn veroordeling aandrongen. Ik denk
dat de Russen zijn hoofd eisten."
„Togo was eigenlijk een overeenkom
stig geval. Ik achtte die man onschuldig.
Hij was gehuwd met een Duitse. Die
vrouw heeft elke dag van het proces,
tweeënhalf jaar lang, op dezelfde plaats
in de rechtszaal de zittingen bijgewoond.
Haar man is tenslotte tot twaalf jaar
veroordeeld en in de gevangenis gestor
ven.
Mevrouw Togo heb ik later in Den
Haag nog eens gesproken. Ik was uitge
nodigd voor een diner bij de Japanse
ambassadeur, maar ik ging er een uur
tje eerder heen, speciaal om haar mijn
respect te betuigen".
Een kardinale vraag, een kwarteeuw
na de processen van Neurenberg en
Tokio, blijft of zij in volkenrechtelijk op
zicht zin hebben gehad. Is er recht ge
daan? Is het leed gewroken? Zijn aard
se rechters in staat om namens de ge
hele mensheid een adequate vergelding
af te dwingen?
De hoogleraar in het volkenrecht ant
woordt voorzichtig:
„Met de vonnissen van Neurenberg en
Tokio is sterke nadruk gegeven aan de
volkenrechtelijke regel die oorlog ver
biedt. Die regel bestond allang, maar
grote delen van de mensheid zijn zich
dat pas bewust geworden door de uitkom
sten van de processen in Neurenberg en
Tokio. De gehele mensheid zal van die
regel, die ook in het Handvest van de Ver
enigde Naties is opgenomen, op de hoogte
moeten komen. Pas dan gaat er ook van
de bevolking een dwingende macht uit
die de gezagsdragers op dit stuk in toom
houdt".
„In de westelijke wereld functioneert
dit mechanisme al enigszins. Denk maar
aan de geweldige oppositie van de En
gelsen en Fransen tegen de Suez-invasie.
Kijk maar naar Amerika voor wat Viet
nam betreft. Oorlog is verboden. Het ont
ketenen van een oorlog is een misdrijf
jegens de mensheid en als zodanig zwaar
strafbaar. Als Neurenberg en Tokio er
toe hebben bijgedragen, dat regeringen
minder snel naar de wapens grijpen, dan
zijn deze processen een bijdrage geweest
tot het voorkomen van een oorlog en een
belangrijke stap naar de uiteindelijke
wereldvrede. In deze zin hebben zij ze
ker hun grote betekenis gehad", aldus
prof. Röling.
ADVERTENTIE
Banken zijn in onze samenleving
onmisbare instellingen en wij moeten
eensgezind ijveren voor hun instand
houding. Afgaande op de driftige ma
nier waarop zij zich via de reclame
media aanprijzen, hebben zij het niet
gemakkelijk en wij vérrichten onge
twijfeld een goede daad als wij zo
veel mogelijk offertjes brengen die
hun bestaanszekerheid bevorderen.
Wij moeten ons geld niet in een
spaarpot of een oude kous bewaren,
maar naar de banken brengen. Ook
onze looncentjes moeten wij onver
wijld aan een bankinstelling toever
trouwen.
De banken belonen ons dan door
drie percent rente zomaar cadeau te
geven, maar dat is nog niet alles: als
wij het geld dat wij op de bank heb
ben gezet om een of andere dringen
de reden terug willen hebben, krij
gen wij het onmiddellijk.
Wij kunnen nog méér doen. Wij
moeten ook het geld dat wij voor
onze dagelijkse behoeften nodig heb
ben, naar de bank brengen. Zodra
wij daardoor op zwart zaad zijn ko
men te zitten, vragen wij de bank
om een persoonlijke lening. De bank
praat dan niet over het feit dat wij
eerst ons geld komen brengen en het
dan weer terug vragen, neen, zij rept
daar niet van en geeft ons edelmoe
dig een ruime lening van haar eigen
geld. Natuurlijk kan zij dat niet voor
niets doen, want er gaat een massa
werk en romslomp inzitten. Zij ver
strekt ons een lening en berekent
daarvoor een kleine vergoeding in de
vorm van ruim tien percent rente.
Op die wijze geven wij de banken
gelegenheid, ruim zeven cent winst
te maken op iedere gulden die wij
erheen brengen. Wat is nu zeven
cent? Bovendien kost het ons niets,
behalve dan dat wij naar die bank
moeten lopen om het geld te brengen
en het leengeld te halen. Dat is een
kleine moeite. Het is bovendien een
interessant ontmoetingspunt, zo'n
bank. Men kan er vrinden en ken
nissen tegenkomen en als men een
beetje geluk heeft, kan men het hele
proces van nabij volgen. Dan kan
men zien hoe het guldentje dat tante
Fien komt brengen en dat voor drie
percent rente geboekt wordt, enkele
minuten later aan neef Hugo wordt
uitgeleend voor tieneneenhalf per
cent. De ingewikkelde financiële ma
chine waarop onze maatschappij
loopt, kan men daar in over-gesim-
plificeerde vorm aan het werk zien.
Men moet zich natuurlijk hoeden
voor scepticisme, ironie of nuchter
heid. Men moet niet zo flauw wezen
om zich af te vragen of het zowel
voor tante Fien als voor neef Hugo
niet voordeliger zou zijn geweest,
wanneer tante haar guldentje buiten
op de stoep aan neef Hugo had uit
geleend tegen vijf percent. Want met
zulke ernstige zaken als financiën
moet men geen grapjes maken.
Van grapjes houden de banken
niet en dat is maar goed ook.
Laatst kwam een middelbaar echt
paar aan de balie van een bank en
liet een uitgeknipte advertentie zien.
In die advertentie stond, dat de bank
tenvolle bereid was aan iedereen zon
der aanzien des persoons tien- of
twintig- of dertigduizend guldens te
lenen, natuurlijk tegen tieneneenhalf
percent, dat spreekt vanzelf, maar
daar was de kous dan ook helemaal
mee af. Geen gezeur over borgstel
ling of onderpand of andere tierlan-
tijntjes. En als de lener voor de af
lossing zou komen te overlijden, zo
vertelde de advertentie, dan verviel
de schuld. Dat risico nam de bank
graag, zei de advertentie, als men
maar zo goed was om bij haar te
komen lenen en niet bij een con
current.
Het middelbare echtpaar wilde
tienduizend guldens lenen. Dat kon.
Natuurlijk moest er wel een formu
liertje worden ingevuld, nou ja, als
je bij de gemeente een vuilnisbak in
leen wil hebben moet je vijf formu
lieren invullen, dus daar kon nie
mand over vallen. Het middelbare
echtpaar viel er ook niet over, maar
het vertelde wel dat op het formu
liertje de naam van de vader van
vrouwszijde moest staan, want hij
was eigenlijk de man die de tiendui
zend wilde lenen maar hij kon niet
komen.
Daar viel de man van de bank op
zijn beurt ook niet over. Meneer was
zeker aan het werk, of op reis? Nee,
meneer was niet wel, met andere
woorden, meneer was ziekjes.
De man van de bank zei te hopen
dat meneer gauw weer hersteld zou
wezen en dan even zijn handteke-
nig zou komen zetten. Maar het mid
delbare echtpaar keek zichzelf be
denkelijk aan en zei toen, dat vader
van vrouwszijde waarschijnlijk niet
gauw zou kunnen komen, dat wil
zeggen, helemaal niet zou kunnen
komen, want vader van vrouwszijde
was tweeënnegentig en hij lag op
het randje.
Kijk, daar viel nou die meneer van
de bank verschrikkelijk over. En het
middelbare echtpaar vroeg hem be
leefd om aan te wijzen in de adver
tentie waar nu eigenlijk stond dat men
geen tweeënnegentig mocht zijn en niet
op het randje mocht liggen, om geld te
kunnen lenen. Het stond nergens,
maar toch bleek het niet te kunnen.
In advertenties staat natuurlijk
nooit alles. Zij prikkelen daandoor
wel eens de nieuwsgierigheid. Laatst
stond in deze uw en mijn krant een
advertentie van een modezaak die
om personeel vroeg. „Bij ons kunt u
zelf uitmaken of u verkoper of ver
koopster wilt worden", stond er. Men
zou denken dat zo'n zaak wel heel
goede betrekkingen met de vereni
ging voor seksuele hervorming moet
hebben.
Is met het invallen en verglijden
van de vakantietijd de rust aan het
confessioneel-politieke front weerge
keerd? Behalve in Noord-Ierland,
waar onze eigen Tachtigjarige Oorlog
nog blijkt te kwispelen met zijn
pseudo-christelijke staart, schijnt
overal ter wereld de vrede tussen
strijdbare confessionele groepen ge
tekend te zijn. Men hoort ook wei
nig meer van ruzie tussen radicalen
en traditionelen, zelfs in Rome zwijgt
men over de gehuwde Nederlandse
priesters en ook het Michael-legioen
is reeds aan zijn winterslaap begon
nen. Er treden nog druppelsgewijs
paters en nonnen uit, hier en daar
probeert een eenzame dominee zijn
kudde te wennen aan zwarte schapen
in minirokken, maar het vuur van
enige tijd geleden is uitgebrand. Of
lijkt het maar zo?
Toch zijn de christenen nog steeds
onderweg in de woestijn van de mo
derne samenleving. Zij zwerven nog
tussen oases van traditie en folklore
en zoeken hun route door het zand
van onzekerheden. In sommige lan
den zijn zij gewillige lijfeigenen van
de gevestigde politieke orde, in an
dere oorden prediken zij de oppositie
omwille van de sociale vervulling
van hun leer. Maar grote schokken
blijven uit.
Toch is het opmerkelijk dat na de
beroeringen van de laatste jaren niet
méér dingen radicaal veranderd en
niet méér geesten naar de bron der
waarheid zijn teruggekeerd. Zelfs
kleine waarheden zijn onontdekt ge
bleven, ofschoon de felle wind van
de Grote Verandering alles bloot
scheen te willen blazen. Er is eigen
lijk niet veel méér bloot gekomen
dan wat vrouwenvlees in enge uit
stalkastjes, afgebeeld op lugubere
blaadjes, of geprojecteerd op het
filmdoek.
Er is eigenlijk niet eens één blad
zijde van de oeroude, heilige boeken
schoongewaaid, noch van de bijbel,
noch van de koran, noch van de gita,
noch van de talmoed. Of misschien
een enkel regeltje wel, maar het
heeft geen gigantische revoluties
ontketend in de harten van de
mensen.
Men mag dat wellicht ook niet
verwachten, omdat men te kort leeft
en zich ten onrechte verbeeldt dat
men uitverkoren getuige zal zijn van
grootse dingen in de historie.
Het is echter een begrijpelijke
menselijke zwakheid, dat hij grootse
dingen wil zien gebeuren die zijn
gemoed verwarmen en hem tranen
van vreugde in de ogen brengen. Hij
is veeleisend en hoogmoedig. Hij
heeft geen recht op grootse dingen,
zelfs niet op kleine grootse dingen.
Eenige weken geleden vroeg een
Utrechts actiecomité aan kardinaal
Alfrink of hij een stuk van zijn grote
tuin beschikbaar wilde stellen om er
een kinderspeelplaats te vestigen
voor de kleintjes uit de buurt. Kar
dinaal Alfrink is een eerbiedwaardig
en goedaardig man. Hij moest echter
weigeren, omdat hij vreesde dat zijn
„privacy" schade zou lijden.
Natuurlijk had hij gelijk. Een
kerkprins heeft recht op „privacy" en
er zijn in Utrecht gefortuneerde lie
den genoeg met nog grotere tuinen.
Maar als men zoiets leest, ziet men
in gedachten de bladzijde open-
waaien van het Nieuwe Testament,
waar de simpele woorden gedrukt
staan: „Laat de kleinen tot Mij ko
men. en men zou er een stuk van
zijn eigen ziel en zaligheid voor over
hebben gehad als kardinaal Alfrink
dié woorden zou hebben gezegd en
zijn armen zou hebben uitgebreid
omdat een kleine, éénregelige waar
heid aan hem was geopenbaard als
de uitverkoren wegbereider van de
Grote Waarheid. Tranen van vreugde
om een grootse gebeurtenis ver
geet het maar. Het Leven is groots,
maar een mensenleven is saai en dor
en kort en er gebeurt eigenlijk hele
maal niéts in.